Burgemeester en Wethouders gaan pas over tot het verlenen van een omgevingsvergunning, als bedoeld in
artikel 11 lid 4.1 indien uit een nader onderzoek is gebleken dat hierdoor de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden, of de mogelijkheden tot het herstel of de ontwikkeling van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden geschaad;