Plan: | De Adelaar |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0232.BG006DeAdelaar-VBP1 |
Horster Vastgoed en Handels BV en Bonhof Vastgoed BV zijn van plan om op de percelen Heerderweg 59 (ged.), 61 en 63 te Epe 8 woningen te realiseren. De locatie is gelegen in het buitengebied van Epe is in het verleden gebruikt door een chemische wasserij. Momenteel wordt er in de voormalige bedrijfswoning gewoond en wordt de bestaande bedrijfsbebouwing (deels) gebruikt door een machine- en gereedschappenverhuurbedrijf. De nieuwe woningen zijn verdeeld over een drietal bouwblokken.
De bestaande woning op het perceel Heerderweg 59 maakt geen deel uit van het plangebied. De woning heeft conform het bestemmingsplan "Buitengebied" een woonbestemming. Deze bestemming blijft behouden.
In een eerder stadium is voor het perceel een ander bouwplan opgesteld en heeft een voorontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegen. Dit bestemmingsplan voorzag in de realisatie van 44 appartementen verdeeld over drie woongebouwen. Naar aanleiding van de binnengekomen inspraakreacties en zienswijzen en het ontbreken van steun in de gemeenteraad is besloten dat bouwplan sterk aan te passen. Het resultaat hiervan staat in onderliggend bestemmingsplan beschreven.
Het voorgenomen plan wijzigt de functie en invulling van het plangebied en past niet binnen de regeling van het geldende bestemmingsplan "Buitengebied". De plannen voor de ontwikkeling van het plangebied zijn al gepresenteerd aan de gemeenteraad. De gemeenteraad staat positief tegenover de voorgenomen plannen. De gemeente wenst dan ook middels dit bestemmingsplan medewerking te verlenen aan de ontwikkeling van het plangebied. Het bestemmingsplan gaat ingevolge artikel 3.1 Wro, de in dat artikel aangegeven procedure, met terinzagelegging en gelegenheid tot indienen van zienswijzen, doorlopen.
Het plangebied is gelegen ten noorden van Epe. Het gebied ligt aan de noordwestzijde van de N794 en nabij de afrit van de A50. De zuidelijke grens van het gebied wordt gevormd door de onverharde Adelaarsweg en het daaraan grenzende bos. Aan de westzijde van het gebied bevindt zich een woonperceel. Ten noorden van het plangebied bevindt zich de Zuidelijke Horsthoeker Beek met daarachter enkele weilanden. Ten oosten van het plangebied ligt de N794 en bevinden zich weilanden en enkele boomstroken.
afbeelding - globale ligging van het plangebied [bron: Google Earth]
Het plangebied is gelegen in het bestemmingsplan "Buitengebied", dit bestemmingsplan is vastgesteld op 23 juni 2005. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" gekregen. Binnen deze bedrijfsbestemming is het onder bepaalde voorwaarden toegestaan om een wasserij met één bedrijfswoning te realiseren. Het bebouwingsoppervlak ten behoeve van bedrijfsgebouwen mag conform het geldend bestemmingsplan "Buitengebied" 1.125 m2, exclusief een bedrijfswoning, bedragen. De bouwhoogte voor bedrijfsgebouwen ligt op maximaal 10 meter.
Het voorgenomen plan van Horster Vastgoed en Handels BV en Bonhof Vastgoed BV om 8 woningen te bouwen past niet binnen deze geldende bestemming en dient derhalve met een nieuw bestemmingsplan mogelijk te worden gemaakt.
Als gevolg van het goedkeuringsbesluit van Gedeputeerde Staten en de uitspraak van de Raad van State is het bestemmingsplan "Buitengebied" op onderdelen gecorrigeerd. Deze correctie is verwoord in de 4e partiële herziening (correctieve herziening). De correctieve herziening heeft geen inhoudelijk gevolgen voor het plangebied.
afbeelding – uitsnede van plankaart van het bestemmingsplan “Buitengebied”
Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen:
De toelichting is als volgt opgebouwd:
In de huidige situatie bevinden zich binnen het plangebied aan de Heerderweg 59 (ged.), 61 en 63 een woning en enkele bedrijfsgebouwen ten behoeve van de voormalige chemische wasserij. Enkele van deze gebouwen worden nu gebruikt door het machine- en gereedschappenverhuurbedrijf. De voormalige bedrijfswoning wordt momenteel voor wonen verhuurd. Tevens is in het gebied een strook met kleine schuurtjes aanwezig.
afbeelding - foto van de oude schuren in het plangebied
De ruimtelijke kwaliteit van de huidige locatie is ronduit slecht te noemen. Het betreft een mengeling van verschillende gebouwen waarvan een deel in zeer slechte staat verkeert. De huidige bebouwing met een gezamenlijke oppervlakte van circa 1.760 m2 wordt in de toekomstige situatie verwijderd, bovendien worden de huidige milieurechten ingetrokken. Daarmee wordt belangrijke ruimtelijke kwaliteitswinst behaald.
Het plangebied kent een rijke geschiedenis. Aan het einde van de 17e eeuw werd op de locatie een papiermolen gesticht. De papiermolen die vele eigenaren heeft gehad is tot het eind van de 19e eeuw in gebruik geweest als papiermolen. Na 1900 werd de molen ingericht als wasserij. In 1912 werd de historische molen vervangen door een stoommachine en in 1933 is voor het eerst sprake van een Stoomwasscherij. De wasserij die in de loop der jaren verschillende eigenaren heeft draagt tot aan 1991 de naam 'Wasserij De Adelaar'. Deze naam ligt aan de basis voor de naam van het voorgenomen plan.
Van de historische molen is bovengronds niets meer te vinden. Op de kaart uit 1872 (zie 4.1.3) is de locatie van de voormalige molen echter goed waar te nemen.
De oppervlakte van het plangebied gelegen in het buitengebied van Epe bedraagt circa 0,6 hectare. In het gebied zijn enkele bomen en bosschages aanwezig.
In de nieuwe situatie worden in het plangebied 8 woningen gerealiseerd en verdwijnt de mogelijkheid tot de vestiging van een chemische wasserij, of ander gelijksoortig bedrijf. Met de verwijdering van de milieuhinderlijke bestemming wordt een ruimtelijke en milieutechnische kwaliteitswinst voor de directe omgeving en het gehele buitengebied behaald.
De omzetting naar een andere functie leidt tot sloop van 1.701,4 m2 bedrijfsgebouwen, inclusief het bijgebouw aan bij Heerderweg 59. De helft van dit oppervlak mag als geprojecteerd grondoppervlak teruggebouwd worden. Dat is 850,7 m². Daarnaast mag de bedrijfswoning van 151,5 m² herbouwd worden. Het totaal te bouwen oppervlak is dan 1.002,2 m². Per saldo zal minder bebouwing gerealiseerd worden dan in de huidige situatie aanwezig is. In bijlage 1 is een overzicht gegeven van de oppervlaktes van de aanwezige bebouwing.
afbeelding - te slopen gebouwen en oppervlaktes
Het programma bestaat uit 8 woonhuizen met een garage. Per woning is dus circa 125 m² beschikbaar.
Het Provinciaal en gemeentelijk beleid stelt dat het gebouwde oppervlak over slechts twee gebouwen wordt verdeeld. Tezamen met de te herbouwen bedrijfswoning zijn drie bouwvolumes toegestaan. De woningen zullen daardoor in een geschakelde vorm verkaveld moeten worden. De ligging aan de beek zou bij voorkeur in het plan tot uiting moeten komen. De beek zelf zou waar mogelijk meer vernatuurlijkt moeten worden.
De provincie heeft als beheerder van de Heerderweg in verband met een op handen zijnde reconstructie van die weg bepaald dat de oude toegangslaan niet voor de ontsluiting van dit plan gebruikt mag worden. De uitweg van de toegangslaan op de Heerderweg moet geheel worden afgesloten. Dat heeft tot gevolg dat het plangebied aangetakt moet worden op de Adelaarsweg.
Het voorliggende plan voorziet in al die randvoorwaarden.
afbeelding - impressie van voorgestelde invulling plangebied
Vanaf de entree aan de Adelaarsweg arriveert men op een ruime hof of voorerf. Rondom dit erf zijn drie bouwensembles gesitueerd. De schaal en maat van de bebouwing is afgestemd op de omgeving. Er is gekozen voor twee blokjes met ieder twee geschakelde woningen en een bouwstrook met vier woningen. De gebouwen zijn zo gesitueerd dat de openheid van het gebied het best gewaarborgd blijft. Door de blokken niet strak achter en naast elkaar te situeren, maar juist met tussenruimten, ontstaat een informele sfeer. De verspringende rooilijn van de vier woningen doet recht aan de vorm van het plangebied en verkleint de lengte van dit bouwensemble. Er ontstaat een zekere collectiviteit door de ligging rondom de ruim bemeten hof. Aan het einde van het hof wordt ter plekke van de beek een zitje ontworpen en kan het water verbreed worden. Eventuele resten van de oude watermolen worden hier indien mogelijk ook opnieuw zichtbaar gemaakt. Deze plek refereert aan de oude wasplaats bij de molen.
Qua vormgeving van de gebouwen wordt aansluiting gezocht met de bouwtypologie in deze landelijke omgeving. Veel voorkomend zijn de Saksische boerderijen, naast diverse markante schuren. Uitgangspunt is dan ook een lage gevel met een hoge kap, conform die kenmerkende typologie.
De schakeling tussen de hoofdgebouwen dient ook met een kap plaats te vinden, zodat elk bouwblok als een geheel oogt. Een tussenlid, waarin een garage of carport of bijgebouw kan worden geplaatst kan ook middels het doorleggen van gordingen, glaspanelen of iets dergelijks ontworpen zijn. Binnen een bouwblok is het mogelijk om individueel te bouwen mits men zich aan de beeldkwaliteitsregels houdt.
De kleurstelling is eveneens geënt op agrarische bebouwing in de omgeving. Hout in donkere tinten, grijze pannen of riet en een enkel wit detail gecombineerd met donkere baksteen zijn de ingrediënten.
afbeelding - 3d weergave van mogelijke invulling van het plangebied
Bij de ontwikkeling van het plan is vanwege de ligging in het landelijk gebied ook de nodige aandacht besteed aan de groene uitstraling van het te realiseren plan. De groene inpassing wordt onder andere bereikt door aan de westzijde van het perceel bij de oplevering diverse bomen te planten. Die bomen sluiten aan op de bomen van het buurperceel waardoor een stevige groene inkadering wordt bereikt. De bomen nabij de Zuidelijke Horsthoeker Beek worden indien mogelijk gespaard. Een te saneren grondlaag onder de bomen kan boomkap noodzakelijk maken. Daarnaast worden als onderdeel van het voorgenomen plan, verspreid in het plangebied nieuwe bomen geplant dan wel individuele aanwezige duurzame bomen behouden. Ondanks dat de oprijlaan niet meer als toegang gebruikt mag worden zullen de erlangs staande bomen wel gespaard worden. Door op die wijze aandacht te schenken aan de cultuurhistorische elementen in het plangebied wordt de geschiedenis voor het heden vastgelegd.
Bij de ontwikkeling van de woningen is het noodzakelijk dat voldoende parkeervoorzieningen worden aangelegd. Uitgaand van een factor 2,5 worden in ieder geval 2 parkeerplaatsen op eigen erf gerekend. De overige parkeerplaatsen zullen in de praktijk ook op eigen erf gerealiseerd kunnen worden. Binnen de hof (1000 m²) is ook voldoende plaats om minimaal 4 parkeerplaatsen aan te leggen. De inrichting zal op informele wijze zijn.
Beeldkwaliteitsplan
Voor deze ontwikkeling is een beeldkwaliteitsplan opgesteld (zie bijlage 2). Het Beeldkwaliteitsplan vormt samen met het bestemmingsplan het toetsingskader bij de ontwikkeling van het plangebied. In het beeldkwaliteitsplan wordt gedetailleerd beschreven hoe de invulling van het plangebied vorm moet krijgen.
Het beeldkwaliteitsplan is met name het toetsingskader voor de uiterlijke verschijningsvorm van de toekomstige bebouwing. Onder andere aspecten als materiaalgebruik, kapvormen, kleurgebruik en de uitstraling van de gevels zullen bij de aanvraag van een omgevingsvergunning getoetst worden aan het beeldkwaliteitsplan.
De inrichting van de buitenruimte zal eveneens in het beeldkwaliteitsplan aan de orde komen.
Dit bestemmingsplan heeft een dusdanig klein karakter dat het nationale beleid aangaande de ruimtelijke ordening niet direct van toepassing en te vertalen is in dit bestemmingsplan. Het is daarnaast zo dat de uitgangspunten uit beleidsstukken van het Rijk veelal verwerkt worden in provinciale en gemeentelijke beleidsstukken. Dit geldt ook voor de gemeente Epe. In dit hoofdstuk wordt dan ook ingegaan op de relevante provinciale en gemeentelijke beleidsstukken die voor dit bestemmingsplan van toepassing zijn.
De provincie Gelderland heeft op 29 juni 2005 het Streekplan - kansen voor regio's vastgesteld. In verband met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening op 1 juli 2008 is het streekplan 2005 beleidsneutraal omgezet tot een structuurvisie. De structuurvisie geeft het provinciale ruimtelijk beleid voor de komende jaren op hoofdlijnen aan. Leidend principe in de structuurvisie is: verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Om de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren zijn in de structuurvisie onder andere uitgangspunten opgenomen met betrekking tot functieverandering van gebouwen in het buitengebied, stedelijke vernieuwingsopgave en water als ordenend principe bij planontwikkeling.
De Structuurvisie geeft het provinciale ruimtelijke beleid voor de komende jaren op hoofdlijnen aan. Die lijnen zijn herkenbaar in de 'ruimtelijke hoofdstructuur'. De 'ruimtelijke hoofdstructuur' bestaat uit twee raamwerken.
Naast deze twee raamwerken zijn multifunctionele gebieden te onderscheiden. Deze gebieden maken geen onderdeel uit van de provinciale hoofdstructuur en voor deze gebieden is dan ook globaal en beperkt provinciaal beleid opgesteld. Het staat gemeenten vrij zelf het ruimtelijk beleid voor deze gebieden te bepalen. Het plangebied maakt onderdeel uit van het multifunctionele gebied.
In de structuurvisie staan ook enkele thema's beschreven die voor het voorgenomen plan relevant zijn. Het betreft hier onderwerpen als functieverandering in het buitengebied, Ecologische Hoofdstructuur en natuur buiten de EHS.
Functieverandering
Vanwege ontwikkelingen binnen de agrarische- en tuinbouwsector zijn de afgelopen jaren al vele gebouwen en bouwpercelen in het buitengebied hun huidige (agrarische) functie verloren. Daarnaast zijn er ook agrariërs die hun agrarische gebouwen deels willen gebruiken voor niet-agrarische activiteiten. De provincie wil bevorderen dat deze gebouwen op een goede wijze kunnen worden (her)gebruikt.
Door functieverandering kan tegemoet worden gekomen aan de aanwezige behoefte aan wonen en werken in het buitengebied, zonder daarvoor extra bouwlocaties toe te voegen. De doelen van het provinciaal ruimtelijk beleid voor functieverandering van gebouwen in het buitengebied zijn de volgende:
Bij het voorgenomen plan is sprake van functieverandering. Het plangebied dat momenteel een niet-agrarische bedrijfsfunctie heeft, wijzigt onder bepaalde voorwaarden naar de woonfunctie. Omdat een niet-agrarische bedrijfsfunctie in het buitengebied ongewenst is, wordt het opheffen van deze milieuhinderlijke situatie als impuls gezien voor het buitengebied. Bij de functieverandering wordt overigens ook voldaan aan de verplichting om te investeren in de ruimtelijke kwaliteit. Het verhogen van de ruimtelijke kwaliteit wordt onder andere bereikt door het plan zelf zorgvuldig in het landschap in te passen maar ook door het leveren van een bijdrage aan het gemeentelijk groenfonds.
EHS
Gezien de ligging van het plangebied in de nabijheid van belangrijke natuur is het provinciale beleid met betrekking tot de Ecologische Hoofdstructuur EHS van belang. Dit provinciaal beleid is uitgewerkt in de in juli 2009 vastgestelde streekplanherziening 'herbegrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur'.
In de provincie Gelderland bestaat de EHS uit drie onderdelen; EHS-Natuur, EHS verweven en ecologische verbindingszones. Soorten die zijn gebonden aan grotere natuurgebieden vinden vooral een plek in EHS-natuur. EHS-verweven is van belang voor soorten die in gebieden leven waarin natuurelementen verweven zijn met agrarisch gebruik van het landschap. Met de ecologische verbindingszones neemt de versnippering van de natuur af en ontstaan meer migratiemogelijkheden voor planten en dieren.
Op de onderstaande kaart is te zien dat het plangebied grenst aan een gebied dat is aangemerkt als EHS-natuur. Het betreft hier de Horsterhoekerbeek, welke langs de noordzijde van het plangebied stroomt. Daarnaast is het bosgebied aan de overzijde van de Adelaarsweg aangemerkt als EHS-verweven.
afbeelding - ligging plangebied ten opzichte van de EHS (bron: Atlas Groen Gelderland)
Natuur buiten de EHS
Het plangebied heeft geen betekenis als 'weidevogelgebied' of 'ganzenfoerageergebied'. Dergelijke gebieden liggen op grote afstand van het plangebied en buiten de invloedssfeer van de plannen. Wel is het bosgebied aan de overzijde van de Adelaarsweg gelegen binnen een gebied dat door de provincie is aangemerkt als 'soortenbeleid Das'. Het plangebied zelf maakt hier momenteel geen onderdeel van uit en is gezien de voorgenomen plannen ook niet geschikt als onderdeel van het leefgebied van de Das.
afbeelding - ligging plangebied ten opzichte van Soortenbeleid das (bron: Atlas Groen Gelderland)
Conclusie
Het voorgenomen plan voor functieverandering aan de Heerderweg in het buitengebied van Epe voldoet aan het functieveranderingsbeleid van de provincie Gelderland. In het kader van het functieveranderingsbeleid dient er sprake te zijn van een afname van 50% van de bebouwing.
De omzetting naar een andere functie leidt tot sloop van 1.760 m2 aan bedrijfsgebouwen, inclusief het bijgebouw aan bij Heerderweg 59. De helft van dit oppervlak mag als geprojecteerd grondoppervlak teruggebouwd worden. Dat is 880 m². Daarnaast mag de bedrijfswoning van 140 m² herbouwd worden. Het totaal te bouwen oppervlak is dan 1020 m². Per saldo zal minder bebouwing gerealiseerd worden dan in de huidige situatie aanwezig is. De ligging nabij de EHS en het leefgebied van de Das zijn niet van invloed op de ontwikkeling aangezien dergelijke natuurgebieden geen externe werking hebben.
Onder de Wro heeft de provincie geen bemoeienis meer met lokale belangen. Gemeenten worden vrij gelaten de lokale aspecten naar eigen inzicht te regelen. In het verleden diende ieder bestemmingsplan door Gedeputeerde Staten te worden goedgekeurd. Onder de Wro is het instrument van de goedkeuring komen te vervallen en heeft deze plaats gemaakt voor algemene regels (ruimtelijke verordening). Gemeenten dienen deze algemene regels weliswaar in hun bestemmingsplannen te verwerken, maar behouden enige vrijheid in de wijze waarop zij dit doen. Deze algemene regels betreffen alleen onderwerpen met een duidelijk provinciaal c.q. nationaal belang.
De Ruimtelijke Verordening is sinds 2 maart 2011 in werking getreden, en heeft betrekking op onderwerpen als verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw.
Voor dit project zijn de volgende drie aspecten uit de provinciale ruimtelijke verordening relevant.
Conclusie
Het voorgenomen plan voor het plangebied aan de Heerderweg past binnen de richtlijnen zoals deze door de provincie Gelderland zijn verwoord in de Ruimtelijke Verordening Gelderland. De insteek van het voorgenomen plan is om het buitengebied van Epe een impuls te geven en de aanwezige waarden te behouden en waar mogelijk te versterken.
De provincie is bezig met een nieuwe Omgevingsvisie en Omgevingsverordening. Het ontwerp hiervan is gepubliceerd geweest. De inhoud van het ontwerp wijkt voor de voorziene ontwikkeling in het plangebied niet af van het vigerende beleid.
Voor stedelijke ontwikkeling en functieverandering naar stedelijke functies is de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik van toepassing. Een goede motivering van locatieskeuzes wordt mogelijk met de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik. De Gelderse ladder bevat een processchema dat stap voor stap de mogelijke ruimtelijke ontwikkelingen of initiatieven, stedelijke functies, via beleidskaders begeleidt om te komen tot een optimale afweging voor een locatiekeuze. Nadrukkelijk wil de provincie de ladder inzetten voor het 'goede gesprek' over ruimtelijke ontwikkelingen of initiatieven.
Met de provincie vindt reeds overleg plaats over het voorliggende bouwplan.
Het Waterplan Gelderland is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan Gelderland is tegelijk opgesteld met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd.
In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen.
Voor de realisatie van bepaalde waterdoelen zijn ruimtelijke maatregelen nodig. Hiervoor krijgt het Waterplan Gelderland op basis van de nieuwe Waterwet de status van structuurvisie. In het Waterplan Gelderland is beschreven welke instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening de provincie wil inzetten.
Conclusie
Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in paragraaf 4.8. Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt om gegaan.
Voor de periode 2010-2015 heeft het Waterschap Veluwe het Waterbeheersplan Veluwe opgesteld. Op de onderdelen robuust watersysteem, waterkwaliteit en ecologie wordt er voor de periode 2010-2015 een doorkijk gegeven naar 2027. Op die manier maakt het Waterschap Veluwe de wateropgave voor wat betreft de Kaderrichtlijn Water, inclusief financiering, concreet. Dat wil zeggen dat de wateropgave voor de Veluwe wordt vertaald in de doelen die in 2015 zijn gehaald. Het waterbeheersplan heeft de volgende doelen:
Per doel zijn verschillende opgaven van toepassing die in de periode 2010-2015 zullen worden aangepakt.
Conclusie
Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in paragraaf 4.8. Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt om gegaan.
Het "Structuurplan Epe" geeft de kaders voor het beheer en de ontwikkeling van dorpen en het landelijk gebied van de gemeente Epe. Het plan vormt als het ware de ruimtelijke vertaling van de Toekomstvisie. De gemeentelijke beleidsruimte wordt grotendeels bepaald door de provinciale en regionale beleidstukken. Binnen deze ruimte kan de gemeente een eigen invulling geven aan haar beleid.
Cultuurhistorie
Door de aanwezigheid van water in de gemeente is later veel bedrijvigheid ontstaan met stromend water als energiebron (koren-, zaag- en papiermolens en wasserijen). Het water werd zoveel mogelijk benut voor menselijke behoeften door middel van de aanleg van sprengen. Het bekenstelsel functioneert op een enkele sprengtak na nog steeds goed. Een aantal beken is deels gekanaliseerd. De cultuurhistorisch waardevolle sprengkoppen in de randzone blijven ruimtelijk in stand. Gestreefd wordt naar behoud en herstel van de landschappelijke structuren. Bijvoorbeeld: lanen, tuinkunstige elementen en historische bebouwing.
Uitgangspunten buitengebied
De vraag om nieuwe woningbouwmogelijkheden in het buitengebied ("nieuw rood") is bijzonder actueel; enerzijds vanwege de beleidsontwikkeling op provinciaal en regionaal niveau, anderzijds vanwege de vraag van inwoners of mogelijk toekomstige bewoners van het buitengebied.
In het buitengebied is op dit punt toch een terughoudend beleid gewenst. De woningbouw zal in de praktijk geconcentreerd moeten blijven in de kernen en de daarin opgenomen ontwikkelingslocaties. In het buitengebied zullen nieuwe woningen te allen tijde moeten bijdragen aan de oplossing van de reconstructie vraagstukken. Bijvoorbeeld, de toepassing van de ruimte voor ruimteregeling, hergebruik van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen en de ontwikkeling van nieuwe landgoederen. Individuele nieuwbouw op kleine schaal zal in de praktijk derhalve zeer sporadisch voorkomen. Deze ontwikkelingen zullen veelal worden gerelateerd aan kleine lintbebouwingen (=de zogenaamde buurtschappen).
Om helderheid te verschaffen in de toekomstige bouwmogelijkheden, is in het structuurplan een zonering opgenomen voor de bouwmogelijkheden in het buitengebied. Op het schaalniveau van het structuurplan kunnen alleen de zones worden bepaald, waar woningbouw in het buitengebied tot de mogelijkheden zou kunnen behoren. Of dit daadwerkelijk mogelijk is, hangt van veel lokale factoren af. De perceptie van een lintbebouwing, de milieuhygiënische belemmeringen e.d. Dit vraagt om maatwerk.
Deze kansen worden in een later stadium kwalitatief en kwantitatief uitgewerkt en van nadere eisen voorzien. Uitdrukkelijk wordt gesteld dat het structuurplan geen directe bouwtitels mogelijk maakt; het structuurplan schetst alleen de kansrijke en minder kansrijke zones voor nieuwbouw, die de gemeente verder zal uitwerken tot specifiek toetsingsbeleid.
Kansen voor nieuwe bouwlocaties op Oude bouwlanden
Zoals op de afbeelding staat weergegeven, ligt het plangebied binnen de zone 'Oude bouwlanden'.
afbeelding - uitsnede kaart Structuurplan Epe
Op de "Oude bouwlanden" kan uit een stedenbouwkundig en landschappelijk oogpunt nieuwbouw van woningen op een verantwoorde locatie bijdragen aan de versterking van de ruimtelijke structuur en de leefbaarheid. Nieuwbouw moet daarbij in ieder geval voldoen aan de volgende criteria:
Conclusie
Het voorgenomen plan voor de bouw van 8 woningen in het buitengebied van Epe sluit zoveel mogelijk aan bij de beleidsuitgangspunten zoals deze in het Structuurplan zijn opgenomen. Met betrekking tot de historie van het plangebied, de vroegere aanwezigheid van de papiermolen, wordt in het bestemmingsplan de mogelijkheid opgenomen om hier in de toekomstige situatie aan te refereren. Daarnaast is bij de invulling van het plangebied veel aandacht besteed aan de ruimtelijke/landschappelijke inpassing van de nieuwe bebouwing. Bovendien voldoet het plan aan de voorwaarden uit het Structuurplan die gelden voor nieuwbouwlocaties in het buitengebied.
Op 19 januari 2010 heeft de gemeente Epe de structuurvisie Veluweflank Epe vastgesteld. De structuurvisie Veluweflank heeft betrekking op het buitengebied tussen het Apeldoorns Kanaal en het Centraal Veluws Natuurgebied. Aan de noordzijde wordt het gebied begrensd door de gemeentegrens met Heerde en aan de zuidzijde door de gemeentegrens met Apeldoorn. De dorpskernen van Epe, Vaassen en Emst vallen buiten het gebied. De visie geeft een overkoepelend ruimtelijk strategisch toetsingskader voor ruimtelijke plannen en projecten. Naast een visie bevat structuurvisie Veluweflank ook een uitvoeringsparagraaf.
afbeelding - visiekaart Structuurvisie Veluweflank
Op de visiekaart ligt het plangebied binnen de zone ontwikkelingsruimte met een accent op de landschapsbouw. Binnen de zone ontwikkelingsruimte zijn er mogelijkheden voor functieverandering. De visiekaart benadrukt tevens dat de cultuurhistorische waarden in het plangebied leidend zijn voor de inrichting van het plangebied.
Ten zuiden van het plangebied ligt een belangrijke ruimtelijke drager, de Adelaarsweg, voor het recreatieve netwerk van de gemeente Epe. Het recreatieve netwerk is reeds redelijk compleet, maar mist enkele heldere oost-west verbindingen. De gemeente wil deze essentiële recreatieve schakels tussen Veluwe en IJsselvallei verbeteren. De gemeente zal bij de concentratiepunten publieke (parkeer)voorzieningen uitbreiden of aanleggen. Door het afwaarderen van de erfontsluitingsweg ontstaat een relatief verkeersluw netwerk waardoor deze aantrekkelijker wordt voor recreatief gebruik, met name de fiets. Herprofilering waar nodig ondersteunt dit.
Conclusie
Voorliggend bestemmingsplan maakt een nieuwe ontwikkeling mogelijk daar waar volgens de structuurvisie ruimte is voor functieverandering waarbij cultuurhistorische waarden leidend zijn. In het plangebied bevinden zich in de huidige situatie geen cultuurhistorische waarden. Wel heeft hier in het verleden een watermolen gestaan. Met betrekking tot een relatie met de oorspronkelijke cultuurhistorische waarden in het plangebied wordt in het bestemmingsplan een mogelijkheid opgenomen om ruimtelijk te verwijzen naar de vroegere aanwezige papiermolen (de vlonder langs de waterloop). Bovendien wordt de historische oprijlaan met de kenmerkende beplanting bij het voorgenomen plan behouden.
Twee thema's staan al eeuwen centraal in de ontwikkeling van de gemeente Epe: landbouw en industrieel water. In de voorlaatste ijstijd ontstonden vele beken op de Veluweflank. Als gevolg hiervan gingen de inwoners van Epe vanaf de middeleeuwen de kansen benutten die de beken met zich meebrachten. De natuurlijke beken hadden echter ook enkele nadelen, zoals een geringe capaciteit en een onregelmatige aanvoer van water. Om dit te verbeteren verlegde de molenaar de beek, diepte hem verder uit en sneed hij bovenstrooms van de oorspronkelijke kwelbeek het grondwater aan. Op deze manier ontstond in de gemeente Epe een ingenieus en uitgebreid systeem van waterlopen en waterwerken. Zeker 26 watermolens maakten in het verleden deel uit van dit systeem. Tegenwoordig zijn er nog vier over. Van de overige watermolens zijn soms nog restanten te vinden.
Epe is trots op zowel haar agrarische als haar industriële verleden en de vele relicten hiervan die nog steeds in het landschap terug te vinden zijn. Epe wil zich dan ook inzetten om dit verleden voor de toekomst te behouden en maakt zich sterk voor het beschermen van dit specifieke cultuurhistorisch erfgoed. Hiervoor zijn de volgende subdoelen opgesteld:
Conclusie
In het bestemmingsplan is de mogelijkheid opengehouden om bij de ontwikkeling van het plan stil te staan bij de historie van de locatie. Daarnaast wordt de historische oprijlaan met de kenmerkende beplanting bij het voorgenomen plan behouden. De functie van de laan als oprijlaan zal vervallen.
Het plangebied is niet opgenomen in de woonvisie 2010-2015 en daarom geldt hiervoor de beleidsregel 'Woningbouw buiten de woonvisie 2010-2015, gemeente Epe'. Deze beleidsregel is opgebouwd in een voorwaardenscheppend kader en een beoordelingskader. Het voorwaardenscheppend kader geeft de voorwaarden aan waaraan elk verzoek altijd beoordeeld wordt en waaraan de gemeente Epe strak wil vasthouden. Vervolgens biedt het beoordelingskader de mogelijkheid tot maatwerk, flexibiliteit en dus ruimtelijke dynamiek. Hierin speelt de integrale afweging van belangen een belangrijke rol. Kwaliteit is hierbij het sleutelwoord.
De voorwaardenscheppende uitgangspunten zijn:
Conclusie
Het voorgenomen plan voor de bouw van 8 woningen in het buitengebied van Epe voldoet aan de voorwaarden en uitgangspunten zoals deze zijn verwoord in de 'Woningbouw buiten de woonvisie 2010-2015, gemeente Epe'.
In verband met de demografische ontwikkelingen binnen de regio en de economische situatie heeft de gemeenteraad van Epe op 30 juli 2011 de beleidsnotitie 'Nieuwe kaders woningbouwinitiatieven gemeente Epe 2011' opgesteld. Deze beleidsnotitie heeft tot doel om in te spelen op de meest actuele woningbehoefte en de voorgenomen plannen binnen de gemeente Epe.
In het meest actuele woningbouwprogramma van de provincie Gelderland is de verplichting opgenomen dat de gemeenten op regionaal niveau een woningbouwprogramma formuleren. Voor de regio Stedendriehoek ligt een woningbouwopgave tot en met 2019 van 8.500 woningen. Het is aan de gemeenten om in onderling overleg te komen tot een verdeelsleutel van die 8.500 woningen.
Ook voor Epe is de plancapaciteit aan woningen beduidend hoger dan de behoefte daaraan. De gemeente heeft in deze beleidsnotitie daarom enkele kaders opgesteld waarmee ingespeeld wordt op de gewijzigde behoefte. De kaders die binnen de gemeente Epe worden gehanteerd zijn:
Conclusie
Het initiatief voor het voorgenomen plan is getoetst aan de 'Woningbouw buiten de woonvisie 2010-2015, gemeente Epe' (zie 3.2.4). Hoewel de gemeente in juli 2011 nieuw beleid heeft vastgesteld met betrekking tot woningbouwinitiatieven, geldt de 'Woningbouw buiten de woonvisie 2010-2015, gemeente Epe' wel als toetsingskader voor voorliggend plan.
Bij eventuele nieuwe woningbouwinitiatieven geldt de beleidsnotitie 'Nieuwe kaders woningbouwinitiatieven gemeente Epe 2011' wel als toetsingskader.
Het plangebied is gelegen in het nationaal landschap van Veluwe tot IJssel en daarom is het landschapsontwikkelingsplan van Veluwe tot IJssel van belang voor het plangebied. Het landschapsontwikkelingsplan (LOP) beoogd de volgende doelen:
Watermolens
Binnen het landschap van Veluwe tot IJssel zijn watermolens en de samenhang met het beken- en sprengensysteem onderscheidend. Een watermolen is een molen die de stroming in een beek of rivier door middel van een waterrad omzet in rotatie- energie, die bijvoorbeeld nuttig kan worden gebruikt voor het malen van graan of het persen van olie. De energie kon ook gebruikt worden voor andere industriële toepassingen, zoals het bewerken van metaal (ijzer, koper), vervaardigen van papier (papiermolen) en in de textielnijverheid, zoals een volmolen.
Typerend voor het landschap van Veluwe tot IJssel zijn de watermolens die werden geplaatst langs de sprengen op de Veluweflank. Ze werden veel gebruikt in de papierindustrie en werden vooral in de 17e eeuw opgericht. In 1740 waren er op de Veluwe ruim 170 papiermolens. In 1865 waren er nog maar 94 papiermolens op de Veluwe overgebleven. Veel molens werden in de 19de eeuw omgebouwd tot wasserijen. Inmiddels bestaan veel papier- en watermolens niet meer. Gelukkig zijn verspreid over het gebied nog enkele watermolens bewaard gebleven. Vaak tref je bij deze molens ook nog kenmerkende landschapselementen aan, zoals een wijerd (een stuwvijver), molengoot (leidde water naar het rad), of verlaat (om water weg te laten lopen).
Een belangrijk onderdeel van het LOP is de landschapsontwikkelingsvisie. Er zijn verschillende landschapseenheden aangewezen die elk één of meerdere doelen hebben. Hieronder zijn de doelen weergegeven die van belang zijn voor het plangebied.
Landschapsbeleid Beekdalen
Landschapsbeleid Beken
Conclusie
Het voorgenomen plan heeft betrekking op de ontwikkeling van 8 woningen op het voormalige terrein van een wasserij. Voorheen stond op deze locatie een papiermolen. In het bestemmingsplan is de mogelijkheid opgenomen om bij de ontwikkeling van het plan stil te staan bij de rijke historie van de locatie. Hoe de eventuele link naar het rijke verleden exact wordt vormgegeven dient bij de gedetailleerde uitwerking van het plan bepaald te worden. Vast staat dat het plan aansluit bij de uitgangspunten zoals deze zijn verwoord 'Landschapsontwikkelingsplan van Veluwe tot IJssel'.
Het voorliggende bestemmingsplan is ontwikkelingsgericht en derhalve dient aandacht te worden besteed aan zowel planologische- als milieuaspecten. In dit hoofdstuk wordt bij de verschillende aspecten stilgestaan en worden indien aanwezig de conclusies van de uitgevoerde onderzoeken opgenomen.
In het kader van het voorgaande plan om 44 appartementen te realiseren is het benodigde onderzoek uitgevoerd. De conclusies van de onderzoeken zijn op het akoestisch onderzoek na één op één te vertalen naar het onderliggende bouwplan voor 8 woningen. Ten behoeve van de ontwikkeling is een nieuw akoestisch onderzoek uitgevoerd.
De modernisering van de monumentenzorg (MOMO) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in de regels en verbeelding bij het bestemmingsplan.
In paragraaf 2.1 is al een korte historische beschrijving gegeven van het plangebied en in paragraaf 3.2.3 is ingegaan op het cultuurhistorische beleid van de gemeente. De gemeente Epe heeft de volgende definitie van Cultuurhistorie opgenomen in haar beleid: Bij archeologie gaat het daarbij om resten van vroegere culturen in de bodem. Soms zijn de resten zichtbaar, denk aan grafheuvels en de celtic fields, maar vaak onzichtbaar. Bij bouwhistorie gaat het om de historische bebouwing zoals boerderijen, bruggen, kerken of grenspalen. Bij historisch geografisch erfgoed gaat het om (het ontstaan van) zichtbare sporen in het landschap. Dan kan het gaan om gebieden (bijvoorbeeld heidevelden, polders of bossen), structuren en patronen (denk aan de wegenstructuren, beken en sprengen of verkavelingpatronen), en elementen (bijvoorbeeld houtwallen). In de gemeentebrede inventarisatie is vooral gefocust op de fysieke omgeving en zijn alle archeologische, historisch geografische en bouwhistorische objecten, elementen, patronen en structuren in kaart gebracht.
Sinds 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) van toepassing. Dit is een herziening van de Monumentenwet 1988. Met deze herziening zijn de belangrijkste bevoegdheden aangaande de archeologie bij de gemeente neergelegd. De gemeenteraad is op grond van de Monumentenwet verplicht bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.
Het plangebied is voor een groot deel gelegen in een zone die op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) is aangegeven als gebied met een middelhoge archeologische trefkans. Conform het gemeentelijke archeologische beleid ligt het plangebied ook in een zone met een middelhoge verwachtingswaarde. Vanwege de ligging van het plangebied in een zone met middelhoge archeologische trefkans is door Vestigia in februari 2011 een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 3).
afbeelding - uitsnede archeologische verwachtingskaart gemeente Epe
Uit het onderzoek blijkt dat de bodemkaart geen duidelijk uitsluitsel geeft over de te verwachten archeologische waarden, omdat de omgeving slecht is gekarteerd. Daarnaast zijn ook geen aanwijzingen voor verstoringen in het plangebied aanwezig. De regio en het plangebied hebben met name een verwachting voor vondsten uit de Steen/Bronstijd, gezien de vele vondsten van grafmonumenten uit deze perioden in de omgeving. Gelet op het oppervlak en de verwachting (Steen/Bronstijd) is in het plangebied een booronderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 3). Uit dit booronderzoek blijkt dat:
Geconcludeerd kan worden dat de verwachtingswaarde voor de periode tot aan de Late Middeleeuwen naar beneden kan worden bijgesteld tot laag. Omdat het op basis van historische kaarten en de veldverkenning niet mogelijk is de locatie van de vroeger aanwezige molen te bepalen en het goed mogelijk is dat een deel van de (funderings)resten van de molen geconserveerd is gebleven, blijft de verwachting voor sporen van de Late Middeleeuwen/Nieuwe tijd voor dit deel van het plangebied hoog. Voor dit deel van het plangebied wordt dan ook geadviseerd om nader onderzoek uit te voeren.
Omdat het terrein dat voor nader onderzoek is aangewezen momenteel deels bebouwd is kan het vervolgonderzoek niet worden uitgevoerd in het kader van dit bestemmingsplan. Wel wordt in dit bestemmingsplan, met het opnemen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie, verankerd dat het vervolgonderzoek daadwerkelijk uitgevoerd moet worden. Wanneer het bestemmingsplan formeel van toepassing is kan de omgevingsvergunning voor het slopen en bouwen worden aangevraagd. In het kader van de omgevingsvergunningaanvraag dient dan het vervolgonderzoek uitgevoerd te worden.
Meldingsplicht
Aangezien het nooit geheel is uit te sluiten dat archeologische resten in het gebied door de recente verstoringen geheel zijn vernietigd, dient de uitvoerder/opdrachtgever wel op de hoogte te zijn van de wettelijke meldingsplicht inzake archeologie.
Indien bij bodemverstorende werkzaamheden zaken worden aangetroffen, waarvan de vinder weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het gaat om archeologische vondsten of sporen, dan is hij volgens de Monumentenwet (art. 53) verplicht dit direct te melden. Officieel dient een melding te gebeuren bij de burgemeester van de betreffende gemeente of de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Direct naast het plangebied liggen twee historisch geografische lijnelementen (zie afbeelding). In de inventarisatie is hierover het volgende opgenomen:
afbeelding - kaartuitsnede inventarisatiekaart historische geografie (structuren en vlakken)
afbeelding - plangebied 1972 (de papiermolen langs de beek en de grindweg zijn zichtbaar
Zowel de weg als de beek liggen buiten het plangebied en worden als gevolg van het plan niet aangetast. De aanwezigheid van deze twee elementen vormt dan ook geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. In de toekomst wordt in het plan ruimte geboden om de historische molenplaats zichtbaar te maken.
In de Monumentenwet (1988) wordt naast een waardevol bodemarchief ook gesproken over waardevolle bebouwing. Het kan daarbij gaan om rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten. Rijksmonumenten zijn beschermd op basis van de Monumentenwet (1988). Gemeentelijke monumenten zijn beschermd op basis van de gemeentelijke monumentenverordening. In het plangebied zijn geen rijks- of gemeentelijke monumenten aanwezig.
Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt dan ook geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
In het kader van de onderzoeksplicht van artikel 3.1.6 Bro dient bij ruimtelijke ontwikkelingen onder andere de bodemgesteldheid in beeld gebracht te worden. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het daarom van belang om te kijken of de toekomstige functie van het gebied niet in strijd is met de kwaliteit van de bodem.
Aangezien het plangebied vroeger gebruikt werd als chemische wasserij zijn voor het plangebied in het verleden meerdere bodemonderzoeken uitgevoerd. Het betreft hier de volgende onderzoeken:
Omdat de meeste van deze onderzoeken ouder zijn dan vijf jaar is in het kader van dit bestemmingsplan door Boluwa Eco Systems BV in november 2011 een actualiserend bodemonderzoek uitgevoerd. Het actualiserende bodemonderzoek heeft betrekking op het gehele plangebied en is als Bijlage 4 aan de toelichting toegevoegd. Uit dit onderzoek blijkt dat, ter plaatse van de:
Behoudens de verhoogd aangetroffen zinkgehalte in de bovengrond en de matig verhoogd gehalte arseen in de ondergrond, zijn in het plangebied geen verontreinigingen aangetroffen die nader onderzoek behoeven. Het verhoogd gehalte arseen heeft waarschijnlijk een natuurlijke oorsprong en leidt niet tot humane risico's, nader onderzoek wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.
Laboratorium onderzoek
Voor het verhoogd aangetroffen zinkgehalte is op 8 februari 2012 nader laboratorium onderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 5). Uit het laboratorium onderzoek blijkt dat de grond in het plangebied voor een oppervlakte van circa 160 m2 sterk verontreinigd is met zink. De gemiddelde laagdikte is circa 1 meter. Dit komt neer op circa 160 m3 sterk verontreinigde grond. Aangezien de omvang van de verontreiniging groter is dan 25 m3 wordt in het kader van de Wet bodembescherming (Wbb) gesproken over een ernstige bodemverontreiniging.
Als onderdeel van het laboratorium onderzoek is een risicobeoordeling uitgevoerd. Uit deze beoordeling blijkt dat er sprake is van een "urgent" geval van ernstige bodemverontreiniging. De verontreiniging brengt echter geen onaanvaardbare risico's voor de mens met zich mee, daarnaast is er ook geen sprake van onaanvaardbare risico's op verspreiding. Tot slot wordt er vanuit gegaan dat de verontreiniging ook geen onevenredige gevolgen heeft voor de ecologie.
Gelet op de historische situatie en de informatie van de eigenaar van het terrein kan worden aangenomen dat de geconstateerde bodemverontreiniging niet recent is ontstaan. In het kader van de Zorgplicht (artikel 13 Wbb) is sanering niet noodzakelijk. Echter gelet op de voorgenomen herontwikkeling van het gebied, is sanering wel nodig. Om de verontreiniging te saneren dient een saneringsplan (BUS melding) opgesteld te worden. Het saneringsplan dient samen met het afperkend bodemonderzoek ter goedkeuring voorgelegd en beoordeeld te worden door het bevoegd gezag, in dit geval de provincie Gelderland.
Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen het onderwerp externe veiligheid worden twee normstellingen gehanteerd:
In het kader van de externe veiligheid worden in hoofdzaak drie mogelijke risicobronnen onderscheiden:
Voor elke risicobron is een apart wettelijk kader opgesteld waarin beschreven staat hoe met de risico's moet worden omgegaan. Het betreft hier de volgende wettelijke kaders:
Uitsnede www.risicokaart.nl
Om het aspect externe veiligheid te beoordelen is de risicokaart van de provincie Gelderland geraadpleegd. Op basis van informatie afkomstig van de risicokaart kan worden geconcludeerd dat:
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het voorgenomen plan.
In Nederland wordt de natuur beschermd op basis van gebiedsbescherming en soortenbescherming. Voor de uitvoering van het plan is door Ecogroen Advies in mei 2010 een quickscan natuurtoets uitgevoerd (zie Bijlage 6). Deze natuurtoets gaat in op zowel de gebiedsbescherming als de soortenbescherming. In november 2013 is een actualisatie quickscan flora en fauna uitgevoerd door Ecogroen Advies (zie Bijlage 10).
De volgende natuurgebieden kunnen van invloed zijn op een ruimtelijke plan:
Natura 2000
Binnen de Europese Unie wordt beoogd een samenhangend netwerk van leefgebieden en soorten te realiseren, Natura 2000 genaamd. De Vogel- en Habitatrichtlijngebieden maken hiervan deel uit. Voor beschermde Natura 2000-gebieden geldt dat er door projecten en handelingen (in of in de nabijheid van het Natura 2000-gebied) geen verslechtering van de kwaliteit van de habitats of een verstorend effect op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen mag optreden (Natuurbeschermingswet).
Natura 2000-gebied De Veluwe is gelegen ten oosten op een afstand van circa 650 meter van het plangebied. De Veluwe kwalificeert zich zowel onder de Vogel- als onder de Habitatrichtlijn. Tussen het plangebied en de Veluwe liggen ondermeer verspreid liggende woningen, een camping en een bosgebied. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek worden geen negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de Habitatrichtlijn verwacht.
Beschermde natuurmonumenten
Beschermde natuurgebieden hebben als doel om gebieden met een natuurwetenschappelijk of landschappelijke betekenis te vrijwaren tegen ingrepen. De aanwijzing vindt plaats door de minister van Landbouw, Natuur en Visserij. Voor beschermde natuurmonumenten geldt dat het verboden is om handelingen te verrichten die schadelijk zijn voor de wezenlijke kenmerken van het natuurmonument, tenzij een vergunning kan worden verleend (Natuurbeschermingswet). In het plangebied komen geen beschermde natuurmonumenten voor.
Dichtstbijzijnde Beschermd Natuurmonument is Buitenplaats Vosbergen, gelegen op een afstand van circa 3.800 meter ten noordwesten van de bebouwde kom van Heerde. Uit het onderzoek blijkt dat gezien de afstand en de tussenliggende barrières geen negatieve effecten op dit Beschermd Natuurmonument te verwachten zijn.
Ecologische Hoofdstructuur
Door nieuwe natuur te ontwikkelen, kunnen natuurgebieden met elkaar worden verbonden. Zo kunnen planten zich over verschillende natuurgebieden verspreiden en dieren van het ene naar het andere gebied gaan. Het totaal van al deze gebieden en de verbindingen ertussen vormt de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) van Nederland.
Het plangebied ligt aan de Zuidelijke Horsthoeker Beek. Deze is door de provincie aangewezen als EHS-Natuur het bosgebied ten zuiden van de Adelaarsweg is aangemerkt als EHS-verweven. De voorgenomen ontwikkeling mag geen nadelig effect hebben op de ecologische potenties van de verbindingszone.
Naar verwachting vinden geen werkzaamheden plaats in de EHS-natuur (Zuidelijke Horsthoeker Beek). Zodoende zijn directe effecten zoals areaalverlies hier niet aan de orde. Ervan uitgaande dat er grondwaterneutraal wordt gebouwd zijn geen negatieve effecten op de Zuidelijke Horsthoeker Beek te verwachten. Tijdens de bouwfase is mogelijk wel sprake van tijdelijke verstoring voor met name broedvogels. In het kader van de Flora- en faunawet dient hier al rekening mee te worden gehouden, zodat aanvullende maatregelen in het kader van gebiedsbescherming niet noodzakelijk zijn.
Daarnaast ligt tussen het onderzoeksgebied en EHS-verweven (bosgebied) een verharde weg. Door het gebruik van deze weg door onder andere gemotoriseerd verkeer is – met name in de eerste circa 20 meter - reeds sprake van verstoring. Extra negatieve effecten als gevolg van de beoogde plannen zijn gezien de reeds aanwezige verstoring van verkeer op de tussenliggende weg, niet te verwachten.
Mogelijk vindt na ingebruikname van de woningen wel een toename van recreatieve uitloop plaats. De verwachting is echter dat de mogelijke toename van recreatie niet tot aantasting leidt van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS.
Wanneer wel werkzaamheden plaatsvinden in de EHS, is het van belang na te gaan of deze werkzaamheden negatieve effecten hebben op de EHS. Door het uitvoeren van een EHS-toets wordt dan beoordeeld of het voorgenomen plan in strijd is met het beleid van de EHS.
De Flora- en Faunawet beschermt een groot aantal in het wild levende planten- en diersoorten, ook buiten beschermde natuurgebieden. De wet verbiedt bepaalde handelingen die kunnen leiden tot schade aan (populaties of individuen van) beschermde soorten (algemene verbodsbepalingen).
Wanneer het bestemmingsplan handelingen mogelijk maakt die beschermde planten en dieren kunnen bedreigen, is het verplicht om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dit het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, indien dit niet mogelijk is dienen de gevolgen voor beschermde soorten zoveel mogelijk beperkt te worden.
Quickscan
De voorgenomen ontwikkeling houdt ondermeer de sloop van enkele gebouwen en de bouw van woningen met bijbehorende voorzieningen in een landelijke omgeving in. Het onderzoek uitgevoerd door Ecogroen dient dan ook aan te tonen dat het voorgenomen plan geen negatieve gevolgen heeft voor de flora en fauna in en nabij het plangebied. Uit het onderzoek blijkt dat:
Vleermuizenonderzoek
In verband met de sloop van bebouwing waarin potentiële vaste verblijfplaatsen van vleermuizen zijn aangetroffen, is gericht vleermuizenonderzoek uitgevoerd in de periode van april-september 2010 (zie Bijlage 6). Uit dit vleermuizenonderzoek blijkt dat:
In verband met de aanwezigheid van een zomerverblijfplaats in de woning en naar verwachting ook een winterverblijfplaats, is het van belang dat bij de planvorming mitigerende maatregelen worden genomen. In het vleermuizenonderzoek wordt gesteld dat voor de verblijfplaats in het plangebied door het nemen van mitigerende maatregelen de functionaliteit van de aangetroffen vaste rust- en verblijfplaatsen van Gewone dwergvleermuis, behouden kan blijven. Bij de te nemen maatregelen kan gedacht worden aan onder andere:
Om in beeld te krijgen welke mitigerende maatregelen precies nodig zijn, wordt in het kader van het voorgenomen plan een ecologisch werkprotocol opgesteld. De aanbevelingen uit dit werkprotocol worden bij de aanvraag van de omgevingsvergunning als input gebruikt. Aangezien de verwachting is dat de maatregelen met name gericht zijn op de technische uitwerking, wordt dit bij de omgevingsvergunning nader uitgewerkt.
Met inachtneming van de aanbevelingen en adviezen uit het onderzoeksrapport, vormt het aspect natuur vooralsnog geen belemmering voor de ontwikkeling van de voorgenomen inrichting van het plangebied.
Actualisatie quickscan flora en fauna
Aangezien de eerder uitgevoerde quickscan in 2010 is uitgevoerd, is deze op sommige delen verouderd (maximaal drie jaar oud). De actualiserende quicksan is uitgevoerd in november 2013 (zie Bijlage 10). De conlusies van de actualisatie luiden als volgt:
Vervolgstappen
In 2007 is de gewijzigde Wet geluidhinder (Wgh) in werking getreden. Er wordt daarin onderscheid gemaakt tussen geluidsgevoelige en overige gebouwen. In de wet worden woningen als 'geluidsgevoelig gebouw' bepaald en zijn 'andere geluidsgevoelige gebouwen':
Op basis van de Wgh zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai.
De voorgenomen ontwikkeling betreft de bouw van woningen, die in de Wet geluidhinder aangemerkt zijn geluidsgevoelig gebouw. Onderzoek gericht op wegverkeerslawaai is in het kader van de Wet geluidhinder noodzakelijk. In de omgeving van het plangebied zijn geen geluidgezoneerde bedrijventerreinen gelegen en tevens liggen er in de nabijheid van het plangebied geen railverbindingen. Beide aspecten spelen logischerwijs dan ook geen rol bij de ontwikkeling van de voorgenomen inrichting van het plangebied.
Artikel 76 van de Wet geluidhinder verplicht ertoe om bij een ruimtelijke plan rekening te houden met de geluidzone van wegen, wanneer sprake is van realisatie van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen een geluidzone. Uit onderzoek dient te blijken dat de grenswaarden uit de Wet geluidhinder niet overschreden worden.
Het voorgenomen plan voorziet in nieuwe geluidsgevoelige bebouwing nabij wegen met een geluidzone. Het plangebied ligt in de zone wegverkeerslawaai van de N794 (Heerderweg), de Adelaarsdwarsweg en de Badweg. Dit zijn allen wegen met een hogere toegestane snelheid dan 50 km/ uur weg. In het kader van de nieuwe woningbouw is voor het plangebied door BVA verkeersadvies op 23 december 2011 een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Naar aanleiding van het gewijzigde plan is het akoestisch onderzoek geactualiseerd. Dit onderzoek is bijgevoegd in Bijlage 7.
Uit het onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ten gevolge van het verkeer op de N794 (Heerderweg) op drie toetspunten van bouwblok 2 wordt overschreden. Het betreft hier de meetpunten 9, 11 en 12.
Overzicht meetpunten akoestisch onderzoek
De hoogst berekende geluidsbelasting bedraagt net iets meer dan 51 dB. Ten gevolge van andere wegen blijft de geluidsbelasting ruimschoots beneden de voorkeursgrenswaarde.
De Wet geluidhinder schrijft voor dat maatregelen moeten worden onderzocht in de volgorde; bron, overdrachtsgebied en ontvanger.
Maatregelen
Omdat op een aantal gevels de voorkeursgrenswaarde ten gevolge van verkeer op de N794 wordt overschreden kan niet zonder meer tot de realisering van de voorgenomen ontwikkeling overgegaan worden. De Wet geluidhinder schrijft voor dat maatregelen moeten worden onderzocht in de volgorde bron, overdrachtsgebied en ontvanger om de geluidbelasting op de gevels te beperken.
Bij maatregelen aan de bron kan gedacht worden aan een stiller verhardingstype of het omleiden van verkeer. Bij maatregelen in het overdrachtsgebied kunnen geluidsschermen en/of geluidswallen toegepast worden. Bij maatregelen aan de ontvanger kan gedacht worden aan een dove gevel.
Het aanbrengen van een stillere verharding op de N794 kan effect hebben, er zijn verhardingsmaterialen die een geluidsreductie van meer dan 3 dB hebben waarmee de geluidsbelasting naar beneden de voorkeursgrenswaarde kan worden teruggebracht. Het verlagen van de maximumsnelheid van 80 naar 60 km/uur is geen realistische optie, gezien de gebiedsontsluitende functie van de weg.
Bij maatregelen in het overdrachtsgebied kan gedacht worden aan geluidsschermen. Er zullen onderbrekingen in het scherm aanwezig moeten zijn in verband met de aansluiting van de Adelaarsweg naar de Heerderweg. Deze ‘gaten’ beperken het effect van afschermende maatregelen aanzienlijk.
Ten slotte wordt opgemerkt dat het toepassen van afschermende maatregelen in het natuurlijke landschap dat het buitengebied bij Epe kenmerkt ongewenst is.
Het verplaatsen van de woningen verder van de weg af is geen mogelijke optie. De woningen zouden over grotere afstand verplaatst moeten worden, waarvoor op de kavel geen ruimte beschikbaar is.
Indien de hiervoor genoemde maatregelen onvoldoende effect hebben of vanuit financieel, landschappelijk, vervoerskundig of verkeerskundig oogpunt niet mogelijk zijn, dan kan door het college van B&W een hogere grenswaarde vastgesteld worden.
De maximale ontheffingswaarde voor nieuwbouwwoningen buiten de bebouwde kom bedraagt Lden 53 dB. Indien er sprake is van vervangende nieuwbouw dan bedraagt de maximale ontheffingswaarde Lden 58 dB. Opgemerkt wordt dat een hogere grenswaarde alleen kan worden verleend als het gemeentelijk beleid hiervoor een kader biedt.
Bij de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan is tevens een ontwerpbesluit hogere waarde voor geluid ter inzage gelegd. De hogere waarden zijn verleend.
Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste luchtkwaliteitseisen opgenomen in de Wet milieubeheer. Hierin is van bepaalde projecten getalsmatig vastgelegd dat ze "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Met de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) op 1 augustus 2009, zijn deze grenzen verruimd. Een project draagt volgens het NSL "niet in betekenende mate" bij zolang de toename van de concentratie fijnstof of stikstofdioxide maximaal 3% bedraagt van de grenswaarde.
Het NSL zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen zodat de luchtkwaliteit verbeterd en alsmede de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang kunnen vinden.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van projecten (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Voor woningbouwlocaties geldt dat voor maximaal 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden.
Aangezien het voorgenomen plan de ontwikkeling van 8 woningen betreft worden de aangegeven grenswaarden niet overschreden en voldoet het plan ruim aan de NIBM-grens. Aangenomen kan worden dat het plan dus "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Nadere toetsing van het plan aan de Wet milieubeheer is daarom niet noodzakelijk.
Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor de ontwikkeling van de voorgenomen inrichting van het plangebied.
Ten aanzien van de milieuzonering rond in het plan voorkomende bedrijfsactiviteiten is aangesloten bij de publicatie Bedrijven en Milieuzonering 2009 van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Hierbij gaat het om de in deze publicatie opgenomen categorisering van bedrijfstypen en de daarbij behorende richtafstanden ten opzichte van woonbebouwing (uitgaande van een rustige woonwijk of een rustig buitengebied). Er zijn geen bedrijven in het plangebied of in de omgeving van het plangebied, die op basis van de publicatie Bedrijven en Milieuzonering 2009 ruimtelijk een knelpunt vormen.
Naast het toetsen van bedrijfsactiviteiten aan de publicatie Bedrijven en Milieuzonering 2009 is in het kader van dit bestemmingsplan ook aandacht besteed aan de Wet geurhinder en veehouder (Wgv). Met betrekking tot dit onderwerp kan gemeld worden dat er geen knelpunten naar voren komen op basis van de Wgv.
Het aspect milieuhinder bedrijvigheid vormt dan ook geen belemmering voor de ontwikkeling van de voorgenomen inrichting van het plangebied.
Sinds 2001 is het verplicht een Watertoets bij ruimtelijke ontwikkelingen uit te voeren, wat als gevolg heeft dat in alle ruimtelijke plannen - en dus ook het bestemmingsplan - een zogeheten waterparagraaf moet zijn opgenomen.
De watertoets is een instrument dat er voor zorgt dat bij alle ruimtelijke plannen (landelijk én stedelijk gebied) aandacht is voor de kwaliteit en kwantiteit van water. De watertoets is verplicht voor alle overheden die waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten hebben. Maar ook als bijvoorbeeld een particulier of ondernemer een vrijstelling van het bestemmingsplan nodig heeft, komt de watertoets aan de orde. In het kader van de Watertoets wordt contact opgenomen met de waterbeheerder. Dit is de overheid die verantwoordelijk is voor het waterbeheer in het plangebied. Meestal het waterschap, soms Rijkswaterstaat of de provincie. In dit geval Waterschap Vallei en Veluwe.
Situatie plangebied
Het voorgenomen plan voor de herinrichting van het plangebied heeft geen noemenswaardige wijzigingen in de waterhuishouding tot gevolg. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een grondwaterbeschermingsgebied. Daarnaast worden in het kader van het voorgenomen plan geen werkzaamheden uitgevoerd of bouwwerken gerealiseerd die gevolgen hebben voor het grondwater. De indicatieve gemiddelde grondwaterstand in het plangebied is volgens de provinciale digitale leefomgeving 8 meter -NAP. Het plangebied ligt circa 9,5 meter boven het NAP.
HEN-water
Provincie Gelderland heeft aan de sprengbeek Zuidelijke Horsthoekerbeek de status van "Hoogste Ecologisch Niveau" (HEN) toegekend. HEN-wateren benaderen de meest natuurlijke situatie en hebben nu al een hoge ecologische waarde. De provincie wil de natuur in deze wateren herstellen en beschermen, inclusief het stroomgebied waarin deze wateren liggen. In het voorgenomen plan wordt een beperkte verbreding van de beek voorzien om zo ruimte te kunnen maken voor natuurvriendelijke oevers. Zo wordt de natuurfunctie van de beek verbeterd. Gesteld kan worden dat de natuurwaarden van de Zuidelijke Horsthoekerbeek niet wordt geschaad door het voorgenomen plan.
Beschermingszone
Verder is bij het voorgenomen plan rekening gehouden met de beschermingszone (Keurzone) die rondom de watergang is ingesteld ten behoeve van beheer en onderhoud. Conform de Keur van Waterschap Veluwe mogen er geen activiteiten en/of werkzaamheden plaatsvinden binnen een zone van 5 meter vanuit de insteek van de watergang zonder een keurvergunning. Aangezien het voorgenomen plan geen ontwikkelingen heeft voorzien binnen 5 meter uit de beek hoeft geen vergunning aangevraagd te worden bij Waterschap Vallei en Veluwe.
In de beschermingszone is de aanleg van een flonder voorzien.
Grondwaterfluctuatiezone
Het plangebied is gelegen in een grondwaterfluctuatiezone. Dit is een zone langs de flanken van het Veluwemassief, waar de grondwaterstanden naar verwachting op termijn zullen stijgen. Afhankelijk van de verwachtte stijging kan het raadzaam zijn daar nu rekening mee te houden, om toekomstige grondwateroverlast te voorkomen.
Afname bebouwing
In de toekomstige situatie neemt het bebouwd oppervlak op het perceel af. Het huidig verhard oppervlak bedraagt circa 1.900 m2 en in de toekomstige situatie zal de bebouwing een maximale oppervlakte hebben van 1.020 m2. Er is geen extra waterberging vereist.
Het afvalwater wordt gescheiden van het hemelwater en aangesloten op het bestaande vuilwaterriool. Uitgangspunt is om het hemelwater conform de trits 'vasthouden - bergen - afvoeren' te verwerken. Voor de infiltratie/berging van het hemelwater worden bij de ontwikkeling van het voorgenomen plan zoveel als mogelijk voorzieningen getroffen. Het hemelwater wordt niet rechtstreeks op het oppervlaktewater van de Zuidelijke Horsthoekerbeek geloosd. Waterschap Veluwe hanteert een algemene (minimale) eis van 36 mm (T=10) voor de noodzakelijke berging van het hemelwater. In verband met de HEN-status van de Zuidelijke Horsthoekerbeek zijn piekafvoeren van hemelwater op de beek ongewenst en wordt bij voorkeur circa 45 mm berging aangebracht. Bij de planuitwerking dient hier nader aandacht aan besteed te worden.
Algemene aandachtspunten
Vasthouden - bergen - afvoeren
Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.
Grondwaterneutraal bouwen
Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.
Schoon houden - scheiden - schoon maken
Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen / randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen. Gevraagd wordt de beslisboom voor het afkoppelen van verhard oppervlak van het waterschap toe te passen.
Overleg Waterschap
Het eerdere plan (44 appartementen) is in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan Waterschap Vallei en Veluwe. Waterschap Veluwe heeft destijds in een reactie enkele onderwerpen aangegeven waar in de waterparagraaf bij stilgestaan moet worden. Deze reacties zijn in de waterparagraaf verwerkt. Op 25 november 2013 is de digitale watertoets uitgevoerd. Het resultaat van deze toets is bijgevoegd in bijlage 8. Het ontwerp bestemmingsplan is opnieuw ter toets naar het Waterschap gestuurd en er is met hen in overleg getreden.
De woningen worden ontsloten via een toegangslaan vanaf de Adelaarsweg. Doordat gebruik wordt gemaakt van de huidige aansluiting is geen extra aansluiting op de provinciale weg noodzakelijk. De Adelaarsweg is een rustige landelijke route. Deze weg kan de extra verkeersbewegingen goed aan. De woningen zijn bereikbaar via een groen ingerichte cul-de-sac.
Om te zorgen dat bij de ontwikkeling van het plangebied voldoende parkeervoorzieningen beschikbaar zijn en er geen extra parkeerdruk ontstaat voor de omgeving, zullen de benodigde parkeerplaatsen binnen het plangebied worden gerealiseerd. Iedere woning zal voldoende parkeerplaatsen (2) op eigen erf moeten hebben. Op het hofje is ruimte voor maximaal 4 parkeerplaatsen. De overige parkeerplaatsen zullen in de praktijk ook op eigen erf gerealiseerd kunnen worden.
Met betrekking tot de toepassing van duurzame en milieuvriendelijke materialen en beperking van het energiegebruik kan worden opgemerkt dat onder meer daaraan op uitvoeringsniveau aandacht zal worden besteed. Bij de werkzaamheden zal waar mogelijk duurzaam bouwen in de afweging moeten worden betrokken.
Vast staat dat de nieuwe woningen binnen het project voldoen aan de Energie Prestatie Norm (EPN) van 0,6.
In dit hoofdstuk worden, voor zover dit nodig en wenselijk wordt geacht, de van het bestemmingsplan deel uitmakende regels van een nadere toelichting voorzien. Het accent van het bestemmingsplan ligt op het ontwerpen van een heldere beheerregeling voor het gebied. Een actueel bestemmingsplan met een heldere beheerregeling draagt bij aan de handhaafbaarheid van de toekomstige inrichting van het plangebied. Naast het bestemmingsplan, dat als toetsingskader geldt voor het gebruik en de bouwmogelijkheden, vormt het beeldkwaliteitplan een belangrijk toetsingkader voor de verschijningsvorm van de toekomstige bebouwing. Bovendien dient het beeldkwaliteitplan als belangrijk toetsingskader voor de landschappelijke inpassing van het voorgenomen plan.
De regels geven inhoud aan de aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen voor gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van het bestemmingsplan is getracht de regeling zo duidelijk en eenvoudig mogelijk te houden. Wel is in het bestemmingsplan zoveel mogelijk flexibiliteit opgenomen zodat bij de daadwerkelijk uitwerking van het plan dit niet direct hoeft te leiden tot een conflict.
Aan de zuid-, oost- en westrand van het plangebied is een smalle strook als "Groen" bestemd, met een nadere aanduiding 'houtwal'. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend groenvoorzieningen worden aangelegd. Deze bestemming is hier gelegd om een goede landschappelijke inpassing van de woningen te garanderen. Er wordt voorkomen dat bijbehorende bouwwerken op de perceelsgrens worden gebouwd en daardoor wordt een rommelig beeld vanuit het landelijk gebied voorkomen.
Waar ter plaatse van de aanduiding 'houtwal' de bestaande bomenrijen aanwezig zijn, moeten deze behouden blijven.
De als "Tuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen met de daarbij behorende bouwwerken. Het is niet toegestaan om binnen deze bestemming gebouwen te realiseren; overkappingen zijn wel toegestaan achter de achtergevel van de woning. Door binnen de tuinbestemming bebouwing zoveel mogelijk uit te sluiten wordt de openheid van het terrein rondom woningen gewaarborgd evenals een bebouwingsvrije zone langs de woning aan de westzijde van het plangebied. Kunstobjecten zijn wel toegestaan binnen de tuinbestemming.
De voor "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor de ontsluiting van het gebied. De functie van deze bestemming is met name gericht op de afwikkeling van het verkeer. Binnen deze bestemming zijn ook groen-, en watervoorzieningen toegestaan. Het oprichten van gebouwen is binnen deze bestemming niet toegestaan.
De Zuidelijke Horsthoekerbeek aan de noordzijde van het plangebied heeft de bestemming "Water" gekregen. Binnen deze bestemming staat het behoud, herstel en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel aan deze gronden eigen natuurlijke, ecologische en landschappelijke waarden voorop.
De waterbestemming is iets ruimer ingetekend dan de huidige omvang van de beek. Dit is gedaan om de realisatie van een natuurvriendelijke oever mogelijk te maken. Binnen de bestemming mogen uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd. Vlonders vallen hier ook onder.
Binnen het voor "Wonen" bestemde vlak zijn regels opgenomen die ervoor dienen te zorgen dat de invulling van de locatie zo optimaal mogelijk kan gebeuren. Op de verbeelding is het aantal woningen per bouwvlak vastgelegd en zijn maximale goot- en bouwhoogtes aangegeven. De bouwvlakken zijn iets ruimer ingetekend dan de woningen volgens het ontwerp zijn. Dit is gedaan om enige schuifruimte te hebben bij de bouw van de woningen.
In de regels is bepaald dat de woningen uitsluitend mogen uitgevoerd als vrijstaande woningen in geschakelde vorm. Dit houdt in dat de woningen per bouwvlak aan elkaar verbonden moeten zijn. Het maximaal te bebouwen oppervlak bedraagt voor de drie bouwvlakken gezamenlijk 1.020 m2. Dit geldt voor de woningen, de aanbouwen en bijgebouwen tezamen.
Het noordoostlijke deel, de locatie van de vroegere papiermolen, heeft een hoge archeologische verwachtingswaarde. In overleg met de regio-archeoloog is de begrenzing van de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" vastgelegd. Deze gronden zijn, naast de andere voorkomende hoofdbestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
Om daadwerkelijk te kunnen beschermen, is in de archeologische dubbelbestemmingen een specifiek op dit onderwerp toegesneden omgevingsvergunning opgenomen. Voor diverse activiteiten, waarbij de grond wordt 'geroerd', vooral graafwerkzaamheden, is een omgevingsvergunning nodig.
Ter bescherming van (naar verwachting) aanwezige archeologische waarden is in deze bestemming ook de bevoegdheid van burgemeester en wethouders opgenomen om eisen te stellen bij een aanvraag van een omgevingsvergunning, overeenkomstig artikel 40 van de Monumentenwet 1988. Die eisen betreffen onder meer, een rapportageplicht van de aanvrager van de omgevingsvergunning betreffende de archeologische situatie van het betreffende terrein, en de mogelijkheid om aan de omgevingsvergunning de verplichting tot 'bouwbegeleiding' door een ter zake deskundige (archeoloog) te verbinden.
Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 sub f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan.
De gemeente Epe, Horster Vastgoed en Handels BV en Bonhof Vastgoed BV hebben een anterieure overeenkomst gesloten met betrekking tot de financiële afhandeling van het plan. In de overeenkomst zijn afspraken gemaakt aangaande de realisering van de woningen, aanleg van openbare voorzieningen, de inrichting van het openbare gebied en de kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan.
Bovendien zijn in overeenkomst afspraken gemaakt over het feit dat de ontwikkeling plaatsvindt binnen de zoekzone landschappelijke versterking. Voorwaarde binnen deze zoekzone is dat er voldoende ruimtelijke kwaliteit wordt geleverd. Hoewel de sanering van een milieuhinderlijk bedrijf op zichzelf al een bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit, acht de gemeente dit nog niet als voldoende. Daarom is een inrichting voorgesteld waarbij veel aandacht is voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
De economische uitvoerbaarheid van het voorgenomen plan is derhalve verzekerd, een exploitatieplan is dan ook niet noodzakelijk.
Het voorontwerp van het bestemmingsplan De Adelaar voor de 44 appartementen heeft op grond van de gemeentelijke inspraakverordening van 9 juni 2010 tot en met 20 juli 2010 gedurende zes weken voor een ieder terinzage gelegen. Gelijktijdig met de voorontwerp terinzagelegging is het bestemmingsplan conform artikel 3.1.1. Bro toegestuurd naar de vooroverleginstanties. Gedurende deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om inspraak- of vooroverlegreacties schriftelijk en/of mondeling kenbaar te maken. Van de terinzagelegging is vooraf een openbare kennisgeving gedaan in het Veluws Nieuws en de gemeentelijke website.
Naar aanleiding van de terinzagelegging zijn bij de gemeente Epe tijdig 16 inspraak- en 3 vooroverlegreacties ingekomen. Van de binnengekomen reacties is in de "Nota inspraak en overleg" (zie Bijlage 9) een samenvatting opgenomen, voorzien van een gemeentelijk reactie. Bij inhoudelijk gelijke reacties wordt verwezen naar de eerste behandeling daarvan. Per reactie is aangegeven of en op welke wijze het bestemmingsplan aangepast wordt.
Naar aanleiding van de reacties en het ontbreken van steun bij de gemeenteraad voor het toenmalige bouwplan, is het bestemmingsplan niet vastgesteld door de gemeenteraad. In voorliggend bestemmingsplan is het aantal woningen sterk teruggebracht en is gewerkt met lagere bouwhoogtes.
Voor de nieuwe verkaveling is op 21 november 2013 een informatieavond gehouden voor omwonenden en andere belangstellenden. De verkaveling is tevens gepresenteerd aan alle raadsfracties.
Met ingang van 27 juni 2012 heeft het ontwerp bestemmingsplan De Adelaar gedurende zes weken in het kader van artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening ter inzage gelegen bij de Publiekswinkel in het gemeentehuis te Epe. Gedurende de bovengenoemde periode zijn er 17 zienswijzen ingediend.
Mede naar aanleiding van de zienswijzen is besloten een nieuw bouwplan op te stellen wat tot gevolg heeft dat een opnieuw een ontwerp bestemmingsplan ter inzage is gelegd.
Het aangepaste ontwerp bestemmingsplan heeft met ingang van 11 december 2013 voor de duur van zes weken en één dag overeenkomstig artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) ter inzage gelegen bij de Publiekswinkel in het gemeentehuis te Epe. Ook is het plan vanaf 12 december 2013 via www.ruimtelijkeplannen.nl in te zien geweest.
Gedurende de bovengenoemde periode zijn er zeven zienswijzen ingediend. Alle reacties zijn binnen de gestelde termijn ingediend. Verder dienen zienswijzen aan enkele eisen te voldoen: ondertekening, naam en adres van de indiener, dagtekening, een omschrijving van het besluit waartegen de zienswijze is gericht, en de gronden van de zienswijze. De zienswijzen voldoen aan deze eisen en zijn daarom ontvankelijk.
In de zienswijzennota zijn de zienswijzen samengevat en voorzien van een beantwoording. Voor de zienswijzennota wordt verwezen naar bijlage 11.
Naar aanleiding van de zienswijzen wordt het plan op twee punten verbeterd. De toelichting wordt aangepast voor wat betreft de oppervlakten van de huidige bebouwing. De regels worden aangepast voor wat betreft het oppervlak aan nieuwe woningen, inclusief aan- en bijgebouwen.
Bij aanvang van de ter inzage legging is het ontwerp bestemmingsplan in het kader van het zogenoemde "artikel 3.1.1 Bro - overleg" verstuurd naar de VROM-inspectie, provincie Gelderland en het waterschap Veluwe. In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro zijn er geen overlegreacties ingediend. Op basis hiervan mag geconcludeerd worden dat de overlegpartners zich kunnen vinden in het ontwerp bestemmingsplan De Adelaar.