Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Buitengebied, derde herziening
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0214.BUIBP20120000-va01

Artikel 10 Gemengd - Buitenplaats

10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Gemengd - Buitenplaats" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. instandhouding, dan wel herstel en ontwikkeling, van de landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan buitenplaatsen;
  2. watergangen en daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterberging daaronder mede begrepen;
  3. extensief dagrecreatief medegebruik;
  4. bijbehorende bewoning;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - scouting' zijn de gronden tevens bestemd voor scoutingactiviteiten.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Toegestane bebouwing
Op gronden met de bestemming “Gemengd - Buitenplaats” mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. het bestaande aantal woningen;
  2. bijbehorende bouwwerken, ten behoeve van de bestemming;
  3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming;
  4. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – scouting’: een gebouw ten behoeve van scoutingactiviteiten.  
10.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van de in artikel 10 lid 2.1 bedoelde bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. er mag maximaal één vrijstaand bijbehorend bouwwerk worden gebouwd;
  2. het oppervlak van de bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 150 m2;
  3. de hoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m;
  4. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
10.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in artikel 10 lid 2.1 sub c  genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de hoogte van vrijstaande antennemasten mag niet meer bedragen dan 15 m;
  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
10.2.5 Gebouw ten behoeve van scoutingactiviteiten
Voor het bouwen van het in artikel 10 lid 2.1 sub d  genoemde gebouw gelden de volgende bepalingen:
  1. het oppervlak mag niet meer bedragen dan 200 m²;
  2. de hoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m;
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Uitvoeren van werkzaamheden
Het is verboden binnen de bestemming "Gemengd - Buitenplaats", zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. werken en werkzaamheden die direct zijn gericht op het storten, deponeren of op andere wijze opslaan van grond, puin of afvalmaterialen, voorzover deze van elders zijn aangevoerd;
  2. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas, voorzover dit niet betreft de verzorging van de aanwezige houtopstanden;
  3. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  4. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, voorzover het niet betreft paden ten behoeve van de ontsluiting en ten behoeve van het normale beheer;
  5. het graven, verbreden, verdiepen of dempen van waterpartijen en watergangen of het aanbrengen van drainagevoorzieningen.
10.3.2 Uitzonderingen
Het in artikel 10 lid 3.1 vervatte verbod geldt niet voor:
  1. werken en werkzaamheden binnen het kader van het normale onderhoud, beheer of herstel van de functies, die het plan aan de gronden toekent;
  2. werken en werkzaamheden, voorzover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reeds een vergunning is verleend ingevolge de Ontgrondingenwet;
  3. werken en werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren;
  4. werken en werkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken;
  5. werken en werkzaamheden ten aanzien waarvan door Burgemeester en Wethouders is medegedeeld dat deze wat aard en omvang betreft, van zodanige ondergeschikte betekenis zijn, dat voor de uitvoering daarvan een aanlegvergunning wordt vereist..
10.3.3 Onderzoek
Burgemeester en Wethouders gaan pas over tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, als bedoeld in artikel 10 lid 3.1 indien een nader onderzoek is gebleken dat hierdoor de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden, of de mogelijkheden tot het herstel of de ontwikkeling van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden geschaad.