direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf
Plan: Landgoed Tongeren
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0232.BG026LdgdTongeren-VBP1

Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Agrarisch Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, daaronder niet begrepen het sier- en boomkwekerijbedrijf en de bollenteelt en voorts met uitzondering van een intensieve veehouderij;
  • b. per bestemmingsvlak mag ten hoogste 1 agrarisch bedrijf worden uitgeoefend;
  • c. de uitoefening van een zorgboerderij in de vorm van dagbesteding gericht op kennismaking met het agrarisch bedrijf;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk (m)' voor de uitoefening van een zorgboerderij in combinatie met begeleid (zelfstandig) wonen;
  • e. nevenactiviteiten, zoals hierna genoemd, en ontvangstruimten ten behoeve van verkoop vanaf de boerderij, rondleidingen en dergelijke, met dien verstande dat de gezamenlijke bebouwde oppervlakte daarvoor, tenzij anders bepaald, niet meer dan 200m² BVO mag bedragen. Toegestane vormen van nevenactiviteiten zijn:
    • 1. bed en breakfast met maximaal 15 overnachtingsplaatsen;
    • 2. kleinschalig kamperen, met dien verstande dat stacaravans niet zijn toegestaan;
    • 3. recreatief rustpunt / kleinschalige horecavoorziening;
    • 4. natuurbeheer;
    • 5. detailhandel in op het betreffende agrarische bedrijf vervaardigde agrarische producten, met dien verstande dat de gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 50m² ;
    • 6. detailhandel in de vorm van de voor de streek kenmerkende en als zodanig herkenbare, ter plaatse vervaardigde producten, met dien verstande dat de gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 50m² ;
    • 7. niet gemotoriseerde recreatieve (outdoor)activiteiten;
    • 8. educatiecentrum;
    • 9. duurzame energie voorzieningen;
  • f. de waterhuishouding,

met de daarbij behorende:

  • g. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder begrepen;
  • h. andere bouwwerken;
  • i. andere werken, tuinen, erven, ontsluitingswegen en -paden, waterhuishoudkundige en andere voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken

Binnen deze bestemming mogen gebouwen uitsluitend ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - dierenverblijf' dienen bedrijfsgebouwen in de vorm van dierenverblijven en bovengrondse voorzieningen voor mestopslag binnen de aanduidingsgrenzen te worden gebouwd;
  • c. de goothoogte mag maximaal 7 meter en de bouwhoogte maximaal 12 meter bedragen;
  • d. de dakhelling dient ten minste 18º te bedragen;
  • e. per bestemmingsvlak mag ten hoogste 1 bedrijfswoning worden gebouwd met een inhoud van maximaal 800 m3.
3.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een hooiberg, (kunst)mest- en/of voeder silo mag niet meer dan 15m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van sleufsilo's mag niet meer dan 3m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 2,5m bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde in:

  • a. 3.2.1 onder a en vervangende nieuwbouw toestaan binnen de bestaande maatvoering tot maximaal 200m², mits sprake is van een goede beeldkwaliteit, landschappelijke inpassing en verbetering van de voorkomende waarden;
  • b. 3.2.1 onder e ten behoeve van een tweede dienstwoning, met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud van de tweede bedrijfswoning maximaal 700m³ bedraagt;
    • 2. sprake is van een noodzakelijk en intensief toezicht dat slechts door twee volwaardige arbeidskrachten kan worden verricht;
    • 3. het bedrijf duurzame werkgelegenheid biedt aan twee volwaardige arbeidskrachten.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

Onder 'strijdig gebruik' wordt nadrukkelijk ook begrepen:

  • a. het gebruik van de gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens en het gebruik van gebouwen voor recreatief nachtverblijf, standplaats voor kampeermiddelen anders dan toegestaan als kleinschalig kampeerterrein, tenzij anders in dit plan is geregeld;
  • b. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;
  • c. het gebruik van gronden en opstallen voor doeleinden van handel en/of andere dan agrarische bedrijfsdoeleinden.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde in 3.2.1 onder e en het bepaalde onder 3.4 ten behoeve van de huisvesting van 2 huishoudens, mits hierdoor het aantal bedrijfswoningen niet wordt vergroot.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan en de bestemming wijzigen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied':

  • a. in de bestemming "Wonen", mits daardoor het aantal woningen gelijk blijft;
  • b. in de bestemming "Maatschappelijk" ten behoeve van sociale, culturele, kunstzinnige, medische, therapeutische, algemeen maatschappelijke en/of met het buitengebied samenhangende dan wel daarop gerichte educatieve (buitengebied)functies, waaronder begrepen expositieruimten, natuur- en landschapseducatie en natuur- en landschapsbeheer;
  • c. ten behoeve van kleinschalige woon-werkcombinaties en/of kleinschalige vormen van natuur- en landschapsbeheer en -educatie tot een oppervlakte van ten hoogste 500m² alsmede in de aangrenzende gebiedsbestemming;
  • d. ten behoeve van activiteiten gericht op recreatie tot een oppervlakte van ten hoogste 1000m² alsmede in de aangrenzende gebiedsbestemming;
  • e. ten behoeve van milieuvriendelijke ambachtelijke bedrijven, kunstnijverheidsbedrijven en bjienhouderijen tot een oppervlakte van ten hoogste 1000m²;
  • f. ten behoeve van agrarisch verwante bedrijven zoals agrarische hulpbedrijven tot een oppervlakte van ten hoogste 1000m².
3.6.2 Afwegingskader

Een in 3.6.1 genoemde wijziging kan worden vastgesteld indien:

  • a. de infrastructuur ten gevolge van de gewijzigde functie niet wordt verzwaard. Onder verzwaren wordt mede verstaan het verharden van zandwegen;
  • b. een (bedrijfs)woning gehandhaafd blijft;
  • c. de woonfunctie uitsluitend wordt uitgeoefend binnen het hoofdgebouw met de oorspronkelijke woonfunctie;
  • d. de verkeersaantrekkendheid in vergelijking met de oorspronkelijke activiteiten niet of nauwelijks toeneemt;
  • e. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de milieusituatie;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 3. de waarden en functies die het plan beoogt te beschermen;
  • g. inzicht bestaat in de (significante) gevolgen voor gebieden die in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998, als beschermde gebieden worden aangemerkt;
  • h. gebouwen die niet worden aangewend voor hergebruik, moeten worden gesloopt waarbij de bedrijfswoning(en) en de monumentale en karakteristieke bebouwing buiten beschouwing wordt gelaten; deze bebouwing wordt echter wel meegeteld bij de berekening van onder 3.6.1 bedoelde oppervlakten;
  • i. vervangende nieuwbouw is toegestaan tot een oppervlakte van niet meer dan 250m² mits door middel van een inpassingsplan worden aangetoond:
    • 1. een goede beeldkwaliteit en landschappelijke inpassing;
    • 2. verbetering van landschappelijke en natuurlijke waarden en /of verbeteringen van de openbare toegankelijkheid van het buitengebied en/of het herstel van cultuurhistorische elementen en/of het creëren van extra waterberging;
  • j. afwijking van de onder 3.6.1 onder c genoemde maten is mogelijk tot maximaal 20% mits door middel van een inpassingsplan worden aangetoond:
    • 1. een goede beeldkwaliteit en landschappelijke inpassing;
    • 2. verbetering van landschappelijke en natuurlijke waarden en /of verbeteringen van de openbare toegankelijkheid van het buitengebied en/of het herstel van cultuurhistorische elementen en/of het creëren van extra waterberging.