Plan: | Bestemmingsplan Buitengebied, Verblijfsrecreatieterreinen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0214.BUIBP20120010-vg01 |
Voor de campings en de chaletparken in Buren gelden nu verschillende bestemmingsplannen. Sommige bestemmingsplannen zijn oud. Andere bestemmingsplannen gaan over maar een paar campings en chaletparken. Daarom gelden voor de verschillende campings en huisjesterreinen niet altijd dezelfde regels. De gemeente Buren wil dat voor alle campings dezelfde nieuwe regels gaan gelden.
De gemeente heeft nieuw beleid gemaakt voor alle campings en chaletparken. Dit beleid is opgeschreven in het 'Plan van Aanpak actualisatie en harmonisatie bestemmingsplannen verblijfsrecreatieterreinen". Dit plan van aanpak is vastgesteld door de gemeenteraad. In het beleid is aangegeven dat voor alle terreinen hetzelfde beleid gaat gelden. Ook krijgen de eigenaren meer mogelijkheden om zelf te bepalen hoe hun terrein er uit ziet. Ze mogen zelf bepalen of ze liever kampeerplaatsen of huisjes hebben.
Dit nieuwe beleid is nog niet verwerkt in de bestemmingsplannen. De gemeente maakt nu één bestemmingsplan voor alle terreinen. In dit bestemmingsplan wordt het nieuwe beleid verwerkt. Zo gelden straks overal dezelfde nieuwe regels.
Het bestemmingsplan heeft de naam "Bestemmingsplan Buitengebied, Verblijfsrecreatieterreinen". Het bestemmingsplan bestaat uit de volgende delen:
Op de verbeelding (plankaart) kunt u lezen welke bestemming ergens geldt. In de planregels staat wat je mag bouwen als die bestemming geldt. Bijvoorbeeld hoe groot een recreatiewoning mag zijn. Ook is in de regels aangegeven hoe je de gebouwen of grond mag gebruiken. Bijvoorbeeld: mag er een parkeerterrein worden aangelegd? De verbeelding en de regels zijn samen 'juridisch bindend". Burgers moeten zich aan deze regels houden. En de gemeente mag pas een vergunning geven als een plan past in de regels. In deze toelichting bij het bestemmingsplan leest u waarom de regels zo zijn gemaakt.
Dit bestemmingsplan geldt voor de volgende terreinen:
In deze toelichting wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op het relevante ruimtelijk beleid. In hoofdstuk 3 wordt aandacht besteed aan de elementen, die van invloed kunnen zijn op de ontwikkeling van het plangebied. In hoofdstuk 4 is de planbeschrijving opgenomen. In hoofdstuk 5 zijn de juridisch-technische aspecten van de opgenomen regeling weergegeven. Hoofdstuk 6 en 7 sluiten deze toelichting af door middel van een beschouwing over de uitvoerbaarheid alsmede de resultaten van de inspraak en het gevoerde overleg.
Het bestemmingsplan gaat over de volgende terreinen met de volgende voorzieningen:
Het nieuwe bestemmingsplan maakt het mogelijk om de terreinen anders in te richten. Maar ook om nieuwe voorzieningen (bijvoorbeeld een slechtweervoorziening, nieuw en ruimer sanitair) voor de gasten te bouwen. Het bestemmingsplan biedt bijvoorbeeld mogelijkheden om het terrein voor een bepaalde doelgroep in te richten.
Het is aan de terreineigenaren zelf om te bekijken of ze gebruik maken van de mogelijkheden.
Het ruimtelijk beleid van de Rijksoverheid staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Nationaal belang 1: Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren.
Nationaal ruimtelijk belang 2: Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie.
Nationaal belang 3: Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen.
Nationaal belang 4: Efficiënt gebruik van de ondergrond.
Nationaal belang 5: Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen.
Nationaal belang 6: Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen.
Nationaal belang 7: Het instandhouden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen.
Nationaal belang 8:Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
Nationaal belang 9: Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.
Nationaal belang 10: Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
Nationaal belang 11: Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en Faunasoorten.
Nationaal belang 12: Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten.
Nationaal ruimtelijk belang 13: Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.
Dit bestemmingsplan raakt het belang van de waterveiligheid (belang 9): een aantal recreatieterreinen ligt in de uiterwaarden of tegen een dijk. Belang nummer 10 speelt ook een rol. Een groot deel van de gemeente is door de provincie aangewezen als een waardevol landschap. Dit bestemmingsplan behoudt de waarden doordat de terreinen niet kunnen uitbreiden.
De gemeente Buren overlegt daarnaast met de ondernemers en burgers. Met alle eigenaren van de recreatieterreinen is gesproken over de toekomstwensen.
Burgers, belangenorganisaties en andere overheden krijgen de gelegenheid te reageren op het bestemmingsplan door een zienswijze in te dienen. In de paragraaf 1.4 en hoofdstuk 6 wordt hier nader op ingegaan.
In dit besluit heeft de Rijksoverheid regels opgenomen voor bestemmingsplan. Het gaat om regels voor de zogenaamde "rijksbelangen". Bij deze belangen gaat het om bijvoorbeeld de veiligheid van de dijken of de militaire terreinen.
Een aantal van de terreinen ligt in de uiterwaarden van de Nederrijn. In deze gebieden mag niet worden gebouwd. Een uitzondering geldt er voor voorzieningen die in de uiterwaarden horen. Denk daarbij aan voorzieningen voor de stevigheid van de dijk of voorzieningen voor de beroeps- en recreatievaart. In een bestemmingsplan mag dan ook niets worden geregeld dat er voor kan zorgen dat de dijk beschadigd.
Het Streekplan geeft op hoofdlijnen aan hoe de provincie ruimtelijk wordt ingedeeld. Bijvoorbeeld waar nieuwe woonwijken, bedrijventerreinen of natuur gepland zijn. Ook geeft de provincie welke andere zaken zij belangrijk vindt. Bij nieuwe ontwikkelingen moet een gemeente rekening houden met natuur, landschap of archeologie.
De provincie heeft een aantal gebieden aangewezen waar ze natuur en landschap extra wil beschermen.
Een groot deel van de gemeente is aangewezen als een "Waardevol Landschap". Het gaat om drie verschillende gebieden. Hierna zijn de gebieden aangegeven en waarom die gebieden waardevol zijn.
Bestemmingsplannen die door de gemeente worden vastgesteld mogen deze kwaliteiten van het landschap niet aantasten. Er mogen wel ontwikkelingen plaatsvinden, maar deze moeten de kwaliteiten van het landschap versterken.
Een aantal gebieden is heel open: hier ervaar je weidsheid doordat je ver weg kunt kijken. Deze gebieden zijn door de provincie aangewezen als "Waardevol open gebied". Ruimtelijke ingrepen die de grootschalige openheid van deze gebieden aantasten zijn niet toegestaan. Hier mag bijvoorbeeld niet gebouwd worden. Het planten van bomen en bossen is hier ook niet toegestaan.
De provincie heeft in deze verordening regels gesteld. Deze regels gelden voor bestemmingsplannen van gemeentes. De gemeente moet bestemmingsplannen maken die aan deze regels voldoen. Het gaat om de volgende regels:
De regels van de provincie gaan vooral over uitbreidingen van campings en chaletparken. Dit bestemmingsplan regelt alleen de bestaande omvang van deze terreinen. De maximale maten voor recreatiewoningen zijn wel belangrijk voor dit bestemmingsplan. De gemeente Buren mag in een bestemmingsplan niet meer toestaan dan deze maten.
Het beleid van het Waterschap Rivierenland staat in het Waterbeheerplan 2010-2015. Belangrijke punten zijn:
Schoon hemelwater mag niet naar de riolering. Bij nieuwe gebouwen moet zoveel mogelijk hemelwater in de bodem kunnen zakken (infiltreren). Het hemelwater kan dan in de bodem worden vastgehouden. Als dit niet kan moet het water worden geborgen (bijvoorbeeld in een vijver of poel). Als dit ook niet kan mag het water direct worden afgevoerd naar een sloot.
In droge zomers of bij lage rivierstanden is in het hele gebied aanvoer van water nodig. Dit is nodig omdat water verdampt, wegzakt in de bodem of wordt opgepompt voor bijvoorbeeld drinkwater en fruitteelt. Hiervoor zijn inlaten en gemalen en watergangen aanwezig. In het landelijk gebied is het zorgen voor voldoende en schoon water voor de landbouw één van de belangrijkste taken. Ook is het belangrijk dat dit water een geschikt leefgebied is voor planten en dieren.
In het document "Inlaatbeleid ten aanzien van zomerpolders 2004" is het inlaatbeleid beschreven. Wanneer mag er dus water in de zomerpolders komen? In de wintermaanden (1 december tot 1 april mag het rivierwater in de zomerpolders stromen. Daarvoor worden dan de kunstwerken in de zomerkades opengezet. De zomerpolders volgen dan het waterpeil van de rivier. In de zomermaanden worden de polders tegen overstromingen beschermd.
De gemeente heeft een plan van aanpak gemaakt. In het plan van aanpak is beschreven wat de gemeente wil regelen in het nieuwe bestemmingsplan voor de verblijfsrecreatieterreinen. Ook gaat het plan van aanpak in op het proces en de planning.
Belangrijke inhoudelijke uitgangspunten voor het bestemmingsplan zijn:
De Minister heeft gemeentes opgedragen om voor 1 januari 2010 duidelijk beleid vast te stellen voor permanente bewoning van recreatieverblijven. De gemeente Buren heeft hiervoor de "beleidsnota permanente bewoning verblijfsrecreatieterreinen" vastgesteld. In deze beleidsnota geeft de gemeente aan hoe ze wil omgaan met permanente bewoning.
Naar aanleiding van bovengenoemde beleidsnota maakte de gemeente het voorliggende bestemmingsplan voor alle verblijfsrecreatieterreinen. Voor alle 17 verblijfsrecreatieterreinen inventariseerde de gemeente of er sprake was van permanenten bewoning en in welke hoedanigheid. Bij deze inventarisatie baseerde de gemeente zich op objectieve gegevens. Uit deze inventarisatie bleek dat in een aantal gevallen sprake is van permanente bewoning terwijl de geldende bestemmingsplannen dit niet toestaan. Op basis van dit beleid zijn alle bewoners van de 17 verblijfsrecreatieterreinen onderverdeeld in de volgende groepen:
Bewoning voor 31-10-2003
Uit de inventarisatie blijkt dat de bewoner(s) vóór 31-10-2003 permanent woonde(n) op één van de verblijfsrecreatieterreinen. Deze personen komen in aanmerking voor een persoonsgebonden verblijfsontheffing. Deze ontheffing zorgt ervoor dat de betreffende personen permanent kunnen blijven wonen in de recreatiewoningen. De ontheffing is persoonsgebonden. Dit betekent dat een ander het permanente woongebruik niet kan voortzetten wanneer de huidige bewoners het gebruik beëindigen. Voordat deze personen de ontheffing daadwerkelijk krijgen, moeten zij eerst aantonen dat de recreatiewoning voldoet aan het bouwbesluit.
Na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan zal de gemeente de betreffende bewoners nader informeren over de vervolgprocedure.
Bewoning na 31-10-2003 maar voor 01-07-2009
Uit de inventarisatie blijkt dat de bewoner(s) na 31-10-2003 maar voor 01-07-2003 permanent woonde(n) op één van de verblijfsrecreatieterreinen. Deze personen komen in aanmerking voor een persoonsgebonden verblijfsbeschikking. Deze beschikking zorgt ervoor dat de betreffende personen permanent kunnen blijven wonen in de recreatiewoningen. De beschikking is persoonsgebonden. Dit betekent dat een ander het permanente woongebruik niet kan voortzetten wanneer de huidige bewoners het gebruik beëindigen. Voordat deze personen de beschikking daadwerkelijk krijgen, moeten zij eerst aantonen dat de recreatiewoning voldoet aan bijlagen 2 en 3 van het bouwbesluit.
Na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan zal de gemeente de betreffende bewoners nader informeren over de vervolgprocedure.
Bewoning na 01-07-2009
Uit de inventarisatie blijkt dat de bewoner(s) na 01-07-2009 woonde(n) op één van de verblijfsrecreatieterreinen, of dat deze bewoner(s) niet aantoonde(n) hij/zij dit voor die tijd permanent deed. Deze personen komen niet in aanmerking voor een persoonsgebonden verblijfsontheffing of een persoonsgebonden verblijfsbeschikking.
Als het bestemmingsplan onherroepelijk is, bekijken we hoe we de handhaving vorm gaan geven. Bij de handhaving krijgt de bewoner nogmaals de kans om aan te tonen dat zij voor 01-07-2009 op één van de verblijfsrecreatieterreinen woonden. In dat kader kijkt de gemeente ook naar de persoonlijke situatie van de bewoners.
De gemeente Buren heeft een welstandsnota waarin ze haar kwaliteitseisen voor gebouwen beschrijft. Er zijn algemene criteria en eisen voor bepaalde gebieden. In de welstandsnota is uitgegaan van verschillende soorten gebieden. Eén van deze soorten gebieden zijn de recreatiegebieden met bebouwing.
Het typische van deze terreinen is dat ze vaak naar binnen gekeerd zijn. Van buitenaf is er vaak niet veel van te zien. Op het terrein zelf staan vaak dezelfde type huisjes of stacaravans. De gemeente wil dat deze terreinen goed worden ingepast in het landschap. Ook moeten ze passen bij de ruimtelijke kwaliteiten van de rest van het gebied. Nieuwe bebouwing moet kleiner (ondergeschikt) zijn dan de groenstructuur.
In de welstandsnota zijn eisen gesteld voor:
Doel van het Waterplan is:
Het waterplan gaat vooral in op water dat in het stedelijk gebied voorkomt. Over water en recreatie is het volgende gesteld: Het te bergen water in de kernen en de ingrepen in de uiterwaarden zijn ontwikkelingen waarop aangehaakt kan worden.Veel waterpartijen lenen zich goed voor recreëren. In de meeste gevallen zal deze recreatie vissen, wandelen, fietsen en spelen zijn. Het water moet daarom te zien en te bereiken zijn. Vanwege de bijzondere natuurfunctie is er op de Maurikse Wetering, de Korne en de Linge maar beperkte waterrecreatie mogelijk.
Gemeenten in Nederland moeten een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) hebben.Het GRP is een beleidsplan, Dit plan geeft op hoofdlijnen aan hoe de gemeente omgaat met de inzameling en afvoer van afval-, hemel- en overtollig grondwater. Daarnaast heeft het plan tot doel globaal inzicht te geven in hoe de gemeente haar rioolstelsel beheert. Ook de financiële en personele gevolgen staan in het GRP. Het GRP wordt verder uitgewerkt in beheerplannen.
In het GRP is wel kort ingegaan op hoe de gemeente omgaat met bijvoorbeeld nieuwe aansluitingen.
Voordat een gemeente een bestemmingsplan vaststelt moet ze nagaan of het bestemmingsplan voldoet aan wettelijke eisen. Deze wettelijke eisen gaan over milieueisen of eisen vanuit natuur- en landschapswaarden. Hierna volgt per thema een toets.
In het plangebied komen een aantal gebieden voor waar de kans groot is dat er archeologische vondsten in de bodem zitten. Dit zijn de onderzoeksgebieden: gebieden met een 'verwachtingswaarde'.
Van sommige plekken is bekend dat deze waarden in de bodem aanwezig zijn. Dit zijn de archeologisch waardevolle gebieden. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de oude steenfabriek op het Eiland van Maurik. De nadruk van het beleid ligt op het behouden van de bestaande waarden op de plek waar ze liggen ("in situ"). Als dit niet mogelijk is moeten andere mogelijkheden (biijvoorbeeld opgraven en naar depot of museum) onderzocht worden.
Voor deze waardevolle gebieden is een beschermende regeling opgenomen. De regels sluiten aan bij de regels uit het bestemmingsplan Buitengebied, 2e herziening. Zo gelden overal in het buitengebied dezelfde regels voor archeologische waarden.
Voor de terreinen met een
geldt een onderzoeksplicht voor ingrepen in de bodem. Deze plicht geldt als
Als er onderzoek is gedaan, en er is niets gevonden, dan kan een vergunning worden verleend. Als er wel vondsten zijn gedaan is aanvullend onderzoek nodig. Dan wordt bekeken of het gebied archeologisch waardevol is.
Voor terreinen waar wel vondsten bekend zijn (de archeologisch waardevolle gebieden) gelden dezelfde regels. Als extra voorwaarde geldt hier dat funderingen niet mogen worden verwijderd.
Over en direct langs de campings en chaletparken liggen een aantal leidingen. Het gaat om een aantal gasleidingen en een hoofdriool. Binnen een zone rond deze leidingen mag niet zonder vergunning gegraven worden. Ook andere bodemingrepen zijn niet zonder vergunning mogelijk. Deze vergunning is nodig om te voorkomen dat bij graafwerkzaamheden leidingen kapot gaan. De zones waarvoor deze vergunningplicht geldt zijn overgenomen uit het recente bestemmingsplan Buitengebied.
Tussen bedrijven (zoals kampeerterreinen) en burgerwoningen moet voldoende afstand aan worden gehouden. In het boek "Bedrijven en milieuzonering" is aangegeven welke afstanden als richtlijn gelden. Omdat in dit bestemmingsplan alleen de bestaande situatie wordt vastgelegd hoeft niet aan deze richtlijn getoetst te worden. Bij nieuwe ontwikkelingen, zoals uitbreidingen van kampeer- of recreatieterreinen, moet hier wel rekening mee worden gehouden.
Bij bouwplannen voor verblijfsruimtes waar mensen langere tijd wonen of werken (recreatiewoningen, horeca) moet de bodem schoon zijn. Vervuilingen in de bodem kunnen de gezondheid aantasten.
Omdat nu niet bekend is of en waar nieuwe verblijfsruimtes gebouwd gaan worden is voor dit bestemmingsplan geen bodemonderzoek gedaan. Bodemonderzoeken zijn bovendien maar vijf jaar geldig. Deze looptijd past niet bij de looptijd van het bestemmingsplan (10 jaar). Bovendien kunnen de normen voor wat een schone bodem in de loop van de tijd veranderen.
Bij aanvragen voor een omgevingsvergunning om een verblijfsruimte te mogen bouwen moet de initiatiefnemer een bodemonderzoek overleggen.
In het plangebied komen een aantal installaties voor die gevaarlijk kunnen zijn.
Op het Eiland van Maurik staat een bovengrondse propaantank. Wettelijke veiligheidsregels bepalen dat rond deze tank een zone van 50 meter ligt. In deze zone mogen geen nieuwe woningen of andere kwetsbare objecten worden gebouwd.
In het plangebied liggen daarnaast een aantal aardgastransportleidingen. Rond deze zones liggen zones. Voor werkzaamheden binnen deze zones is toestemming van de leidingbeheerder nodig.
Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met de eisen uit de Wet geluidhinder. Dit betekent datals nieuwe woningen ('geluidgevoelige objecten'), mogen worden gebouwd, bekeken moet worden of er een geluidszone ligt. Langs bijna alle wegen liggen geluidszones. Binnen een zone moet akoestisch onderzoek worden verricht. In dit onderzoek wordt nagegaan of aan de geluidsnormen (de voorkeursgrenswaarde) wordt voldaan.
Dit bestemmingsplan maakt niet direct nieuwe woningen mogelijk. Maar het plan biedt wel de mogelijkheid om een bestaande bedrijfswoning te slopen en elders op het perceel opnieuw op te bouwen. Deze nieuwe bedrijfswoningen moeten getoetst worden aan de geluidsnormen. In deze gevallen is een akoestisch onderzoek verplicht. Het is nu niet bekend of en waar dit gaat gebeuren. Daarom is voor dit bestemmingsplan geen akoestisch onderzoek gedaan. Als er een omgevingsvergunning voor wordt gevraagd, moet dan een onderzoek worden gedaan.
Recreatiewoningen, (sta)caravans en kampeerplaatsen zijn volgens de wet niet geluidgevoelig. Hiervoor hoeft dan ook geen onderzoek gedaan te worden.
Een aantal kampeerterreinen ligt in de buurt van veehouderijen. Veehouderijen kunnen stankoverlast veroorzaken. In de Wet geurhinder en veehouderij en het Besluit landbouw milieubeheer zijn hiervoor normen opgenomen.
Het is nu de vraag of er met dit nieuwe bestemmingsplan (nieuwe) geuroverlast ontstaat. Een recreatiewoning, stacaravan of kantine kan een zogenaamd 'geurgevoelig object' zijn omdat er mensen voor langere tijd verblijven. Of juist andersom: worden agrariërs gehinderd in hun bestaande mogelijkheden vanwege dit bestemmingsplan?
In de geldende bestemmingsplannen is een regeling opgenomen die het mogelijk maakt om nieuwe recreatiewoningen te bouwen. Met dit nieuwe bestemmingsplan wordt deze regeling niet gewijzigd. De bestaande rechten voor zowel de eigenaar van het kampeerterrein als een nabijgelegen agrarisch bedrijf blijven hetzelfde. Het is mogelijk dat de afstanden tussen een recreatiewoning en een veestal verkleind worden. Maar omdat het hier om bestaande rechten gaat ontstaat er met dit bestemmingsplan geen verslechtering van de milieusituatie (geurhinder). Dit geldt voor zowel de kampeerterreinen als de agrarische bedrijven.
Bestemmingsplannen moeten worden getoetst aan de Wet milieubeheer. In deze wet zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen. Bestemmingsplannen moeten worden getoetst aan deze eisen. Plannen waarvan is aan te nemen is dat ze "niet in betekenende mate" de luchtverontreiniging verergeren hoeven niet getoetst te worden aan deze eisen.
Het is daarom eerst nodig om na te gaan of een plan "niet in betekenende mate" bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 (stikstofdioxide) en PM10 (fijnstof-deeltjes). In de Regeling NIBM is een lijst met soorten plannen opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Voor deze plannen
hoeft geen onderzoek naar luchtkwaliteit te worden gedaan.Dit bestemmingsplan gaat uit van bestaande terreinen voor verblijfsrecreatie. Er worden geen nieuwe kampeer- of chaletparken mogelijk gemaakt. Alleen de bestaande bedrijven zijn bestemd. Er is ook geen uitbreidingsruimte geboden. Daarom zal de uitstoot van NO2 en PM10 ook niet toenemen. Een onderzoek naar de gevolgen voor luchtkwaliteit is dan ook niet nodig.
Natuur
Omdat een deel van de campings en chaletparken direct grenst aan een beschermd natuurgebied is een natuurtoets gedaan. Het is een verkennend onderzoek. Het onderzoek gaat niet in detail in op elk terrein. Vlakbij de terreinen liggen een aantal beschermde natuurgebieden.
Natura2000gebieden zijn internationaal beschermde natuurgebieden. De gebieden zelf en de natuurypes ("habitats") zijn beschermd. Dit geldt ook voor de dieren- en plantensoorten die er in leven. Vlakbij een deel van de terreinen liggen de volgende Natura2000-gebieden:
Daarnaast ligt een deel van de terreinen in en bij de Ecologische Hoofdstructuur. De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een netwerk van natuurgebieden op nationaal niveau. De EHS bestaat uit bestaande natuurgebieden, verwevingsgebieden en verbindingszones. De kenmerken en waarden van deze gebieden moeten behouden, hersteld of ontwikkeld worden.
Voor een deel van de planten- en dierensoorten geldt dat ze onder de Flora- en faunawet vallen. Soorten die onder de bescherming van deze wet vallen mogen niet verstoord worden (dit heet de 'algemene zorgplicht'). Verstorende activieiten zijn bijvoorbeeld nesten vernielen, doden, bomen kappen in het broedseizoen of waterpartijen dempen.
De terreinen Eiland van Maurik en Verkrema grenzen ook aan een ganzenfourageergebied en weidevogelgebied.
Dit bestemmingsplan maakt het niet mogelijk dat de terreinen kunnen uitbreiden. De omliggende natuurgebieden worden daarom niet kleiner. Wel maakt het bestemmingsplan dat de indeling binnen de bestaande terreinen verandert mag worden.Dit kan mogelijk leiden tot meer recreatiedruk buiten de terreinen. Dit komt omdat een langer kampeerseizoen mogelijk is.
In de natuurtoets is getoetst of er nadelige gevolgen zijn voor de natuurgebieden en de planten- en dierensoorten. De conclusie van het onderzoek is dat het beleid uit het bestemmingsplan geen negatieve effecten heeft op de natuur. Het complete rapport is opgenomen in Bijlage 1 Natuurtoets.
Wel moet bij bouw- en aanlegwerkzaamheden rekening worden gehouden met planten- en dierensoorten (de algemene zorgplicht uit de Flora- en faunawet). Daarbij moet gedacht worden aan bijvoorbeeld de volgende punten:
Landschap
Een deel van het buitengebied van de gemeente Buren is aangewezen als een waardevol landschap. De provinciale regels voor bestemmingsplannen bepalen dat deze landschappen beschermd moeten worden. In dit bestemmingsplan is dat op de volgende manieren gedaan:
Het bestemmingsplan is getoetst op de gevolgen voor de waterhuishouding. Belangrijk uitgangspunt is dat de terreinen zelf niet mogen uitbreiden. Dit heeft dus geen gevolgen voor bijvoorbeeld de riolering of het afvoeren van hemelwater.
Wel maakt het bestemmingsplan mogelijk dat een deel van de huisjes groter kan worden. Of dat er meer oppervlakteverharding (zoals paden, parkeerterreinen) komt. Als er een nieuw huisje of stacaravan wordt gebouwd of geplaatst mag het hemelwater niet meer op het riool worden aangesloten. Het water moet op het terrein in de bodem kunnen zakken. Bijvoorbeeld via een wadi. Als er extra ruimte nodig is om het water te kunnen bergen dan moet dit op het terrein zelf gebeuren. Dit kan bijvoorbeeld door een vijver aan te leggen.
Wanneer moet de toename van verhard oppervlak worden gecompenseerd?
De recreatieparken liggen in het buitengebied en soms in de uiterwaarden. Hier gelden andere normen voor drooglegging en overstromingen. Vooral in de uiterwaarden (winterbed) moet rekening worden gehouden met de kans op overstromingen. Bijvoorbeeld bij de bouw van een nieuwe recreatiewoning. Degene die bouwt moet hier zelf rekening mee houden. Hij of zij kiest er zelf voor om daar te recreeren.
In de Wet milieubeheer is aangeven dat voor bepaalde ontwikkelingen een milieueffectrapportage moet worden gemaakt. In de wet is de procedure beschreven. Maar ook waar een milieueffectrapport inhoudelijk aan moet voldoen. In het Besluit milieueffectrapportage is vermeld voor welke ontwikkelingen een milieueffectrapport moet worden gemaakt. Er worden twee soorten ontwikkelingen onderscheiden:
Bij deze ontwikkelingen is een minimale grootte of omvang aangegeven (de "drempelwaarde") waarvoor de onderzoeksplicht geldt.
Daarnaast zijn er ruimteljike ontwikkelingen die niet op deze lijsten staan, maar die wel grote gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Dit kan ook gelden voor ontwikkelingen die onder de drempelwaarden blijven. Voor dit soort situaties moet een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' worden gemaakt. Deze toets is 'vormvrij' omdat de wet hier geen richtlijnen voor geeft. In de praktijk betekent dat in de toelichting bij het bestemmingsplan een paragraaf 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' wordt opgenomen.
Ontwikkelingen waarvoor de noodzaak van een milieueffectrapport moet worden beoordeeld zijn:
Deze beoordelingsplicht geldt als het gaat om een gebied groter dan 25 hectare of voor jachthavens met meer dan 100 ligplaatsen.
Dit bestemmingsplan maakt de volgende zaken mogelijk:
Dit bestemmingsplan maakt alleen het wijzigen (anders inrichten) van de recreatieterreinen mogelijk. Omdat deze mogelijkheid geldt voor recreatieterreinen die verspreid over de hele gemeente is de totale oppervlakte wel groot. Maar de afzonderlijke terreinen liggen én verspreid én zijn zelf niet zo groot. Mogelijke effecten voor natuur en milieu zijn daarom verspreid.
Vanwege deze redenen is gekozen voor een vormvrije m.e.r.-beoordeling. De drempelwaarde per terrein wordt namelijk niet gehaald.
Eigenaren van recreatieterreinen kunnen met dit bestemmingsplan hun terrein anders gaan inrichten. Als een ondernemer gebruik maakt van de mogelijkheid om zijn terrein anders in te richten dan kan het volgende gebeuren:
Het belangrijkste mogelijke effect van dit bestemmingsplan is seizoensverlenging. Standplaatsen worden groter en er kunnen stacaravans en recreatiewoningen gebouwd worden. In het voor- en naseizoen en in de wintermaanden kan er langer op het terrein verbleven worden.
Deze seizoensverlenging kan daarom leiden tot:
Omdat een deel van de terreinen in of vlakbij een natuurgebied ligt is een natuurtoets gedaan. Bekeken is of de seizoensverlenging leidt tot negatieve effecten voor de natuurgebieden.
De conclusie van het natuuronderzoek is dat dat niet het geval is. In paragraaf 4.5 Natuur en landschap is hier op ingegaan. Het complete onderzoek is te vinden in Bijlage 1 Natuurtoets.
Alle andere milieuthema's zijn ook getoetst. In Hoofdstuk 4 Kaders vanuit milieu, natuur en landschap is hier op ingegaan. Voor alle milieuthema's geldt dat er geen nadelige effecten zijn. Dit is een algemene toets geweest. Concrete ontwikkelingen moeten nog getoetst moeten worden als er een omgevingsvergunning is aangevraagd. Op dat moment wordt dan ook bekeken of die activiteit voldoet aan de milieueisen.
Er is geen sprake van grote nadelige effecten voor het milieu als gevolg van dit bestemmingsplan. Hetzelfde geldt voor de natuurwaarden. Dit bestemmingsplan maakt seizoensverlenging mogelijk. Deze heeft echter geen (grote) nadelige effecten voor de beschermde natuurgebieden.
Het is daarom niet nodig om een volledig milieueffectrapport of beoordeling op te stellen.
In een bestemmingsplan moet aangetoond worden dat het parkeren en verkeer geen problemen oplevert. Omdat in dit plan geen uitbreidingen of nieuwe terreinen mogelijk zijn hoeft geen onderzoek te worden uitgevoerd.
Wel moet duidelijk zijn dat de bestaande parkeerterreinen groot genoeg zijn voor de auto's van de gasten. Ook mogen er geen grote problemen op de wegen naar de terreinen toe ontstaan.
Op dit moment zijn er geen problemen bekend met parkeren of de verkeersstromen. Op wisseldagen in het hoogseizoen is het druk. Er zijn echter geen grote of structurele verkeersproblemen bekend.
Uit de vorige paragrafen blijkt dat dit bestemmingsplan voldoet aan de wettelijke eisen voor milieu. Een aantal punten kan pas getoetst worden als er concrete bouwplannen zijn.
In het kort maakt dit bestemmingsplan het volgende mogelijk:
Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, planregels en een verbeelding.
De verbeelding (plankaart) geeft aan welke bestemming op welk perceel geldt. Dit is aangegeven met gekleurde of gearceerde vlakken en letters. Op de legenda is te zien wat de kleuren en arceringen betekenen.
In de planregels is te lezen wat er per bestemming is toegestaan. Daarbij zijn ook voorwaarden aangegeven. Bijvoorbeeld voor bouwhoogtes, maximale oppervlaktes of uitbreidingspercentages. Maar ook regels voor hoe de gronden of de gebouwen gebruikt mogen worden: bijvoorbeeld voor recreatief verblijf of als parkeerterrein.
De regels en de verbeelding zijn samen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. Burgers en ondernemers moeten zich aan deze regels houden.
De toelichting bij het bestemmingsplan geeft uitleg bij het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. Welk beleid is de basis voor het bestemmingsplan? Waarom zijn bepaalde keuzes gemaakt? En past het bestemmingsplan in wettelijke eisen voor bijvoorbeeld milieu?
Geldende rechten
De geldende rechten en bestemmingen zijn een belangrijke basis voor dit bestemmingsplan. Deze rechten en regels zijn zoveel mogelijk overgenomen.
Algemeen
Dit bestemmingsplan is opgezet volgens een wettelijke richtlijn met codes: De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP). Bestemmingsplannen moeten hieraan voldoen om ze digitaal uit te kunnen wisselen: iedereen gebruikt dezelfde namen en codes en kan daarom elkaars bestemmingsplan digitaal inlezen. Door deze codes te gebruiken kan een bestemmingsplan op een nationale website met alle bestemmingsplannen worden geplaatst en bekeken. Deze nationale website is www.ruimtelijkeplannen.nl.
In dit bestemmingsplan is gewerkt met bestemmingen, dubbelbestemmingen, gebiedsaanduidingen en functieaanduidingen.
Op een aantal plaatsen is het nodig om andere ondergeschikte doelen aan te geven. Of om juist een uitzondering op de hoofdregel aan te geven. Dit kan als volgt:
Recreatieterreinen
In dit bestemmingsplan zijn 17 recreatieterreinen opgenomen. Het zijn verschillende soorten terreinen, zoals kampeerterreinen of terreinen met huisjes en stacaravans. De gemeente Buren staat op de verschillende terreinen verschillende groottes huisjes en stacaravans toe. Daarom zijn er drie verschillende bestemmingen voor deze soorten terreinen opgenomen:
Op de laatste twee soorten terreinen mogen ook recreatiewoningen of bungalows gebouwd worden. Recreatiewoningen op de terreinen met de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie" mogen worden gebouwd als;
Op de kampeerterreinen mag dat niet. Recreatiewoningen en bungalows zijn ook niet toegestaan op alle terreinen die in de uiterwaarden liggen.
Binnen deze bestemmingen zijn de genoemde kampeermiddelen, huisjes of stacaravans toegestaan. Net als voorzieningen die daar bij horen zoals de toilet- en doucheruimtes, paden, sport- en speelveldjes en de groenvoorzieningen. Voor de sanitairgebouwen geldt een maximale oppervlakte bebouwing. De maximale oppervlakte mag als één gebouw gebouwd worden. Maar meerdere sanitairunits/gebouwen of kleine sanitairunits (bijvoorbeeld 1 sanitairunit per standplaats) zijn ook toegestaan. Zo lang het toegestane aantal vierkante meters maar niet overschreden wordt.
In de bouwregels is aangegeven hoe groot en hoe hoog gebouwen en stacaravans mogen zijn. Ook gelden er regels voor de onderlinge afstand en de grootte van de standplaats.
De volgende bouwregels gelden:
kampeerterrein | verblijfsrecreatie tot 55 m2 | verblijfsrecreatie tot 75 m2 | |
kampeermiddel: caravan | oppervlakte: 55 m2 | oppervlakte: 55 m2 | oppervlakte: 75 m2 |
kampeermiddel: stacaravan of chalet | oppervlakte: 55 m2 | oppervlakte: 55 m2 | oppervlakte: 75 m2 |
kampeermiddel: trekkershut | oppervlakte 12 m2 | oppervlakte: 12 m2 | oppervlakte: 12 m2 |
recreatiewoning/bungalow | niet toegestaan. ook niet in de uiterwaarden. | oppervlakte: 55 m2
inhoud: 300 m3 goothoogte: 3 meter bouwhoogte: 7 meter |
oppervlakte: 75 m2
inhoud 300 m3. goothoogte: 3 meter bouwhoogte: 7 meter. |
bergingen | inpandig of als aanbouw | inpandig of als aanbouw | |
sanitaire voorzieningen en schuilgelegenheden | maximale oppervlakte staat in de regels | maximale oppervlakte staat in de regels | maximale oppervlakte staat in de regels. |
In de algemene gebruiksregels is aangegeven dat permanent wonen niet is toegestaan. Dit geldt ook voor huisjes die nu al permanent bewoond worden. In sommige (oudere) gevallen is de permanente bewoning gedoogd. In een bijlage bij de planregels is een overzicht opgenomen waar in staat:
In de algemene gebruiksregels is aangegeven dat permanent wonen niet is toegestaan. In paragraaf 3.4.2 van deze toelichting staat hoe de gemeente om gaat met de huidige bewoners van verblijfsrecreatieterreinen die permanent op deze terreinen wonen.
In bijlage 2 van de bestemmingsregels namen wij op welke recreatiewoningen de gemeente aanmerkt voor permanente bewoning
In de andere gevallen is en blijft permanente bewoning niet toegestaan. In die gevallen gaat de gemeente handhaven.
In de gesprekken met de ondernemers is door het Houtbouwpark gevraagd om een andere regeling. De eigenaar wil het terrein op gaan knappen. Daarvoor wil hij de huidige permanente bewoners binnen het park laten verhuizen. De regeling voor permanente bewoning maakt dit niet mogelijk. De gemeente wil wel dat het terrein wordt opgeknapt. De eigenaar moet daarom een toekomstplan bij de gemeente indienen en laten goedkeuren. Op basis van dit toekomstplan kan de gemeente per geval een afwijkingsvergunning (op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) verlenen. De gemeente wil per geval maatwerk leveren en regelt dit daarom buiten dit bestemmingsplan.
Centrale voorzieningen
Op de terreinen komen voorzieningen voor die voor alle gasten zijn. Denk aan de receptie, kantine, horeca, zwembad, slechtweervoorzieningen, opslag en de sanitairgebouwen. Deze voorzieningen staan vaak bij elkaar op een centrale locatie. Deze voorzieningen zijn bestemd als "Recreatie - Centrale Voorzieningen". Op de verbeelding is aangegeven hoe groot en hoe hoog de gebouwen mogen zijn. De goothoogte mag maximaal 4 meter zijn en de nokhoogte maximaal 8 meter. De maten zijn voor alle terreinen gelijk. In de regels is een tabel aangegeven hoeveel m2 bebouwing er mag zijn. Het houden van vee en/of het hebben van een manege is niet toegestaan.
De bedrijfswoning is ook opgenomen in deze bestemming. In de tabel in de planregels is te zien hoeveel bedrijfswoningen per terrein toegestaan zijn. De maximale inhoud van een bedrijfswoning is 750 m3. De goothoogte van een bedrijfswoning mag maximaal 6 meter. De bouwhoogte mag maximaal 12 meter zijn. Er is geen vaste plek aangewezen voor de bedrijfswoning of andere bedrijfsgebouwen. Deze mogen overal in het bestemmingsvlak worden gebouwd. Voorwaarde is wel dat de maximale toegestane oppervlakte aangehouden wordt.
Met aanduidingen zijn een aantal uitzonderingen aangegeven:
Uitbreidingen of omschakeling
Een aantal ondernemers heeft wensen om het terrein te veranderen. Bijvoorbeeld om drijvende recreatiewoningen of een uitbreiding van de jachthaven mogelijk te maken. In de wijzigingsbevoegdheden zijn deze aangegeven wensen opgenomen. De wijzigingen moeten aan een aantal voorwaarden voldoen. Deze voorwaarden zijn genoemd in die wijzigingsbevoegdheden.
Dagrecreatieve voorzieningen
In het plangebied komt een aantal dagrecreatieve voorzieningen voor. Bijvoorbeeld voor de jachthavens. Deze hebben de bestemming "Recreatie - Jachthaven" gekregen. Andere dagrecreatieve voorzieningen hebben de bestemming "Recreatie - Dagrecreatie" gekregen. Het gaat vaak om terreinen die bij een kampeerterrein of chaletpark horen. Hier zijn jeu-de-boulesbanen, midgetgolfbanen en andere van dit soort voorzieningen toegestaan. In deze bestemmingen is bouwen niet toegestaan. Speeltoestellen, vlaggenmasten en verwijsborden zijn wel toegestaan. In de planregels is aangegeven hoe hoog deze voorzieningen mogen zijn. Bij de jachthavens zijn bovendien hijsinrichtingen van 10 meter hoog toegestaan.
Groenvoorzieningen
De groenvoorzieningen rondom de recreatieterreinen zijn bestemd als "Groen - Beplantingsstrook". Hiermee is de afschermende beplanting rondom de recreatieterreinen geregeld. Deze groenzone is verplicht.
De bestaande schouwpaden en onderhoudsstroken horen ook bij deze bestemming. Door de groenstrook heen mogen in- en uitritten worden aangelegd.
Water en dijken
In het plangebied ligt een groot aantal watergangen en dijken. Deze hebben ook een passende bestemming gekregen. De bestemmingen zijn als volgt toegekend:
Agrarische gebieden
Op een aantal plekken komen agrarische percelen voor in dit bestemmingsplan. Het gaat om weilanden of boomgaarden. Deze percelen hebben de bestemming "Agrarisch" gekregen. Deze percelen zijn daarmee bestemd voor agrarisch gebruik, zoals vee weiden of fruit telen. Hier mogen geen bedrijven worden gebouwd.
Met de aanduiding 'paragliding' (bij het Eiland van Maurik) is aangegeven dat dit gebied gebruikt mag worden voor paragliding.
Met de aanduiding "fruitteelt" is aangegeven dat in deze gebieden (boomgaarden) niet mag worden gespoten met gif. Deze eisen zijn opgenomen vanwege gezondheidseisen.
In een bestemmingsplan moet worden aangetoond dat het plan financieel uitvoerbaar is. Dit bestemmingsplan wordt opgesteld door de gemeente. De ondernemers hoeven hier niet aan mee te betalen. Als een ondernemer of eigenaar wil gaan bouwen op basis van dit bestemmingsplan dan zijn de bouwkosten voor eigen rekening. Hetzelfde geldt voor de leges.
De gemeente heeft voordat ze het bestemmingsplan heeft gemaakt eerst gesproken met alle eigenaren van de terreinen. De eigenaren hebben hun wensen aan kunnen geven. De wensen die zonder extra vergunning of toestemming van Rijkswaterstaat mogelijk waren zijn meegenomen in dit bestemmingsplan.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen. Iedereen kon het bestemmingsplan bekijken op www.ruimtelijkeplannen.nl of www.buren.nl. Binnen deze periode kon iedereen een zienswijze indienen. Er zijn 44 zienswijzen over permanente bewoning ingediend. Er zijn 10 zienswijzen over de parken en algemene thema's ingediend. In de procesnota zijn de zienswijzen beantwoord. Op een aantal plaatsen is het bestemmingsplan aangepast. Een paar van de belangrijkste punten zijn:
In de procesnota zijn alle zienswijzen en antwoorden terug te vinden.
De gemeente Buren heeft overleg gehad met andere overheden over dit bestemmingsplan. Dit is het wettelijk verplichte vooroverleg. Er zijn twee reacties binnengekomen. In Bijlage 2 Vooroverlegzijn de reacties samengevat opgenomen. Daarbij is ook aangegeven hoe de gemeente met de reactie omgaat.
mei 2013