direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Buitengebied Doesburg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0221.BPL09001HBU-VA01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 bestemmingsomschrijving
3.1.1

De voor "Agrarisch" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat niet-grondgebonden agrarische bedrijven niet zijn toegestaan, met uitzondering van de bestaande intensieve veehouderijen als genoemd in bijlage 1 tot maximaal 1 ha per bouwvlak;
  • b. het bestaande aantal bedrijfswoning(en), waarbij inwoning is toegestaan;
  • c. nevenactiviteiten als opgenomen in bijlage 2, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 25% met een absoluut maximum van 350 m2 van de bestaande bebouwing mag worden gebruikt;
    • 2. er geen detailhandel anders dan de verkoop van ter plaatse geproduceerde agrarische producten mag plaatsvinden;
    • 3. er geen horeca mag plaatsvinden;
    • 4. parkeren op eigen erf dient plaats te vinden;
    • 5. buitenopslag en/of buitenstalling van werktuigen niet is toegestaan;
    • 6. er slechts sprake mag zijn van een geringe toevoeging van gebiedsvreemd geluid;
    • 7. de nevenactiviteit geen aanzienlijke verkeersaantrekkende werking mag hebben;
    • 8. er sprake is van een lage visuele uitstraling op het landschap;
  • d. recreatieve nevenactiviteiten in de vorm van Bed & Boterham, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 30 m2 per gastenkamer is toegestaan;
    • 2. er maximaal 2 gastenkamers mogen worden gerealiseerd, dan wel het bestaande aantal gastenkamers;
    • 3. deze activiteiten tevens in bijgebouwen en schuren zijn toegestaan;
    • 4. parkeren op eigen erf dient plaats te vinden;
  • e. teeltondersteunende voorzieningen binnen het bouwvlak;
  • f. de bestaande paardenbakken binnen het bouwvlak of direct aansluitend aan het bouwvlak;
  • g. extensieve dagrecreatie met bijbehorende wegen en paden;
  • h. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • i. de bestaande nutsvoorzieningen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitingsvoorzieningen, parkeervoorzieningen binnen het bouwvlak, groenvoorzieningen, tuinen en erven.

3.1.2

Van de bedrijfsgebouwen mag alleen de eerste bouwlaag worden gebruikt voor het houden van dieren.

3.2 bouwregels
3.2.1 bedrijfsgebouwen, teeltondersteunende voorzieningen en bedrijfswoningen

Bedrijfsgebouwen, teeltondersteunende voorzieningen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. gezamenlijke oppervlakte van teeltondersteunende voorzieningen maximaal 1.000 m2:
  • c. goothoogte van
    • 1. bedrijfsgebouwen maximaal 6 m;
    • 2. bedrijfswoningen maximaal de bestaande goothoogte;
  • d. bouwhoogte van
    • 1. bedrijfsgebouwen maximaal 12 m;
    • 2. bedrijfswoningen maximaal de bestaande bouwhoogte;
    • 3. teeltondersteunende voorzieningen maximaal 1,20 m;
  • e. inhoud van een bedrijfswoning maximaal 750 m3;
3.2.2 bijgebouwen bij de bedrijfswoning

Bijgebouwen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. gebouwd minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning;
  • c. afstand tot het hoofdgebouw maximaal 20 m;
  • d. gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 75 m2;
  • e. goothoogte maximaal 3 m;
  • f. bouwhoogte maximaal 6 m.
3.2.3 overkappingen bij de bedrijfswoning

Overkappingen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. oppervlakte maximaal 40 m2;
  • c. goothoogte maximaal 3 m;
  • d. bouwhoogte maximaal 4,5 m.
3.2.4 bebouwingspercentage

Bebouwingspercentage bedraagt maximaal 80%.

3.2.5 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak bedraagt maximaal:
    • 1. mestsilo's, hooibergen, voedersilo's 10 m;
    • 2. erfafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel 2 m en voor (het verlengde van) de voorgevel 1 m;
    • 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2,5 m;
  • b. bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 1,2 m.
3.3 ontheffing van de bouwregels
3.3.1 overschrijding bouwgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder a voor het overschrijden van de bouwgrenzen aan maximaal één zijde, mits:

  • a. de bouwgrens met maximaal 10 m wordt overschreden;
  • b. de overschrijding noodzakelijk is in verband met een doelmatige uitoefening van het bedrijf;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.3.2 verhogen goot- en bouwhoogte bedrijfswoningen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder c sub 2 en /of artikel 3.2.1 onder d sub 2 voor het vergroten van de goothoogte en of bouwhoogte van bedrijfswoningen tot maximaal 6 m respectievelijk 10 m.

3.3.3 verhogen bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder d sub 1 voor het vergroten van de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen tot maximaal 15 m, mits:

  • a. de verhoging noodzakelijk is in het kader van dierwelzijn;
  • b. alleen de eerste bouwlaag wordt gebruikt voor het houden van dieren;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden.
3.3.4 verhogen teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder d sub 3 voor het verhogen van de maximale bouwhoogte van teeltondersteunende voorzieningen tot maximaal 2,5 m.

3.3.5 verhogen mestsilo's, hooibergen en voedersilo's

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.5 onder a sub 1 voor het verhogen van de maximale bouwhoogte van mestsilo's, hooibergen en voedersilo's tot maximaal 18 m.

3.3.6 teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder a voor het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, mits:

  • a. aansluitend aan het bouwvlak gerealiseerd;
  • b. de voorzieningen noodzakelijk zijn in verband met een doelmatige uitoefening van het bedrijf;
  • c. de oppervlakte maximaal 5.000 m2 bedraagt;
  • d. de bouwhoogte maximaal 2,5 m bedraagt.
3.4 ontheffing van de gebruiksregels
3.4.1 uitbreiding bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor uitbreiding van de inhoud van de bedrijfswoning binnen een bestaand hoofdgebouw, mits:

  • a. er sprake blijft van maximaal één bedrijfswoning;
  • b. er geen vergroting van het bestaande hoofdgebouw plaatsvindt.
3.4.2 nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.1.1 onder c voor het toestaan van het gebruik van maximaal 50% van het bebouwd oppervlak tot maximaal 750 m2 ten behoeve van nevenactiviteiten onder verder dezelfde voorwaarden als genoemd in artikel 3.1.1 onder c.

3.4.3 paardenbakken

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.1.1 onder f voor het toestaan van paardenbakken, mits:

  • a. binnen het bouwvlak dan wel direct aansluitend aan gronden met de bestemming Wonen gerealiseerd;
  • b. de oppervlakte maximaal 800 m2 bedraagt;
  • c. geen lichtmasten worden geplaatst;
  • d. de bouwhoogte terreinafscheiding maximaal 1,75 m bedraagt.
3.4.4 recreatieve nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.1.1 voor het toestaan van recreatieve nevenactiviteiten in de vorm van:

  • a. kleinschalige kampeerterrein, mits
    • 1. deze binnen of direct aansluitend aan het bouwvlak wordt gerealiseerd;
    • 2. de (sanitaire) voorzieningen binnen de op het moment van het verlenen van de ontheffing bestaande bebouwing worden opgericht met een maximale oppervlakte van 75 m2;
    • 3. er een landschapsplan wordt overlegd, waaruit de landschappelijke inpassing blijkt;
    • 4. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
    • 5. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
    • 6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • b. vakantiewoningen / -appartementen, mits
    • 1. opgericht binnen de op het moment van het verlenen van de ontheffing bestaande bebouwing;
    • 2. maximaal 3 vakantiewoningen/-appartementen worden gerealiseerd met een maximale oppervlakte van 100 m2 per vakantiewoning/-appartement;
    • 3. in aanvulling op het bepaalde onder 2 geldt dat de gezamenlijke oppervlakte maximaal 50% van het bebouwd oppervlakte mag bedragen met een absoluut gezamenlijke oppervlakte van 300 m2;
    • 4. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
    • 5. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
    • 6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • c. groepsaccommodatie, mits:
    • 1. opgericht binnen de op het moment van het verlenen van de ontheffing bestaande bebouwing;
    • 2. de oppervlakte maximaal 50% van het bebouwd oppervlak met een absoluut maximum van 350 m2 bedraagt;
    • 3. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
    • 4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
    • 5. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • d. kleinschalige terrasvoorziening met lichte horeca, mits:
    • 1. opgericht binnen en direct nabij de op het moment van het verlenen van de ontheffing bestaande bebouwing;
    • 2. de oppervlakte maximaal 50% van het bebouwd oppervlak met een absoluut maximum 100 m2 bedraagt;
    • 3. maximaal 100 m2 aan buitenruimte wordt gerealiseerd;
    • 4. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
    • 5. er een landschapsplan wordt overlegd, waaruit de landschappelijke inpassing blijkt;
    • 6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
    • 7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
3.4.5 stapeling

Bij een combinatie van ontheffingen uit artikel 3.4.4 onder a, b en c geldt 50% van de oppervlakte van de op het moment van het verlenen van de ontheffing aan bedrijfsgebouwen als totale toegestane maximum.

3.5 wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 wijzigen en/of vergroten van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor wat betreft het wijzigen van het bouwvlak en/of vergroten van de oppervlakte van het bouwvlak, mits:

  • a. de wijziging en/of vergroting noodzakelijk is in het kader van een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • b. het bouwvlak hierdoor geen groter aaneengesloten oppervlak krijgt dan 2 ha;
  • c. er een compacte bouwvlak blijft bestaan;
  • d. uit een landschapsplan de ruimtelijke inpassing van het bouwvlak in de omgeving blijkt;
  • e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.5.2 omschakeling van agrarisch bedrijf naar wonen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming Wonen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het aantal woningen niet mag worden vergroot;
  • b. bijgebouwen zijn toegestaan tot een oppervlakte van 75 m2 per woning;
  • c. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
  • d. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
3.5.3 wonen in (voormalig) karakteristiek bedrijfsgebouw

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwblok in de bestemming Wonen, waarbij tevens een (voormalig) karakteristiek bedrijfsgebouw mag worden hergebruikt voor wonen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. sanering plaatsvindt van overige niet-karakteristieke bedrijfsbebouwing;
  • b. het aantal woningen maximaal 2 mag zijn inclusief de voormalige bedrijfswoning;
  • c. de inhoud van elke afzonderlijke woning minimaal 450 m3 bedraagt;
  • d. bijgebouwen zijn toegestaan met een maximale oppervlakte van 75 m2 per woning;
  • e. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
  • f. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
3.5.4 extra woningen in de vorm van woongebouwen bij sloop van bedrijfsbebouwing

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming Wonen, waarbij de bouw van één of twee woongebouwen wordt toegestaan, in verband met sloop van voormalige agrarische bebouwing, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. alle voormalige bedrijfsgebouwen worden gesloopt, niet zijnde karakteristieke bebouwing;
  • b. er maximaal 50% van de gesloopte oppervlakte wordt teruggebouwd;
  • c. de inhoud van elke afzonderlijke wooneenheid minimaal 450 m3 is;
  • d. de goothoogte en bouwhoogte van de woongebouwen maximaal 6 m respectievelijk 10 m bedraagt;
  • e. oppervlakte bijgebouwen bedraagt maximaal 75 m2 per wooneenheid;
  • f. parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;
  • g. er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een landschapsplan dient te worden opgesteld;
  • h. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
  • i. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
3.5.5 extra woningen in de vorm van vrijstaande woningen bij sloop van bedrijfsbebouwing

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming Wonen, waarbij de bouw van maximaal twee vrijstaande woningen wordt toegestaan, in verband met sloop van voormalige agrarische bebouwing, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. ter compensatie van de sloop van minimaal 750 m2 voormalige bedrijfsbebouwing en/of bijgebouwen bij de bedrijfswoning, niet zijnde karakteristieke bebouwing, mag ter plaatse één vrijstaande woning worden opgericht;
  • b. ter compensatie van de sloop van minimaal 1.500 m2 voormalige bedrijfsbebouwing en/of bijgebouwen bij de bedrijfswoning, mogen twee nieuwe vrijstaande woningen worden opgericht;
  • c. na wijziging ter plaatse maximaal drie woningen aanwezig zijn;
  • d. de inhoud van elke afzonderlijke wooneenheid minimaal 450 m3 is;
  • e. de goothoogte en bouwhoogte van de woongebouwen maximaal 6 m respectievelijk 10 m bedraagt;
  • f. oppervlakte bijgebouwen bedraagt maximaal 75 m2 per wooneenheid;
  • g. parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;
  • h. er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een landschapsplan dient te worden opgesteld;
  • i. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
  • j. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
3.5.6 omschakeling van agrarisch bedrijf naar niet-agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming Bedrijf, mits:

  • a. de gebruiksoppervlakte ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten maximaal 50% van de bestaande met bouwvergunning gebouwde bedrijfsgebouwen met een absoluut maximum van 750 m2;
  • b. het meerdere aan bedrijfsgebouwen, welke niet als monumentaal of karakteristiek kunnen worden aangemerkt, wordt gesloopt;
  • c. het de vestiging van bedrijvigheid als opgenomen in bijlage 2 betreft;
  • d. geen sprake is van detailhandel anders dan verkoop van ter plaatse geproduceerde artikelen;
  • e. er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een landschapsplan dient te worden opgesteld;
  • f. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • g. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • h. er geen buitenopslag en/of buitenstalling van werktuigen plaatsvindt;
  • i. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
  • j. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
3.5.7 omschakeling van agrarisch bedrijf naar recreatie of maatschappelijke voorziening

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming Recreatie of Maatschappelijk, mits:

  • a. er minimaal 50% van de bestaande bedrijfsgebouwen, welke niet als monumentaal of karakteristiek kunnen worden aangemerkt, wordt gesloopt;
  • b. de gebruiksoppervlakte ten behoeve van de recreatieve of maatschappelijke voorziening maximaal 50% van de bestaande met bouwvergunning gebouwde bedrijfsgebouwen met een absoluut maximum van 1.000 m2;
  • c. indien er sprake is van één gebouw dat groter is dan 750 m2 mag het gehele gebouw benut worden en dient minimaal 50% van de bebouwde oppervlakte te worden gesloopt;
  • d. geen sprake is van detailhandel anders dan verkoop van ter plaatse geproduceerde artikelen;
  • e. er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een landschapsplan dient te worden opgesteld;
  • f. er sprake is van een geringe verkeersaantrekkende werking;
  • g. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • h. er geen buitenopslag en/of buitenstalling van werktuigen plaatsvindt.