direct naar inhoud van 6.8 Niet-agrarische bedrijven
Plan: Buitengebied 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0226.BPBuitengebied-VS02

6.8 Niet-agrarische bedrijven

Bestemmen van bestaande, niet-agrarische bedrijven

Bestaande, niet-agrarische bedrijven die in vigerende bestemmingsplannen reeds positief zijn bestemd, en bedrijven die in het plangebied legaal zijn gevestigd, zijn in principe positief bestemd, tenzij dit door omgevingsfactoren niet mogelijk is. Uitgangspunt daarbij is dat het om ruimtelijk-planologische motieven niet noodzakelijk is en om financieel-economische motieven niet haalbaar is om deze bedrijven te verplaatsen naar een geschiktere locatie.

Bij de bestemming ‘Bedrijf’ is de hoofdfunctie de bedrijfsvoering met daaraan gerelateerde gebouwen. De bedrijfswoning maakt ook onderdeel uit van het bedrijf, maar is niet de hoofdfunctie. Op de verbeelding zijn de bouwvlakken zodanig begrensd dat de bedrijfsgebouwen inclusief (een eventuele) bedrijfswoning hierbinnen vallen.

Bij een positieve bestemming van bedrijfsactiviteiten geldt voor de uitbreiding van de bebouwing het volgende.

Aan de hand van luchtfoto's uit 2011 is het oppervlak aan bedrijfsbebouwing bepaald (exclusief de bedrijfswoning en exclusief het bijgebouw behorende bij de bedrijfswoning). Dit oppervlak is vergeleken met het oppervlak dat is opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied 2002. Vervolgens is onderstaande tabel toegepast.

  Is 10% van luchtfoto meer of minder dan 100 m2?   Uitbreidingsmogelijkheden  
Opp. luchtfoto < BP2002   < 100 m2   Maximaal 10% t.o.v. luchtfoto  
  > 100 m2   Maximaal 100 m2 tov luchtfoto  
Opp. luchtfoto > BP2002   Is vergund < 100 m2   Maximaal 10% t.o.v. luchtfoto met 100 m2 als bovengrens  
  Is vergund > 100 m2   Maximaal oppervlak = luchtfoto (geen uitbreiding)  
  Is deels vergund   Maximaal vergund oppervlak (op basis van vergunningen of handhavingsnotitie) + 10% tot een maximum van 100 m2  
Overig     In specifieke situaties is maatwerk mogelijk  

In de planregels zijn in bijlage 3 de maximale oppervlaktematen aan bedrijfsbebouwing opgenomen.

Voor een ruimere uitbreiding is aangesloten bij de Ruimtelijke Verordening Gelderland. Via binnenplanse afwijking is een uitbreiding met maximaal 20% van het bebouwd oppervlak mogelijk gemaakt, mits de maatvoering uit bijlage 3 van de planregels niet wordt overschreden (kolom max. opp. na 20% afwijking). Verdergaande mogelijkheden (zoals in de Notitie Functieverandering van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen) vergen een secure inpassing. Hiervoor zal een separate procedure gevolgd moeten worden (planherziening).

Nieuwe bedrijfsbestemmingen

Het toekennen van een nieuw bouwvlak ten behoeve van vestiging van nieuwe, niet-agrarische bedrijven in het buitengebied is binnen het bestemmingsplan niet mogelijk. Van betekenis hierbij is het restrictieve beleid van het Rijk en de provincie, dat erop gericht is de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied te beschermen en functies uit het buitengebied te weren die niet aan het buitengebied gebonden zijn. Extra bedrijfslocaties in het buitengebied leiden tot een niet-noodzakelijk 'verstening' van het landschap. Uitzondering hierop vormen de voormalige agrarische bedrijven, bedrijven waarbij de agrarische bedrijfsvoering reeds gestaakt is. Deze bedrijven kunnen, onder voorwaarden en via een aparte planologische procedure, een nieuwe bedrijfsbestemming krijgen.

Andersoortige bedrijvigheid

Uit OKBG (bijlage 3 / p. 73):
Functiewisseling
"Hiervan is sprake indien een niet-agrarisch bedrijf andere niet-agrarische activiteiten wil ontplooien. Bijvoorbeeld als een loodgieter stopt en een schilder de locatie wil over kopen. Op dit moment kan dit alleen middels een bestemmingsplanwijziging. Functiewisselingen op basis van milieucategorieën worden in de komende bestemmingsplanherziening via een binnenplanse ontheffing dan wel bij recht mogelijk gemaakt."  

Ingeval van bedrijfsbeëindiging, dan wel in die gevallen waarin handhaving van de bestaande bedrijfsfunctie minder wenselijk is, is het mogelijk om een ander soort bedrijf toe te staan, zonder dat daarvoor een aparte procedure hoeft te worden doorlopen. Voorwaarde hierbij is dat daardoor in ruimtelijk en milieuhygiënisch opzicht geen ongunstiger situatie mag ontstaan dan voorheen het geval was.

Bedrijfsactiviteiten worden in de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering ingedeeld naar categorieën.

  • Bedrijven in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB) zijn, gelet op hun effecten op de omgeving, algemeen inpasbaar in het landelijk gebied.
  • Functies in categorie 3.1 of 3.2 van de SvB kunnen een dusdanig effect op de omgeving hebben dat hier voorzichtig mee dient te worden omgegaan. Hier zal een afwijkingsmogelijkheid voor worden opgenomen.
  • Hogere functies (categorie 4.1 SvB en hoger) horen op een gezoneerd bedrijventerrein thuis.

Bedrijven in categorie 1 en 2 van de SvB zijn algemeen toelaatbaar en hebben een algemene bedrijfsbestemming gekregen. Bedrijven in een hogere categorie en opslagbedrijven hebben een maatbestemming gekregen. Via een afwijking is er een beperkte wisseling van bedrijfstype mogelijk, welke in detail wordt beschreven in paragraaf 7.3.4. Daar waar opslagbedrijven voorkomen, zijn geen andere bedrijfsactiviteiten toegestaan dan de bestaande opslag.