direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Agrarische Enclave en Speuld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0233.BPbagrenclave-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

De gemeente is voornemens haar grondgebied te voorzien van een actuele juridisch-planologische regeling. Aanleiding tot het actualiseren en digitaliseren van de bestemmingsplannen is het feit, dat de huidige bestemmingsplannen al geruime tijd gelden en daardoor niet altijd voldoende actueel zijn. Meer dan voorheen dwingt de Wet ruimtelijke ordening (Wro) gemeenten tot het actueel houden van de bestemmingsplannen en daarbij toepassing te geven aan de nieuwe standaarden (SVBP/IMRO). Het voorgaande vormt de voornaamste reden voor het opstellen van onderhavig bestemmingsplan Buitengebied Agrarische Enclave en Speuld.

Het bestemmingsplan Buitengebied Agrarische Enclave en Speuld draagt hoofdzakelijk het karakter van een conserverend plan. Conserveren betekent, dat de bestaande planologische ruimte uit de vigerende plannen zoveel mogelijk in het nieuwe bestemmingsplan wordt vastgelegd. Uitzondering hierop vormen illegale situaties die ruimtelijk gezien niet gewenst zijn.

Het resultaat is een duidelijk, werkbaar en toegankelijk plan voor zowel interne gebruikers binnen de gemeente als voor externe gebruikers. Het plan is afgestemd op actuele wet- en regelgeving en beleidskaders. Het plan leidt bovendien tot een eenduidig planologisch regime voor het plangebied, dat de huidige diversiteit aan planologische regelingen vervangt.

1.2 Doel

De doelstelling is het vaststellen van een actueel, digitaal bestemmingsplan voor het plangebied met een overwegend conserverend karakter. Het betreft de actualisering van het bestaande juridische kader voor de bestaande bebouwing en gebruik, waarbij wordt voldaan aan alle moderne eisen ten aanzien van bestemmingsplannen (Wro, Bro, Wabo en RO Standaarden). In beginsel vinden er geen inhoudelijke beleidswijzigingen plaats ten opzichte van de geldende bestemmingsplannen. In hoofdstuk 6 wordt hier nader op ingegaan.

1.3 Plangebied

De ligging en de globale begrenzing van het plangebied is weergegeven in afbeelding 1.1. De kleine ovaal aan de westkant omvat het buurtschap Drie, de grote ovaal aan de oostkant omvat de overige buurtschappen en omliggende natuur- en landbouwgronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPbagrenclave-0401_0001.jpg"

Figuur 1.1: Globale ligging plangebied Buitengebied Agrarische Enclave en Speuld

1.4 Vigerende regelingen

Tot het moment waarop dit nieuwe bestemmingsplan in werking treedt, gelden de volgende bestemmingsplannen:

  • Agrarische enclave 2002 / herziening 2007;
  • Wijzigingsplan 1 en 2 agrarische enclave 2002
  • Wijzigingsplan 1 en 2 agrische enclave herziening 2007;
  • Speuld 1979;
  • Woningbouw Speuld 1999;
  • Garderenseweg 394;
  • Buurtweg 75 en Leuvenumseveld 13;
  • Paleisweg 205;
  • Buitengebied 1983;
  • Garderenseweg 158a.

Daarnaast is er een aantal wijzigings- en uitwerkingsplannen vastgesteld van grotere en kleinere omvang. Dit betreft overwegend bestemmingsplannen, waarvoor met de wijzigingsbevoegdheid of de uitwerkingsplicht uit het moederplan de plankaart is gewijzigd, waarbij de regels uit het moederplan van toepassing zijn gebleven. In de retrospectieve toets (hoofdstuk 6) wordt aandacht besteed aan de vigerende regelingen en hoe deze zijn vertaald in onderhavig bestemmingsplan.

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de huidige situatie van het plangebied. Hierbij gaat het zowel om de ruimtelijke structuur als de aanwezige functies. Tevens wordt ingegaan op de ontstaansgeschiedenis. Hoofdstuk 3 beschrijft in hoofdlijnen de beleidsdocumenten die ten aanzien van het plangebied gelden. In hoofdstuk 4 worden de relevante omgevingsaspecten, zoals milieutechnische randvoorwaarden en de historische kwaliteiten behandeld. Hoofdstuk 5 geeft een beschrijving van de uitgangspunten van het plan. Hoofdstuk 6 omvat een retrospectieve toets die inzicht geeft in de overeenstemming en discrepanties tussen de vigerende bestemmingen, het huidige gebruik en dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 7 wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. De economische uitvoerbaarheid worden besproken in hoofdstuk 8. Als laatste komen in hoofdstuk 9 de inspraakreacties en het wettelijk vooroverleg aan bod.

Hoofdstuk 2 Plangebied

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Ermelo is een oud dorp, de oorsprong gaat ten minste 1150 jaar terug. Lange tijd was Ermelo een klein dorp met enkele boerderijen, een kerk, een molen, een herberg, huizen van de predikant en koster en die van ambachtslieden, zoals de smid, de kleermaker en de bakker. In de 18e eeuw werd Ermelo beschreven als een "matig dorp, waar men enig bouwland vindt". De aanleg van de Zuiderzeestraatweg zorgde er rond 1830 voor dat dit deel van de Veluwe beter werd ontsloten. Vanaf 1882 veranderde er nog meer: Ermelo kreeg een spoorweghalte.

Na de Tweede Wereldoorlog breidde Ermelo zich snel uit. De komst van veel defensiepersoneel en de heersende woningnood maakten de aanleg van nieuwe woonwijken noodzakelijk. Eerst werd de voormalige Ermelose Enk bebouwd; later volgden de bebouwing in Ermelo-Oost, Zuid en West en de bebouwing rond de voormalige Schoolweg in Oost. In 1972 deed zich het unieke feit voor dat een gemeente werd gesplitst. De "oude" gemeente werd in twee delen verdeeld: de gemeente Nunspeet en een nieuwe gemeente Ermelo.

Naast de kern Ermelo kent de gemeente de buurtschappen Horst, Telgt, Tonsel, Leuvenum, Staverden, Speuld, de Beek, Houtdorp en Drie. Met uitzondering van Horst, Telgt en Tonsel liggen deze buurtschappen binnen het plangebied Agrarische Enclave. De historie van deze buurtschappen gaat ver terug. Zo wordt Drie voor het eerst vermeld in 855, kreeg Staverden in 1298 stadsrechten en gaat ook de historie van Leuvenum en Speuld terug tot de 13e eeuw. In Leuvenum bevindt zich het landgoed en Huis te Leuvenum, dat begin 20e eeuw werd opgericht door Cornelis Johannes Sandberg, naar wie nu nog een straatnaam in het plangebied verwijst. Daarmee ontstond ook het landgoed zoals we het in zijn huidige vorm kennen. Boerderijen en heidegebied verdwenen, bosgebied werd aangelegd. De historie van het landgoed zelf gaat echter veel verder terug en bestond waarschijnlijk al voor de 10e eeuw.

In dit gebied gaan van oudsher verschillende functies samen. Naast het eerder genoemde landgoed, bevindt zich in Leuvenum de eeuwenoude uitspanning 'De Zwarte Boer'. De geschiedenis van het huidige hotel - restaurant voert terug tot 1600. Ook boerderijen maken van oudsher onderdeel uit van het landschap. In 2002 is het eerste bestemmingsplan 'Agrarische enclave' vastgesteld. Het gebied wordt daarmee voor het eerst getypeerd als 'Agrarische enclave'. Hiermee wordt de leefbaarheid van agrariër en recreant veiliggesteld, zonder daarbij de natuur te beschadigen. De verschillende omliggende gemeenten (Nunspeet, Apeldoorn en Barneveld) op de Veluwe hanteren eenzelfde idee en hebben op deze wijze ook dergelijke agrarische enclaves op hun grondgebied.

2.2 Ruimtelijke structuur

Ruimtelijk

Het plangebied heeft betrekking op het oostelijk deel van de gemeente. Het bestaat uit de landbouwgronden en de bos- en natuurgebieden in dat deel van de gemeente en de buurtschappen Speuld, Houtdorp, Leuvenum, Staverden, De Beek en Drie. De woonkern van Speuld viel onder de vorige planologische regelingen niet binnen het plangebied 'Agrarische Enclave'. Echter, omdat het buurtschap ruimtelijk gezien omsloten wordt door gronden van het voormalige plangebied Agrarische Enclave, is besloten één bestemmingsplan op te stellen: Agrarische Enclave en Speuld. Per buurtschap wordt hieronder een beeld geschetst. Daarbij wordt ook landgoed Ullerberg, nabij Leuvenum, afzonderlijk beschouwd.

Leuvenum

Leuvenum is een betrekkelijk gaaf bewaard gebleven enknederzetting. De enk bestaat uit een verzameling, in een onregelmatig patroon bijeen gelegen, kleine percelen bouw-, weiland en bos, veelal van elkaar gescheiden door houtwallen of boomsingels. Het gebied heeft een kleinschalig karakter. Grote delen van de oorspronkelijke enkwal zijn herkenbaar. Het landschap langs de Leuvenumse Beek wordt vooral gekenmerkt door een contrast in bos en open weidegebied. Bijzondere elementen vormen het terrein van het voormalige Huis te Leuvenum, het huidige Huis te Leuvenum en het daartegenover gebouwde jachthuis.

De Ullerberg

De Ullerberg is een uitgestrekt landgoed, dat voornamelijk bestaat uit bos, ontsloten door een padenstelsel. Op het landgoed staat een aantal beeldbepalende panden, ieder met een eigen functie en karakter. Het Roode Koper is een buitenplaats, waarop bebouwing is gesitueerd op een van de hogere punten van het Leuvenumsche Bosch.

Staverden

Het kerngebied van het landgoed Staverden vertoont een grote samenhang. Dit wordt gekenmerkt door het kasteel en de daarbij horende tuin, met daaromheen een gebied bestaande uit bouwlanden, weiden en beboste percelen, waardoorheen de Staverdensche Beek stroomt. Verspreid over het gebied liggen diverse gebouwen die voornamelijk dateren uit de 19e en 20e eeuw. Het langgerekte zuidelijk deel, ligt aan de Staverdensche Beek, hier gelegen in een breed dal, dat voornamelijk uit natuurgebied bestaat. In dit gebied is bebouwing aanwezig, die onderling van functie, karakter en beeld geen relatie vertonen. Het noordelijke deelgebied kan worden gekarakteriseerd als een ontginningsgebied met een grootschalig karakter. In dit gebied is een aantal historische boerderijen aanwezig.

Speuld

Het buurtschap Speuld is ontstaan als agrarische nederzetting op de overgang van bos en heide. De hoofdstructuur van de doorgaande weg, met aan beide zijden open akkers, is goed herkenbaar. Verspreid over het gebied van Speuld, bevinden zich enkele karakteristieke boerderijen. Dit gebied is verdicht met recente bebouwing, die domineert ten opzichte van de oude bebouwing.

De Beek

Hiërarchisch gezien is het buurtschap De Beek onder het grote buurtschap Speuld te scharen, praktisch gezien heeft het echter nauwere banden met het dorp Uddel, dat buiten de grenzen van het plangebied ligt. Binnen De Beek is naast wat verspreide bebouwing ook een forse kerk aanwezig, die beeldbepalend is voor het buurtschap.

Houtdorp

Houtdorp vormt een kleine esnederzetting met akkers, vrijwel geheel omsloten door het Speulderbos. Delen van het dorp zijn nog karakteristiek door de aanwezigheid van open akkers met houtwallen. Tevens is de entree vanuit Speuld opvallend door het contrast tussen het besloten bosgebied en het open agrarische dorpsgebied. De oude, kleinschalige bebouwing valt weg tegen de grootschalige stallen en de aanwezigheid van overige grootschalige functies, waarbij opgemerkt wordt dat een aantal grootschalige stallen reeds is gesloopt in het kader van functieverandering.

Drie

Ongeveer twee kilometer ten westen van Speuld ligt het buurtschap Drie. Ook dit buurtschap ligt binnen het plangebied. Dat geldt echter niet voor het bosgebied tussen Speuld en Drie, waardoor dit buurtschap ruimtelijk gezien een 'eiland' vormt ten opzichte van de rest van het plangebied (zie ook afbeelding 1.1). Het buurtschap Drie is ontstaan als agrarische nederzetting in het Speulder- en Sprielderbos, waarvan de ruimtelijke structuur en het beeld duidelijk herkenbaar is. Karakteristiek is de “klaverblad”-vormige hoofdstructuur van holle wegen en akkers, omrand door het bos. De akkers worden nog begrensd door oude enkwallen. Binnen het dorp is enkele waardevolle bebouwing aanwezig.

Aan de oostzijde wordt het plangebied begrensd door de gemeentegrenzen van Ermelo met Nunspeet (noordelijk deel) en Apeldoorn (zuidelijk deel). De gemeentegrens met Apeldoorn vormt ook de begrenzing van het plangebied aan de zuidzijde van het plangebied.

Infrastructuur

De belangrijkste verkeersader die het plangebied doorkruist is de provinciale weg N302 (Flevoweg). De Garderenseweg, die in noordzuidrichting door het plangebied slingert en later overgaat in de Jonkheer Dr. C.J. Sandbergweg verbindt de diverse buurtschappen met elkaar. In oostwestrichting wordt het plangebied verder nog doorkruist door de Paleisweg, Koningsweg en Postweg. Rondom de buurtschappen liggen diverse kleinere wegen. De verbinding tussen Speuld en Drie wordt gevormd door de Sprielderweg.

Groen en water

Groen is bepalend voor het karakter van het plangebied. Het Houtdorper- en Speulderveld vormt een belangrijk deel van het plangebied. Daarnaast liggen diverse andere bosgebieden binnen de plangrenzen. Samen met de landbouwfuncties vormt groen het beeldbepalende element van het plangebied. Oppervlaktewater is in de vorm van watergangen, beken en poelen in beperkte mate aanwezig in het plangebied.

2.3 Functionele structuur

Natuur-, bos- en landbouwfuncties hebben de overhand in het plangebied. Een groot deel van de natuur in het plangebied is aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De agrarische functies worden grotendeels ingevuld door veehouderijen. Niet-agrarische bedrijvigheid is in beperkte mate aanwezig in het plangebied. Ook kent het plangebied een recreatieve functie en zijn hiervoor diverse voorzieningen aanwezig.

Woonfuncties zijn vooral te vinden in de kernen van de buurtschappen. Ten zuiden van de Ermelose Heide ligt daarnaast het recreatiepark 'Heidepark Speuld'. Hier zijn circa 80 recreatiewoningen te vinden. Het recreatiepark valt echter niet binnen de plangrenzen van voorliggend bestemmingsplan. Voor de recreatieterreinen in de gemeente Ermelo geldt een apart bestemmingsplan.

Hoofdstuk 3 Beleid

Het beleid vormt het kader waarbinnen de functionele en ruimtelijke ontwikkelingen worden vastgesteld. De ruimtelijke ontwikkelingsplannen van rijk, provincie en regio vormen randvoorwaarden voor het gemeentelijke beleid. Voor zover relevant voor dit bestemmingsplan worden in de volgende paragrafen het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid toegelicht.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit van nationaal belang. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren en op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.

Het kabinet richt zich bij de verbetering van het vestigingsklimaat vooral op de regio’s die zorgen voor de meeste economische groei. Dat zijn de haven van Rotterdam en de luchthaven Schiphol (mainports), de toptechnologieregio zuidoost Nederland (brainport) en de greenports (tuinbouwclusters) Westland/Oostland, Venlo, Aalsmeer, Duin- en Bollenstreek en Boskoop.

Het Rijk zet met de structuurvisie het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • "het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • wet verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn".

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPbagrenclave-0401_0002.jpg"

Figuur 3.1: Structuurvisie Infrastructuur en ruimte.

Naast de drie hoofddoelen wordt een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte bevorderd. Hiervoor wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid. In afbeelding 3 zijn de Nationale ruimtelijke hoofdstructuur weergegeven.

Op deze kaart is op hoofdlijnen aangegeven welke gebieden en structuren van nationaal belang zijn bij de geformuleerde rijksdoelen. Op het gebied van leefbaarheid en veiligheid is de ambitie dat Nederland in 2040 zijn inwoners een veilige en gezonde leefomgeving biedt met een goede milieukwaliteit, zowel in stedelijk als landelijk gebied. Daarnaast is aangegeven dat de ambitie is dat Nederland in 2040 blijvend beschermd is tegen overstromingen met voldoende zoet water in droge perioden, is Nederland een bepalende speler in de internationale transitie naar duurzame mobiliteit, is de ambitie dat Nederland in 2040 nog steeds de bestaande (inter)nationale unieke cultuurhistorische waarden heeft en een natuurnetwerk, dat de flora- en faunasoorten in stand houdt.

3.1.2 Barro

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) regelt de doorwerking van nationale belangen op ruimtelijk gebied in gemeentelijke bestemmingsplannen door het stellen van de juridische kaders. Het Barro is ook wel bekend als de AMvB Ruimte. Het besluit is per 17 december 2011 in werking getreden. In het Barro zijn opgenomen:

  • het Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • militaire terreinen en -objecten;
  • de Wadden;
  • de kust (inclusief primaire kering);
  • de grote rivieren;
  • de Werelderfgoederen.

Per 1 oktober 2012 is een wijziging van het Barro in werking getreden. In deze wijziging zijn de volgende onderwerpen toegevoegd:

  • reserveringen uitbreidingen weg en spoor;
  • veiligheid vaarwegen;
  • het netwerk voor elektriciteitsvoorziening;
  • de buitendijkse uitbreidingsruimte in het IJsselmeer;
  • bescherming van de (overige) primaire waterkeringen;
  • reservering voor rivierverruiming Maas;
  • de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan is gelegen in het radarverstoringsgebied van de radar Nieuw Milligen. In verband hiermee zijn er ter voorkoming van radarverstoring beperkingen van toepassing voor de bouw van hoge gebouwen en overige bouwwerken. Deze beperkingen dienen verankerd te worden in het bestemmingsplan. De regelgeving betreffende de bouwbeperkingen binnen het radarverstoringsgebied is vastgelegd in het wijzigingsbesluit op het Besluit (Barro) en de Regeling Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro) dat op 1 oktober 2012 van kracht geworden.
In dit kader is bij de afwijkingsbevoegdheid in artikel 32.1 lid d, het besliscriterium opgenomen, dat het functioneren van de radar niet in onaanvaardbare mate mag worden gestoord en als procedurele voorwaarde, dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het verlenen van de afwijking het radarverstoringsonderzoek ter beoordeling neerleggen bij de beheerder van de radar (in casu de regionale directie van de Dienst Vastgoed Defensie van het Ministerie van Defensie).

Het radarverstoringsgebied is hieronder in een illustratieve figuur 3.2 opgenomen. De op dit figuur aangegeven hoogtematen zijn de maximale bouwhoogte ten opzichte van NAP, waarbij bij bouwplannen rekening moet worden gehouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPbagrenclave-0401_0003.png"

Figuur 3.2: Radarverstoringsbied met restricties

3.1.3 Conclusie

Het bestemmingsplan Agrarische Enclave & Speuld legt voor een groot deel de bestaande situatie vast en is conserverend van aard. Er is een regeling opgenomen om verstoring van de radar Nieuw Milligen te voorkomen. In het bestemmingsplan is rekening gehouden met het beleid ten aanzien van de EHS. Het rijksbeleid vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Streekplan Gelderland 2005

Het streekplan Gelderland 2005 in september 2005 in werking getreden. Sindsdien zijn een aantal herzieningen en uitwerkingen opgesteld. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. In het streekplan is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd. Het streekplan kiest voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit. De provincie stuurt en richt zich daarbij op kenmerken en waarden die van provinciaal belang worden geacht op het terrein van natuur, water, stedelijke functies en infrastructuur. Verder laat de provincie meer over aan (samenwerkende) gemeenten. Het streekplan verdeelt Gelderland ruwweg in drie soorten gebieden. Voor elk van deze gebieden is het beleid verschillend:

Het rode raamwerk

Hier moet vooral de verstedelijking van Gelderland plaatsvinden. Het gaat om de zogeheten stedelijke netwerken:

  • stadsregio Arnhem-Nijmegen;
  • de Stedendriehoek Apeldoorn-Zutphen-Deventer;
  • Wageningen-Ede-Rhenen-Veenendaal;
  • de regionale centra Tiel, Doetinchem en Harderwijk.

Ook de landbouw-ontwikkelings-gebieden (LOG's) worden tot het rode raamwerk gerekend vanwege het provinciale belang daarvan.

Het groen-blauwe raamwerk

In het groen-blauwe raamwerk geeft de provincie alle ruimte aan natuur. Verstedelijking is hier niet toegestaan, tenzij er een groot belang in het geding is. Dan moeten er wel compensatiemaatregelen worden getroffen. Het groene raamwerk omvat onder meer de Veluwe, de grote rivieren en grote delen van de nationale landschappen in de Achterhoek, het Rivierenland en de Gelderse Poort.

Het multifunctionele raamwerk

In het multifunctionele gebied staat het gemeenten vrij zelf het ruimtelijk beleid voor te bepalen. Wel wil de provincie dat gemeenten rekening houden met waardevolle landschappen in deze gebieden.

Het plangebied ligt binnen het groen-blauwe raamwerk. Ook valt het binnen het gebied, dat is aangeduid als 'Groei en krimp saldering Veluwe'. Ten aanzien van de mogelijke ontwikkelingen geldt een specifiek beleid. Het groei- en krimpscenario gaat uit van een betere ruimtelijke afstemming op het Veluwemassief van recreatie en natuur om zo een kwaliteitsslag voor beiden te kunnen maken. Hoofdlijn van dit scenario is enerzijds groei toe te staan van recreatiebedrijven op vanuit natuuroverwegingen minder kwetsbare plekken en anderzijds krimp van recreatiebedrijven te beogen op pleken die vanuit natuuroverwegingen ongunstig gelegen zijn. Zoekgebieden voor recreatieclusters in de regio Noord Veluwe zijn Garderen, Speuld, Ermelo-Zuidoost, Vierhouten, Nunspeet, Wezep, Hattem en Heerde-Noord.

Het plangebied is voor een groot deel aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Hier geldt als algemeen principe de "nee, tenzij" benadering bij de afwegingen van 'rode' ontwikkelingen. De EHS komt ookt terug in het gemeentelijk functieveranderingsbeleid (zie paragraaf 3.3.2). De EHS-zonering is daarin overgenomen, evenals andere uitgangspunten die gelden vanuit provinciaal beleid. Het functieveranderingsbeleid van de gemeente is niet opgenomen in voorliggend bestemmingsplan. Aanvragen die hierbetrekking op hebben worden in een aparte procedure beoordeeld. Het bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard. Het bestemmingsplan past binnen de uitgangspunten die vanuit het Streekplan gelden voor het groen-blauwe raamwerk.

3.2.2 Ruimtelijke verordening Gelderland

Ruimtelijke verordening Gelderland 2011

De Ruimtelijke verordening Gelderland is door Provinciale Staten vastgesteld in december 2010 en de geldt sinds maart 2011. De Ruimtelijke verordening Gelderland voorziet in de provinciale belangen die met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, dat regels worden gesteld omtrent de inhoud en toelichting van bestemmingsplannen.

De regels in de verordening hebben betrekking op gebiedsgerichte thema's, zoals verstedelijking, wonen, Ecologische Hoofdstructuur, waardevol open gebied en nationaal landschap. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan op deze regels afstemmen. De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie (Streekplan Gelderland 2005), streekplanuitwerkingen en -herzieningen. De verordening is slechts een juridische vertaling van dit beleid, er is geen nieuw beleid aan toegevoegd.

De Ruimtelijke verordening bevat regels ten aanzien van zes deelonderwerpen:

  • 1. verstedelijking;
  • 2. recreatie;
  • 3. glastuinbouw;
  • 4. water;
  • 5. EHS (ecologische hoofdstructuur);
  • 6. landschap.

Voor deze deelonderwerpen zijn kaarten opgesteld waar regels aan gekoppeld zijn. Deze regels vormen vanuit de provincie het kader voor op te stellen bestemmingsplannen.

Op de kaartlaag verstedelijking blijkt dat het buurtschap Speuld is aangewezen voor 'uitbreiding kleine kernen'. Hier is nieuwe bebouwing mogelijk wanneer kan worden voldaan aan het bepaalde in de 'Streekplanuitwerking Zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking'.

Op de kaartlaag recreatie zijn voorwaarden opgenomen ten aanzien van uitbreiding/nieuwvestiging van recreatieparken en permanente bewoning van recreatiewoningen. In beginsel zijn beide zaken uitgesloten. Voor delen van het plangebied (rondom Speuld en Houtdorp) kan omzetting van permanent bewoonde recreatiewoningen naar een woonbestemming worden toegestaan, indien permanente bewoning darteert van op of vóór 31 oktober 2003. Binnen het gehele plangebied kan uitbreiding van recreatieparken worden toegestaan, wanneer deze zijn grondslag vindt in de 'groei- en krimpbenadering' zoals weergegeven in de streekplanuitwerking Groei en Krimp.

Op de kaartlaag water is een gebied ten zuiden van de kruising N302 - Garderenseweg aangewezen als gronderwaterbeschermingsgebied en waterwingebied. In voorliggend bestemmingsplan worden de gronden die zijn aangewezen als grondwaterbeschermingsgebied, conform het vigerende bestemmingsplan, dusdanig bestemd dat hier geen negatieve effecten optreden. Er is geen sprake meer van een waterwingebied. Hier hoeft derhalve geen regeling voor te worden opgenomen.

Behoudens Speuld en Houtdorp is het gehele plangebied aangewezen als 'EHS Natuur' of 'EHS Verweving', zo blijkt uit de kaartlaag EHS. Dit brengt consequenties met zich mee ten aanzien van het ontwikkelen van nieuwe functies in het plangebied.

Onderhavig bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard. Nieuwe ontwikkelingen worden in beginsel niet mogelijk gemaakt. In het bestemmingsplan is rekening gehouden met het provinciale beleid ten aanzien van de EHS. De ontwikkelingsmogelijkheden die de Ruimtelijke Verordening biedt, kunnen in separate planologische procedures worden benut.

Ruimtelijke verordening Gelderland 2014

Op 24 september 2014 is een nieuwe Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. De belangrijkste regels voor het plangebied zijn dat delen van het gebied zijn aangewezen als:

Natuur: Beschermingsregime Groene Ontwikkelingszone (GO).

In een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden gelegen binnen de Groene Ontwikkelingszone (GO) worden geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt die leiden tot een significante aantasting van de kernkwaliteiten van het betreffende gebied tenzij er geen reële alternatieven aanwezig zijn, er.sprake is van redenen van groot openbaar belang, de negatieve effecten op de kernkwaliteiten, de oppervlakte en de samenhang zoveel mogelijk worden beperkt; en de overblijvende negatieve effecten op de kernkwaliteiten, de oppervlakte en de samenhang gelijkwaardig worden gecompenseerd. Kleinschalige ontwikkelingen kunnen mogelijk worden gemaakt, mits:in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat de kernkwaliteiten van het betreffende gebied, in hun onderlinge samenhang bezien, per saldo substantieel worden versterkt; en deze versterking planologisch is verankerd in hetzelfde dan wel een ander, gelijktijdig vast te stellen bestemmingsplan.

Onderhavig bestemmingslan is conserverend van aard en maakt geen nieuwe grootschalige of kleinschalige ontwikkelingen mogelijk.

Natuur: Beschermingsregime Gelders Natuurnetwerk (GNN)

In een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden gelegen binnen het Gelders Natuurnetwerk (GNN) worden geen nieuwe functies mogelijk gemaakt, tenzij geen reële alternatieven aanwezig zijn; sprake is van redenen van groot openbaar belang; de negatieve effecten op de kernwaliteiten van het gebied, de oppervlakte en de samenhang zoveel mogelijk worden beperkt; en de overblijvende negatieve effecten op de kernkwaliteiten van het gebied, de oppervlakte en de samenhang gelijkwaardig worden gecompenseerd. Onderhavig bestemmingslan is conserverend van aard en maakt geen nieuwe functies mogelijk.

Landschap: Nationaal Landschap

Een deel van de gronden is aangeduid als Nationaal Landschap. Een bestemmingsplan voor gronden binnen een Nationaal landschap maakt ten opzichte van het ten tijde van de inwerkingtreding van de verordening geldende bestemmingsplan alleen bestemmingen mogelijk die de kernkwaliteiten van een Nationaal Landschap niet aantasten of versterken. Onderhavig bestemmingslan is conserverend van aard en kent ten opzichte van de vigerende plannen / verleende vergunningen geen nieuwe bestemmingen toe die invloed hebben op de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap.

Landbouw: Niet-grondgebonden veehouderij : verwevingsgebieden

Een deel van de gronden is aangeduid als verwevingsgebieden, niet-grondgebonden veehouderijbedrijven. In bestemmingsplannen die betrekking hebben op één of meer Verwevingsgebieden wordt nieuwvestiging van niet-grondgebonden veehouderijbedrijven niet toegestaan. Onderhavig bestemmingplan staat geen nieuwe intensieve veehouderijen toe.

Daarnaast bepaalt de verordening, dat in bestemmingsplannen die betrekking hebben op één of meer verwevingsgebieden aan een agrarisch bedrijf ten behoeve van de niet-grondgebonden veehouderijtak een agrarisch bouwperceel kan worden toegekend van ten hoogste 1,0 hectare. Onderhavig bestemmingsplan kent een regeling die de bestaande bouwvlakken uit het vigerende bestemmingsplan en de rechten van de agrariërs respecteerd. Een verschuiving van een bouwvlak is mogelijk via een wijzigingsbevoegdheid; een verruiming van het bouwvlak is echter niet aan de orde.
Landbouw: Niet - grondgebonden veehouderij: extensiveringsgebieden

Een deel van de gronden is aangeduid als 'niet-grondgebonden veehouderijbedrijf: extensiveringsgebieden'. In bestemmingsplannen die betrekking hebben op één of meer extensiveringsgebieden wordt nieuwvestiging van niet-grondgebonden veehouderijbedrijven niet toegestaan. Onderhavig bestemmingplan staat geen nieuwe intensieve veehouderijen toe. Daarnaast is bepaald dat in bestemmingsplannen die betrekking hebben op één of meer extensiveringsgebieden de uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de niet- grondgebonden veehouderijtak niet is toegestaan. In afwijking daarvan kan in een bestemmingsplan, dat betrekking heeft op één of meer extensiveringsgebieden uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de niet- grondgebonden veehouderijtak worden toegestaan, indien de extra bebouwing noodzakelijk is om voor de aanwezige dieren te kunnen voldoen aan welzijnseisen; of het agrarisch bedrijf een omvang heeft van 70 NGE waarvan minimaal 40 NGE voortkomend uit de niet - grondgebonden veehouderijtak en het bedrijf op het moment van vaststelling van de reconstructieplannen door Provinciale Staten van Veluwe op 5 juli 2005 reeds deze minimale bedrijfsgrootte van 70 NGE waarvan minimaal 40 NGE voortkomend uit de niet - grondgebonden veehouderijtak bezat.

In onderhavig bestemmingsplan is met inachtneming van recente jurisprudentie (ABRS 201307656/1/R4) een binnenplanse afwijkingsbevoegheid opgenomen om uitbreiding van stallen toe te staan. Deze regeling staat toe dat oppervlakte van gebouwen ten behoeve van het houden van vee per agrarisch bedrijf ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen, met dien verstande dat een grotere oppervlakte is toegestaan indien er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie van het betreffende bedrijf. Conform jurisprudentie volgt hieruit, dat het plan via een binnenplanse afwijking uitbreiding van de bebouwing bij een agrarisch bedrijf toestaat onder de voorwaarde dat de uitbreiding niet gepaard gaat met een toename van de ammoniakemissie van het bedrijf. Gelet hierop leidt de in het plan bij recht toegestane uitbreiding van agrarische bebouwing niet tot een toename van de stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden.

Voor niet-grondgebonden agrarische bedrijven in extensiveringsgebieden is aanvullend daaraan een regeling opgenomen die voor wat betreft uitbreidingsmogelijkheden van stallen is afgestemd op de provinciale verordening. Dit is geregeld in de algemene regels, waarbij de voorwaarden zijn verbonden aan een gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied'.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Ermelo 2025

Op 1 maart 2012 is de Structuurvisie Ermelo 2025 vastgesteld. Deze structuurvisie heeft betrekking op het gehele grondgebied van de gemeente en bevat een integrale visie. Diverse beleidsterreinen (onderwijs, huisvesting, natuurzorg, ruimtelijke ordening, maatschappelijke zorg enzovoort) worden met elkaar in verband gebracht. Het plan dient als basis voor het toekomstige beleid van de gemeente.

De ruimtelijke kwaliteiten van Ermelo worden hoog gewaardeerd: bos, heide en omliggend buitengebied geven Ermelo een groen karakter. In de Structuurvisie is de opgave geformuleerd om zorgvuldig met deze kwaliteiten om te gaan en verrommeling tegen te gaan. Natuurregels dwingen soms strike afwegingen af. Behoefte bestaat aan een goed ruimtelijk raamwerk dat kwaliteiten behoudt en kansen benut.

Het plangebied bestaat voor een groot deel uit deze ruimtelijke kwaliteiten (bos en heide, buitengebied). In de Structuurvisie zijn voor het plangebied diverse zoekgebieden en ontwikkelingsgebieden aangewezen. Deze hebben betrekking op de doorontwikkeling van het buurtschap Speuld en een zoekgebied voor recreatieclusters. Een groot gedeelte is echter ook aangewezen als heidegebied waar openheid en groene open ruimte/doorzichten beoogd worden.

Voor zover het gebied is aangewezen als 'verwevingsgebied' dienen de verschillende functies (natuur, agrarisch, wonen) die hier aanwezig zijn in samenhang te functioneren. Nieuwe ontwikkelingen staan in het teken van kwaliteit. Bijvoorbeeld door het weghalen van bebouwing die niet in het landschap past en deze te vervangen door nieuwe bebouwing en/of functies waarvan de landschappelijke inpassing goed is. Mede hiertoe is de gemeentelijke Structuurvisie Functieverandering vastgesteld. Op de Structuurvisie Functieverandering wordt in paragraaf 3.3.2 verder ingegaan.

Voorliggend bestemmingsplan is hoofdzakelijk conserverend van aard, wat inhoudt dat nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden in principe niet mogelijk worden gemaakt. Voor een groot deel sluit dit aan op de uitgangspunten uit de structuurvisie. Op het moment dat voor ontwikkelingsmogelijkheden afgeweken wordt van dit bestemmingsplan, biedt de structuurvisie handvatten bij de beoordeling van initiatieven. Als een bepaalde ontwikkeling passend is, kan het bestuur besluiten daaraan medewerking te verlenen en een separate planologsiche procedure op te starten.

3.3.2 Structuurvisie Functieverandering

Door de gemeenteraad van Ermelo is op 11 oktober 2012 de Structuurvisie Functieverandering vastgesteld. Met deze structuurvisie wordt een kader voor functieverandering in het buitengebied (als gevolg van stoppende agrarische bedrijven) gegeven op gemeentelijk niveau. De structuurvisie biedt oplossingen voor nieuwe functies die worden ingepast in de bestaande omgeving: ieder functieveranderingsverzoek moet passen op zijn plaats. Daarmee komt het regionale en provinciale functieveranderingsbeleid op een tweede plaats: als functieverandering op een bepaalde wijze mogelijk is binnen een landschap, dan worden vervolgens de kaders die worden geboden door de regio Noord-Veluwe en de provincie Gelderland gevolgd. De volgende vormen van functieverandering worden mogelijk geacht:

  • functieverandering naar wonen;
  • functieverandering naar werken;
  • combinatiefunctieveranderingen;
  • uitbreiding nevenactiviteiten bij agrarische hoofdactiviteit.

In de structuurvisie is onderscheid gemaakt in verschillende landschapstypen, waarbinnen verschillende functieveranderingen mogelijk zijn. Daarnaast zijn de provinciale zones van belang (EHS, Multifunctioneel Platteland, Zoekzone landschappelijke versterking en Waardevol landschap). De kaders die voor functieverandering volgen vanuit provinciaal beleid zijn overgenomen in de gemeentelijke structuurvisie. Tot slot moet rekening gehouden worden met gebiedseigen voorwaarden. Deze zones geven gebiedseigen beperkingen ten aanzien van functieveranderingen. Daarbij worden drie zones onderscheiden: Landbouwontwikkelingsgebied (LOG), landgoederen en clusteringlocaties. Bij het mogelijk maken van nieuwe woningbouw worden woningen van verschillende groottes mogelijk gemaakt: rijwoningen, vrijstaande woningen tot 750 m2 en vrijstaande woningen tot 1.000 m2. De verschillende (gemeentelijke) landschapstypen, (provinciale) zoneringen, gebiedseigen beperkingen en woningtypes hebben geleid tot een 'gebiedenkaart' waarop de functieveranderingmogelijkheden voor verschillende deelgebieden zijn weergegeven.

Voorliggend bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard. Door de gemeente is daarom besloten de mogelijkheden die de Structuurvisie Functieverandering biedt, niet te vertalen in voorliggend bestemmingsplan. Concrete initiatieven kunnen getoetst worden aan het kader dat met de structuuvisie wordt geboden. Hiervoor zullen aparte planologische procedures worden doorlopen. De Structuurvisie Functieverandering is derhalve niet van invloed op voorliggend bestemmingsplan.

3.3.3 Landschapsontwikkelingsplan

Door de gemeente Ermelo en de gemeente Putten is een gezamenlijk landschapsontwikkelingsplan opgesteld (Landschapsontwikkelingsplan Ermelo - Putten 2011-2021, hierna: LOP). Het LOP is opgesteld met als doel te komen tot een uitvoeringsgericht plan voor het behoud en de verbetering van de kwaliteiten van het landschap van het buitengebied van beide gemeenten. Deze kwaliteiten staan onder druk door de dynamiek in het buitengebied die zijn weerslag heeft op het landschap. Deze dynamiek biedt tegelijkertijd kansen voor behoud van landschappelijke kwaliteiten en landschapsontwikkeling.

De basis van het kwaliteitsbeeld dat geschetst wordt in het LOP wordt gevormd door het mozaïek van de verschillende 'historische' landschapstypen met elk hun eigen kwaliteiten, structuren en karakteristieken, die bepaald worden door de ondergrond, ontginningsgeschiedenis, waterhuishouding, natuurwaarden en de ruimtelijke verschijningsvorm (o.a. openheid en beslotenheid). In de geïdentificeerde waardevolle ruimtelijke eenheden zijn de landschapstypen het meest herkenbaar. Een deel van het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is aangemerkt als zo'n waardevolle ruimtelijke eenheid. In figuur 3.2 is een uitsnede weergegeven van het kwaliteitsbeeld als opgenomen in het LOP.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPbagrenclave-0401_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPbagrenclave-0401_0005.png"

Figuur 3.2: Uitsnede kwaliteitsbeeld Landschapsontwikkelingsplan.

Uit de bovenstaande figuur is op te maken dat het plangebied bestaat uit een diversiteit aan landschappen, waarbinnen verschillende cultuurhistorische objecten aanwezig zijn en verschillende oude landschapsstructureren te herkennen zijn. Diverse delen van het plangebied worden gewaardeerd om hun openheid. Het noordelijk deel van het plangebied wordt aangemerkt als 'waardevolle ruimtelijke eenheid'. Binnen dit gebied bevinden zich de landgoederen Leuvenum, Staverden en Ullerberg en bestaat een grote afwisseling aan terreintypen en open en besloten gebieden. Landgoed Staverden heeft een zeer hoge cultuurhistorische waarde en is met zijn agrarische bebouwing en het kasteel met omliggende tuinen 'de kers op de taart' en een belangrijke identiteitsdrager van het gebied. De gehele smeltwatervallei waarin het beekdal ligt is zelfs zo waardevol dat het van Europees belang is vanwege de zeldzame variatie aan bodemtypes.

In het LOP wordt een visie beschreven voor de ontwikkeling van het buitengebied van de gemeenten Ermelo en Putten, die vervolgens op hoofdlijnen wordt uitgewerkt in concrete punten, waarvan er een aantal van belang is voor voorliggend bestemmingsplan:

  • 1. Landschappelijke versterking verblijfsrecreatie;
  • 2. Behoud en versterking agrarische enclaves;
  • 3. Verbetering beeldkwaliteit erven;
  • 4. Uitwerking 'Landschapslijst Ermelo Putten';
  • 5. Omvorming en beheer bosgebieden;
  • 6. Uitwerking natuurgebieden en -verbindingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPbagrenclave-0401_0006.png"

Figuur 3.3: Uitsnede visiekaart landschapsontwikkelingsplan.

Op bovenstaande uitsnede van de visiekaart uit het LOP worden de belangrijkste aandachtspunten uit de landschapsvisie weergegeven. Met voorliggend bestemmingsplan wordt geen ruimte geboden aan nieuwe ontwikkelingen die de bestaande landschappelijke kwaliteiten aan kunnen tasten. Het heeft als doel de bestaande situatie vast te leggen. Daarmee past voorliggen bestemmingsplan binnen de visie op hoofdlijnen zoals beschreven in het landschapsontwikkelingsplan.

3.3.4 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan

In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP) worden de beleidsuitgangspunten voor het verkeer en vervoer in de gemeente Ermelo voor een periode van 10 jaar vastgelegd (2005 - 2015). Hoofddoelstelling daarbij is de gemeente bereikbaar en verkeersveilig te maken. Daarbij wordt nadrukkelijk voortgeborduurd op de reeds ingeslagen weg. De hoofddoelstelling is vertaald in acht subdoelstellingen, die onder andere betrekking hebben op een goede doorstroming voor het autoverkeer tussen de kern Ermelo en omliggende kernen, een kwalitatief goed fietsnetwerk en een verhoogde verkeersveiligheid. In het GVVP is de huidige situatie geanalyseerd. uit deze analyse blijkt dat binnen de gemeente een aantal knelpunten liggen op het gebied van verkeer en parkeren. Deze knelpunten concentreren zich echter in en rond de kern van Ermelo. Voorliggend bestemmingsplan legt de bestaande verkeersstructuur in het Buitengebied vast. Daarbij worden geen ontwikkelingsmogelijkheden gegeven die van invloed zijn op de verkeers- of parkeersituatie.

3.3.5 Waterplan Ermelo 2008 - 2012

De gemeente Ermelo heeft samen met waterschap Veluwe (vanaf 1 januari 2013: waterschap Vallei en Veluwe) een waterplan opgesteld. Het waterplan formuleert de doelstellingen die gemeente en waterschap hebben voor het toekomstige waterbeheer. Met het waterplan streven de gemeente en het waterschap naar een duurzaam watersysteem met een aantrekkelijke uitstraling dat aansluit bij de natuurlijke omstandigheden op en om het Ermelose grondgebied voor nu en in de toekomst.

De gemeente ligt op de overgang van de stuwwal van de Veluwe naar de voormalige Zuiderzeekust, waardoor lokaal grote verschillen in de waterhuishouding bestaan. De Veluwe is hoog gelegen en droog; het gebied aan de Randmeren is een stuk natter. In Ermelo bevinden zich diverse watergangen, onder andere de Hierdensebeek en natte natuur, waaraan de status ‘hoogste ecologische niveau’ is toegekend.

De gemeente en het waterschap streven naar een gezond, veilig en duurzaam watersysteem. Daarbij zijn de volgende thema's geformuleerd: waterkwantiteit, waterkwaliteit en ecologie, water in de bebouwde leefomgeving, grondwater, afvalwater en afkoppelen hemelwater en beheer en onderhoud stedelijk water. Door het houden van workshops en het consulteren van betrokkenen is het functioneren van het huidige watersysteem in kaart gebracht. De geconstateerde knelpunten zijn enerzijds knelpunten in het huidige functioneren van het systeem, en anderzijds punten waar de huidige situatie niet overeenkomt met de neergelegde visie. De belangrijkste knelpunten uit deze analyse zijn:

  • knelpunten in de afvoercapaciteit en/of bergingscapaciteit van watergangen en riolering;
  • wateroverlast bij hevige regenval (water-op-straat);
  • slechte waterkwaliteit op enkele locaties;
  • verdroging van de watergangen en natte natuur;
  • communicatie en educatie krijgen onvoldoende aandacht;
  • grondwateroverlast in Speuld vanwege een schijngrondwaterspiegel.

Voorliggend bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard. Nieuwe ontwikkeling die van invloed kunnen zijn op de waterkwaliteit of -kwantiteit worden niet mogelijk gemaakt. De uitgangspunten ten aanzien van het aspect water worden verder beschreven in paragraaf 4.1. Daarbij wordt aangesloten op de wensen van het waterschap en de gemeente.

3.3.6 Dorpsvisie Speuld en wijzigingsbevoegdheid naar wonen.

In de Dorpsvisie Speuld is aangegeven dat woningen die vrij komen in Speuld vaak niet betaalbaar zijn voor starters uit de eigen bevolkingsgroep. De huizen worden veelal gekocht door vermogende mensen ouder dan 50 jaar. Door het tekort aan betaalbare woningen voor jongeren, gezinnen en ouderen dreigt vergrijzing in het dorp Speuld. Als oplossing wordt gezien het bouwen van betaalbare levensloopbestendige woningen, of het herbestemmen van bestaande gebouwen. De laatste jaren zijn er al een aantal agrarische bedrijven getransformeerd naar wonen door middel van functieverandering. Voorwaarde bij functieverandering is dat het een kwaliteitsverbetering oplevert voor de omgeving door middel van streekeigen bouw en groene inpassing. De praktijk is echter dat bij functieverandering woningen gebouwd worden uit het middeldure tot dure segment. Woningen uit het goedkope segment worden hiermee nog steeds niet gebouwd. Naar aanleiding van de dorpsvisie Speuld zijn er in overleg met de buurtvereniging Speuld locaties gezocht om in de toekomst de bouw van enkele woningen in Speuld mogelijk te maken. Hierbij is gezocht naar kleinschalige locaties in het bestaande lint van Speuld. In onderstaande tekst is één locatie onderbouwd. In het voorontwerpbestemmingsplan waren ook nog twee andere locaties in beeld. Een locatie aan de Leuvenumseveld en een locatie centraal in het dorp aan de Garderenseweg. Uit nader onderzoek bleek echter dat het op de locatie aan de Leuvenumseveld vanuit milieuzonering van omliggende bedrijven niet mogelijk is om op dit moment woningbouw te realiseren. Op de locatie aan de Garderenseweg (naast Garderenseweg 135), bleek de geurbelasting ter plekke te hoog, uit een planschaderisicoanalyse blijkt daarnaast de planschade voor drie woningen op deze locatie in het goedkope tot middeldure segment te hoog. Omdat de uitvoerbaarheid van deze locatie niet meer kan worden aangetoond is deze locatie eveneens geschrapt.

Na de inspraak is ook een locatie toegevoegd tussen Garderenseweg 91 en 95. Dit betrof een wijziging van 2 naar 3 woningen. Inmiddels is op deze locatie een bouwvergunning verleend voor een twee onder één kapper. Deze woningen zijn nog niet gerealiseerd. Deze wijzigingsbevoegdheid blijft daarom gehandhaafd. De locatie naast Garderenseweg 120 is ook getoetst aan de verschillende omgevingsaspecten. Deze blijkt uitvoerbaar. In totaal is het mogelijk op deze wijze 6 woningen te realiseren uit de goedkope en middelduur-lage segment tot €220.000,- v.o.n.

Ruimtelijke onderbouwing zoekgebieden woningbouw Speuld

Het buurtschap Speuld is ontstaan als agrarische nederzetting op de overgang van bos en heide. De hoofdstructuur van de doorgaande weg (Garderenseweg), met aan beide zijden open akkers, is goed herkenbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPbagrenclave-0401_0007.png"

Buurtschap Speuld met lintbebouwing langs de Garderenseweg

Verspreid langs de Garderenseweg in Speuld bevinden zich enkele karakteristieke boerderijen. Dit gebied is verdicht met recente bebouwing, die domineert ten opzichte van de oude bebouwing. Dit verdichte gebied vormt een kleine kern met voornamelijk vrijstaande woningen. Buiten dit kerngebied zijn voornamelijk (voormalige) agrarische erven gevestigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPbagrenclave-0401_0008.png"

Kern van de buurtschap Speuld De (voormalige) boerenerven aan de
Garderenseweg

In bovenstaande afbeeldingen is een duidelijke opdeling van functionele bebouwing zichtbaar. Aan de westen oostzijde van de kern zijn voornamelijk (voormalige) boerenerven gelegen. De kern heeft meer een woonkarakter met een winkeltje (buurtsuper). De bebouwingsdichtheid van de kern is hoger dan de zone met boerenerven. De zoekopgave voor nieuwe bouwlocatie voor woningen is daarom gefocust binnen de kern van de buurtschap Speuld.

Binnen de kern van Speuld (oranje omlijnde deel in de afbeelding) is een “open plek”in het bebouwingslint dat geschikt is voor woningbouw. Deze locatie ligt aan de rand van de kern van Speuld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPbagrenclave-0401_0009.png"

Zoekzone voor woningbouw in de kern van Speuld

Deze “open plek”is is geschikt voor maximaal 6 woningen. Aan de overzijde van deze locatie ligt een bouwkavel waar een vergunning verleend is voor twee woningen, daarmee wordt de zuidzijde van de Garderenseweg gecompleteerd. Door hier tegenover woningbouw mogelijk te maken wordt het kerngebied van Speuld afgerond. Gezien de bebouwingskarakteristiek van deze omgeving is geschakelde bouw ook mogelijk. De randen van Speuld met de boerenerven hebben mogelijkheid via functieverandering woningbouw te realiseren. De locatie waar de wijzigingsbevoegdheid voor de 6 woningen geldt is overigens kleiner dan in bovenstaande figuur is weergegeven; dit is aangepast naar aanleiding van een zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan.

Ontsluiting percelen

De Garderenseweg is dé ontsluitingsweg voor Speuld en omgeving. De percelen aan deze weg worden direct ontsloten op de Garderenseweg. De nieuwe woonlocaties moeten direct op de Garderenseweg ontsloten worden. Er dient rekening gehouden te worden met de kruising Gardenseweg –Buurtweg. Binnen 10 meter vanaf de kruising Garderenseweg –Buurtweg mag geen in- en uitrit komen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPbagrenclave-0401_0010.png"

Rooilijn

De nieuwe woonpercelen moeten goed worden ingepast. Dit houdt in dat rekening gehouden dient te worden met de aanwezige rooilijn van de Garderenseweg. Voor de zoekzone aan de rand van de kern is de bebouwing dichter op de weg gelegen, hier zal de nieuwe bebouwing bij aansluiten.

Openheid

De woonpercelen dienen zo uitgezet te worden dat een fysiek verbinding ontstaat met het achterland.

3.3.7 Kernrandzone en natuurrandzone

Binnen de agrarische bestemmingen is conform het vigerende bestemmingsplan een nadere invulling gegeven in de subzones kernrandzone en natuurrandzone. Deze subzones zijn overgenomen in onderhavig bestemmingsplan. Deze zones dienen ter bescherming van de waarden in aanliggende bestemmingen (dorpskernen of natuurgebieden) en worden dus niet ontleend aan het gebied zelf.

Kernrandzone

In een strook van circa 200 meter langs de kernrand van het dorp Speuld is het wenselijk de toename van de agrarische bedrijvigheid af te remmen en rekening te houden met de belangen van de woonbebouwing. De breedte van deze zone is gebaseerd op de afstandstabel uit de richtlijn Veehouderij en stankhinder (voor een volwaardig agrarisch bedrijf). Uit jurisprudentie blijkt dat een dergelijke breedte acceptabel wordt geacht. De beschermende regeling die opgenomen is in het vigerende bestemmingsplan is overgenomen in onderhavig bestemmingsplan.

Natuurrandzone

In een strook van circa 250 meter langs gebieden met belangrijke natuurwaarden is het wenselijk de agrarische bebouwings- en gebruiksmogelijkheden mede af te stemmen op de handhaving/bescherming van de bestaande, aangrenzende natuurwaarden. Natuurrandzones zijn niet gericht op een geringere verzuring, maar bedoeld om verstoring en/of verslechtering van de hydrologische situatie (verdroging of vernatting) in nabijgelegen natuurgebieden te voorkomen. Met de natuurrandzone is beoogd het agrarisch gebruik zodanig te beïnvloeden, dat de ecologische kwaliteiten van het natuurgebied niet verder worden aangetast. De daaraan verbonden regels komen dus niet voort uit de intrinsieke waarden in die natuurrandzone, maar enkel van het aangrenzende natuurgebied. De beschermende regeling die opgenomen is in het vigerende bestemmingsplan is overgenomen in onderhavig bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

In dit hoofdstuk worden de omgevingsaspecten beschreven die voor het plangebied relevant zijn.

4.1 Water

Algemeen

Mede ten gevolge van de waterproblemen die in een aantal winters aan het eind van de 20e eeuw in Nederland optraden ten gevolge van hevige regenval, is het besef gegroeid dat water een belangrijke plaats verdient in toekomstige ruimtelijke plannen. Om het hoofd te kunnen bieden aan zeespiegelstijging, toenemende neerslag en rivierwaterafvoer en verdergaande bodemdaling, nu en in de toekomst, is het van essentieel belang dat het waterbeheer een belangrijke plaats inneemt in de ruimtelijke ordening. Sleutelbegrippen hierbij zijn: meer ruimte voor water en waterbewust bouwen en inrichten.

Regelgeving

Directe aanleiding voor het kabinetsstandpunt 'Anders omgaan met water, waterbeleid in de 21e eeuw' (WB21)', is de zorg over het toenemende hoogwater in de rivieren, wateroverlast en de versnelde stijging van de zeespiegel. Het kabinet is van mening dat er een aanscherping in het denken over water dient plaats te vinden. Nadrukkelijker zal rekening moeten worden gehouden met de (ruimtelijke) eisen die het water aan de inrichting van Nederland stelt.

Het Watertoetsproces is verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (2003). Met de invoering van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in 2008 geldt een wettelijke verplichting voor de Watertoetsproces voor onder meer het bestemmingsplan. Bij landelijke, provinciale en gemeentelijke structuurvisies is het Watertoetsproces geen voorgeschreven onderdeel meer, maar in de praktijk zal daarbij ook de inbreng van de waterbeheerder gevraagd worden.

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. In de Waterwet zijn alle vergunningen betreffende 'water' opgenomen. Met de Waterwet zijn rijk, waterschappen, gemeenten en provincies beter uitgerust om wateroverlast, waterschaarste en waterverontreiniging tegen te gaan. Ook voorziet de wet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie. Afhankelijk van de functie worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het watersysteem.

De Watertoets

Onderdeel van het rijksbeleid is de invoering van de watertoets. De watertoets dient te worden toegepast op nieuwe ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen en inpassingsplannen. Als een gemeente een ruimtelijk plan wil opstellen, stelt zij de waterbeheerder vroegtijdig op de hoogte van dit voornemen. De waterbeheerders stellen dan een zogenaamd wateradvies op. Het ruimtelijk plan geeft in de waterparagraaf aan hoe is omgegaan met dit wateradvies.

Onderzoek

Grondwater

Met voorliggend plan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die bodemlagen aantasten als gevolg waarvan het grondwatersysteem verandert.

Oppervlaktewater

Naar aanleiding van het plan zal geen extra oppervlaktewater gecreëerd worden. Nadelige gevolgen voor of door het oppervlaktewatersysteem in de omgeving zijn niet te verwachten. Ook zal er niet geloosd worden op het oppervlaktewater. Het plan veroorzaakt geen nadelige gevolgen voor of door het oppervlaktewatersysteem in de omgeving.

Procedures

Doordat als gevolg van dit plan geen veranderingen binnen Keurzones plaatsvinden, er geen extra lozingen op (HEN-)oppervlaktewater plaatsvinden, buiten de zoekgebieden voor waterberging valt, geen landgoed, weg(en), spoorlijn(en), Tracéwet, damwand(en), scherm(en), ontgrondingen etc. betreft, kan worden volstaan met dit standaard wateradvies. De HEN-watergangen hebben overigens als functie de toevoer van voldoende (schoon) water naar de Staverdense Beek en zijbeken te bevorderen en zo de specifieke biotoop van de beken te beschermen.

Opgemerkt wordt dat ten aanzien van hemelwater geldt dat de trits vasthouden-bergen-afvoeren wordt aangehouden en dat waar mogelijk kansen om af te koppelen worden benut.

Conclusie

Het bestemmingsplan maakt geen directe nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan. Deze waterparagraaf wordt in het kader van het wettelijk vooroverleg voorgelegd aan het Waterschap Vallei en Veluwe.

4.2 Bodem

Algemeen

De tijd dat elke vervuiling moest worden aangepakt ligt achter ons. Belangrijkste criterium hierbij is of de vervuiling zodanig is dat er sprake is van risico's voor gezondheid of milieu. In de praktijk blijken er vrijwel nooit risico's te zijn voor de gezondheid van mensen. Milieurisico's (verspreiding en ecologie) komen wel voor, maar meestal gaat het erom dat eventuele vervuilingen afstemming vereisen met bepaalde ontwikkelingen.

Op dit moment is er sprake van een omslag van saneren naar beheren en behoeven alleen de zogeheten "ernstige vervuilingen" in meer of mindere mate aangepakt te worden. De maatregelen worden daarbij afgestemd op de functie.

Regelgeving

Het nationale bodembeleid is geregeld in de Wet bodembescherming (Wbb). Het doel van de Wbb is om te voorkomen dat nieuwe gevallen van bodemverontreinigingen ontstaan. Voor bestaande bodemverontreinigingen is aangegeven in welke situaties (omvang en ernst van verontreiniging) en op welke termijn sanering moet plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit tenminste geschikt te worden gemaakt voor de functie die erop voorzien is, waarbij verspreiding van verontreiniging zoveel mogelijk wordt voorkomen.

Het beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit. Voorliggend bestemmingsplan regelt de bestaande situatie, uitvoering van bodemonderzoek is derhalve niet noodzakelijk.

Onderzoek

Binnen het bestemmingsplangebied zijn in het verleden diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. Uit deze onderzoeken blijkt dat de bodemkwaliteit in het plangebied varieert per locatie. De meeste bodemonderzoeken zijn te oud om een juiste uitspraak te doen over de kwaliteit van de bodem. Wanneer ontwikkelingen zich voordoen dient een bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Daarnaast is bodemonderzoek verplicht voor het afgeven van een bouwvergunning (een bodemonderzoek dient opnieuw te worden uitgevoerd indien deze 5 jaar of ouder is). In het kader van de opgenomen wijzigingsbevoegdheid naar Wonen (Speuld) worden hiervoor regels opgenomen.

Conclusie

Het bestemmingsplan betreft een grotendeels conserverend bestemmingsplan. Bestaande bestemmingen, bebouwing en functies in het gebied blijven gehandhaafd en worden overeenkomstig de huidige bestemming geregeld in het bestemmingsplan. Er is geen sprake van een functiewijziging in het plangebied en er bestaat vanuit bodem geen beperking voor dit bestemmingsplan.

4.3 Natuur

Algemeen

Natuur en groen wordt over het algemeen positief gewaardeerd. Zowel in als buiten de stad vertoeven veel mensen in hun vrije tijd graag in de bossen en de parken in en rond de stad. De aanwezigheid van voldoende groen op een bereikbare afstand bepaalt voor een belangrijk deel de leefbaarheid van een woongebied. Ook de aanwezigheid van dieren, bijvoorbeeld vogels, in de stad wordt over het algemeen als positief ervaren. De aanwezigheid van voedsel-, nest- en rustgebied is voor deze dieren van essentieel belang.

Regelgeving

De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatig gebiedsbescherming plaats door middel van de ecologische hoofdstructuur (EHS), die is geïntroduceerd in het 'Natuurbeleidsplan' (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau in de structuurvisie is vastgelegd.

Natuurbeschermingswet 1998

Uit een oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998, die op 1 oktober 2005 in werking is getreden, van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  • a. door de minister van LNV aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • b. door de minister van LNV aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  • c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van LNV). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering leidt tot ingrepen waarvan moet worden aangenomen, dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

Speciale beschermingszones maken onderdeel uit van een samenhangend Europees ecologisch netwerk: Natura 2000. Dit netwerk is vergelijkbaar met de Nederlandse Ecologische Hoofdstructuur, echter op Europees niveau.

Ecologische Hoofdstructuur

De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones.

Flora en fauna

Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Deze wet regelt de bescherming van wilde dier- en plantensoorten. In de wet zijn de voormalige Jacht- en Vogelwet opgenomen, alsmede de soortbeschermingsparagrafen uit de Natuurbeschermingswet. Tevens is een deel van de verplichtingen op grond van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn opgenomen. De Flora- en faunawet verbiedt om dieren te doden of hun rust- of verblijfplaats te verstoren. Ook legt de wet de zorgplicht van de burger voor de flora en fauna vast. Er zijn vrijstellingsbepalingen, onder andere in verband met de jacht en de schadebestrijding. Afwijkingen van de verbodsbepalingen zijn mogelijk indien geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort.

Beoordeling

Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is voor een deel gelegen binnen Natura-2000 gebied (de Veluwe). Het betreft de bos/heidegebieden waartussen de buurtschappen zich bevinden. Met uitzondering van Drie, Leuvenum en Staverden maken de buurtschappen zelf geen deel uit van het Natura-2000 gebied (zie figuur 4.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPbagrenclave-0401_0011.png"

Figuur 4.1: Uitsnede Natura-2000 kaart. Groen-geel gearceerde gebieden zijn aangewezen als Natura 2000.

Voorliggend bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard. Aan bestaande (agrarische) bedrijven worden geen uitbreidingsmogelijkheden toegekend die van invloed kunnen zijn op het Natura-2000 waarbinnen of waarbij deze in de nabijheid plaatsvinden.

Als gevolg van voorliggend bestemmingsplan worden dan ook geen significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura-2000 gebied de Veluwe verwacht.

Flora en fauna

Met voorliggend bestemmingsplan wordt niet voorzien in een mogelijkheid tot bouw- en/of sloopactiviteiten die van invloed kunnen zijn op de in het plangebied aanwezige flora en fauna. Nader onderzoek naar flora en fauna kan op dit moment derhalve achterwege blijven.

Conclusie

Gezien het grotendeels conserverende karakter van het bestemmingsplan, is het aannemelijk dat de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet en de EHS geen belemmeringen opleveren voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

4.4 Geluid

Algemeen

Geluid is één van de factoren die de beleving van de leefomgeving in belangrijke mate bepalen. Door de toename van het verkeer en de bedrijvigheid wordt de omgeving in steeds sterkere mate belast met geluid. Dit leidt tot steeds meer klachten. In een aantal gevallen wordt de gezondheid beïnvloed door geluid. Hoge geluidsniveaus kunnen het gehoor beschadigen en ook de verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. Door de toename van het geluid in de omgeving, wordt de behoefte aan stilte steeds meer als een noodzaak gevoeld.

Regelgeving

De Wet geluidhinder, de Luchtvaartwet en de Wet milieubeheer zijn in het kader van geluidhinder van belang.

Bij nieuwe ontwikkelingen van geluidgevoelige bestemmingen dient de geluidssituatie in beeld gebracht te worden. De geluidsniveaus op de gevels van de nieuwe gebouwen worden getoetst aan de geluidsnormen. Er dient gekeken te worden naar vier bronnen van geluid, namelijk:

  • wegverkeerslawaai;
  • spoorlawaai;
  • industrielawaai;
  • vliegtuiglawaai.

Het juridisch kader voor wegverkeerslawaai, spoorlawaai en industrielawaai wordt gevormd door de Wet geluidhinder. Vliegtuiglawaai wordt geregeld in de Luchtvaartwet. Er liggen in het plangebied zones van geluidgezoneerde wegen en een zone van de spoorweg. Op het terrein zijn geen bedrijven toegestaan die ertoe leiden dat er sprake is van een (volgens de Wet geluidhinder) gezoneerd industrieterrein.

Onderzoek geluid

Voor het wegverkeerslawaai en het spoorweglawaai is de Wet geluidhinder (Wgh) het wettelijke kader. In deze wet is onder ander vastgelegd welke geluidniveaus op de gevel van nieuwe woningen, ten gevolge van weg- en spoorverkeer, maximaal toelaatbaar zijn.

Op grond van artikel 76, lid 1 van de Wet geluidhinder dienen bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan de grenswaarden van de Wet geluidhinder in acht te worden genomen. Volgens artikel 76, lid 3 geldt deze verplichting niet voor situaties waarin op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan de weg en de woningen en/ of andere geluidgevoelige gebouwen aanwezig zijn (bestaande situatie). Dit houdt in dat bij zogenaamde conserverende bestemmingsplannen geen toetsing aan de grenswaarde hoeft plaats te vinden.

Bestemmingsplan 'Buitengebied Agrarische Enclave en Speuld' is een grotendeels conserverend bestemmingsplan. Daarvoor is geen akoestisch onderzoek noodzakelijk. Voor de wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van woningen in Speuld geldt dat in het kader van het wijzigingsplan, dat is opgenomen dat voldaan moet worden aan de voorkeurswaarde vanuit de Wet geluidhinder of een vast te stellen hogere waarde.

Conclusie

Het bestemmingsplan maakt bij recht geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk. Ook worden geen nieuwe geluid veroorzakende functies mogelijk gemaakt. Het aspect geluid vormt daarmee geen belemmering voor voorliggend bestemmingsplan.

4.5 Luchtkwaliteit

Algemeen

Door de uitstoot van uitlaatgassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Vooral langs drukke wegen kunnen de concentraties van verschillende stoffen zo hoog zijn dat deze de gezondheid kunnen aantasten. Om te voorkomen dat de gezondheid wordt aangetast door luchtverontreiniging dient bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden te worden met de luchtkwaliteit ter plaatse.

Regelgeving

De belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Titel 5.2 Wet milieubeheer handelt over luchtkwaliteit, daarom staat deze ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Met de 'Wet luchtkwaliteit' en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden.

De 'Wet luchtkwaliteit' voorziet onder meer in een gebiedgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren tot de normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen.

In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' is voor bepaalde categorieën projecten met getalsmatige grenzen vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt onder andere voor woningbouwlocaties die ingeval van één ontsluitingsweg niet meer dan 1.500 nieuwe woningen mogen omvatten. Bij twee ontsluitingswegen mogen uitbreidingslocaties niet meer dan 3.000 woningen bevatten. Voor kantoorlocaties gelegen aan één ontsluitingsweg geldt een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m².

Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden, waarbij getoetst wordt aan de normen.

Onderzoek

Bestemmingsplan 'Buitengebied Agrarische Enclave en Speuld' is grotendeels een conserverend bestemmingsplan. Het plan biedt geen directe bouwtitel voor nieuwe ontwikkelingen die leiden tot de uitbreiding van de activiteiten in het plangebied of grootschalige nieuwbouw van woningen. Dit betekent dat de luchtkwaliteit niet verslechtert ten gevolge van het vaststellen van het bestemmingsplan; de luchtkwaliteit blijft ten minste gelijk. Via de wijzigingsbevoegdheid worden nieuwe woningen toegestaan, maar gezien het beperkte aantal is luchtkwaliteitonderzoek niet nodig. Dit wordt beschouwd als Niet In Betekenende Mate (NIBM).

Tot slot geldt dat enkele woningen zijn bestemd als plattelandswoning en een noodwoning positief wordt bestemd. Een plattelandswoning behoeft op basis van de Wabo en het Activiteitenbesluit geen bescherming ten opzichte van de milieubelasting van het agrarische bedrijf waar deze woning voorheen toe behoorde. Op 4 februari 2015 heeft de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State in een uitspraak aangegeven dat een plattelandswoning echter wel bescherming ten opzichte van het agrarische bedrijf waar deze woning voorheen toe behoorde, behoeft wanneer het gaat om fijn stof. De ODNV heeft in opdracht van de gemeente in dat kader de volgende zaken nader uitgezocht:

  • wanneer de voormalige bedrijfswoningen Garderenseweg 135 en De Beek 75 als plattelandswoning worden bestemd, levert dit dan voor de naastgelegen agrarische bedrijven problemen op met betrekking tot fijn stof?
  • wanneer de noodwoning (wonen toegestaan) op het perceel Garderensweg 155 als zodanig bestemd wordt, levert dit problemen op met betrekking tot geur voor de nabijgelegen agrarische bedrijven

Uit het onderzoek naar luchtkwaliteit, dat als bijlage 3 is bijgevoegd, volgt dat:

  • Het bestemmen van de woning Garderenseweg 135 als plattelandswoning geen toegevoegde waarde heeft omdat er geen agrarisch bedrijf is gevestigd op dit perceel. Dit perceel krijgt derhalve conform het gebruik een reguliere woonbestemming;
  • Het bestemmen van de woning De Beek 75 als plattelandswoning belemmeringen oplevert voor het perceel De Beek 77 als de percelen worden gesplitst. Wanneer beide percelen niet gesplitst worden en de woning De Beek 75 als plattelandswoning wordt aangeduid, wordt De Beek 77 niet belemmerd in zijn bedrijfsvoering. Tevens voldoet dit bedrijf dan nog aan de normen met betrekking tot fijn stof op de woning De Beek 75. De percelen De Beek 75 en 77 hebben conform het vigerende bestemmingsplan 1 gezamenlijk bouwvlak, waarbij de woning De Beek 75 een plattelandswoning is.
  • Het positief bestemmen van de noodwoning op het perceel Garderenseweg 155 geen belemmeringen oplevert voor de nabijgelegen veehouderijen.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan.

4.6 Milieuhygiënische aspecten bedrijven

Algemeen

De aanwezigheid van bedrijven kan de kwaliteit van de leefomgeving beïnvloeden. Bedrijven kunnen geur, stof, geluid en gevaar ten gevolg hebben. Voorkomen moet worden dat bedrijven hinder veroorzaken naar de omgeving, vooral indien het woongebieden of andere gevoelige bestemmingen betreft. Daarnaast moeten bedrijven zich kunnen ontwikkelen en eventueel uitbreiden. Om dit te bereiken is het van belang dat bedrijven en gevoelige bestemmingen ruimtelijk goed gesitueerd worden zodat de bedrijven zo min mogelijk overlast opleveren en woongebieden de bedrijven zo min mogelijk beperken in hun bedrijfsuitvoering.

Regelgeving

Ten behoeve van milieuzonering is door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) een bedrijvenlijst opgesteld, waarin bedrijven op hun milieueffecten zijn gecategoriseerd. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven milieuhinder kunnen veroorzaken (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie), kent de lijst aan de bedrijven een categorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de categorie op van 1 tot en met 5, met bijbehorende minimale afstanden tot woongebieden.

In de uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' is per bedrijfstype een globale indicatie gegeven van het invloedsgebied voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. Op basis van het aspect met de grootste afstand zijn de bedrijven in de volgende categorieën ingedeeld:

  • Categorie 1 grootste afstanden 0 en 10 meter;
  • Categorie 2 grootste afstand 30 meter;
  • Categorie 3 grootste afstanden 50 en 100 meter;
  • Categorie 4 grootste afstanden 200 en 300 meter;
  • Categorie 5 grootste afstanden 500, 700 en 1000 meter.

De afstanden gelden in principe tussen de perceelsgrens van het bedrijf (bij een gangbare perceelsgrootte en -indeling) en anderzijds de gevel van een woning.

De afstanden in bovengenoemde uitgaven moeten als indicatief gezien worden. Doordat de omvang van bedrijven kan verschillen en omdat bedrijven maatregelen kunnen nemen om de invloed te beperken kan de invloedssfeer in werkelijkheid afwijken van bovengenoemde afstanden. De uiteindelijke afstemming tussen de hinder van het bedrijf en de omgeving wordt geregeld in het kader van de Wet milieubeheer.

Onderzoek

In het plangebied zijn diverse soorten bedrijven gevestigd, zowel agrarisch als niet-agrarisch. De agrarische bedrijvigheid bestaat voor het grootste deel uit veehouderijen. Daarnaast zijn enkele niet-agrarische bedrijven in het plangebied gevestigd, zoals horeca-bedrijven, recreatie/kampeerterreinen en aannemersbedrijven. Ook is agrarisch-gerelateerde bedrijvigheid aanwezig: zo bevinden zich in het plangebied bedrijven die zijn gespecialiseerd in het produceren van kalvermelk.

Voorliggend bestemmingsplan heeft als doel de bestaande situatie vast te leggen. De mogelijkheden die bestaande bedrijven hebben worden daarbij gerespecteerd. Niet-agrarische bedrijven zijn daarbij specifiek bestemd, aansluitend op de systematiek zoals die ook in de vigerende regelingen is gehanteerd. Aangezien sprake is van een bestaande situatie die niet met dit bestemmingsplan wordt aangepast, geldt dat mogelijke hinder op de omgeving door milieuwetgeving wordt gereguleerd.

Gelet op het landelijke karakter en de aanwezige natuur en landschapswaarden dient voorkomen te worden dat overlast veroorzaakt wordt wanneer bestaande bedrijfsbestemmingen ingevuld worden door andere bedrijvigheid. Daarom zijn alle voorkomende bedrijven specifiek bestemd.

Conclusie

Door de wijze van bestemmen van de in het plangebied aanwezige bedrijven, zoals hiervoor uiteengezet, is er sprake van een goede afstemming met de omgeving.

4.7 Externe veiligheid

Algemeen

In het kader van de bestemmingsplanprocedure moet het aspect externe veiligheid onderzocht worden. Hierbij dienen de risico's in beeld gebracht te worden die het gevolg zijn van opslag, vervoer of verwerking van gevaarlijke stoffen. Risicobronnen zijn bijvoorbeeld vervoersassen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, buisleidingen en risicovolle inrichtingen.

Externe veiligheidsbeleid bestaat uit twee onderdelen: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risicobeleid bestaat uit harde afstandseisen tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Het groepsrisico is een maat die aangeeft hoe groot de kans is op een ongeval met gevaarlijke stoffen met een bepaalde groep slachtoffers. Hoe hoger het groepsrisico, hoe groter deze kans.

Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven in de vorm van contouren rond een risicobron. Het groepsrisico wordt weergegeven in een grafiek: de fN-curve. Deze curve geeft aan hoe groot de kans is op een ongeval met een bepaald aantal slachtoffers. De plaatsgebonden risicocontouren en de fN-curve zijn weergegeven in afbeelding 4.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPbagrenclave-0401_0012.png"

Figuur 4.2: Plaatsgebonden risicocontouren en fN-curve

Binnen de plaatsgebonden risicocontouren bestaat een bepaald risico te overlijden als gevolg van een calamiteit. Binnen deze contouren gelden harde bouwrestricties. Deze restricties kunnen per risicobron verschillen.

De hoogte van het groepsrisico wordt niet alleen bepaald door de aard van de risicobron, maar ook door het aantal aanwezige personen binnen het invloedsgebied daarvan. Bij veel ruimtelijke besluiten moet de hoogte van dit groepsrisico verantwoord worden. Dit noemt men de verantwoordingsplicht van het groepsrisico.

Regelgeving

Besluit externe veiligheid

Sinds 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van kracht. Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen. Het Bevi is gericht aan het bevoegd gezag inzake de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening en heeft onder meer tot doel om bij nieuwe situaties toetsing aan de risiconormen te waarborgen. Het Bevi is van toepassing op vergunningsplichtige risicovolle bedrijven en de nabijgelegen al dan niet geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten. In artikel 2, lid 1 van het Bevi is opgesomd wat wordt verstaan onder risicovolle bedrijven en wat wordt verstaan onder (beperkt) kwetsbare objecten.

Uit het Bevi en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het projectgebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico's dienen te worden beoordeeld op het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet een verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van het groepsrisico moeten andere aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.

Onderzoek

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor en water;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen via leidingen.

Op de provinciale risicokaart staan de risico's die bij een ongeval mogelijk meerdere slachtoffers maken. Op de kaart is te zien of er gebouwen in een risicocontour staan. Ook zijn locaties aangegeven waarin zich veel mensen bevinden die bij een ramp hulp nodig hebben. Onderstaand is een uitsnede van de risicokaart voor het plangebied afgebeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPbagrenclave-0401_0013.png"

Figuur 4.3: Uitsnede van de risicokaart met rood omkaderd de globale ligging van het plangebied.

Binnnen het plangebied zijn op de risicokaart een aantal risicobronnen aangegeven. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen inrichtingen (bedrijven) en transportroutes.

Bedrijven

Binnen het plangebied zijn diverse bedrijven aanwezig die zijn aangemerkt als 'Overige inrichting gevaarlijke stoffen'. Het gaat hierbij om recreatieterreinen/campings en in één geval om een veehouderij. Daarnaast bevindt zich aan de Jhr. Dr. C.J. Sandbergweg het bedrijf Navobi b.v., waar met ammoniak wordt gewerkt. Voor deze bedrijven gelden geen contouren met betrekking tot het plaatsgebonden- of groepsrisico. Een nadere beschouwing van deze bedrijven is niet noodzakelijk.

Naast bovenstaande bedrijven is binnen het plangebied een LPG tankstation aanwezig (Automobielbedrijf A. Schouten, Lageveld 9). Dit bedrijf wordt aangemerkt als Bevi-inrichting.

Transport

Voor Ermelo is een onderzoek verricht naar de risicobronnen binnen de gemeete Ermelo. Voor de N302 blijkt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen langs de N302 rekening gehouden moet worden met het groepsrisico. Daarbij geldt als criterium voor het niet hoeven uitvoeren van een nadere analyse een maximale bevolkingsdichtheid van 2236 p/ha uitgaande van eenzijdige bebouwing op een afstand van 200 meter van de weg. Ingeval van een grotere bevolkingsdichtheid of kortere afstand tot de transportas is een nadere analyse noodzakelijk.

Conclusie

Voorliggend bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard. Er worden geen directe nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Nader onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.

4.8 Kabels en leidingen

Teneinde een goede belangenafweging mogelijk te maken voor de vele functies binnen het plangebied is het noodzakelijk om inzicht te hebben in de ligging en eigenschappen van binnen het plangebied voorkomende kabels en leidingen. Sommige van deze kabels en leidingen vereisen een bepaalde afstand tot gevoelige functies. Voor het bestemmingsplan is met name de ligging van de hoofdtransportleidingen van belang aangezien deze gekoppeld zijn aan een bepaalde afstand die aangehouden dient te worden waarbinnen geen bebouwing mag plaatsvinden.

Voor het voorliggende bestemmingsplan is een leiding aan de orde, te weten de rioolpersleiding.

4.9 Historische kwaliteit

4.9.1 Archeologie

Het verdrag van Malta regelt de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Nederland heeft dit verdrag in 1992 ondertekend en in 1998 geratificeerd. Het Verdrag van Malta (ook wel Verdrag van Valletta genoemd) is geïmplementeerd in de Monumentenwet. De wet op de archeologische monumentenzorg is in april 2006 door de Tweede Kamer aangenomen en in december van dat jaar door de Eerste Kamer bekrachtigd. Op 1 september 2007 is de wet als onderdeel van de monumentenwet in werking getreden. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische materiaal in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering.

Het is verplicht om in nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologisch waarden. Dit was in de voorgaande periode reeds een gebruikelijke praktijk.

Door RAAP is voor de gehele gemeente een Archeologische verwachtingenkaart opgesteld. In onderstaande afbeelding is een uitsnede van de kaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPbagrenclave-0401_0014.png"

Figuur 4.4: Uitsnede archeologische verwachtingskaart.

Met voorliggend bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Archeologisch waardevolle terreinen worden conform de archeologische verwachtingskaart voorzien van een dubbelbestemming. Op deze wijze wordt de mogelijke archeologische waarde van deze gebieden met voorliggend bestemmingsplan beschermd.

4.9.2 Cultuurhistorie

De cultuurhistorische waardenkaart van de provincie biedt inzicht in de cultuurhistorische waarden van het plangebied. In figuur 4.5 is een uitsnede van deze kaart weergegeven. In het plangebied bevindt zich een groot aantal grafheuvels die van cultuurhistorische waarde zijn (monument). Daarnaast bevinden de landgoederen Staverden en Leuvenum zich binnen de grenzen van het plangebied. De kastelen die binnen beide landgoederen te vinden zijn, zijn aangewezen als rijksmonument. Binnen Staverden bevindt zich daarnaast een groot aantal andere rijksmonumenten, waaronder bijgebouwen bij het kasteel en enkele historische boerderijen. Daarnaast lopen enkele cultuurhistorisch waardevolle wegen door het plangebied, die zijn aangemerkt als Hanzeweg of Hessenweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPbagrenclave-0401_0015.png"

Figuur 4.5: uitsnede cultuurhistorische waardenkaart provincie Gelderland

Beschermd dorpsgezicht Staverden

Op 9 december 2005 is het landgoed Staverden aangewezen als een beschermd dorpsgezicht. Het beschermd gezicht Staverden is gelegen in het oostelijk deel van de gemeente Ermelo, langs de grens met de gemeente Nunspeet en Apeldoorn. Een klein gedeelte ervan behoort tot de gemeente Nunspeet.

Binnen het beschermd gezicht kunnen drie deelgebieden worden onderscheiden:

Het noordelijk deel bestaat uit een vroeg 20e -eeuws ontginningsgebied met een tweetal boerderijen, de Frederik Bernardhoeve en de Stavohoeve. Opgaande beplanting ontbreekt nagenoeg. De Veenweg is beplant met eiken en essen. Aan de westzijde van de Allee staan schuin tegenover de Frederik Bernardhoeve onder meer twee blokjes dubbele arbeiderswoningen.

Het middendeel omvat de oudste kern met het aan de Staverdensche beek gelegen kasteel Staverden en de daarbij behorende tuinen en met de in de directe omgeving daarvan gelegen bebouwing, waaronder de kerk, het voormalige tolhuis en enkele woningen.

Het zuidelijk deel omvat vooral een relatief smalle strook gronden aan de Staverdensche beek met enkele (voormalige) boerderijen en een natuurgebied. Grote delen zijn bebost maar vooral in de omgeving van de boerderijen zijn ook akkers en weiden te vinden. Aan de westzijde liggen meerdere door houtwallen omgeven percelen, warop op enkeel plaatsen zicht is vanaf de weg. In dit gebied zijn enkele, veelal schilderachtig gelegen boerderijen, die vanouds tot het landgoed behoren.

Essentieel is dat Staverden herkenbaar is en blijft als landgoed en een kasteelnederzetting van zeer oude oorsprong. Concreet voor de bescherming zijn de volgende aspecten van belang.

Noordelijk deel:

  • het vrijwel geheel open karakter;
  • de omzoming met opgaand groen;
  • het rationele verkavelingspatroon;
  • het beperkte rechtlijnige wegenstelsel;
  • de locatie van beide boerderijcomplexen in het algemeen en de opstallen van Frederik Bernhardhoeve in het bijzonder.

Zuidelijk deel:

  • de afwisseling tussen enerzijds beboste percelen en anderzijds akkers en weiden met een meer open karakter, vooral in de directe omgeving van de (voormalige) boerderijen;
  • de loop van de Staverdensche beek;
  • het merendeel van de bebouwing, die vooral bestaat uit veelal schilderachtig gelegen boerderijen met een 19e eeuws karakter.

Midden deel:

  • kasteel en tuin;
  • de afwisseling tussen enerzijds beboste percelen en anderzijds akkers en weiden met een meer open karakter;
  • het patroon en karakter van het totale wegenstelsel, met zowel rechte als lichtgebogen en zowel verharde als onverharde wegen en paden;
  • de laanbeplanting van de meeste wegen, veelal in de vomr van dubbele rijen, tot monumentale afmetingen uitgegroeide eiken of beuken aan weerszijden;
  • de loop van de Staverdensche beek en Molenbeek;
  • het merendeel van de bebouwing met behalve het kasteel als meest bijzondere element de de Nederlands-hervormde kerk, het voormalig tolhuis, de boerderij annex watermolen, de ontspanningszaal, alsmede enkele woonhuizen en meerdere boerderijen.

Met voorliggend bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt maar wordt de bestaande structuur vastgelegd. De bestaande wegenstructuur blijft behouden. Het beschermd dorpsgezicht wordt beschermd middels de bestemming 'Waarde - beschermd dorpsgezicht'. De overige cultuurhistorische monumenten worden met voorliggend bestemmingsplan voldoende beschermd.

4.10 Wijzigingsbevoegdheid

In het plan zijn drie wijzigingsbevoegdheden opgenomen. In dat kader is onderzoek uitgevoerd.

Natuuronderzoek

In het kader van de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen om woningbouw in Speuld mogelijk te maken is een natuuronderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 2 bijgevoegd. Uit het onderzoek volgt dat het aannemelijk is dat er geen belemmeringen zijn vanwege de Flora- en faunawet. Een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet is niet nodig. De EHS vormt geen belemmering, waarbij voor de gronden met de aanduiding 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' wel maatregelen moeten worden getroffen in de vorm van een houtwal langs de toekomstige achtertuinen van de woningen aansluitend op de beoogde verbindingszone (Buurtweg), zodat de kwaliteit van het gebied behouden blijft. De aanleg van de houtwal is opgenomen in de wijzigingsregels. Er worden geen kernkwaliteiten aangetast. Voor de ander wijzigingsbevoegdheiden ten behoeve van woningbouw in Speuld wordt geen effecten op de EHS/GNN verwacht. Het aspect natuur vormt daarmee geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de wijzigingsgbevoegdheden ten behoeve van woningbouw in Speuld.

Akoestisch onderzoek

In het kader van de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen om woningbouw in Speuld mogelijk te maken is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 1 bijgevoegd. Binnen de percelen wordt voor een deel voldaan aan de ten hoogst toelaatbare geluidbelasting van 48 decibel. De woningbouw zal ruimtelijk niet wenselijk zijn buiten de contour van 48 decibel. Wanneer er gebruik wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid zullen er voordat het wijzigingsplan wordt vastgesteld hogere waarden moeten worden vastgesteld om de bouw van de woningen mogelijk te maken. Woningbouw op de 2 locaties is mogelijk. Geadviseerd wordt om de woningen zodanig te situeren dat de geluidbelasting maximaal 52 decibel bedraagt. Dit komt overeen met een matige milieugezondheidskwaliteit (GES-score 4). Op basis van de definitieve invulling van de woningbouwlocaties moet door middel van akoestisch onderzoek de geluidbelasting per woning in beeld gebracht worden.

Bedrijven en milieuzonering

Bij het bepalen van de ligging van de gebieden waar via een wijzigingsbevoegdheid woningen kunnen worden gebouwd is rekening gehouden met de afstand tot omliggende bedrijven. Er wordt voldaan aan de minimale milieuafstanden die op grond van de VNG-uitgave bedrijven en milieuzonering (2009) moeten worden aangehouden. De wijzigingsbevoegdheid is daarmee uitvoerbaar aangezien er geen belemmering optreedt op de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven. Tevens is er daardoor sprake van een goed woon- en leefklimaat.

Het is aannemelijk dat de overige omgevingsaspecten als bodem, water, luchtkwaliteit, externe veiligheid, archeologie, cultuurhistorie en geur de uitvoerbaarheid van de wijzigingsbevoegdheid niet belemmeren. Deze omgevingsaspecten worden in het kader van het wijzigingsplan nader beoordeeld.

4.11 M.e.r.-beoordeling

In het bestemmingsplan 'Buitengebied Agrarische enclave en Speuld' worden activiteiten planologische mogelijk gemaakt die milieueffecten kunnen hebben. Het betreft het de mogelijkheid maximaal 7 nieuwe woningen te bouwen via een wijzigingsbevoegdheid. Daarnaast is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de verschuiving van agrarische bouwvlakken mogelijk te maken.

Ten aanzien van de nieuwe woningen geldt dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject (niet alleen in stedelijke gebieden, maar ook in buitengebieden) is een activiteit die voorkomt op de lijst van activiteiten ten aanzien waarvan de m.e.r.-procedure van toepassing kan zijn bij overschrijding van de drempelwaarden (oppervlakten, aantallen woningen).

De oprichting, wijziging of uitbreiding van een installatie voor het fokken, mesten of houden van dieren is een activiteit waarvoor in bepaalde gevallen een m.e.r.-procedure moet worden doorlopen. Hiervan is sprake als bepaalde drempelwaarden (dieraantallen worden overschreden).

Voor 1 april 2011 was het niet nodig om deze activiteiten te toetsen op grond van de Wet milieubeheer, Besluit m.e.r. wanneer de drempelwaarden niet overschreden werden. Per 1 april 2011 is het Besluit milieueffectrapportage gewijzigd. Het Besluit m.e.r. is aangepast, omdat de Europese rechter heeft geoordeeld dat de drempelwaarden voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten onvoldoende recht deden aan de vraag of er sprake is van "aanzienlijke gevolgen voor het milieu". De aanpassing van het Besluit m.e.r. houdt in dat de plandrempels indicatief zijn geworden. Dat betekent dat ook als een project (ruim) onder de drempelwaarden blijft er wel een toetsing moet worden gedaan. Het bevoegd gezag moet zich er van gewissen dat er daadwerkelijk geen aanzienlijke gevolgen voor het milieu zijn.

Voor de m.e.r.-beoordeling van plannen onder de drempelwaarden bestaan geen vereisten voor de vorm, maar wel voor de inhoud. Met betrekking tot de inhoud ('wat moet er in de vormvrije m.e.r.-beoordeling worden onderzocht?') moet aandacht worden besteed aan de criteria die zijn opgenomen in Bijlage III bij de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'.

Conform de gewijzigde Besluit m.e.r. dient, voor activiteiten die wel in de D-lijst zijn opgenomen, maar niet aan de drempelwaarden voldoen, een toets aan 'Bijlage III Europese richtlijn milieubeoordeling projecten' te worden uitgevoerd (zie kader) en dient beoordeeld te worden of er belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen optreden. Dit wordt een vormvrije m.e.r.-beoordeling genoemd.

  • a. Kenmerken van de projecten

Bij de kenmerken van de projecten moet in het bijzonder in overweging worden genomen:

  • de omvang van het project;
  • de cumulatie met andere projecten;
  • het gebruik van natuurlijke hulpbronnen;
  • de productie van afvalstoffen;
  • verontreiniging en hinder;
  • risico van ongevallen, met name gelet op de gebruikte stoffen of technologieën.

  • b. Plaats van de projecten

Bij de mate van kwetsbaarheid van het milieu in de gebieden waarop de projecten van invloed kunnen zijn moet in het bijzonder in overweging worden genomen:

  • het bestaande grondgebruik;
  • de relatieve rijkdom aan en de kwaliteit en het regeneratievermogen van de natuurlijke
  • hulpbronnen van het gebied;
  • het opnamevermogen van het natuurlijke milieu, met in het bijzonder aandacht voor de volgende typen gebieden:
    • 1. wetlands;
    • 2. kustgebieden;
    • 3. berg-en bosgebieden;
    • 4. reservaten en natuurparken;
    • 5. gebieden die in de wetgeving van de lidstaten zijn aangeduid of door die wetgeving worden beschermd;
    • 6. speciale beschermingszones, door de lidstaten aangewezen krachtens Richtlijn 79/409/EEG en Richtlijn 92/43/EEG;
    • 7. gebieden waarin de bij communautaire wetgeving vastgestelde normen inzake milieukwaliteit reeds worden overschreden;
    • 8. gebieden met een hoge bevolkingsdichtheid;
    • 9. landschappen van historisch, cultureel of archeologisch belang.

  • c. Kenmerken van het potentiële effect

Bij de potentiële aanzienlijke effecten van het project moeten in samenhang met de criteria van de punten a en b in het bijzonder in overweging worden genomen:

  • het bereik van het effect (geografische zone en grootte van de getroffen bevolking);
  • het grensoverschrijdende karakter van het effect;
  • de orde van grootte en de complexiteit van het effect;
  • de waarschijnlijkheid van het effect;
  • de duur, de frequentie en de omkeerbaarheid van het effect.

Met voorliggend plan worden de vigerende planologische mogelijkheden in het plangebied opnieuw vastgelegd. Geconstateerd wordt dat bij de mogelijke realisatie van maximaal 10 woningen en een mogelijke aanpassing van bouwvlakken van agrarische bedrijven een toets aan de criteria opgenomen in 'Bijlage III Europese richtlijn milieubeoordeling projecten' nodig is. Natura 2000-gebieden vallen onder criterium 2E  van 'Bijlage III Europese richtlijn milieubeoordeling projecten'.

Voor de wijzigingsbevoegdheid van de bouwvlakken geldt het volgende. Uitbreiding van stallen kan leiden tot een toename van het aantal gehouden dieren en kan hierdoor leiden tot een toename van de ammoniakemissie. In de nabije omgeving van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Veluwe. Dit Natura 2000-gebied ondervindt een te hoge stikstofneerslag ondermeer door ammoniakemissie vanuit de landbouw. Een toename van het aantal dieren kan leiden tot het niet of later bereiken van de instandhoudingsdoelstelling voor de soorten waar dit gebied voor is aangewezen. Natura 2000-gebieden vallen onder cirterium 2E. In het bestemmingsplan is weliswaar opgenomen dat agrarisch bouwvlakken van vorm mogen veranderen, maar dit mag uitsluitend als hierbij het aantal dierplaatsen niet toeneemt, het aantal m2 aan veestallen niet toeneemt en de situering van de veestallen niet wijzigt. Dit betreft alle in het plan opgenomen agrarische bouwvlakken.

Voor de wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van de mogelijke realisatie van woningen in Speuld geldt, dat dit slechts enkele woningen kan omvatten (maximaal 10). Van de in Bijlage III genoemde criteria zijn alleen 2E en 2H mogelijk relevant. Onder 2E vallen onder andere Natura 2000-gebieden en EHS. Aangezien de uitbreiding van de woningen beoogd is aansluitend aan bestaande bebouwing (binnen de fictieve contour van de bebouwing) kunnen effecten als bedoeld onder 2E worden uitgesloten. Ook zijn met de uitbreiding de kwaliteiten van landschappen van historisch, cultureel of archeologisch belang niet in het geding.

Uit voorgaande toets aan de criteria van 'Bijlage III Europese richtlijn milieubeoordeling projecten' blijkt dat belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van het bestemmingsplan zijn uitgesloten. Een m.e.r.-procedure kan daarmee achterwege blijven.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

Uit de analyse van de bestaande situatie (hoofdstuk 2), het beleidskader (hoofdstuk 3) en de milieuvoorwaarden (hoofdstuk 4) is een aantal wensbeelden en/of uitgangspunten afgeleid vanuit de verschillende (sectorale) aspecten. Deze zijn in dit hoofdstuk geformuleerd. Het uitgangspunt voor het voorliggend bestemmingsplan is de feitelijke bestaande situatie te bestemmen. Er worden in beginsel geen stedenbouwkundige of ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

5.1 Ruimtelijke structuur

Het algemene ruimtelijke uitgangspunt is het behoud van de ruimtelijke karakteristiek van het plangebied. Deze ruimtelijke karakteristiek bestaat hoofdzakelijk uit agrarische percelen en het bebouwingspatroon, de bos/groen- en waterstructuur en de verkeersstructuur. Aan de hand van deze aspecten en een aantal specifieke onderwerpen, worden hieronder de ruimtelijke uitgangspunten beschreven.

5.1.1 Bebouwingspatroon

Het bestaande bebouwingspatroon van het plangebied wordt in het nieuwe bestemmingsplan gerespecteerd. De situering en vormgeving van de hoofdgebouwen wordt afgestemd op de geldende bestemmingsplanmogelijkheden. Het ruimtelijke kwaliteitsbeleid is gericht op het handhaven van de basiskwaliteit.

5.1.2 Groenstructuur

Een groot deel van het groen in het plangebied bestaat uit bosgebied en is als zodanig bestemd. Daarnaast zijn de groenstroken in het plangebied die een landschappelijke waarde hebben bestemd als Groen - Landschapselement. Daarmee wordt de bestaande groenstructuur vastgelegd. Ook onder andere bestemmingen zijn groenvoorzieningen mogelijk, maar deze hebben een ondergeschikt karakter.

5.2 Functionele structuur

Het plangebied bestaat voornamelijk uit agrarische percelen, bosgebied en natuur. Ook zijn er enkele niet-agrarische bedrijven gevestigd. Verspreid over het plangebied zijn ook burgerwoningen aanwezig. Een concentratie van woningen bevindt zich in het buurtschap Speuld.

5.2.1 Agrarische bedrijven

Bestaande agrarische bedrijven worden conform de vigerende regeling bestemd. Daarbij worden geen nieuwe uitbreidingsmogelijkheden geboden. Er worden geen nieuwe agrarische bedrijven mogelijk gemaakt.

5.2.2 Niet-agrarische bedrijven

In het plangebied bevinden zich enkele bedrijven, die in de vigerende regelingen zeer specifiek zijn bestemd. De bestaande mogelijkheden voor reeds gevestigde bedrijven zijn overgenomen.

5.2.3 Bos en natuur

Bestaande bos- en natuurgebieden in het plangebied blijven behouden en worden als zodanig bestemd.

5.2.4 Wonen

Bestaande woningen in het plangebied worden als zodanig bestemd. Daarnaast zijn door de jaren heen enkele agrarische bedrijfswoningen in gebruik genomen als burgerwoning (en zijn daarbij behorende planologische procedures doorlopen). Voor het buurtschap Speuld wordt op basis van gemeentelijk beleid nieuwe woningbouw toegestaan. Daartoe dient wel een aparte procedure doorlopen te worden (wijzigingsbevoegdheid).

5.2.5 Verkeer en parkeren

De bestaande verkeerstructuur in het plangebied blijft behouden. Parkeerterreinen bij horecagelegenheden worden voorzien van een aanduiding.

5.2.6 Horeca

In het plangebied bevinden zich enkele horeca-gelegenheden. In voorliggend bestemmingsplan worden de bestaande mogelijkheden van deze horecagelegenheden vastgelegd.

5.2.7 Detailhandel

In het plangebied bevinden zich enkele (ondergeschikte) detailhandelsvestigingen. De bestaande mogelijkheden ten aanzien van detailhandel blijven behouden.

5.3 Ontwikkelingen

Ten tijde van het opstellen van het ontwerpbestemmingsplan lagen er twee concrete aanvragen voor bouwvlakvergrotingen aan de Uddelermeerweg 242 en het Speulderveld 13.

5.3.1 Uddelermeerweg 242

Voor de uitbreiding van het bouwvlak van hetperceel Uddelermmeerweg zijn de benodigde ruimtelijke onderbouwing en bijbehorende onderzoeken afgerond. Uit de ruimtelijke onderbouwing en de onderzoeken volgt dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het bouwvlak wordt derhalve in het bestemmingsplan aangepast om de realisatie van het plan mogelijk te maken. De ruimtelijke onderbouwing en de onderzoeken zijn in bijlage 5 bijgevoegd. Voor een nadere beschrijving van het plan en de ruimtelijke onderbouwing wordt verwezen naar de genoemde bijlagen.

5.3.2 Speulderveldweg 13

Voor Speulderveld 13 zijn de onderzoeken niet tijdig aangeleverd. Het initiatief is derhalve niet meegenomen in onderhavig bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Retrospectieve toets

6.1 Inleiding

Momenteel gelden voor dit plangebied Agrarische Enclave & Speuld verschillende bestemmingsplannen. Het betreft een viertal gebiedsdekkende bestemmingsplannen (Speuld 1979, Buitengebied 1983, Agrarische enclave 2002 en de herziening hiervan uit 2007), een klein bestemmingsplan (woningbouw Speuld 1999), enkele wijzigingsplannen en een partiële herziening. Daarnaast zijn in de loop der tijd vijf artikel 19-/projectbesluiten verleend binnen het plangebied.

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop vigerende bestemmingen en aanduidingen in het nieuwe plan terugkomen, waarbij voldaan wordt aan de RO standaarden die gelden vanuit de SVBP. In de retrospectieve toets zijn de regels en plankaarten van de volgende bestemmingsplannen betrokken:

  • Agrarische enclave 2002 / herziening 2007;
  • Wijzigingsplan 1 en 2 agrarische enclave 2002
  • Wijzigingsplan 1 en 2 agrische enclave herziening 2007;
  • Speuld 1979;
  • Woningbouw Speuld 1999;
  • Garderenseweg 394;
  • Buurtweg 75 en Leuvenumseveld 13;
  • Paleisweg 205;
  • Buitengebied 1983.
  • Garderenseweg 158a

Deze retrospectieve toets vormt de basis voor de regels en verbeelding die voor het nieuwe bestemmingsplan zijn opgesteld. Opgemerkt wordt dat de actualisering van de bestemmingsplannen grotendeels conserverend van aard is en een beleidsneutrale vertaling van de vigerende plannen inhoud.

6.2 Functies

Per functie zijn de vigerende bestemmingen beschouwd en is een beoordeling gemaakt op welke wijze de functie conform de SVBP bestemd kan worden. Onderstaande toelichting gaat alleen in op bestemmingen of aanduidingen waarvan de omzetting bepaalde keuzen die een nadere toelichting verdienen met zich meebrengt.

Agrarisch

Belangrijkste bestemmingsplannen voor het agrarisch gebied zijn Agrarische enclave (2002 / herziening 2007), Buitengebied 1983 en Speuld. Daarnaast gelden enkele wijzigingsplannen. De agrarische bestemmingen in de vigerende plannen kunnen grofweg onderverdeeld worden in 'agrarisch met landschapswaarden' en 'agrarisch met landschaps- en natuurwaarden'. In bestemmingsplan Speuld is de bestemming 'Agrarische doeleinden' opgenomen, die dus niet toeziet op bescherming van landschaps- en/of natuurwaarden. De bestemming 'Agrarische doeleinden', uit Speuld betreffen nog maar een paar percelen die omsloten worden door de bestemming 'Agrarisch met landschapswaarden'. Daarom wordt in het nieuwe bestemmingsplan nog slechts twee bestemmingen gebruikt :'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' en 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden'.

In het bestemmingsplan Paleisweg 205 is de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden' omschreven als "agrarische doeleinden, zoals het hobbymatig houden van dieren". Uit de toelichting van het plan blijkt dat de gronden binnen deze bestemming alleen bestemd zijn voor het hobbymatig houden van dieren. Deze gronden worden daarom voorzien van een aanduiding die uitsluitend het hobbymatig houden van dieren toestaat.

Te beschermen waarden

In bestemmingsplan Agrarische enclave wordt gewerkt met een code-systeem dat door middel van aanduidingen op de plankaart aangeeft op welke plaatsen welke waarden beschermd dienen te worden. Daarin zijn drie codes opgenomen ten behoeve van natuurwaarden en vier codes ten behoeve van landschappelijke waarden. Daarnaast worden codes ook gecombineerd.

Het heeft de voorkeur hier een eenduidiger geheel van te maken, door met functieaanduidingen te werken. De betreffende codes kunnen worden omgezet de functieaanduidingen: 'landschapswaarden 1 -4' en 'natuurwaarden 1-3' . In bestemmingsplan Paleisweg 205 zijn de codes verdwenen, maar zijn de openheid van het landschap en hydrologisch beïnvloedingsgebied opgenomen onder de bestemmingsomschrijving. Voorgenoemde twee eigenschappen kunnen voor het perceel Paleisweg 205 weer terugkomen door middel van aanduidingen. Datzelfde geldt voor de eigenschappen die terugkomen onder de bestemmingsomschrijving van het voorontwerp bestemmingsplan Garderenseweg 394 en het ontwerp bestemmingsplan Buurtweg 75 / Leuvenumseveld 13 (zie conversietabel). Het direct overnemen van een code 'x' die regelt dat alle landschapswaarden en natuurwaarden met uitzondering van de waarden reliefwaarden en openheid van het landschap zijn beschermd past niet binnen deze systematiek. In het nieuwe bestemmingsplan worden daarom alle functieaanduidingen op de verbeelding opgenomen die bescherming behoeven.

Bescherming van natuurwaarden op aangrenzende gronden, is geregeld via de aanduiding "natuurrandzone". Met deze aanduiding is geregeld dat de wijzigingsbevoegdheid voor agrarische percelen t.b.v. verschuiving en vergroting van bouwpercelen en mestopslag en andere silo's buiten een bouwperceel op bepaalde gronden niet is toegestaan. Dit is een aanduiding die over meerdere bestemmingen ligt. Het gaat daarbij om gronden met de bestemming Agrarisch met landschapswaarden en Agrarisch met landschaps- en natuurwaarden. De aanduiding ligt echter in de vigerende plannen ook op gronden met de bestemmingen Bos- en Natuurgebied. De regels van de bestemmingen Bosgebied en Natuurgebied kennen echter geen voorschriften die iets voor de natuurrandzone regelen. Een zelfde soort bescherming is geregeld met de aanduiding 'kernrandzone' die beoogt het leefmilieu in de aangrenzende kern met overwegend woonbebouwing te beschermen. De aanduidingen natuurrandzone en kernrandzone worden ook gebruikt ten behoeve van de regeling van de algemene wijzigingsbevoegdheid (wijziging naar andere functies in voormalig agrarisch bouwperceel). De systematiek van bescherming wordt gehandhaafd. De betreffende gronden krijgen een gebiedsaanduiding 'overige zone - natuurrand' en 'overige zone - kernrand'.

Toegestane agrarische bedrijven

In het plangebied zijn vooral rundveehouderijen aanwezig. Daarnaast zijn enkele varkenshouders en twee voederbedrijven aanwezig.

De bestemmingen 'Agrarisch gebied met landschapswaarden' en 'Agrarisch gebied met landschaps- en natuurwaarden' staan agrarische bedrijvigheid toe met dien verstande dat in het extensiveringsgebied omschakeling naar intensieve veehouderij niet is toegestaan. Buiten het extensiveringsgebied, i.c. het verwevingsgebied, is dit dus wel toegestaan.

  • Agrarische bedrijvigheid is gedefinieerd als: bedrijvigheid, geheel of overwegend gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door het houden van dieren;
  • Intensieve veehouderij is gedefinieerd als: een agrarisch bedrijf of dat deel van een agrarisch bedrijf waar ten minste 250 m² aan bedrijfsoppervlak aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij volgens de Wet milieubeheer, waar geen melkrundvee, schapen, paarden of dieren biologisch gehouden worden overeenkomstig artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet en waar geen dieren gehouden worden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer.

De begripsomschrijving agrarische bedrijvigheid is gelet op het huidige gebruik te beperkt en wordt vervangen door:

Agrarisch bedrijven:

Bedrijven gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren waaronder mede een paardenhouderij is te verstaan.

Op gronden met een agrarische bestemming mag agrarische bedrijfsbebouwing worden gebouwd met daarbij maximaal 1 bedrijfswoning, mits anders is bepaald. De regels in het vigerende bestemmingsplan stellen geen beperkingen aan het maximum aantal m2 's voor agrarische bedrijfsgebouwen, behalve voor intensieve veehouderijen. De bestaande oppervlakte van gebouwen ten behoeve van intensieve veehouderij mag namelijk op bouwpercelen binnen het extensiveringsgebied niet worden vergroot (bouwregels). Het extensiveringsgebied omvat de groen gearceerde gronden in onderstaande figuur. In het verwevingsgebied mogen intensieve veehouderijen onder voorwaarden wel uitbreiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPbagrenclave-0401_0016.png"

Figuur 6.1: Uitsnede vigerende plankaart met extensiveringsgebieden groen gearceerd.

Via een binnenplanse afwijking kan het college van burgemeester en wethouders inhet vigerende plan afwijken van het verbod om oppervlakte van gebouwen ten behoeve van intensieve veehouderijen te vergroten, mits:

  • de uitbreiding aantoonbaar noodzakelijk is om te voldoen aan de wettelijke eisen van dierenwelzijn en veterinaire gezondheid, en;
  • het aantal dierplaatsen niet toeneemt.

Via een wijzigingsbevoegdheid mag onder voorwaarden de oppervlakte van een bouwperceel van een agrarisch bedrijf worden vergroot tot 1,25 ha. Als het bouwperceel van het agrarisch bedrijf als meer dan 1 ha bedraagt geldt dat de oppervlakte met ten hoogste 25% mag worden vergroot. Er gelden bij die wijzigingsbevoegdheid geen beperkingen inzake het aantal dierplaatsen. Grondgebonden veehouderijen kunnen dus uitbreiden. Hierbij is geen maximum gesteld aan het aantal m2 bedrijfsbebouwing,

Voor een intensieve veehouderij geldt dat binnen een “extensiveringsgebied” de oppervlakte van een bouwperceel niet kan worden vergroot. Binnen een “verwevingsgebied” mag de oppervlakte van het bouwperceel van een intensieve veehouderij onder voorwaarden worden vergroot tot 1 ha. Dit geldt bijvoorbeeld niet als aan de gronden de aanduiding natuurrandzone zijn toegekend.

Op basis van deze bestemmingsregeling voor agrarische bedrijven, zijnde grondgebonden of intensieve veehouderijen wordt geconcludeerd, dat deze uitbreidingsruimte biedt aan de bestaande agrarische bedrijven. De bestaande agrarische bedrijfsgronden staan sowieso grondgebonden veehouderijen toe en in beperkte mate ook intensieve veehouderijen. Gezien de ligging op/nabij de Veluwe is elke uitbreiding van een veehouderij uitgesloten, gezien de overspannen situatie ten aanzien van stikstof. Dit betekent dat de huidige regeling in het actualiseringsplan zodanig wordt aangepast, dat uitbreiding van veehouderijen niet is toegestaan, waarbij uitbreiding wordt beschouwd als een toename van het aantal dierplaatsen. Agrarische bebouwing mag wel worden uitgebreid als het is bedoeld de uitbreiding aantoonbaar noodzakelijk is om te voldoen aan de wettelijke eisen van dierenwelzijn en veterinaire gezondheid. Dit wordt echter buitenplans geregeld.

In het bestemmingsplan is uitsluitend verschuiving van een bouwvlak mogelijk. In de regels van het bestemmingsplan wordt aangegeven dat verschuiving van het bouwvlak alleen kan worden toegekend als aan de Natuurbeschermingswet wordt voldaan. Dit geldt zowel voor de intensieve veehouderij als de grondgebonden veehouderijen. Afhankelijk van de ligging van de veehouderij zal deze vergunning of verklaring van geen bedenkingen al dan niet kunnen worden verleend.

De maalderij aan het Leuvenumseveld krijgt een functieaanduiding specifieke vorm van bedrijf - maalderij.

Bedrijfswoningen

In de vigerende plannen is bij recht één bedrijfswoning toegestaan bij agrarische bedrijven. De plekken waar géén bedrijfswoning is toegestaan zijn aangeduid met een aanduiding 'zonder bedrijfswoning'. Deze systematiek blijft gehandhaafd, waarbij conform de SVBP de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' wordt gebruikt. In het vigerende plan Agrarische enclave zit een vrijstellingsbevoegdheid voor het onder voorwaarden realiseren van een tweede bedrijfswoning. Binnen de bestemming Agrarisch gebied met landschapswaarden geldt dat voor alle bouwpercelen waar 1 woning is toegestaan. Voor de gronden met de bestemming Agrarisch gebied met landschaps- en natuurwaarden geldt dat alleen voor bouwpercelen langs de Garderenseweg en de Flevoweg. De mogelijkheden voor een tweede bedrijfswoning is opnieuw in het bestemmingsplan opgenomen.

Overige aanduidingen

In de bestemmingsomschrijving van een aantal bestemmingen is de aanduiding 'watergang' opgenomen die strekt tot bescherming van:

  • 1. watergangen, waterpartijen, oevers en taluds,
  • 2. waterhuishouding,
  • 3. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, en
  • 4. extensieve openluchtrecreatie, voorzover de onder 3 bedoelde waarden daardoor niet onevenredig worden aangetast.

De bescherming wordt in het bestaande plan geregeld via een aanlegvergunningvergunning (tegenwoordig omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden), waarbinnen bepaalde werkzaamheden uitsluitend onder voorwaarden toegestaan kunnen worden. Deze regeling blijft gehandhaafd in het nieuwe plan.

In het huidige plan is de aanduiding 'watergang' niet begrensd, maar weergegeven met een lijn op de plankaart. Conform de SVBP moet dit een vlak worden. In het nieuwe bestemmingsplan wordt daarom een begrenzing opgenomen, die gevormd wordt door de bovenkant van de taluds van watergangen. Hiervoor is de gebiedsaanduiding 'overige zone - water' gebruikt.

In de regels is tevens een aanduiding "watergang van het hoogste ecologische niveau" opgenomen onder de bestemming water, terwijl deze in de legenda onder bestemmingen is vermeld. Deze aanduiding is bedoeld ter bescherming van de instandhouding en ontwikkeling van watergangen van het hoogste ecologische niveau (HEN-watergangen: functie is om de toevoer van voldoende (schoon) water naar de Staverdense Beek en zijbeken te bevorderen en zo de specifieke biotoop van de beken te beschermen. Dit is geregeld via een verwijzing naar de Beschrijving in Hoofdlijnen (BIH). Een BIH bestaat onder de huidige wetgeving niet meer. De te beschermen waarden worden via de regels beschermd.

Wonen

In het buurtschap Speuld is een clustering van woonfuncties aanwezig. Het hoofdstuk woondoeleinden in het vigerende bestemmingsplan Speuld (1979) is opgebouwd met de bestemmingen Woondoeleinden (globaal), Eengezinshuizen, Erven en Tuinen. De bestemming 'Eengezinshuizen' had betrekking op al bestaande woningen en is ook opgenomen in het bestemmingsplan Woningbouw Speuld 1999, waarmee een agrarisch perceel (Garderenseweg 91 - 95) is aangewend voor nieuwe woningbouw.

De gronden met bestemming Woondoeleinden (globaal) werden destijds aangewezen voor gebieden voor nieuwe woningbouw. Er zijn voor deze gronden tot op heden slechts in beperkte mate woningbouwplannen uitgewerkt. Zo is de woning Garderenseweg 128 op die gronden gerealiseerd. Op een gedeelte is de agrarische functie nog in gebruik, een ander gedeelte is nog open (grasland).

Door de gemeente Ermelo zijn op de visiekaart buurtschap Speuld zoekzones voor Wonen aangewezen. Deze zoekzones hebben betrekking op de gronden tussen de woningen Garderenseweg 91 en 95, de gronden ten oosten van de woning Garderenseweg 135 en de gronden tegenover Garderenseweg 91-95.

Conform de visiekaart wordt voor de zoekzones wonen een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee woningbouw mogelijk wordt gemaakt. In onderstaande figuur staan de zoekzones weergegeven. In dat kader wordt opgemerkt dat vanwege de nabijeid van een agrarisch bedrijf voor de zoeklocatie 'gronden ten oosten van de Garderenseweg 135' niet kan worden geborgd dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat en dat het nabij gelegen agrarisch bedrijf niet wordt belemmerd in haar bedrijfsvoering. Voor die locatie is derhalve geen wijzgingsbevoegdheid opgenomen. VERVANGEN FIGUUR NU GEBIED 3 IS GESCHRAPT

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPbagrenclave-0401_0017.png"

Figuur 6.2: Zoekzones voor wonen in Speuld (rode arcering).

De systematiek voor de woonbestemmingen in Speuld wijkt af van de woonbestemmingen in de rest van het plangebied. Bij Speuld wordt gewerkt met een tuinbestemming aan de voorzijde en een woonbestemming met bouwvlakken. Deze systematiek wordt opnieuw toegepast voor de woningen in Speuld en de woningen die ruimtelijk gezien als behorende bij Speuld kunnen worden beschouwd. Voor de overige woningen wordt de huidige wijze van bestemmen ook overgenomen.

In bestemmingsplan Agrarische enclave zijn tuinen opgenomen onder de woonbestemmingen. In bestemmingsplan Speuld vallen 'Erven' en 'Tuinen' onder een aparte bestemming. Datzelfde geldt voor het plan Woningbouw Speuld 1999.

De woningen in Speuld blijven bestemd zoals in het vigerende plan, waarbij voor de systematiek aangesloten wordt op de woonbestemming als opgenomen in bestemmingsplan Veldzicht. Behalve het plangebied van het bestemmingsplan Speuld worden ook woningen die behoren bij de stedenbouwkundige eenheid van de bebouwing in Speuld op deze wijze bestemd. Het gaat hier om het blauw gearceerde deel op onderstaande afbeelding. In juli 2013 is het bestemmingsplan Garderenseweg 158a vastgesteld. Dit plan valt binnen Speuld en voorziet in nieuwbouw van woningen. De bouwregels zijn zoveel mogelijk vertaald in dit plan via maatwerkregels. Voor de overige woningen binnen het plangebied geldt dat deze conform de vigerende regelingen worden bestemd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPbagrenclave-0401_0018.png"

Figuur 6.3: Stedenbouwkundige eenheid bebouwing Speuld. De bestemmingsystematiek voor woningen binnen het blauw gearceerde deel wordt in overeenstemming gebracht met die in het vigerende plangebied Speuld.

Natuur

De bestaande bestemming natuurgebied wordt conform de SVBP 'Natuur'. De bestemming Natuur - houtwal komt terug door middel van een aanduiding.

Bos

In de vigerende regelingen zijn twee verschillende bestemmingen opgenomen voor bos. De naamgeving van deze bestemmingen wordt vormgegeven conform de SVBP:

  • Bos met natuur- en landschapswaarden wordt Bos - Natuur- en Landschapswaarden;
  • Bos met meervoudige doelstellingen wordt Bos - Meervoudige doelstellingen.

Bedrijven

In bestemmingsplan Agrarische enclave zijn de verschillende bedrijven binnen de bedrijfsbestemming op de plankaart aangeduid met verschillende codes, die in de regels zowel de nadere bestemming, het maximaal aantal bedrijfswoning, het huidige oppervlak van de bedrijfsgebouwen, het maximaal toegestane oppervlak van de bedrijfsgebouwen, de maximale goothoogte van de bedrijfsgebouwen en de maximale hoogte van de bedrijfsgebouwen aangeeft. Voor de verschillende functies kunnen aanduidingen (algemene functieaanduiding ofwel specifieke vorm van bedrijf - ….) opgenomen worden. Maatvoeringen worden aangegeven op de verbeelding.

Horecabedrijven worden opgenomen onder de nieuwe bestemming horeca, waarbij de huidige mogelijkheden/beperkingen worden overgenomen. Voor het bedrijf met de code Be4 (kasteel met kantoorfunctie en volwaardige horeca) geldt een bijzondere situatie. Deze wordt bestemd als gemengd.

Aan de Paleisweg 205 is een automatiseringsbedrijf gevestigd, dat bestemd is als Bedrijf. Dit bedrijf kan onder de nieuwe bedrijfsbestemming gaan vallen en een functieaanduiding krijgen.

Bij de Beek 101 is op een bestaand recreatieterrein van de KNHS een omgevingsvergunning verleend voor een overnachtingslokaal voor de KNHS. Dit is als zodanig bestemd.

Horeca

In het plangebied komen verschillende horecabedrijven voor. Deze horecagelegenheden vallen in het vigerende bestemmingsplan Agrarische enclave onder de bedrijfsbestemming en worden toegestaan door middel van een aanduiding. In bestemmingsplan Paleisweg 205 is voor de op die locatie gelegen horecagelegenheid de bestemming 'Horeca' opgenomen. Conform de SVBP kan aan alle horecabedrijven in het plangebied de bestemming 'Horeca' worden toegekend. Daarbij worden zoals eerder genoemd de mogelijkheden/beperkingen uit de bestaande regeling overgenomen in de horecabestemming.

Detailhandel

In bestemmingsplan Speuld is zowel een bestemming 'Detailhandel' als een bestemming 'Ambacht en handel' opgenomen. De bestemming detailhandel kan conform de SVBP terugkomen onder dezelfde naam. De bestemming 'ambacht en handel' geldt voor een aannemersbedrijf dat ook ter plaatse vervaardigde producten mag verkopen. Dit bedrijf wordt opgenomen worden de bedrijfsbestemming, met een functieaanduiding die ook de (ondergeschikte) detailhandel toestaat.

Maatschappelijk

In bestemmingsplan Agrarische enclave is de bestemming Maatschappelijke en nutsvoorzieningen opgenomen. Deze kan omgezet worden naar de bestemming Maatschappelijk, waarbij nutsvoorzieningen kunnen worden voorzien van een functieaanduiding 'nutsvoorziening'.

Binnen de bestemming 'Maatschappelijke en nutsvoorzieningen' in bestemmingsplan Agrarische enclave zijn vervolgens gecodeerde aanduidingen (Me 1, Me 2, etc.) opgenomen voor diverse maatschappelijke voorzieningen. Deze gecodeerde aanduidingen zijn in onderhavig plan omgezet in functieaanduidingen. De vergunde zend- en ontvangstinstallaties zijn binnen de bestemming Maatschappelijk ook met een specifieke aanduiding bestemd.

Recreatie

Bestemmingplan Agrarische enclave kent twee bestemmingen die recreatiemogelijkheden mogelijk maken: de bestemming 'recreatiewoning' en de bestemming 'recreatieve voorzieningen'. Deze laatste bestemming komt niet meer voor in het plangebied omdat deze valt binnen het recentelijk vastgestelde bestemmingsplan 'Recreatieterreinen'. De huidige regeling voor recreatiewoningen wordt overgenomen, de naamgeving wordt aangepast aan de SVBP.

Verkeer

Er gelden diverse vigerende verkeersbestemmingen: bestemmingsplan Agrarische enclave kent de bestemming Wegen, evenals Speuld, dat daarnaast de bestemming Verkeersgroen (bedoeld voor bermen) kent. Bestemmingsplan Woningbouw Speuld heeft de bestemming Verblijfsgebied. Bestemmingsplan Paleisweg 205 kent de bestemming Verkeer-verblijfsgebied. Daarnaast zijn binnen de bestemming Wegen categorieaanduidingen opgenomen voor wegen van respectievelijk 3 of 5 meter breed met paden en bermen, en onverharde en halfverharde wegen en bermen. Het heeft de voorkeur alle vigerende bestemmingen en aanduidingen die toezien op wegen en bermen, onder te brengen binnen de omvattende bestemming Verkeer. In het nieuwe bestemmingsplan wordt de bestemming Verkeer opgenomen, waarbij alleen de aanduiding van de onverharde en halfverharde wegen en bermen wordt opgenomen.

Parkeerterreinen

Parkeerterreinen zijn op bepaalde plaatsen toegestaan met de aanduiding 'parkeerterrein toegestaan'. Daarnaast zat in het bestemmingsplan Agrarische enclave een wijzigingsbevoegdheid naar parkeerterrein. Van deze wijzigingsbevoegdheid is inmiddels gebruik gemaakt (Bestemmingsplan 'Wijziging nr. 1 bestemmingsplan Agrarische Enclave herziening 2007'). Bestaande parkeerterreinen krijgen een aanduiding voor parkeren conform de SVBP. Dat geldt ook voor het parkeerterrein tegenover Garderenseweg 58 (aan de zuidoostzijde van nummer 58) en op de verharding bij de telefoonmast in het plangebied, waar ook geparkeerd wordt.

Fietspaden

De aanduiding 'fietspad toegestaan' is in het vigerende plan opgenomen in diverse bestemmingen. Het is niet zo dat op andere plaatsen geen fietspaden zijn toegestaan, maar ter plaatse van de aanduiding zijn ze 'in ieder geval' toegestaan. De aparte regeling voor fietspaden wordt niet opgenomen in het nieuwe plan. Fietspaden worden geregeld via de bestemmingsomschrijving (toegestaan zonder nadere regeling). Dat geldt voor de verkeersbestemming en voor andere bestemmingen waar nu fietspaden zijn toegestaan.

Archeologie en cultuurhistorie

Onder het vigerende plan Agrarische enclave zijn archeologische waarden beschermd door middel van een aanduiding 'archeologisch waardevol terrein'. Daarnaast zijn rijksmonumenten, gemeentemonumenten en de daarbinnen onderscheidde archeologische monumenten en archeologische waardevolle terreinen voorzien van een aanduiding.

Rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten hoeven niet aangeduid te worden, omdat deze vanuit de Monumentenwet voldoende beschermd worden. Archeologische waardevolle terreinen worden voorzien van een dubbelbestemming Waarde - Archeologie, conform de standaardteksten van de gemeente. Bij Kasteel Staverden is sprake van een beschermd dorpsgezicht. Dit wordt in een aparte regeling beschermd.

Militair oefenterrein

De dubbelbestemming Militair oefenterrein geldt in het vigerende bestemmingsplan Agrarische enclave op percelen waar voor een gedeelte de enkelbestemming 'Natuur' en voor een ander gedeelte de enkelbestemming 'Bos met meervoudige doelstellingen' geldt. Het militair oefenterrein komt niet meer voor. De gronden worden in onderhavig plan bestemd conform de onderliggende enkelbestemming: Bos - Meervoudige doelstellingen en Natuur.

Landgoed

In plangebied liggen twee landgoederen: landgoed Staverden en landgoed Leuvenum. Voor landgoed Staverden wordt de dubbelbestemming Beschermd Dorpsgezicht opgenomen. Voor landgoed Leuvenum de dubbelbestemming waarde - landgoed, waarin de regels uit het vigerende plan worden overgenomen.

Water

De dubbelbestemming Waterstaat - Waterbergingsgebied die in het vigerende plan is opgenomen wordt overgenomen in het nieuwe plan. De aanduiding waterwingebied en grondwaterbeschermingsgebied komt te vervallen: deze is niet meer relevant.

Waardevolle landschapselementen

In het vigerende bestemmingsplan Agrarische enclave is de enkelbestemming 'Waardevolle landschapselementen' opgenomen. Deze bestemming ziet toe op de instandhouding van waardevolle landschapselementen, waardevolle houtopstanden en beplanting en instandhouding van landschaps- en natuurwaarden. Het gaat hier vooral om (smalle) stroken groen langs agrarische percelen. De bestaande regeling wordt overgenomen in het nieuwe plan, waarbij de bestemming qua naamgeving wordt aangepast aan de SVBP (Groen - Waardevol landschapselement).

Hoofdstuk 7 Juridische regeling

7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de juridisch bindende regels. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en de regels over de toegelaten bebouwing. De verbeelding is samen met de regels het juridisch bindend kader van de bestemmingen. De toelichting heeft geen juridisch bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

De regels zijn verdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels en bestaat uit twee artikelen. Artikel 1 geeft een omschrijving van de in de regels gehanteerde begrippen. Artikel 2 geeft aan hoe bepaalde afstanden, maten, oppervlakte en inhoud gemeten moeten worden. In hoofdstuk 2 zijn de verschillende bestemmingen opgenomen. Per bestemming wordt aangegeven welke functies en doeleinden op de gronden toelaatbaar zijn en wat er hoe er mag worden gebouwd. Ook dubbelbestemmingen zijn in dit hoofdstuk opgenomen. In hoofdstuk 3 worden de algemene regels behandeld, waarbij onder andere gedacht moet worden aan de anti-dubbeltelregel en de algemene afwijkingsregels. Hoofdstuk 4 bevat regels met betrekking tot het overgangsrecht en de slotregel.

7.2 Artikelsgewijze toelichting

In de volgende paragrafen is een toelichting opgenomen van de in de regels opgenomen bestemmingen.

7.2.1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen
In dit artikel worden de begrippen nader omschreven die gebruikt worden in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen.

Artikel 2 Wijze van meten
In dit artikel wordt beschreven op welke wijze de in de regels voorgeschreven maatvoeringen gemeten moeten worden.

7.2.2 Bestemmingsregels

De regels in verband met de bestemmingen kennen een min of meer gelijke opbouw en bestaan in ieder geval uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels. Voor een aantal bestemmingen zijn daarbij specifieke gebruiksregels opgenomen en/of een afwijkingsbevoegdheid.

De bestemmingsomschrijving betreft de centrale bepaling van elke bestemming. Het betreft een omschrijving waarin de functies worden benoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan (het gebruik). In een aantal gevallen is een specificering opgenomen van de toegestane functie, die correspondeert met een functieaanduiding op de verbeelding.

De bouwregels zijn direct gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving. Bouwregels zijn dan ook alleen van toepassing bij de toetsing van aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen.

In dit bestemmingsplan worden de volgende bestemmingen gebruikt:

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden en Artikel 4 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden

De agrarische gronden, inclusief de bouwvlakken, binnen het plangebied, zijn bestemd tot Agrarisch met landschapswaarden en Agrarisch met natuur- en landschapswaarden vanwege de bijzondere aanwezige landschaps en natuurwaarden aanwezig zijn

De gronden met bijzondere functies, zoals een fouragehandel hebben een aanduiding gekregen. Daarnaast is er een onderverdeling in landschaps- en natuurwaarden gemaakt. Deze hebben de volgende aanduidingen gekregen:

  • specifieke vorm van waarde - landschapswaarden 1: bescherming en instandhouding van de ter plaatse voorkomende eigen landschapswaarden: kleinschalig landschap
  • specifieke vorm van waarde - landschapswaarden 2: bescherming en instandhouding van de ter plaatse voorkomende eigen landschapswaarden: openheid van het landschap
  • specifieke vorm van waarde - landschapswaarden 3: bescherming en instandhouding van de ter plaatse voorkomende eigen landschapswaarden: reliefwaarden
  • specifieke vorm van waarde - landschapswaarden 4: bescherming en instandhouding van de ter plaatse voorkomende eigen landschapswaarden: oud verkavelingspatroon
  • specifieke vorm van waarde - natuurwaarden 1: bescherming en instandhouding van de ter plaatse voorkomende eigen natuurwaarden: botanische waarden
  • specifieke vorm van waarde - natuurwaarden 2: bescherming en instandhouding van de ter plaatse voorkomende eigen natuurwaarden: faunistische waarden
  • specifieke vorm van waarde - natuurwaarden 3: bescherming en instandhouding van de ter plaatse voorkomende eigen natuurwaarden: hydrologisch beïnvloedingsgebied

Ten behoeve van het beschermen van deze waarden is een vergunningstelsel opgenomen in artikel 34.

Ten aanzien van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn regels opgenomen over de situering en de maatvoering.

Tevens zijn afwijkingsregels opgenomen voor nevenactiviteiten en wijzigingsbevoegdheden om onder andere silo's mogelijk te maken.

Artikel 5 Bedrijf

De in het plangebied gelegen bedrijven (niet agrarisch) zijn positief bestemd. Binnen de bestemming Bedrijf, waarin alle solitaire bedrijven zijn gevat, zijn alle voorkomende bedrijven specifiek aangewezen.

Bij de bedrijven is een bedrijfswoning toegestaan, mits deze op de verbeelding is aangeduid. Ten aanzien van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn regels opgenomen over de situering en de maatvoering.

Tot slot is een afwijking opgenomen om een ander bedrijf toe te kunnen staan.

Artikel 6 Bos - Meervoudige doelstellingen en Artikel 7 Bos - Natuur- en landschapswaarden

In het plangebied is veel bos gelegen. In de bestemming Bos met meervoudige doelstelling is ook extensief recreatief gebruik toegestaan. Verder is in beide bestemmingen een afwijking opgenomen om schuilgelegenheden toe te staan.

Artikel 8 Detailhandel

In het plangebied is een detailhandelsbedrijf aanwezig.

Ten aanzien van de toelaatbare gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn regels opgenomen over de situering en de maatvoering.

Artikel 9 Gemengd

Het kasteel met als hoofdfuntie kantoor maar met onderschikte horeca-activiteiten is bestemd als gemengd. Hiervoor zijn de regels uit het vigerende bestemmingsplan overgenomen.

Artikel 10 Groen - Waardevol landschapselement

De houtwallen die een waarde hebben zijn bestemd als Groen - Waardevol landschapselement. Hierin is tevens een voormalige brandtoren aangeduid. Binnen deze bestemming mogen verder geen bouwwerken worden opgericht.

Artikel 11 Horeca

De binnen het plangebied gelegen horecabedrijven zijn positief bestemd. Ze zijn allen specifiek aangeduid. Daarbij zijn de verschillende voorkomende vormen van horeca onderscheiden, zoals een restaurant, een hotel-restaurant en een snackbar. Daar waar al een bedrijfswoning aanwezig is, is deze met een aanduiding op de verbeelding wederom toelaatbaar gesteld.

Ten aanzien van de toelaatbare gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn regels opgenomen over de situering en de maatvoering.

Artikel 12 Maatschappelijk

De binnen het plangebied gelegen maatschappelijke voorzieningen zijn positief bestemd. Ze zijn allen specifiek aangeduid. Daarbij zijn de verschillende voorkomende voorzieningen te onderscheiden, zoals een begraafplaats, twee kerken en een clubhuis.

In het natuurgebied komen diverse werkschuren voor die in eigendom zijn van verschillende natuurorganisaties. Deze schuren worden gebruikt voor het stallen/opslaan van gereedschap voor het onderhoud van de natuur. De werkschuren zijn opgenomen in de bestemming Maatschappelijk en zijn aangeduid als een specifieke vorm van maatschappelijk - landschapsbeheer 1 tot en met 4. Dit onderscheid is gemaakt vanwege de specifieke maatvoeringseisen per schuur.

Ten aanzien van de toelaatbare gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn regels opgenomen over de situering en de maatvoering. Deze sluiten zoveel mogelijk aan bij de feitelijke situatie op het terrein.

Artikel 13 Natuur

De aanwezige natuurgebieden, zijn bestemd tot Natuur. Het beschermingsregime voor de aanwezige natuur, landschappelijke en cultuurhistorische waarden is hoog met als doel de bestaande en potentiële waarden te beschermen, te behouden en waar nodig te herstellen en ontwikkelen. Er zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen toegestaan. Daarnaast is een afwijjking opgenomen om schuilmogelijkheden mogelijk te maken.

Artikel 14 Recreatie - Verblijfsrecreatie

De solitair gelegen recreatiewoning is bestemd als Recreatie - Verblijfsrecreatie.

Artikel 15 Tuin

De bestemming Tuin is opgenomen conform het vigerende bestemmingsplan Speuld. De voortuinen van woningen die ruimtelijk gezien als behorende bij Speuld kunnen worden beschouwd zijn ook als Tuin bestemd.

Artikel 16 Verkeer

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor straten, voet- en fietspaden, parkeerterreinen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

De bouwregels zijn met name gericht op de maximaal toegestane hoogtematen en het bebouwingsoppervlak.

Artikel 17 Water

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor waterpartijen en (primaire) waterlopen, zoals sloten, watergangen, waterhuishoudkundige voorzieningen, singels, taluds, bermstroken, oevers, bruggen, steigers, ondergeschikte groenvoorzieningen en andere tot de bestemming behorende watervoorzieningen. In het plangebied lopen een aantal watergangen van het hoogst ecologisch niveau. Deze watergangen zijn aangeduid met de aanduiding ecologische waarden.

Er mogen enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.

Artikel 18 Wonen - 1 en Artikel 19 Wonen - 2

De systematiek voor de woonbestemmingen in Speuld wijkt af van de woonbestemmingen in de rest van het plangebied. Bij Speuld wordt gewerkt met een Tuinbestemming aan de voorzijde en een woonbestemming met bouwvlakken. Deze systematiek wordt opnieuw toegepast voor de woningen in Speuld en de woningen die ruimtelijk gezien als behorende bij Speuld kunnen worden beschouwd. De woningen in Speuld zijn bestemd als Wonen - 2 Voor de overige woningen wordt de huidige wijze van bestemmen ook overgenomen en die zijn bestemd als Wonen 1.

Binnen deze bestemming zijn de volgende bouwwerken toegestaan: hoofdgebouwen (woningen), aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 20 Leiding - Riool

De aanwezige rioolleiding met planologische relevantie is in dit bestemmingsplan positief bestemd. De bestemming richt zich op de bescherming van de belangen van de leiding.

Bouwen op deze gronden is derhalve slechts onder voorwaarden toegestaan. Een toets van het voornemen door de beheerder van de leiding behoort tot de voorwaarden.

Artikel 21 Waarde - Archeologie ZH, Artikel 22 Waarde - Archeologie H, Artikel 23 Waarde - Archeologie M, Artikel 24 Waarde - Archeologie L

Naast de daarvoor aangewezen andere bestemming(en) zijn de gronden bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

Er gelden specifieke regels voor het bouwen en er is een vergunningsstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden opgenomen. De verschillende archeologische bestemmingen onderscheiden zich door het oppervlak van de bebouwing waarvoor een vergunning is vereist (variërend van 50 m2 tot 2.500 m2).

Artikel 25 Waarde - Beschermd dorpsgezicht en Artikel 26 Waarde - Landgoed

In het plangebied liggen twee landgoederen. Landgoed Staverden is aangewezen als Beschermd dorspgezicht. Hiervoor zijn speciale regels, waaronder een aanlegvergunning stelsel, opgenomen om de waarden van het landgoed te beschermen. Het andere landgoed wordt beschermd met de regels uit het vigerende bestemmingsplan Enclave.

Artikel 27 Waterstaat - Waterbergingsgebied

Met deze bestemming worden de belangen voor de tijdelijke berging van water tijdens en na perioden van overvloedige neerslag geregeld.

7.2.3 Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn de aanvullende, algemene regels opgenomen.

Artikel 28 Anti-dubbeltelregel

Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een bouwvergunning hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Artikel 29 Algemene bouwregels

In dit artikel zijn de regels opgenomen ten aanzien van de bestaande afstanden en maten.

Artikel 30 Algemene gebruiksregels

In dit artikel zijn gebruiksregels opgenomen die gelden voor het gehele plangebied.

Artikel 31 Algemene aanduidingsregels

In dit artikel zijn aanduidingen opgenomen die voor meerdere bestemmingen in het plangebied gelden. Daarnaast zijn twee wijzingsbevoegdheden opgenomen, waarin woningbouw mogelijk wordt gemaakt (Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1 en 2) Daarnaast zijn burgemeester en wethouders bevoegd om ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied 3' de bestemming van de gronden te wijzigen om de realisatie van bos en natuur mogelijk te maken ten behoeve van boscompensatie. Daarnaast is de aanduiding 'recontructiewetzone - extensiveringsgebied' opgenomen, waarmee wordt geregeld onder welke voorwaarden niet-grondgebonden agrarische bedrijven stallen mogen uitbreiden. Deze regeling is afgestemd op de Provinciale verordening Gelderland (2014) (zie paragraaf 3.2.2).

Artikel 32 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel zijn afwijkingen opgenomen die voor alle bestemmingen gelden.

Artikel 33 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel zijn wijzigingen opgenomen, zoals woningsplitsing en verschuiven van bestemmingsgrenzen die gelden voor het gehele plan.

Artikel 34 Overige regels

In dit artikel is het aanlegvergunningstelsel opgenomen die is opgenomen voor de bescherming van de diverse waarden die zijn opgesomd in de agrarische artikelen.

7.2.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 35 Overgangsrecht

De tekst uit dit artikel is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen. Het betreft een regeling voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het inwerking treden van het bestemmingsplan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.

Artikel 36 Slotregel
In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid

Voorliggend bestemmingsplan is grotendeels conserverend van karakter, waarbij de bestaande, feitelijke situatie wordt vastgelegd, met uitzondering van illegale situaties die vanuit ruimtelijk oogpunt niet gewenst zijn. De aanwezige ruimtelijke en functionele kwaliteit zal behouden blijven. De Wro maakt met het bepaalde in afdeling 6.4 het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten, wanneer deze planologisch mogelijk worden gemaakt in een bestemmingsplan en een wijziging van een bestemmingsplan. Bij ministeriële regeling is vastgesteld dat indien in het nieuwe bestemmingsplan geen sprake is van een ontwikkeling als hiervoor bedoeld, maar slechts sprake is van een onbenutte bouwruimte op basis van het vigerende bestemmingsplan, deze dan niet vallen onder de exploitatiewetgeving.

Het onderhavige bestemmingsplan betreft een grotendeels conserverend plan waarbinnen de bebouwing reeds aanwezig is. De mogelijke woningbouw in Speuld is geregeld via een wijzigingsbevoegdheid. Een exploitatieplan wordt indien nodig opgesteld in het kader van het wijzigingsplan. In het kader van de wijzigingsbevoegdheden is een planschaderisico-analyse uitgevoerd. Mogelijke planschade die optreedt bij het wijzigingsplan wordt verhaald op de initiatiefnemer.

Op basis van het bovenstaande is er voor bestemmingsplan 'Buitengebied Agrarische Enclave en Speuld' geen aanleiding tot kostenverhaal middels een exploitatieplan. Gelet op het vorenstaande is er dan ook geen verplichting om tegelijkertijd met het bestemmingsplan een exploitatieplan op te stellen.

Hoofdstuk 9 Maatschappelijk uitvoerbaarheid

Op 17 september 2009 heeft de gemeenteraad de notitie 'R.O. instrumenten, Bevoegdheden c.q. rol van de gemeenteraad' vastgesteld. Deze notitie heeft tot doel de rol en de bevoegdheid van de gemeenteraad bij de verschillende R.O.-instrumenten in beeld te brengen en duidelijk te maken op welk moment de gemeenteraad kaders mee kan geven bij het toepassen van de verschillende ruimtelijke ordenings-instrumenten.

De notitie gaat voor Ermelo uit van een tweedeling in bestemmingsplanprocedures voor ontwikkelingen of verzoeken. De eerste groep ziet op ontwikkelingen of verzoeken met een beperkt karakter die zich in het algemeen afspelen op perceelsniveau en waarbij geen strijd is met het ruimtelijke beleid. De tweede groep ziet op bestemmingsplannen voor grotere gebieden waarvoor een actualiseringsopgave geldt, voor urgente en belangrijke ontwikkelingen die niet passen binnen het geldende planologische regime en grootschalige nieuwe ontwikkelingen.

Het bestemmingsplan 'Buitengebied Agrarische Enclave en Speuld' valt in de tweede groep. Op grond van de notitie wordt wel inspraak gevoerd op dit bestemmingsplan en wordt het plan toegezonden aan de diverse overlegpartners (zie onderstaand).

9.1 Overleg

Het voorontwerp van dit bestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Bro toegezonden respectievelijk bekend gemaakt aan:

  • 1. Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten;
  • 2. Provincie Gelderland;
  • 3. Waterschap Valei en Veluwe;
  • 4. NV Nederlandse Gasunie;
  • 5. Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland;
  • 6. Liander;
  • 7. Tennet;
  • 8. De Vereniging ter behoud van Natuurmonumenten;
  • 9. Gelders Landschap en Kastelen;
  • 10. LTO Veluwerand;
  • 11. Prorail;
  • 12. Gelderse Natuur en Milieufederatie;
  • 13. Gemeente Apeldoorn;
  • 14. Gemeente Nunspeet;
  • 15. Gemeente Harderwijk;
  • 16. Ministerie van Defensie;
  • 17. Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;
  • 18. Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie;
  • 19. Natuur en Milieuplatform Ermelo;
  • 20. Buurtvereniging Speuld.

De reacties van de 5 instanties die hebben gereageerd in het kader van het vooroverleg zijn in de Nota beoordeling inspraakreacties, vooroverleg en ambtshalve wijzigingen samengevat en van een beoordeling voorzien, met daarbij (in voorkomende gevallen) de voorgestelde wijziging(en). Deze nota is als bijlage 4 bijgevoegd.

9.2 Inspraak

Overeenkomstig het in de gemeentelijke inspraakverordening bepaalde heeft het voorontwerp bestemmingsplan Buitengebied Agrarische Enclave en Speuld met ingang van 24 december 2013 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen met de mogelijkheid een inspraakreactie in te dienen. Er zijn 53 inspraakreacties ontvangen. Deze reacties zijn in de Nota beoordeling inspraakreacties, vooroverleg en ambtshalve wijzigingen samengevat en van een beoordeling voorzien, met daarbij (in voorkomende gevallen) de voorgestelde wijziging(en). Deze nota is als bijlage 4 bijgevoegd.

9.3 Ambtshalve aanpassingen

Er hebben ambtelijke aanpassingen plaatsgevonden in het ontwerpbestemmingsplan ten opzichte van het voorontwerpbestemmingsplan. Hierop wordt nader ingegaan in de Nota beoordeling inspraakreacties, vooroverleg en ambtshalve wijzigingen, die als bijlage 4 is bijgevoegd.

9.4 Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan Agrarische Enclave en Speuld heeft van 2 oktober 2014 tot en met 12 november 2014 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode kon iedereen een zienswijze kenbaar maken op dit plan. Van deze gelegenheid hebben 25 personen gebruik gemaakt. 24 zienswijzen zijn ontvankelijk. Zienswijze 25 is buiten de termijn binnengekomen (11 december 2014). In de Nota beantwoording zienswijzen en ambtshalve wijzigingen Bestemmingsplan buitengebied Agrarische Enclave en Speuld (nr. 14064343, casenr. 2014-11363) (hierna: zienswijzennota) zijn deze zienswijzen samengevat en voorzien van een beoordeling, met daarbij (in voorkomende gevallen) de voorgestelde wijzigingen. De zienswijzennota is als bijlage 6 bijgevoegd. In de zienswijzennota zijn ook de ambtshalve aanpassingen opgenomen.