Plan: | bestemmingsplan '''t Harde 2009" |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0230.BPTHARDE2009-VST1 |
Ontwerp-AMvB Ruimte
Op 29 mei 2009 heeft het kabinet ingestemd met de AMvB Ruimte (Algemene Maatregel van Bestuur Ruimte). In deze AMvB zijn de ruimtelijke beleidskaders van het Rijk, uit voorgaande planologische kernbeslissingen, die doorwerken naar bestemmingsplannen opgenomen. Het ontwerpbesluit AMvB Ruimte heeft vanaf d.d. 29 mei 2009 ter inzage gelegen. Inwerkingtreding van de AMvB is voorzien voor medio 2010.
Met de inwerkingtreding van de AMvB Ruimte komen de eerdere planologische kernbeslissingen te vallen onder de werkingssfeer van de (nieuwe) Wro. Doelstelling van de AMvB is om de doorwerking van het ruimtelijk beleid van het Rijk naar gemeentelijke bestemmingsplannen veilig te stellen. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk namelijk vooraf duidelijk waar gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Voor het overige hebben gemeenten de vrijheid om hun eigen belangen te bepalen en daar uitvoering aan te geven.
In inhoudelijk opzicht gaat het vooral om kaders voor het bundelen van de verstedelijking, het veiligstellen van bufferzones, nationale landschappen, de ecologische hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee.
De AMvB Ruimte betreft een zo beleidsneutraal mogelijke vertaling van de bestaande ruimtelijke kaders van het Rijk. Gelet hierop en op de omstandigheid dat de AMvB nog niet in werking is getreden wordt hieronder volstaan met een beknopte weergave van de bestaande beleidsnota's.
Nota Ruimte
Voor het beleid van het Rijk voor de ruimtelijke ordening is vooral de Nota Ruimte; "Ruimte voor ontwikkeling", zoals die op 27 februari 2006 in werking is getreden van belang. De Nota Ruimte bevat de visie van het Rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste ruimtelijke doelstellingen voor de komende jaren. De nota doet concrete uitspraken over het nationaal ruimtelijk beleid tot 2020. De periode 2020-2030 vormt hierbij een doorkijk naar de langere termijn.
In de nota wordt uitgegaan van een dynamisch, op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid (ontwikkelingsplanologie). Daarnaast wordt uitgegaan van een heldere verdeling van verantwoordelijkheden tussen Rijk en andere overheden (decentraal wat kan, centraal wat moet). De Nota Ruimte is dan ook vooral te kwalificeren als een strategische nota op hoofdlijnen.
In meer inhoudelijk opzicht richt het nationaal ruimtelijk beleid zich op het waarborgen van voldoende ruimte voor de functies wonen, werken en mobiliteit en de daarbij behorende voorzieningen, groen, recreatie, sport en water. Het beperkte oppervlak in Nederland maakt het nodig dat dit op een efficiƫnte en duurzame manier gebeurt. Het beleid richt zich dan ook niet alleen op de aantallen maar ook op de daarmee gepaard gaande kwaliteit.
Op rijksniveau richt het beleid zich op het versterken van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en waarborging van de veiligheid. Deze vier doelen worden in onderlinge samenhang nagestreefd, tegen de achtergrond van de wens om de economische, ecologische en sociaal-culturele waarden van de ruimte te versterken en duurzaam te ontwikkelen. Van duurzame ontwikkeling is volgens het Rijk sprake als aan elk van deze waarden gelijkwaardig en in onderlinge samenhang recht wordt gedaan. Hierdoor neemt de aantrekkelijkheid van de ruimte voor bewoners, bezoekers en ondernemers toe.
Met het beleid legt het Rijk een grotere verantwoordelijkheid bij de decentrale overheden. De uitvoering van beleid ligt primair bij gemeenten, terwijl voor de provincies een belangrijke kaderstellende, coƶrdinerende en controlerende taak is weggelegd.
De algemene basiskwaliteit is de ondergrens voor alle ruimtelijke plannen, dus datgene waar een ruimtelijk plan minimaal aan moet voldoen. De Nota Ruimte bevat hier algemene regels voor, waaraan alle betrokken partijen aan zijn gehouden. Op het gebied van economie, infrastructuur en verstedelijking gaat het bijvoorbeeld om het bundelingsbeleid, het locatiebeleid, een goede balans tussen rode (stedelijke) en groen/blauwe (natuur en water) functies, milieuwetgeving en veiligheid. Op het gebied van water, natuur en landschap geldt de basiskwaliteit op punten als de watertoets, functiecombinaties met water en het groen in en om de stad. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in voldoende mate in deze punten.