Plan: | Eerbeek |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0213.BPEECE390000-va03 |
De gemeente Brummen wil diverse ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken in Eerbeek. Het gaat om:
In Eerbeek is geleidelijk een bijzondere situatie gegroeid. In Eerbeek zijn van oudsher papierfabrieken gevestigd vanwege het schone water van de Eerbeekse Beek die uit één van de gegraven sprengen op de Veluwe is ontstaan. Door de vraag naar arbeid in de fabrieken groeide het aantal woningen. Deze werden dicht rondom de fabrieken gebouwd. Fabrieken en woningen staan hierdoor nog steeds dicht bij elkaar. Met de introductie van de recentere milieuwetgeving is het niet eenvoudig deze historisch gegroeide situatie juridisch-planologisch goed te verankeren en te laten voldoen aan de milieunormen, laat staan om nieuwe ontwikkelingen op een goede manier toe te staan. De vigerende bestemmingsplannen, die soms lang geleden zijn vastgesteld, bieden geen adequaat kader meer en zijn aan vernieuwing toe. Daarnaast is de gemeente Brummen bezig met de actualisering, standaardisering, uniformering en digitalisering van haar bestemmingsplannen. Het aantal bestemmingsplannen wordt hierbij teruggebracht tot een aanzienlijk kleiner aantal.
De (papier-)industrie wil voor een gezonde en toekomstbestendige bedrijfsvoering vernieuwings- en uitbreidingsmogelijkheden hebben en houden. De gemeente wil vrijkomende locaties binnen de milieucontour van de papierfabrieken benutten voor woningbouw, voorzieningen en centrumfuncties en daarnaast ruimte bieden voor zowel innovatie als uitbreiding van de al eeuwen gevestigde papierindustrie en de daaraan gelieerde bedrijvigheid (bedrijventerrein Eerbeek-Zuid).
Bewoners van Eerbeek willen een prettige leefomgeving zonder teveel overlast; sommigen ervaren de huidige overlast als mild, anderen als storend.
De beek waarlangs de papierindustrie en Eerbeek zijn ontstaan, levert een historisch verbindend element maar is tegenwoordig nauwelijks meer zichtbaar en beleefbaar in het gebied.
Herziening van de vigerende bestemmingsplannen is noodzakelijk om bovengenoemde ontwikkelingen mogelijk te maken. Om bedrijfswoningen op het geluidgezoneerde bedrijventerrein Eerbeek-Zuid om te zetten naar burgerwoningen is aanpassing van de geluidzone noodzakelijk. Daarnaast en vooral is de geurnormering van de provincie Gelderland bepalend (zij is bevoegd gezag voor de vergunningen van de papierfabrieken), omdat deze de ruimte inkadert waarbinnen woningbouw en ontwikkeling van voorzieningen in Eerbeek mogelijk zijn, voor zover geurgevoelig. Door de geurnormering zitten in feite grote delen van de kern Eerbeek ruimtelijk 'op slot'.
Om in deze complexe situatie goed afgewogen en verantwoorde keuzes te kunnen maken, was het van belang dat de problematiek in samenhang werd beschouwd. Daarom is één integraal plan-MER (bijlage) en een aanvulling (bijlage 3) opgesteld voor alle beoogde ontwikkelingen in de kern Eerbeek die relevant zijn in deze afweging. Daarnaast is er voor gekozen om alle ontwikkelingen met één bestemmingsplan mogelijk te maken, het onderliggende bestemmingsplan. Het integrale plan-MER dient ter onderbouwing van dit bestemmingsplan.
Mede op basis van informatie uit het plan-MER heeft de gemeenteraad een besluit genomen over de gewenste ontwikkelingsrichting voor Eerbeek. Om hiertoe te komen is afstemming nodig en nodig geweest tussen vele partijen. De basis voor het zoeken naar oplossingen is gelegd in:
Het plan-MER en het proces van het doorlopen van de plan-m.e.r. hebben er toe geleid, dat in nauwe afstemming met de provincie, bedrijven, omwonenden en andere belanghebbenden een voorkeursalternatief (VKA) tot stand is gekomen, dat het voor Eerbeek weer mogelijk maakt te denken aan de toekomst. Het slot is van de deur! Er zijn weer kansen voor ontwikkelingen, met behoud van een goed woon- en leefklimaat. Het planvoornemen, volgend uit het VKA, wordt nader toegelicht in hoofdstuk.
Uit het plan-MER blijkt dat het voorkeursalternatief niet leidt tot onaanvaardbaar negatieve effecten voor het milieu. Wel zijn er aandachtspunten, met name ten aanzien van geur, geluid en stikstof. Deze zijn in dit bestemmingsplan verwerkt. In paragraaf 5.2 wordt nader ingegaan op het plan-MER.
Onderliggend bestemmingsplan is een vertaling van het voorkeursalternatief uit het plan-MER. De gemeente Brummen wil met dit bestemmingsplan een actueel planologisch-juridisch toetsingskader bieden voor de in dit voorkeursalternatief voorziene ontwikkelingen in de kern Eerbeek.
Dit bestemmingsplan behelst een integrale herziening van delen van de kern van Eerbeek. Dit bestemmingsplan is tevens een partiële parapluherziening voor de gronden gelegen binnen de nieuwe geluidzonering, de te verwijderen geluidzonering en de geurcontour van het bedrijventerrein van Eerbeek-Zuid, voor zover deze gronden niet integraal herzien worden met dit bestemmingsplan.
Dit bestemmingsplan voorziet in een integrale herziening van die delen van de kern Eerbeek waarvoor een ontwikkelbehoefte bestaat. De ontwikkelingen liggen (nagenoeg) allemaal binnen de vergunde geurcontour van de twee papierfabrieken die op het bedrijventerrein Eerbeek-Zuid gelegen zijn.
De gemeente Brummen wil diverse (ruimtelijke) ontwikkelingen in de bebouwde kom van Eerbeek goed afgestemd op elkaar mogelijk maken. De structuurvisie voor Eerbeek omvat ook alle noodzakelijke ingrepen binnen het centrumgebied. De structuurvisie dient als kader en kapstok voor de uitwerking. Dit bestemmingsplan vormt een integraal kader voor de herontwikkelingen waarbij de aanwezige milieuproblematiek op een goede wijze vertaald wordt.
Voor de volgende gebieden vormt dit bestemmingsplan een integrale herziening:
Het plangebied is weergegeven in afbeelding 1.1. De grens van het plangebied (in rood) is ruimer dan van de gebieden waarvoor het bestemmingsplan integraal wordt herzien (in blauw). Dit komt doordat het bestemmingsplan tevens voorziet in een partiële herziening ten aanzien van de geurzonering en de geluidzonering.
Afbeelding 1.1 Plangebied (blauw: integrale herziening, rood: grens bestemmingsplan)
Met dit bestemmingsplan worden de volgende plannen (gedeeltelijk) integraal herzien:
Bestemmingsplan | Vastgesteld d.d. | Goedgekeurd d.d. |
Eerbeek herziening 1961 | 17 april 1961 | 21 februari 1962 |
Eerbeek Zuid 1971 | 23 december 1971 | 29 januari 1973 |
Eerbeek Zuid 1971 (herziening voorschriften) | 28 april 1977 | 2 november 1977 |
Eerbeek 1980 nr. 1 | 26 maart 1981 | 28 mei 1982 |
Eerbeek Zuid 1981 | 27 mei 1982 | 5 januari 1983 |
Eerbeek Oude Dorp 1984 | 28 februari 1985 | 24 oktober 1985 |
Stuyvenburchplein 1988 (uitbreiding Rabobank) | 23 februari 1989 | 18 april 1989 |
Noorderenk/Eerbeekse Enk 1989 | 24 april 1990 | 25 spetember 1990 |
Eerbeek Stuyvenburchstraat 1990 | 27 september 1990 | 26 november 1990 |
Slijkhuislocatie 1992 | 28 januari 1993 | 6 mei 1993 |
Loenenseweg 1994 | 25 augustus 1994 | n.v.t. |
Oude Dorp Stuyvenburchstraat 1998 | 27 augustus 1998 | 30 oktober 1998 |
Wijzigingsplan Eerbeek Oude Dorp Stuyvenburchstraat 151 1998 | 6 oktober 1998 | n.v.t. |
Noorderenk/Eerbeekse Enk 2000 (wijziging voorschriften) | 28 juni 2001 | 23 augustus 2001 |
Eerbeek Oude Dorp 2000, Beekpad 7 | 27 september 2001 | 29 november 2001 |
Partiële herziening Eerbeek Zuid 2006 | 25 januari 2007 | 25 september 2007 |
Eerbeek-Zuid partiële herziening bedrijfswoningen 2006 | 25 januari 2007 | 18 september 2007 |
Buitengebied 2008 | 17 december 2009 | n.v.t. |
Kom Eerbeek | 28 januari 2010 | n.v.t. |
Buitengebied beschermingszone bestrijdingsmiddelen | 25 oktober 2012 | n.v.t. |
Paraplubestemmingsplan mantelzorgwoning | 15 januari 2015 | n.v.t. |
Dit bestemmingsplan vormt tevens een partiële herziening van (gedeelten van) de volgende bestemmingsplannen:
Bestemmingsplan | Vastgesteld d.d. | Goedgekeurd d.d. |
Eerbeek Zuid 1971 | 23 december 1971 | 29 januari 1973 |
Eerbeek Zuid 1971 (herziening voorschriften) | 28 april 1977 | 2 november 1977 |
De Werfakker 1979 | 24 april 1980 | 19 maart 1981 |
Eerbeek Oude Dorp 1984 | 28 februari 1985 | 24 oktober 1985 |
De Werfakker 1979 (wijziging voorschriften) | 25 april 1985 | 10 december 1985 |
Noorderenk/Eerbeekse Enk 1989 | 24 april 1990 | 25 spetember 1990 |
Slijkhuislocatie 1992 | 28 januari 1993 | 6 mei 1993 |
Loenenseweg 1994 | 25 augustus 1994 | n.v.t. |
Noorderenk/Eerbeekse Enk 2000 (wijziging voorschriften) | 28 juni 2001 | 23 augustus 2001 |
Buitengebied 2008 | 17 december 2009 | n.v.t. |
Kom Eerbeek | 28 januari 2010 | n.v.t. |
Buitengebied beschermingszone bestrijdingsmiddelen | 25 oktober 2012 | n.v.t. |
Wilhelminapark - Palisiumpark | 25 oktober 2012 | n.v.t. |
Overige locaties Brummen en Eerbeek (Loubergweg, 't Haagje, Harderwijkerweg) | 27 juni 2013 | n.v.t. |
Partiële hervaststelling Wilhelminapark - Palisiumpark | 27 juni 2013 | n.v.t. |
Scholencluster Sweelinckstraat | 18 december 2014 | n.v.t. |
Paraplubestemmingsplan mantelzorgwoning | 15 januari 2015 | n.v.t. |
Smeestraat 21-23 | 26 maart 2015 | n.v.t. |
In hoofdstuk 2 van de toelichting wordt ingegaan op het planvoornemen; het VKA, de doelstelling en uitgangspunten. In hoofdstuk 3 wordt de huidige situatie in het plangebied beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 het beleidskader van Europa, het Rijk, de provincie en de gemeente uiteen gezet. Hoofdstuk 5 gaat over de omgevingsaspecten die voor dit plangebied relevant zijn. Hoofdstuk 6 beschrijft de juridische opzet waarbij de verbeelding en de planregels worden besproken. Tot slot volgt in hoofdstuk 7 een beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan en de resultaten van de ter visie legging en overleg.
Op het vastgestelde bestemmingsplan is een 25-tal beroepen ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna de Afdeling). Op 11 september 2019 deed de Afdeling uitspraak in deze beroepen. In paragraaf 7.2.5 wordt nader ingegaan op de verwerking van de uitspraak van de Afdeling. Daar waar de uitspraak een nadere toelichting vergt, is dit opgenomen in deze toelichting.
De ontwikkeling van de papierindustrie en het realiseren van woonbebouwing op korte afstand van deze papierindustrie heeft geleid tot een complexe milieusituatie in de kern Eerbeek. De aanwezige industrie in Eerbeek heeft behoefte aan uitbreiding. Zij zorgt echter voor emissie van geur, geluid en stikstof in de nabijheid van woongebied en natuur.
Voor geur is met name de papierindustrie bepalend in Eerbeek. De huidige vergunde activiteiten van de papierfabrieken zorgen voor een geurcontour over het grootste deel van Eerbeek waarbinnen volgens het provinciale geurbeleid in principe geen geurgevoelige bestemmingen mogen worden toegevoegd (3 geureenheden/m3 als 98-percentiel oftewel 1,5 odour units/m3; 1 geureenheid is 0,5 odour units (OU)). Er is in dit gebied dus geen 'milieugebruiksruimte' om de gewenste ontwikkelingen naast elkaar en tegelijk doorgang te kunnen laten vinden. Eerbeek zit daarmee in ruimtelijke en milieukundige zin 'op slot'.
Ook andere bedrijven op het (geluidgezoneerde) bedrijventerrein Eerbeek-Zuid hebben ambities. Deze bedrijven zijn vooral relevant ten aanzien van geluid (verkeer en industrielawaai). In de huidige situatie is sprake van zoneoverschrijdingen en overschrijdingen van MTG-waarden (Maximaal Toegestane Grenswaarden). Om deze overschrijdingen ongedaan te maken is een geluidreductieplan vastgesteld. In verband met de omzetting van een aantal bedrijfswoningen naar burgerwoningen wordt in dit bestemmingsplan een nieuwe geluidzonering vastgelegd.
Op zeer korte afstand van het plangebied is het Natura 2000-gebied Veluwe gelegen, op een iets grotere afstand ligt het Natura 2000-gebied Landgoederen Brummen. Deze gebieden ontvangen in de huidige situatie meer stikstof via de lucht dan gewenst is voor een goede staat van instandhouding. De voorgenomen ontwikkelingen in Eerbeek kunnen leiden tot veranderingen in de stikstofemissie en -depositie ten opzichte van de huidige situatie.
Naast geur, geluid en stikstofdepositie spelen nog andere (milieu)aspecten die belangrijk zijn bij de voorgenomen ontwikkelingen in Eerbeek. De gemeente wil bijvoorbeeld inspelen op kansen voor duurzaamheid en energie.
Kortom, de (her)ontwikkeling van woningbouw en versterking van het centrumgebied binnen de bestaande milieusituatie enerzijds en het mogelijk maken van uitbreiding van de industrie anderzijds is een flinke uitdaging. Het vraagt om maatwerkoplossingen ten opzichte van het bestaande milieubeleid, met name ten aanzien van het provinciale geurbeleid.
Voor een economisch en vitaal Eerbeek is een goed evenwicht tussen alle facetten van het dorp nodig. De gemeente geeft in haar Toekomstvisie 2030 aan: "De industrie waar mogelijk in haar ontwikkeling faciliteren, zodat deze voor Eerbeek behouden blijft. En tegelijk het vitale dorp meer ontwikkelen als een toeristische factor van betekenis, met een prettig woon- en leefklimaat."
Deze ambitie vraagt om heldere doelen:
Met dit bestemmingsplan wil de gemeente een grote stap zetten in het behalen van deze doelen door ontwikkelingen mogelijk te maken.
Ambities/belangen
Diverse bedrijven op Bedrijventerrein Eerbeek-Zuid hebben ontwikkelambities. De huidige vigerende bestemmingsplannen bieden hier in de meeste gevallen weinig ruimte meer voor.
In het algemeen hebben de bedrijven behoefte aan ruimte voor innovatie en uitbreiding/flexibiliteit, zodat de ontwikkeling op industrieterrein Eerbeek-Zuid niet stil komt te staan en de continuïteit op lange termijn niet in gevaar komt. Zij zien daarvoor een noodzaak tot een verhoging van het maximaal toegestane bebouwingspercentage op de bedrijfskavels van 60% naar 80% (middels afwijking van het bestemmingsplan naar 100%). De bedrijven willen daarbij geen extra beperkingen door woningbouw of omzetting van bedrijfs- en recreatiewoningen naar burgerwoningen. Ook zal een goede ontsluiting gewaarborgd moeten blijven.
Naast deze algemene belangen/ambities hebben enkele bedrijven concrete ontwikkelplannen.
Papierfabriek Mayr-Melnhof heeft plannen om haar vergunde capaciteit voor een papierproductie van 200.000 ton/jaar op te vullen. Mayr-Melnhof kan haar vergunning binnen de planologische mogelijkheden van het vigerende bestemmingsplan opvullen. De locatie van Mayr-Melnhof maakt geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan. (De vergunning van) het bedrijf heeft echter wel invloed op het plangebied, onder andere op de geluid- en geurcontouren, en wordt derhalve nog wel genoemd in de toelichting op dit bestemmingsplan en in de diverse onderzoeken.
Papierfabriek DS Smith heeft eveneens plannen om haar vergunde capaciteit voor papierproductie op te vullen (420.000 ton/jaar). DS Smith heeft binnen de planologische mogelijkheden van het vigerende bestemmingsplan echter nog maar weinig bebouwingsruimte op haar kavel, omdat het bebouwingspercentage is gemaximaliseerd op 60%, met een afwijking naar maximaal 72%. DS Smith heeft nog geen plannen om uit te breiden bovenop haar vigerende vergunning. Met een verruiming van het bebouwingspercentage naar 80% kan DS Smith haar vergunningsruimte benutten.
Voor het bedrijf aan de Loubergweg 22 is inmiddels een omgevingsvergunning verleend voor de uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten. Deze uitbreiding past binnen de huidige bedrijfskavel.
Voor het bedrijf aan de Coldenhovenseweg 77 is een omgegingsvergunning verleend voor de uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten. De procedure loopt nog. Deze uitbreiding past binnen de huidige bedrijfskavel.
De beoogde fysieke uitbreidingen van bedrijven kunnen deels gerealiseerd worden door het maximaal toegestane bebouwingspercentage (veelal 60%) binnen de bedrijfskavels te verhogen (met een afwijking naar 72%). Deze bebouwingsmogelijkheden zijn in de huidige situatie vaak al benut. Een verhoging van het bebouwingspercentage naar 80% zorgt er voor dat de noodzaak voor aanleg van nieuw bedrijventerrein in Eerbeek en omgeving lager wordt. Dit is in lijn met de gedachte van de ladder voor duurzame verstedelijking.
Aanvullend op voorgaande is er vanuit diverse bedrijven op Eerbeek-Zuid een wens om het Burgersterrein te gebruiken voor logistieke activiteiten. De ontwikkeling van het Burgersterrein maakt geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan, maar is wel van invloed geweest op de planvorming en wordt derhalve wel genoemd in deze toelichting en in de diverse onderzoeken.
Gewenste ontwikkelingen
Binnen de vigerende bestemmingen en bestaande vergunningen kan een deel van de ambities van de bedrijven nog gerealiseerd worden. Een deel van de ambities vergt echter ook aanpassing van de bestemmingsplannen. Hierna worden het nut en de noodzaak van de hiervoor beschreven gewenste bedrijfsontwikkelingen beschreven. Voor de relevante nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen.
Algemene ontwikkelwensen
De meeste bedrijven op bedrijventerrein Eerbeek-Zuid hebben weinig of geen fysieke ontwikkelruimte meer binnen de nu maximaal toegestane bebouwingspercentages (overwegend maximaal 60%, met een afwijking tot maximaal 72%). Er is weinig leegstand en braakliggend terrein.
Ook is het belangrijk om de maximale bouwhoogtes af te stemmen op de toekomstplannen van de bedrijven op Eerbeek-Zuid.
Voor een gezonde, toekomstbestendige bedrijfsvoering is ruimte voor innovatie en (beperkte) groei nodig. Zoals aangegeven mag de continuïteit van bedrijvigheid in Eerbeek op lange termijn niet in gevaar komen, zodat een gezonde economie en werkgelegenheid gewaarborgd blijven.
Ontwikkeling DS Smith
DS Smith benadrukt eveneens dat het belangrijk is om ruimte te creëren voor de industrie. Kort gezegd komt het erop neer dat de ontwikkeling stil komt te staan en de continuïteit op lange termijn in gevaar komt wanneer er voor DS Smith en andere industrie geen ruimte mogelijk is voor innovatie en uitbreiding op Eerbeek-Zuid.
Ook DS Smith geeft aan dat er in Eerbeek een zeer grote verwevenheid bestaat tussen de papierfabrieken en andere bedrijvigheid: papierverwerkende bedrijven, Industrie Water Eerbeek, transportondernemingen, onderhoudsbedrijven en andere toeleveranciers en middenstand.
DS Smith is, locatiegebonden wat haar groei- en innovatiemogelijkheden betreft. Leidend is het behoud van vergunde rechten in de milieuvergunning. In de huidige situatie wordt al veel inspanning geleverd om de effecten van de bedrijfsvoering te beperken: zoveel als technisch en economisch haalbaar is in de zeer competitieve omgeving vanuit omringende landen.
Naast milieuruimte is ook planologische ruimte voor ontwikkeling essentieel. Voorkomen moet worden dat er wel milieuruimte aanwezig is, maar dat de planologische ruimte ontoereikend is. Het huidige maximaal toegestane bebouwingspercentage is vrijwel geheel benut door DS Smith. Zoals aangegeven heeft DS Smith geen plannen om uit te breiden boven haar vergunning, maar ook uitbreiden tot de vigerende milieuvergunning is binnen de vigerende bestemmingsplanregels een grote uitdaging en zal veel investering vragen. Innovatieve processen die eventueel meer ruimte vragen, zijn minder kansrijk bij behoud van de huidige bebouwingspercentages.
Ontwikkeling Loubergweg 22
Het bedrijf aan de Loubergweg 22 heeft concrete ontwikkelplannen op haar huidige locatie voor één nieuw bedrijfsgebouw en heeft daar de ruimte voor binnen haar bedrijfskavel. Hiertoe is reeds een omgevingsvergunning verleend, waarmee de ontwikkelingen aan de Loubergweg 22 als feitelijke situatie gezien kunnen worden.
Ontwikkeling Coldenhovenseweg 77
Het bedrijf aan de Coldenhovenseweg 77 heeft concrete plannen om op eigen terrein 2 nieuwe bedrijfshallen te bouwen en 1 hal anders in te richten. Eveneens is er een vergunning aangevraagd om een geluidswal aan te leggen. Ter onderbouwing van de vergunningaanvraag is een milieuaspectenstudie uitgevoerd (Milieuaspectenstudie Coldenhovenseweg 77 te Eerbeek, Aveco de Bondt, 2 september 2011, bijlage 17). Uit deze milieuaspectenstudie blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling aan de Coldenhovenseweg milieuplanologisch uitvoerbaar is.
Ambities/belangen
Gemeente Brummen wil de woningvoorraad in Brummen op peil brengen aan de hand van het regionaal woningbouwprogramma. Voor Eerbeek heeft zij de volgende doelstelling: “Het verbeteren van het woningaanbod in Eerbeek, door de juiste woning op het juiste moment op de juiste plek te bouwen”.
Om dit te kunnen doen is inzicht nodig in de bestaande woningvoorraad, de kwalitatieve behoefte en de kwantitatieve behoefte. De gemeente heeft dit gedaan in een nut- en noodzaakstudie voor Eerbeek, aan de hand van de ladder voor duurzame verstedelijking. De wensen zijn hierin kwalitatief en kwantitatief in beeld gebracht.
De behoefte bestaat uit het per saldo toevoegen van circa 355 woningen tot 2025 in Eerbeek. De locaties waar woningen gesloopt worden, worden waarschijnlijk gedeeltelijk opnieuw benut voor woningbouw. Met name in de wijk Eerbeekse Enk ligt een ambitie om verouderde woningen (deels) te vervangen voor nieuwbouw.
Op de vrijkomende schoollocaties (zie paragraaf 2.2.6) van de basisscholen C. van Leeuwen (Bachstraat), Triangel (Lorentzstraat) en de Enk (Nobelstraat) worden nieuwe woningen gebouwd.
Ten behoeve van de ontwikkeling van het centrum wordt middels dit bestemmingsplan het toevoegen van nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Paragraaf 2.2.3 gaat nader in op deze plannen.
De gemeente wil bestemmingen van woningen zoveel mogelijk aan laten sluiten bij het feitelijk gebruik. Daarom worden middels dit bestemmingsplan eveneens een twaalftal recreatiewoningen aan de Tullekenweg en maximaal 48 bedrijfswoningen bestemd als reguliere burgerwoningen. Op deze plannen wordt nader ingegaan in paragraaf 2.2.9.
Het aantal woningen op de Eerbeekse Enk is vastgelegd in verband met de bestaande milieusituatie. Er worden zes woningen toegevoegd op de Eerbeekse Enk. Deze woningen mogen gebouwd worden in ruil voor de achttien woningen die aan de oostzijde van de Poelkampstraat verdwijnen als gevolg van een toekomstige uitbreiding van Mayr-Melnhof. Per saldo neemt het aantal woningen op de Eerbeekse Enk daarmee af met twaalf woningen.
Voor het centrum van Eerbeek is de 'Structuurvisie centrumgebied Eerbeek' opgesteld (2009). Hierin beschrijft de gemeente diverse gewenste ontwikkelingen. Met nieuwe plannen wil de gemeente bijdragen aan de doelen 'beter faciliteren van een krachtige en levendige detailhandel met een divers aanbod in Eerbeek' en 'meer recreanten en toeristen verleiden tot een bezoek aan het centrum van Eerbeek' uit het programma 'Ruimte voor Eerbeek' (zie paragraaf 4.4).
De invulling van de 'deelgebieden' in het centrum staat dan ook nog niet vast. In afbeelding 2.1 zijn de deelgebieden aangegeven. De ambities van destijds zijn grotendeels nog actueel, maar zijn ook op enkele punten aangepast. In het navolgende worden de actuele ambities beschreven.
Afbeelding 2.1 Deelgebieden ontwikkeling centrum
Kerstenlocatie en hoek Illinckstraat
In de deelgebieden Kerstenlocatie en Hoek Illinckstraat is in de structuurvisie een combinatie van appartementen en voorzieningen/winkels voorzien.
Stationslocatie
Voor de Stationslocatie is nog geen nieuw plan, na het afvallen van het plan uit de structuurvisie voor een nieuw gemeentehuis en/of kultuurhus. Er liggen wensen voor een programma in de recreatieve/culturele sfeer. Volgens de Ruimtelijke Economische Visie (REV) voor het centrum van Eerbeek (Seinpost, 2017) is een koppeling met de Veluwsche Stroomtrein Maatschappij (VSM) een voor de hand liggende ambitie. De stoomtrein stopt in Eerbeek, maar er is geen prikkel om uit te stappen en het centrum van Eerbeek te bezoeken. Zowel (recreatie)ondernemers, de VSM als de gemeente hebben de ambitie uitgesproken om de verbinding tussen de stoomtrein en het centrum van Eerbeek te versterken. Ook een verbinding naar de 'papieridentiteit' van Eerbeek is een goede mogelijkheid en is te combineren met versterking van de VSM. Concreet gaat het in hoofdzaak om een 'leisurefunctie' (zoals een papiermuseum), met eventueel ondergeschikte functies van horeca en detailhandel die direct tot het concept behoren.
Deze voorgestelde ontwikkeling heeft ook een plek gekregen in de cultuurhistorische onderlegger (zie paragraaf 4.4) en het Programma Ruimte voor Eerbeek (zie tevens paragraaf 4.4):
Burgersterrein
Er wordt gewerkt aan de ontwikkeling van het Burgersterrein. Deze ontwikkeling maakt zelf geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan. De overgang van Burgersterrein naar centrum/station is een belangrijk aandachtspunt ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit/aansluiting bij de functie van het centrum/stationsplein. Het gebied ligt namelijk tegen de stationslocatie aan en is daardoor bepalend voor de beeldvorming. De uitstraling van het Burgersterrein zal weinig aantrekkingskracht uitoefenen. De overgang kan worden ´verzacht´ met brede (openbare) groenstroken.
Loenenseweg en Oranje Nassauplein
De gemeente heeft ook ambities ten aanzien van de deelgebieden Loenenseweg en Oranje Nassauplein, ten westen van het spoor gelegen. Voor deelgebied Loenenseweg 2 gaat het naar huidig inzicht om de ontwikkeling van 20 woningen (appartementen) en verder vooral beperkte herontwikkeling/uitbreiding van winkels (bijvoorbeeld op de begane grond van de appartementen, in lijn met de REV).
De supermarkt aan de Loenenseweg 3 heeft concrete plannen om het bestaande winkelpand en de parkeergelegenheid uit te breiden. Om dit mogelijk te maken is het pand aan de Loenenseweg 1 gesloopt. ter onderbouwing van het voornemen is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld (Ruimtelijke onderbouwing 'Uitbreiding Jumbo Eerbeek', BJZ.nu, juli 2017, bijlage 18). Uit deze ruimtelijke onderbouwing blijkt dat het plan uitvoerbaar is.
Voor het Oranje Nassauplein voorziet de gemeente een (geleidelijke) gedeeltelijke transformatie van detailhandel naar wonen/zorg. Daarbij blijft er wel plaats voor een supermarkt en 'consumentgerichte dienstverlening', zoals een kapper en een stomerij. Een deel van de winkels zal verplaatsen richting het centrumgebied.
Overig gedeelte centrum
In de rest van het centrum ligt vooral de ambitie voor opwaardering van voorzieningen/horeca, winkelgebied en openbare ruimte. Daarbij speelt de 'cultuurhistorische onderlegger' een rol. Het hart van het winkelgebied, het Stuijvenburchplein, is heringericht.
In het centrum zijn enkele beperkte wegaanpassingen voorzien. Voor alle wegen zal, conform de huidige situatie, de maximale wettelijke snelheid worden gehanteerd van 30 km/uur. De wegen worden ook als zodanig ingericht.
Octavo is voornemens een groepsaccommodatie in te richten aan het Soerense Zand Noord 4. Octavo mag deze groepsaccommodatie pas in gebruik nemen nadat voldaan is aan een aantal voorwaarden met betrekking tot het voorkomen van geluidhinder voor de omgeving. Deze voorwaarden volgen uit het akoestisch onderzoek (Akoestisch onderzoek groepsaccommodatie Octavo te Eerbeek, Adviesburo van der Boom BV, 14 april 2020, bijlage 19). Voor andere omgevingsaspecten dan geluid is de groepsaccommodatie passend in haar omgeving.
Wijzigingsbevoegdheden: toevoegen van woningen
In het centrumgebied zijn enkel de bestaande woningen toegestaan. Binnen het gehele bestemmingsplangebied mogen maximaal 98 nieuwe woningen worden toegevoegd. Om voldoende zicht te hebben op de realisatie van nieuwe woningen en de uitvoerbaarheid daarvan, worden nieuwe woningen in nog niet concrete plannen middels wijzigingsbevoegdheden mogelijk gemaakt. Het betreft de volgende wijzigingsbevoegdheden:
Het toevoegen van woningen in het centrum maakt onderdeel uit van het voorkeursalternatief in het plan-MER en is daarmee voldoende onderzocht.
Het dorp Eerbeek kent een rijke en deels nog beleefbare geschiedenis die verspreid door het dorp en de nabije omgeving aanwezig is. In de Structuurvisie centrumgebied Eerbeek (2009, zie paragraaf 4.4) heeft de gemeente Brummen aangegeven dat de Eerbeekse beek een belangrijke historische drager van het dorp is en een belangrijke landschappelijke structuur binnen het centrum én naar de omgeving vormt. In het rapport 'Cultuurhistorische onderlegger Eerbeek' (Gemeente Brummen, 2016; zie paragraaf 4.4) heeft de gemeente een analyse gemaakt van de aanwezige cultuurhistorische waarden en hoe deze zijn te versterken en te borgen in ruimtelijke ordening en uitgewerkt kunnen worden in het 'Programma ruimte voor Eerbeek: recreatie en toerisme/marketing'.
Afbeelding 2.2 Cultuurhistorische waarden en kansen
Het opvolgen van de aanbevelingen uit de Cultuurhistorische onderlegger Eerbeek draagt bij aan de doelen 'vergroten van het merk 'Eerbeek' als het papierdorp van Nederland' en 'meer recreanten en toeristen verleiden tot een bezoek aan het centrum van Eerbeek' uit het programma 'Ruimte voor Eerbeek'.
De gemeente wil de karakteristieke elementen van de Eerbeekse Beek benutten bij de ontwikkelingen en de Eerbeekse Beek terug brengen in het dorpshart met een aantrekkelijke uitstraling. Waarschijnlijk zal dit niet midden in het centrum plaatsvinden, maar mogelijk wel ter hoogte van de Kerstenlocatie.
Er zijn ook nog diverse andere kansen om de beek een meer prominente plaats te geven. Hierbij kan gedacht worden aan een wandel- en/of fietsroute vanaf Landal Coldenhove tot aan het Apeldoorns Kanaal. Zie ook paragraaf 5.13.
Het ontstaan van het dorp Eerbeek is onlosmakelijk verbonden met de beek en de papierindustrie. Eerbeek is ontstaan op de plek langs de Eerbeekse Beek waar deze vanuit het Veluwemassief het lager gelegen gebied binnenstroomt. Deze plek was geschikt voor de vestiging van papiermolens en wasserijen.
Op een aantal plekken in Eerbeek is rond de Eerbeekse Beek een begeleidende groenstrook ingericht. Met name langs Het Haagje, tussen het bedrijventerrein en de woonwijk, is deze groenstructuur beeldbepalend. Meer richting/in het centrum is dit niet of nauwelijks het geval. Hier is de beek niet herkenbaar in de ruimtelijke structuur van het centrum. De beek heeft het uiterlijk van een (afvoer)sloot en ligt voor een groot gedeelte ondergronds of tussen/achter bebouwing.
De gemeente wil de karakteristieke elementen van de Eerbeekse Beek benutten bij de ontwikkelingen en de Eerbeekse Beek terug brengen in het dorpshart met een aantrekkelijke uitstraling.
In het bestemmingsplan wordt de Eerbeekse beek zoveel mogelijk specifiek bestemd ('Water' en 'Groen') en krijgt de beek de ruimte.
De gemeente heeft als doel 'een beter passende huisvesting voor het onderwijs in Eerbeek' te realiseren. Aan de Sweelinckstraat is in 2015 een scholencluster gerealiseerd. Deze biedt plaats aan de voormalige Cornelis Jetsesschool (die al hier gevestigd was) en aan de voormalige De Triangel, die aan de Bachstraat was gevestigd.
Naast het nieuwe scholencluster aan de Sweelinckstraat is het de ambitie van de gemeente om een scholencluster te bouwen aan de Lorentzstraat, op de locatie van de huidige basisschool De Springveer. De bestaande schoollocaties aan de Nobelstraat (basisschool De Enk) en de Lorentzstraat (C. van Leeuwenschool; ten noordwesten van De Springveer) vervallen dan. Op de vrijkomende locaties van de 3 schoolgebouwen (De Triangel, De Enk en de C. van Leeuwenschool) is woningbouw voorzien.
Gemeente Brummen heeft als ambitie het 'vergroten van de energieneutraliteit en duurzaamheid in Eerbeek'. In de Toekomstvisie 2030 (Innoveren met oude waarden) en het bijbehorende uitvoeringsprogramma voor duurzame ontwikkeling komt duurzaamheid aan de orde.
Met het 'koersdocument Duurzaam Eerbeek' is men gemeentebreed meer concreet bezig met onderzoek en investering. Specifiek voor Eerbeek gaat het om:
Op dit moment heeft geen van deze plannen/onderzoeken een ruimtelijke impact die mogelijk gemaakt dient te worden middels een bestemmingsplan.
In het centrum van Eerbeek zijn kleinschalige wijzigingen in de infrastructuur voorzien, zoals het toevoegen van fiets- en voetpaden en het toepassen van verkeersmaatregelen.
Door de huidige inrichting en het gebruik van de Loubergweg en de Coldenhovenseweg is deze niet optimaal verkeersveilig voor fietsverkeer. Het fietsverkeer maakt gebruik van de weg of fietsstroken op de huidige weg, die veel gebruikt wordt door vrachtverkeer.
Indien het voormalige Burgersterrein ontwikkeld wordt voor (logistieke) bedrijvigheid zal het aantal vervoersbewegingen van met name vrachtverkeer verder toenemen. Om de verkeersveiligheid ter plaatse te verbeteren dienen de Loubergweg en de Coldenhovenseweg tussen de Stuijvenburchstraat en de Harderwijkerweg (N786) opgewaardeerd te worden naar een weg met in ieder geval een vrijliggend fietspad.
Aansluiting bij de plannen voor de aanpassing en mogelijk verlegging van de N786 is belangrijk. De aanpassing van de N786 zelf maakt geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan.
Omzetting recreatiewoningen naar burgerwoningen
De gemeente wil bestemmingen van woningen zoveel mogelijk aan laten sluiten bij het feitelijk gebruik, mits dit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Derhalve zal een twaalftal bestaande woningen aan de Tullekenweg bestemd worden als burgerwoning. Deze woningen zijn nu nog bestemd als recreatiewoningen, maar zijn vanaf het begin (omstreeks 2000) altijd voor permanente bewoning in gebruik geweest.
Hierin wordt het advies van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB) van 28 april 2008, (kenmerk StAB/37981/H) gevolgd. Hierin adviseert de StAB om de betreffende woningen conform feitelijk gebruik te bestemmen, omdat de woningen reeds lange tijd in gebruik zijn als reguliere woning, het rijks- en provinciaal beleid legalisering van permanente bewoning niet in de weg staat, de woningen geschikt zijn voor permanente bewoning en omdat de woningen vanuit milieukundig oogpunt passen op deze locatie. De gemeente diende hierover een standpunt in te nemen.
Op 30 juni 2005 heeft de gemeenteraad van Brummen het Handhavingsbeleidsplan bouwregelgeving en ruimtelijke ordening vastgesteld (kenmerk 05.002914), waar een beleidskader voor de aanpak van onrechtmatige bewoning van recreatiewoningen deel van uitmaakte. Na een uitgebreid onderzoek hebben burgemeester en wethouders van Brummen besloten om handhavend op te treden en in juni 2007 heeft zij aan de bewoners van 9 recreatiewoningen een last onder dwangsom opgelegd vanwege de permanente bewoning in strijd met de regels van het bestemmingsplan. In een aantal zaken is toen ook een last onder dwangsom opgelegd vanwege het bouwen zonder bouwvergunning.
Daarna volgden diverse bezwaarprocedures, totdat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (RvS) uitspraak had gedaan op het ingestelde hoger beroep tegen het bestemmingsplan “Partiële herziening Eerbeek Zuid”. Op 17 september 2008 volgde de uitspraak: goedkeuring onthouden aan het plandeel waarbinnen de recreatiewoningen zich bevinden. Het bovengenoemde StAB-advies maakte onderdeel uit van deze RvS-procedure. In 2009 heeft het college besloten in principe bereid te zijn om de recreatiewoningen positief te bestemmen als burgerwoningen. De gemeenteraad heeft op 28 januari 2010 aangegeven zich te kunnen vinden in het hiervoor genoemde principebesluit. Onder meer het advies van de StAB heeft hieraan te grondslag gelegen, evenals dat nog eens kritisch naar de geluidsproblematiek in relatie tot de recreatiewoningen is gekeken.
Met verschillende onderzoeken is toen aangetoond dat een bestemmingswijziging van een recreatieve bestemming naar een woondoeleindenbestemming tot de mogelijkheden zou behoren en dat de geluidproblematiek ter hoogte van de recreatiewoningen kon worden opgelost. Ook was het niet in strijd met de Ruimtelijke ontwikkelingsvisie "Ligt Op Groen" en was het wenselijk een integrale oplossing voor het gebied te bieden. Vanwege moverende omstandigheden duurde het tot eind 2012 voordat er een concept bestemmingsplan Tullekenweg was opgesteld.
Daarna heeft de gemeente Brummen besloten om een aantal bestemmingsplannen in Eerbeek, waaronder bovengenoemde, (gedeeltelijk) integraal te herzien. Dat heeft geresulteerd in dit bestemmingsplan Eerbeek.
De omgeving van de woningen leent zich goed voor permanente bewoning en de woningen zijn bouwkundig geschikt voor permanente bewoning. Er is geen sprake van strijd met de eisen aan een goed woon- en leefklimaat. De woonbestemming leidt niet tot zwaardere eisen voor de in de omgeving van de woningen gelegen bedrijven. Er zijn dan ook geen belemmeringen om aan het belang van de bewoners mee te werken om permanente bewoning in het bestemmingsplan toe te laten.
Omzetting bedrijfswoningen naar burgerwoningen
Een vergelijkbare situatie doet zich voor bij maximaal 48 woningen op het bedrijventerrein Eerbeek-Zuid. Deze woningen zijn bestemd als bedrijfswoningen, maar zijn inmiddels allemaal in gebruik genomen als reguliere burgerwoningen. Deze woningen zullen eveneens bestemd worden als burgerwoningen.
Op het oog is de omgeving geschikt als gemengd woonwerkgebied en zo functioneert zij ook. Door de invloeden van de op het bedrijventerrein aanwezige industrie, in het bijzonder de papierindustrie, is er wel sprake van relevante geluid- en geurbelasting. Deze belasting is echter niet zodanig zwaar dat dit het bestemmen tot reguliere burgerwoningen in de weg staat. De betreffende gronden maken thans deel uit van het geluidgezoneerde industrieterrein. Hierdoor betreft het geen geluidgevoelige bestemmingen in de zin van de Wet geluidhinder. Voor de bedrijfswoningen is dit ten tijde van de zonevaststelling geaccepteerd, maar voor de herbestemming tot burgerwoningen wordt dit onaanvaardbaar geacht. Dit is de belangijkste reden om de zonering van bedrijventerrein Eerbeek-Zuid te herzien. In paragraaf 5.6 wordt dit verder toegelicht.
De herbestemming tot burgerwoningen leidt niet tot beperkingen voor de thans aanwezige bedrijfsvoering van de in het plangebied aanwezige bedrijven. Het is niet uitgesloten dat de bedrijven beperkt worden in hun toekomstige uitbreidingsmogelijkheden, echter daarvan is thans al sprake vanwege het ontbreken van geluidruimte binnen de vigerende geluidzone. Er zijn vanuit de belangen van derden en de aard en invloed van de omgeving dan ook geen zwaarwegende redenen om niet aan het belang van de bewoners mee te werken en de woningen als burgerwoning te bestemmen in plaats van als bedrijfswoning.
De naam Eerbeek of Erbeke komt voor het eerst voor in een oorkonde van 1046. Erbeke was oorspronkelijk de naam van de beek die nu de Eerbeekse Beek heet. De betekenis van Erbeke is niet helemaal duidelijk. Waarschijnljk komt "er" van "erd", wat iets betekent als aarde, klei, leem of bouwgrond. "Beke" is hetzelfde woord als het moderne beek. Later is de naam voor de beek de naam van Eerbeek geworden.
Afbeelding 3.1 Overzicht ontwikkeling van Eerbeek van 1850 tot heden
Eerbeek is ontstaan op de plek langs de Eerbeekse Beek waar deze vanuit het Veluwemassief het lager gelegen gebied binnenstroomt. Oorsponkelijk was er sprake van een agrarische gemeenschap op de overgang naar de enken, omgeven door bos- en weidegronden.
Eerbeek is een kransesdorp dat bestaat uit twee enken; de Noorderenk en de Molenenk. Deze enken worden gescheiden door de Eerbeekse Beek die van zuidwest naar noordoost door het dorp stroomt. Vroeger liep de beek door richting het noorden, tegenwoordig loopt de beek ter hoogte van het bedrijventerrein deels ondergronds.
De Noorderenk en de Molenenk zijn oude enken of essen, waar zich door plaggenbemesting een oud bouwlanddek of plaggenbodem heeft gevormd. Deze bodem is ontstaan als gevolg van het gebruik van zandhoudende mest; vaak gedurende meerdere eeuwen. De meeste plaggenbodems dateren uit de Late Middeleeuwen (1050 - 1500 na Chr.) en Nieuwe tijd (1500 na Chr. - heden).
Eerbeek was door haar ligging zeer geschikt voor de vestiging van papiermolens en wasserijen vanwege de aanwezigheid van waterkracht en water van hoge kwaliteit. Al in de 17e eeuw werden papiermolens gebouwd, ten behoeve van de kloosters in Arnhem die behoefte hadden aan papier voor hun leerlingen. De papierindustrie ontwikkelde zich in het gebied rond de Coldenhovenseweg, een lint dat tegenwoordig wordt gekenmerkt door verspreid gelegen (woon)bebouwing. De papierindustrie levert, ondanks de rijke historie, geen belangrijke historische gebouwde landmarks meer op.
Tot 1940 bestond het dorp nog grotendeels uit verspreide lintbebouwing van kleine alleenstaande woningen, bedrijven en boerderijtjes. Verspreid stonden enige papierfabrieken, in die tijd nog van een beperkte schaalgrootte. Het maken van papier is in de loop der tijd echter uitgegroeid tot een vorm van zware industrie, met een verscheidenheid aan toeleverende industrie. In de tweede helft van de vorige eeuw is Eerbeek, door planmatige uitbreidingen, zeer sterk gegroeid tot de grootste kern van de gemeente Brummen. Ruim 150 jaar geleden telde Eerbeek nog geen 400 inwoners, nu ruim 10.000. De eerste grootschalige, planmatige uitbreidingen in de jaren vijftig bestonden uit woningen voor de arbeiders van de papierindustrie. Hierbij zijn onder andere de kenmerkende woningen aan de 'Eerbeekse Enk' gebouwd, in de typische wederopbouwstijl van de Delftse school. De bevolking van Eerbeek is door de aanwezigheid van onder andere de papierindustrie divers van aard. Zo zijn er Molukse, Italiaanse en Turkse gemeenschappen. Als gevolg van de ontwikkeling van de woongebieden in de kern Eerbeek is het bedrijventerrein Eerbeek-Zuid steeds verder ingesloten geraakt door woningbouw. Ook zijn op het bedrijventerrein, naast reguliere woningen bedrijfswoningen aanwezig, welke geleidelijk in gebruik zijn genomen als burgerwoning.
De structuur van Eerbeek kenmerkt zich door lijnpatronen. Linten en essen zijn belangrijke en nog steeds herkenbare structuren in het dorp. In Eerbeek is het veranderingsproces van een deel van de lintbebouwing door de aanwezigheid van de papierindustrie versneld gegaan. De historische linten naar en rond de essen bezitten nog agrarische kenmerken. De linten maken deel uit van de hoofdstructuur van Eerbeek en stralen een hoge ruimtelijke kwaliteit uit.
Dwars door de kern van Eerbeek loopt de Veluwse spoorlijn, onderdeel van de zogenaamde 'Koning Willem III-lijn', welke van Dieren, via Apeldoorn naar oorspronkelijk Zwolle loopt. Deze lokaalspoorlijn is aangelegd in 1887 en werd oorspronkelijk gebruikt voor zowel passagiersvervoer als goederenvervoer, met name hout en papier ten behoeve van de lokale industrie. In 1947 eindigde het reguliere passagiersvervoer, terwijl het goederenvervoer nog doorliep tot 1984. De laatste goederentrein reed op 1 juni 1984. In 1975 startte de Veluwse Stoomtrein Maatschappij (VSM) op de lijn Apeldoorn - Dieren met een museumbedrijf. In het centrum van Eerbeek is nog het Station Eerbeek en het bijbehorende stationsgebouw gelegen. Het stationsgebouw is tot 1 augustus 1950 in gebruik geweest en momenteel een halte van de Veluwse Stoomtrein Maatschappij.
Eerbeek heeft de laatste decennia een sterke impuls gekregen door de toename van het toerisme, waarbij de ligging aan de Veluwe een belangrijke rol speelt. De Veluwse spoorlijn wordt ingezet voor het toerisme. Zes gemeenten langs het Apeldoorns kanaal hebben de wens om het kanaal dat in 1972 werd gesloten voor de scheepvaart, nadrukkelijker in te zetten voor recreatieve doeleinden.
Afbeelding 3.2 Cultuurhistorische overzichtskaart Eerbeek
De ruimtelijke structuur van de kom Eerbeek wordt beschreven aan de hand van drie deelgebieden:
In navolgende afbeelding zijn de verschillende deelgebieden weergegeven.
Afbeelding 3.3 Deelgebieden Eerbeek inclusief geurcontouren
Kern Eerbeek
Kenmerkend is dat de rand van de bebouwde kom van Eerbeek veelal bestaat uit vrijstaande of halfvrijstaande woonbebouwing in een open verkaveling. Ook aan de doorgaande historische wegen (linten) kent de woonbebouwing doorgaans een open karakteristiek. Daar binnenin wordt juist zeer compact en in hoge dichtheid gebouwd.
De kern van Eerbeek kent een grote variatie in bebouwingsperioden. Het resulteert in een zeer afwisselend beeld. Langs enkele historische wegen werd van oudsher langzaamaan gebouwd en verdicht. De bebouwing is er divers en kleinschalig van aard. Later werd voor de arbeiders van de papierindustrie woningen gebouwd nabij de fabrieken. Het overige deel van de kern wordt gevormd door traditionele blokverkaveling waarbinnen in de jaren '50 tot '70 is gebouwd. Op enkele plekken is de bebouwing in de jaren '80 vernieuwd.
Verspreid in de kern bevinden zich bovendien maatschappelijke voorzieningen, zoals scholen en kerken. Vaak worden de maatschappelijk voorzieningen geflankeerd door een groengebied.
Afbeelding 3.4 Lijnelementen in Eerbeek met in geel de bebouwingslinten
De historische linten vormen de structuurdragers van de kern. De aanpalende bebouwing is van een kleinschalige korrelgrootte en wisselend oud of modern(er). Ondanks dat er verschillen zijn tussen de linten van Eerbeek, is er sprake van gemeenschappelijke kenmerken die in meer of mindere mate voorkomen. De gezamenlijke kenmerken bestaan uit de individualiteit van de panden (eigen architectuur), de wisselende rooilijn, de zelfstandige plaatsing van gebouwen en de groene ruimtes ertussen. Aan de rand van Eerbeek neemt deze ruimte tussen de bebouwing toe. Daarbij bezit een deel van de linten nog agrarische kenmerken. Van de linten lag vroeger een gedeelte buiten het dorp. Door de forse uitbreidingen ten behoeve van de arbeiders van de papierindustrie, zijn deze linten midden tussen de woonwijken terechtgekomen. Ze zijn, ondanks de verdichting door nieuwe bebouwing, nog herkenbaar door hun gebogen verloop en de grotere diversiteit van woningen.
Tussen de linten is aan nieuwe, kenmerkend langgerekte, wegen verder gebouwd. De wegen kennen een gebogen verloop, die de vormen van de voormalige enk lijken te volgen. Aan de doorgaande wegen volgen de verschillende bouwperioden elkaar op.
Opvallend is de kleinschaligheid van de bebouwing aan de linten en in de halfvrijstaande arbeidersbuurt nabij de papierfabrieken. In de overige gebieden, gebouwd in de periode jaren ’60 - ’70 waar een grotere korrelgrootte wordt gehanteerd en is gebouwd in traditionele bouwblokken waarbij per groep bouwblokken is gevarieerd in bebouwingskenmerken. Hetzelfde geldt voor de in de jaren ’80 vernieuwde blokken. Op de hoeken van bouwblokken komen vaak parkeerboxen voor.
De vele doorgaande wegen kennen een breed profiel, waarin de rijbaan wordt begeleid door berm en/of bomen. Geconcentreerd centraal in de wijken liggen enkele groene ruimten waarin of -aan (maatschappelijke) voorzieningen zijn gelegen.
In de linten staan veelal vrijstaande of half vrijstaande woningen met een individueel karakter. Er is sprake van veel variatie in bouwhoogte, goothoogte, nokrichting, etc. Aan, maar ook in de nabijheid van, de linten wordt kleinschalig gebouwd.
Het hart van de kern wordt veelal gekenmerkt door rijwoningen. De gebouwen van de maatschappelijke voorzieningen zijn van grotere schaal. Op veel plekken in de wijk is bovendien de grootschaligheid van de papierfabrieken voelbaar. Er is overwegend gebouwd in 1,5 – 2 lagen met kap. Aan het Oranje Nassauplein is gebouwd in 3 lagen met plat dak. De bebouwing staat overwegend in een strakke rooi- en gootlijn die de straat begeleidt.
Bedrijventerrein Eerbeek-Zuid
Bedrijventerrein Eerbeek-Zuid beslaat van oudsher een groot deel van het dorp Eerbeek. Papier- en kartonindustrie en aanverwante bedrijven beslaan het gebied dat zich ten oosten van de Harderwijkerweg, grofweg aan weerszijden van de Coldenhovenseweg, heeft ontwikkeld. Daarnaast bevinden zich in dit gebied nog tal van kleinere bedrijven en bedrijfswoningen, al dan niet als zodanig in gebruik. In de noordoost en - westhoek van het plangebied bevindt zich nog enige woningbouw.
Centrumgebied
Ten opzichte van de woongebieden is het centrum van Eerbeek decentraal gelegen. De ruimtelijke structuur van het centrum van Eerbeek wordt gekenmerkt door twee winkelconcentraties: de Stuijvenburchstraat en het Oranje Nassauplein, waarbij de Loenenseweg een belangrijke schakel is tussen deze twee gebieden.
Er is geen duidelijke stedenbouwkundige samenhang en herkenbaarheid binnen het centrumgebied. Het winkelaanbod in Eerbeek is met name dorps en gevarieerd.
De bebouwing langs en rondom de Stuijvenburchstraat kent over het algemeen een dorpse schaal en korrelgrootte. Het merendeel van de bebouwing is één of twee lagen met kap. Op enkele karakteristieke panden na is geen sprake van architectonische waardevolle bebouwing. De architectuur is een resultaat van een reeks incidentele ingrepen waardoor er weinig samenhang is.
De bebouwing langs de Loenenseweg is in feite een voortzetting van de bebouwingsstructuur langs de Stuijvenburchstraat. Ook hier is voornamelijk sprake van een dorpse schaal en korrelgrootte, wat betreft architectuur is hier sprake van weinig samenhang. Meerlaagse bebouwing wordt hier afgewisseld met grondgebonden woningen bestaande uit één laag met een kap. Een deel van de bebouwing langs de Loenenseweg vertoont een gesloten uitstraling doordat deze is gericht op het parkeerplein.
Het Oranje Nassauplein fungeert als parkeer- en verkeersplein. De bebouwing aan het Oranje Nassauplein bestaat uit meerlaagse bebouwing met in de plint winkelvoorzieningen en daarboven woningen. De woningen hebben geen balkons, dan wel inpandige balkons, aan de zijde van het plein waardoor er sprake is van een gesloten uitstraling. Ook de winkelpuien hebben op sommige delen langs het plein een gesloten uitstraling. De aanwezige bebouwing is geconcentreerd rondom en gericht op het plein.
Verkeersstructuur
Kern Eerbeek
De infrastructuur van wegen voor doorgaand verkeer in en rondom Eerbeek is overwegend noordwest-zuidoost gericht. Van west naar oost betreft het de Harderwijkerweg van Loenen naar Dieren (N786), de spoorlijn en de Apeldoornseweg/Dierenseweg (N787). Van zuidwestelijke naar noordoostelijke richting is de Coldenhovenseweg/Loubergweg van belang. Deze verbindt de N786 met de N787.
Bedrijventerrein Eerbeek-Zuid
De Coldenhovenseweg vormt de belangrijkste ontsluitingsader voor het bedrijventerrein Eerbeek-Zuid. Het auto- en vrachtverkeer wordt via deze weg en de Harderwijkerweg afgewikkeld richting Dieren en Apeldoorn. Middels de Loubergweg en de Lageweg en Brummenseweg, wordt Eerbeek-Zuid ontsloten richting Brummen en Zutphen.
De interne ontsluiting van de bedrijven is over het algemeen goed. Een groot aantal bedrijven wordt rechtstreeks ontsloten op de Coldenhovenseweg, danwel wegen leidend naar deze ontsluitingsader. Enkele bedrijven worden ontsloten via een aangrenzend bedrijfsperceel (Loubergweg 22-34).
De Coldenhovenseweg maakt deel uit van een streekvervoerroute. Hoewel het openbaar vervoer aanbod eenzijdig is, draagt een dergelijke vervoerroute bij aan optimalisering van de bereikbaarheid van Eerbeek-Zuid.
Centrumgebied
De Stuijvenburchstraat vormt, tezamen met de Loenenseweg, de ruggengraat van Eerbeek. De Stuijvenburchstraat is de hoofdontsluitingsroute van het centrumgebied vanuit het oosten en vormt de toegang tot de winkelconcentratie aan de Stuijvenburchstraat. De Loenenseweg is de invalsweg voor de kern Eerbeek vanuit het westen. De spoorlijn vormt de ruimtelijke scheiding tussen de Loenenseweg en de Stuijvenburchstraat. Belangrijke toevoerwegen voor de winkels aan de Loenenseweg en de Stuijvenburchstraat zijn de Coldenhovenseweg, de W. Einthovenstraat, de Bernstein en de Kloosterstraat.
Het Oranje Nassauplein ligt niet aan een doorgaande route voor verkeer en ook niet aan één van de oude linten die kenmerkend zijn voor het dorp. De wegen rondom het Oranje Nassauplein zijn voornamelijk buurtontsluitingswegen. Een belangrijke toevoerweg voor het Oranje Nassauplein is de W. Einthovenstraat welke ontsluit op de Loenenseweg.
Groenstructuur
Kern Eerbeek
Brummen is een groene gemeente. De groenstructuur in de kernen draagt daar aan bij. In het groenstructuurplan (zie paragraaf 4.4) voor de kern Eerbeek is de groenstructuur in kaart gebracht. Er wordt een onderscheid gemaakt in structureel groen en niet-structureel groen. Het structurele groen draagt in belangrijke mate bij aan de ruimtelijke kwaliteit van de kern. Het heeft een functie voor de belevingswaarde, gebruikswaarde en/of ecologische waarde. Het niet-structurele groen is minder beeldbepalend en vaak ook minder eenduidig qua inrichting en beeldkwaliteit.
Het structurele groen is nader uitgewerkt in de hoofdgroenstructuur van Eerbeek. Deze bestaat uit:
Bedrijventerrein Eerbeek-Zuid
Het bedrijventerrein Eerbeek-Zuid is een relatief intensief bebouwd gebied, met desondanks toch een redelijke groenstructuur. Dit komt doordat delen van de van oudsher aanwezige groenstructuur zijn behouden en de groenstructuur deels is gekoppeld aan infrastructuur. De groenstructuur bestaat grotendeels uit opgaande beplanting langs wegen en waterlopen (Coldenhovenseweg, Het Haagje, Schoonmansmolenweg, Tullekenweg en Eerbeekse beek).
Voorts maken de uitlopers van het bosgebied ten zuiden van het plangebied een belangrijk onderdeel uit van de groenstructuur en dragen ze bij aan een geleidelijke overgang tussen het bosrijke gebied en het bebouwde industriegebied. Deze geleidelijke overgang is met name zichtbaar aan de oostzijde van het bedrijventerrein, nabij het Soerense Zand, alsmede ten zuiden van het bedrijventerrein, nabij de begraafplaats en nabij de recreatiewoningen aan de Tullekenweg.
De samenhangende structuur van bomenrijen, de beek en bermen vormen routes voor vogels, vleermuizen, reptielen en grondgebonden zoogdieren, amfibieën en vlinders.
Centrumgebied
Kenmerkend voor het groen en de openbare ruimte in het centrumgebied is dat het weinig samenhang heeft en erg versnipperd is. Een beperkt aantal grote bomen zorgt voor de nodige sfeer en groenbeleving. Langs de Stuijvenburchstraat en Loenenseweg is een doorgaande groenstructuur van bomen geplant. Deze bomen hebben op dit moment, vanwege hun beperkte omvang, nog geen beeldbepalende uitstraling.
In het plangebied komen diverse hoofdfuncties voor.
Bedrijven en kantoren
Op het bedrijventerrein Eerbeek-Zuid zijn ongeveer 60 bedrijven en instellingen gelegen. Daarnaast ligt er nog een viertal bedrijven verspreid in het plangebied.
In het plangebied komen verspreid liggende bedrijven, kantoren, bedrijven aan huis en instellingen gericht op dienstverlening voor. De bedrijven aan huis zijn veelal gelegen aan het Soerense Zand Noord.
Centrumgebied
Het centrumaanbod in Eerbeek ligt verspreid over drie deelgebieden:
Het centrumgebied is een gebied met diverse functies die over enige afstand verspreid liggen afgewisseld door een aantal open plekken (Kersten/Loenenseweg). Verspreid in het centrumgebied zijn mogelijkheden tot parkeren. Het centrum is globaal gelegen tussen een drietal supermarkten.
De Stuijvenburchstraat wordt gezien als het kernwinkelgebied van Eerbeek. Langs de winkelstraat zijn behalve winkels ook bedrijven, horeca, banken, kantoren en gemeenschaps- en nutsvoorzieningen gevestigd. Deze functies liggen verspreid over een groot gebied zodat er geen sprake is van een aaneengesloten winkellint.
De woonfunctie vervult tevens een voorname rol. Het wonen vindt, met uitzondering van enkele verspreid liggende grondgebonden woningen, voornamelijk plaats op de verdieping.
In het verlengde van de Stuijvenburchstraat ligt de Loenenseweg. Deze straten worden gescheiden door de spoorlijn, waardoor het winkellint in tweeën wordt gesplitst. Het terrein tussen het spoor en het tankstation aan de Loenenseweg ligt braak.
Het aanbod aan functies in dit deel van het plangebied is erg divers en bestaat niet enkel uit centrumgerelateerde functies. Binnen het gebied zijn behalve winkels ook een supermarkt, bouwmarkt, bedrijven, horeca en dienstverlenende bedrijven aanwezig. Ook de woonfunctie vervult een belangrijke rol in het plangebied en komt, met uitzondering van een tweetal grondgebonden woningen, uitsluitend voor op de verdieping.
Het Oranje Nassauplein vormt een winkelconcentratie op zich en heeft geen ruimtelijke relatie met de winkelconcentratie aan de Stuijvenburchstraat. De Loenenseweg vormt de belangrijkste schakel tussen deze twee gebieden. De ruimtelijke structuur wordt bepaald door het plein zelf en de omliggende meerlaagse bebouwing.
De winkelvoorzieningen komen met name voor in de plint van de bebouwing. Het wonen vindt hier uitsluitend plaats op de verdieping. Binnen dit deel van het plangebied zijn onder andere een supermarkt, bibliotheek, kantoren, horecagelegenheden, een kapper, een slijterij en overige vormen van (kleinschalige) detailhandel aanwezig. De bibliotheek zal verplaatst worden naar het Tjark Rikscentrum aan de Derickxkamp. De huidige bibliotheek wordt gebruikt voor de uitbreiding van de naastgelegen supermarkt.
Wekelijks wordt een markt op het plein gehouden en daarnaast zijn op het plein een tweetal kiosken aanwezig. De uitstraling van het Oranje Nassauplein is de laatste jaren aanmerkelijk verbeterd.
Wonen
Eerbeekse Enk
De Eerbeekse Enk kent een grote variatie in bebouwingsperioden. Het resulteert in een zeer afwisselend beeld. Langs enkele historische wegen werd van oudsher langzaam aan gebouwd en verdicht. De bebouwing is er divers en kleinschalig van aard. Later werd voor de arbeiders van de papierindustrie woningen gebouwd nabij de fabrieken. Het overige deel van de wijk wordt gevormd door traditionele blokverkaveling waarbinnen in verschillende bouwperioden is gebouwd, jaren ‘50 tot ’70 en op enkele plekken vernieuwd in de jaren ’80. Voor deze verouderde wijk is sprake van een herstructuringsopgave.
Bedrijfswoningen Eerbeek-Zuid
Op het bedrijventerrein Eerbeek-Zuid zijn maximaal 48 bedrijfswoningen aanwezig die in de huidige situatie in gebruik zijn als burgerwoning; ze worden niet meer bewoond door de eigenaren van de bedrijven waartoe zij oorspronkelijk behoorden. De woningen zijn met name gesitueerd aan weerszijden van de Coldenhovenseweg.
Recreatiewoningen Tullekenweg
Aan de Tullekenweg 16 - 38 staan 12 recreatiewoningen. Deze recreatiewoningen zijn vanaf de bouw nimmer in gebruik geweest voor bedrijfsmatige recreatieve verhuur, maar direct permanent en/of semi permanent als woning in gebruik geweest.
Begraafplaats
Aan de Coldenhovenseweg ligt, omringt door hoogopgaande beplanting met ondergroei, een begraafplaats. De inpassing van de begraafplaats in de omgeving draagt ertoe bij dat de begraafplaats vanaf de Coldenhovenseweg aan het zicht wordt onttrokken.
Dit hoofdstuk beschrijft, voorzover relevant, de rijks -, regionale-, provinciale -, en gemeentelijke beleidsstukken. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald in de regels en op de verbeelding. Thematisch beleid en wet- en regelgeving ten aanzien van de verschillende omgevingsaspecten wordt per thema behandeld in hoofdstuk 5.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Begin 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De structuurvisie bevat een concrete, bondige actualisatie van het mobiliteits- en ruimtelijke ordeningsbeleid. Dit nieuwe beleid heeft onder meer de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte en de Structuurvisie Randstad 2040 vervangen. De structuurvisie heeft betrekking op:
Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps- en natuurdomein fors ingeperkt.
Daarnaast wordt (boven-)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. Alleen in de stedelijke regio's met concentraties van topsectoren (waaronder Amsterdam c.a. en Rotterdam c.a.) zal het Rijk afspraken maken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking.
Overige sturing op verstedelijking, zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering, laat het Rijk los.
Het Rijk stelt heldere ambities voor Nederland in 2040; een visie hoe Nederland er in 2040 voor moet staan. Dit doet het Rijk op basis van de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven zowel bovengronds als ondergronds richting 2040 bepalen. Zo werkt het Rijk aan een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Een aantal ambities heeft raakvlakken met dit bestemmingsplan:
Deze ambities zet het Rijk neer voor 2040. Het is niet enkel aan het Rijk om deze ambities waar te maken; dit vraagt samenwerking met decentrale overheden, marktpartijen en kennisinstellingen. Op basis van de ambities is het Rijk tot drie rijksdoelen gekomen. Dit zijn drie hoofddoelstellingen voor de middellange termijn (2028), namelijk “concurrerend, bereikbaar en leefbaar & veilig”. Voor deze drie hoofddoelen zijn 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.
De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Voor alle nationale opgaven worden rijksinstrumenten ingezet, waarbij financiering slechts één van de instrumenten is. Ook decentrale overheden en marktpartijen dragen bij aan de realisatie van nationale opgaven.
Dit bestemmingsplan heeft raakvlakken met de volgende nationale belangen:
Nationaal belang 8: Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
Voor een goede milieukwaliteit moet de kwaliteit van bodem, water en lucht minimaal voldoen aan de (internationaal) geldende norm(en). De gezondheid van burgers moet worden beschermd tegen negatieve milieueffecten zoals geluidsoverlast. Het uitgangspunt is een gelijk beschermingsniveau voor het hele land. In hoofdstuk 5 is aangegeven op welke wijze in het voorliggende bestemmingsplan rekening is gehouden met de diverse milieuaspecten.
Nationaal belang 10: Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
Het dorp Eerbeek kent een rijke en deel nog beleefbare geschiedenis die verspreid door het dorp en de nabije omgeving aanwezig is. De Eerbeekse Beek is een belangrijke historische drager van het dorp en een vormt een belangrijke landschappelijke structuur binnen het centrum én naar de omgeving toe. De gemeente Brummen heeft onlangs het rapport 'Cultuurhistorische onderlegger Eerbeek (zie ook onder paragraaf 4.4) opgesteld. Hierin is een analyse gemaakt van de aanwezige cultuurhistorische waarden en hoe deze zijn te versterken en te borgen in ruimtelijke ordening. In dit bestemmingsplan wordt de historische context van de papierindustrie/de herkomst van Eerbeek meer zichtbaar gemaakt en wordt de identiteit van het centrum gebied vergroot. Dit zorgt ook voor een verbetering op recreatief/toeristisch vlak.
Nationaal belang 13: Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.
Bij het voorliggende bestemmingsplan zijn alle belangen zorgvuldig afgewogen. Burgers, belangenorganisaties en andere overheden hebben de mogelijkheid om in het kader van de bestemmingsplanprocedure te reageren op deze afweging.
Besluit ruimtelijke ordening
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen neemt het Rijk enkel nog een 'ladder' voor duurzame verstedelijking op (gebaseerd op de 'SER-ladder'). Deze ladder is als motiveringseis voor stedelijke ontwikkelingen, opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In paragraaf 5.1 wordt nader ingegaan op de ladder voor duurzame verstedelijking.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 heeft gevolgen voor de doorwerking van het nationale ruimtelijke beleid. Totdat de Wro in werking was getreden was het geldende rijksbeleid vastgelegd in Planologische Kernbeslissingen (PKB's). Sinds 1 juli 2008 zijn deze documenten alleen nog bindend voor het rijk en niet meer voor andere overheden. Het rijk kiest ervoor om het deel van het ruimtelijk beleid dat bedoeld is bindend te zijn voor andere overheden, ook onder de Wro te borgen. Dit kan via een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB).
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is de AMvB die het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid vormt over ruimtelijke ordening.
Op 30 december 2011 is de eerste tranche van het Barro in werking getreden. Deze eerste tranche van het Barro bevat een vertaling van het geldende planologische beleid dat bedoeld was om op lokaal niveau, in bestemmingsplannen, te worden verwerkt. De vastgestelde onderdelen van het Barro hebben betrekking op onder meer het kustfundament, de grote rivieren, de Waddenzee, defensie, erfgoederen en het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR).
Op 1 oktober 2012 is de tweede tranche van het Barro in werking getreden. Deze tranche vormt een vertaling van nieuw ruimtelijk beleid van het Rijk, dat eerder is vastgelegd in o.a. de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de MIRT-agenda's. Dit deel van het Barro bevat regels voor onder meer radarverstoringsgebieden, militaire terreinen, reserveringsgebieden voor nieuwe hoofdwegen en spoorlijnen en reserveringsgebieden voor uitbreiding van enkele bestaande hoofdwegen.
Op 1 juli 2014 zijn de wijzigingen van het Barro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Deze wijzigingen hebben betrekking op buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen die van nationaal belang zijn. Tevens is hiermee een aantal verbeteringen aangebracht in het Barro.
In het plangebied spelen de thema's uit het Barro geen rol. Het bestemmingsplan is dan ook niet van invloed op deze nationale thema's.
Conclusie Rijksbeleid
Het rijksbeleid heeft 13 nationale belangen. Drie van deze belangen hebben raakvlakken met onderhavig bestemmingsplan. De ontwikkelingen binnen dit bestemmingsplan voldoen aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Het bestemmingsplan is niet van invloed op nationale thema's.
Dit bestemmingsplan past binnen de uitgangspunten van het rijksbeleid.
Omgevingsvisie Gelderland
De Gelderse Omgevingsvisie (vastgesteld 9 juli 2014) is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan.
Actualisatieplan en geconsoliseerde versie Omgevingsvisie Gelderland
Het Actualisatieplan Omgevingsvisie (vastgesteld 8 juli 2015) heeft betrekking op de thema's water en natuur. Met het Actualisatieplan is de Omgevingsvisie op de volgende onderdelen gewijzigd: natte landnatuur, externe veiligheid en het Gelders Natuur Netwerk en de Groene Ontwikkelzone. In november 2015 is een tweede actualisatieplan vastgesteld. Deze actualisatie had betrekking op natuur en water. Imiddels is er in december 2015 een geconsolideerde versie opgesteld waarin de actualisaties zijn verwerkt. De geconsolideerde versie is de actuele versie van de omgevingsvisie.
De twee hoofddoelen van de Omgevingsvisie zijn:
Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland. Een gezonde economie met een aantrekkelijk vestigingsklimaat vraagt om krachtige steden en vitale dorpen met voldoende werkgelegenheid. Dit bestemmingsplan wordt onder ander opgesteld voor een gezonde en toekomstbestendige bedrijfsvoering voor de bedrijven op bedrijventerrein Eerbeek-Zuid. Hiervoor is ruimte voor innovatie en (beperkte) groei/flexibiliteit nodig. De continuïteit van bedrijvigheid in Eerbeek mag op lange termijn niet in gevaar komen, zodat een gezonde economie en werkgelegenheid gewaarborgd blijft.
Woningbouw
De provincie maakt op regionale schaal afspraken met gemeenten en woningbouwcorporaties over de woningvoorraad op basis van een recente huishoudensprognose (Primos). De kwantitatieve regionale afspraken zijn vastgelegd in het Kwalitatief Woonprogramma 3 2010-2019 (KWP3), en worden in de toekomst vastgelegd in het Regionaal Woonprogramma 2016-2024 (RPW). Het provinciale woonbeleid gaat uit van regionaal functionerende woningmarkten.
Stedendriehoek
Het plangebied is gelegen in de regio Stedendriehoek. De Stedendriehoek kenmerkt zich door een goed vestigingsklimaat. De regio is goed bereikbaar en ligt in het unieke landschap van de Veluwe, Salland, de Achterhoek en de IJsselvallei. De voordelen van stad, dorp en platteland worden er gecombineerd. Maat en schaal van het gebied zijn overzichtelijk en de sociale betrokkenheid is groot.
De belangrijkste opgave voor de Stedendriehoek is een nog verdere versterking van het vestigingsklimaat in de regio. Daaraan liggen vier deelopgaven ten grondslag:
Om invulling te geven aan de opgaven in de Stedendriehoek is de inzet nodig van gemeenten, maatschappelijke organisaties en ondernemers.
Intrekgebied
Het plangebied is voor een groot deel gelegen in een intrekgebied, zie afbeelding 4.1. Ten westen van het plangebied ligt ook nog een boringsvrije zone en een grondwaterbeschermingsgebied.
Afbeelding 4.1 Uitsnede kaart 'water en ondergrond' Omgevingsvisie Gelderland
De provincie heeft een zorgplicht voor de duurzame openbare drinkwatervoorziening. Om de openbare drinkwatervoorziening veilig te stellen maakt de provincie gebruik van drie, elkaar versterkende sporen:
Middels regelgeving in de Omgevingsverordening stelt de provincie regels aan activiteiten in dit gebied.
Gelders natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone
Het Gelders natuurnetwerk en de Groene ontwikkelingszone liggen binnen het plangebied, zie afbeelding 4.2.
Afbeelding 4.2 Uitsnede kaart 'natuur' Omgevingsvisie Gelderland
Om de biodiversiteit nu en voor toekomstige generaties Gelderlanders veilig te stellen beschermt de provincie het Gelders Natuurnetwerk. De provincie wil:
Voor het behoud en de versterking van de biodiversiteit in Gelderland streeft de provincie naar het opheffen van versnippering en een goede aansluiting tussen het Natuurnetwerk en het Duitse Biotopverbund.
De provincie wil de natuur van het Gelders Natuurnetwerk beschermen tegen aantasting en heeft daarom regels opgenomen in de Omgevingsverordening.
Boringsvrije zone
Het plangebied is gelegen aan de rand van een boringsvrije zone, zie afbeelding 4.2. In de omgevingsverordening worden regels gesteld aan inrichtingen die in boringsvrije zones liggen.
Omgevingsverordening Gelderland
Bij de Omgevingsvisie Gelderland worden regels gesteld. Deze regels zijn gesteld in de Omgevingsverordening Gelderland (vastgesteld 24 september 2014). De volgende onderdelen zijn relevant voor het plangebied:
Nieuwe stedelijke ontwikkelingen
De provincie Gelderland is onder meer verantwoordelijkheid voor het generieke toezicht op de toepassing van de rijksladder voor duurzame verstedelijking.
De provincie Gelderland hanteert een variant van de Rijksladder voor duurzame verstedelijking; de Gelderse aanpak. In paragraaf 5.1 wordt nader ingegaan op de ladder voor duurzame verstedelijking.
Wonen
In artikel 2.2.1.1 van de omgevingsverordening is bepaald dat in een bestemmingsplan nieuwe woningbouwlocaties en de daar te bouwen woningen slechts toegestaan zijn, wanneer dit past binnen het kwalitatief woonprogramma voor de betreffende regio. Binnen de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen kunnen gemeenten en andere relevante partijen in de regio vervolgens gezamenlijk nagaan wat nodig is voor een goed functionerende regionale woningmarkt. Gemeente Brummen wil de woningvoorraad in de gemeente op peil brengen aan de hand van het regionaal woningbouwprogramma. Uit de regionale woningbehoefte blijkt dat de behoefte bestaat uit het per saldo toevoegen van circa 355 woningen tot 2025 in Eerbeek, inclusief sloop en herbouw. De doelstelling voor Eerbeek is: 'Het verbeteren van het woningaanbod in Eerbeek, door de juiste woning op het juiste moment op de juiste plek te bouwen'. Nieuwbouw vindt bij voorkeur plaats aanvullend op de kansen en mogelijkheden in de bestaande woningvoorraad en in vrijkomend en leegstaand vastgoed. De bouw van het beoogde aantal woningen kan in bestaand stedelijk gebied op locaties die passend ontsloten zijn.
In artikel 2.2.2.2 is geregeld dat permanente bewoning van recreatiewoningen is uitgesloten. Omdat de twaalf voormalige recreatiewoningen aan de Tullekenweg al lange tijd in gebruik zijn als burgerwoning, worden zij in dit bestemminsplan bestemd als reguliere woningen en daarmee gelegaliseerd. Daarmee zijn het geen recreatiewoningen meer en is er geen sprake van permanente bewoning van recreatiewoningen.
Bedrijventerreinen
Bedrijventerreinen zijn primair bedoeld voor functies die zich moeilijk laten combineren met andere functies vanwege omvang, vervoersbewegingen en milieuhinder. In artikel 2.3.2.1 is opgenomen dat
de bestemming tot bedrijventerreinen slechts toegestaan is indien dit past in de door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale afspraken ten aanzien van de programmering van bedrijventerreinen (Regionaal Programma Bedrijventerreinen). Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe bedrijventerrein mogelijk, alleen de uitbreiding van bestaande. Bestaande bedrijven hebben behoefte aan ruimte voor innovatie en uitbreiding/flexibiliteit, zodat de ontwikkeling op bedrijventerrein Eerbeek-Zuid niet stil komt te staan en de continuïteit op lange termijn niet in gevaar komt. Daarvoor is een noodzaak tot een verhoging van het maximaal toegestane bebouwingspercentage op de bedrijfskavels. Een verhoging van het bebouwingspercentage zorgt er voor dat de noodzaak voor aanleg van nieuw bedrijventerrein in Eerbeek en omgeving lager wordt.
Detailhandel
Het doel van het beleid is het behoud van een evenwichtige en toekomstbestendige detailhandelstructuur in Gelderland die bijdraagt aan de vitaliteit van steden en dorpen. De positie van de bestaande winkelgebieden staat centraal. Het vernieuwen en aanpassen van bestaande winkelgebieden aan een afnemende vraag naar winkels en nieuwe marktontwikkelingen heeft prioriteit. In artikel 2.3.3.1 is geregeld dat in een bestemmingsplan geen nieuwe locaties voor detailhandel mogelijk worden gemaakt die leiden tot een duurzame ontwrichting van de bestaande detailhandelstructuur. In dit bestemmingsplan wordt geen nieuwe detailhandel toegevoegd. Voor het Oranje Nassauplein wordt uitgegaan van een geleidelijke transformatie (meerdere jaren) van hoofdzakelijk winkels naar andere functies zoals woon- en/of zorgfuncties. Ook is er ruimte voor functies als consumentgerichte dienstverlening (kapper, reisbureau, stomerij). Een deel van de winkels verplaatst zich richting het centrumgebied, waaronder de Kerstenlocatie.
Tijdelijk verbod glastuinbouw
Voor de gehele kern Eerbeek geldt een tijdelijk verbod voor de nieuwvestiging, uitbreiding en hervestiging van glastuinbouw. Zolang geen bestemmingsplan wordt vastgesteld die nieuwvestiging, uitbreiding en hervestiging van glastuinbouw mogelijk maakt, is de nieuwvestiging, uitbreiding en hervestiging van glastuinbouw buiten de glastuinbouwontwikkelingsgebieden verboden.
Dit bestemmingsplan maakt de nieuwvestiging, uitbreiding en hervestiging van glastuinbouw niet mogelijk.
Intrekgebied
Het plangebied is voor een deel gelegen in een intrekgebied. Op basis van artikel 2.6.3.1 van de omgevingsverordening mogen binnen intrekgebieden geen bestemmingen opgenomen worden die de winning van fossiele energie; zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas, mogelijk maken.
De in dit bestemmingsplan opgenomen bestemmingen maken de winning van fossiele energie niet mogelijk.
Gelders natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone
Het Gelders natuurnetwerk en de Groene ontwikkelingszone liggen binnen het plangebied. In artikel 2.7.1.1 van de omgevingsverordening is bepaald dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden gelegen binnen het Gelders natuurnetwerk geen nieuwe functies mogelijk maakt, tenzij deze voldoet aan een aantal voorwaarden.
In artikel 2.7.2.1 van de omgevingsverordening is geregeld dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden gelegen binnen de Groene ontwikkelingszone geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk maakt die leiden tot een significante aantasting van de kernkwaliteiten van het betreffende gebied, tenzij deze voldoet aan een aantal voorwaarden.
Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe functies en/of nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk binnen de voor het Gelders natuurnetwerk of de Groene ontwikkelingszone aangewezen gronden.
Boringsvrije zone
Het plangebied is gelegen aan de rand van een boringsvrije zone.
De omgevingsverordening stelt regels voor omgevingsvergunningen voor inrichtingen gelegen in boringsvrije zones. De omgevingsverordening stelt geen eisen aan bestemmingsplannen gelegen binnen of grenzend aan boringsvrije zones.
Conclusie provinciaal beleid
Met dit bestemmingsplan worden ondermeer de ontwikkeling van het bedrijventerrein Eerbeek-Zuid en het centrumgebied van Eerbeek mogelijk gemaakt. Hiermee wordt nagestreefd het vestigingsklimaat in de regio Stedendriehoek te versterken.
De ontwikkelingen die mogelijk gemaakt worden in dit bestemmingsplan voldoen aan de ladder voor duurzame verstedelijking. De thema's wonen, detailhandel en industrie zijn relevant voor het bestemmingsplan. Er wordt geen glastuinbouw mogelijk gemaakt. Tevens is dit bestemmingsplan gelegen binnen een intrekgebied, het Gelders natuurnetwerk, de Groene ontwikkelingszone en een boringsvrije zone. Uit de beschrijving hierboven blijkt dat de provinciale belangen niet in het geding komen met dit bestemmingsplan.
Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met het provinciaal beleid.
Regionale Woonagenda
In de Gelderse Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening is voor het provinciale woonbeleid opgenomen dat de regiogemeenten in Gelderland als onderdeel van de regionale woonagenda komen tot afspraken over de kwantitatieve opgave voor woningbouwprogrammering. Hierbij hebben partijen gedeeld dat dit kader voor regiogemeenten zowel als basis dient voor programmatische afwegingen volgens de (Rijks)ladder voor duurzame verstedelijking, als het adaptief programmeren.
In de Regionale Woonagenda is de gezamenlijke algemene visie op het wonen in de Stedendriehoek vertaald en gefocust op vier agendapunten voor de komende jaren:
Ten tijde van de opstelling van de regionale woonagenda ontbrak op dat moment een actueel regionaal overzicht in vraag en aanbod en een strategie hoe tot afstemming te komen. Om deze reden is in de Woonagenda opgenomen dat gekomen dient te worden tot een regionale voorraadstrategie, vanuit inzichten in de totale woningmarkt van de bestaande woningvoorraad én nieuwbouwplanning. De woonagenda levert de voorraadstrategie zelf niet, maar bepaalt de contouren en zet de lijnen uit om tot resultaat te komen.
Kwalitatief Woonprogramma 3 (2010-2019)
De provinciale woningbouwcijfers zijn vastgelegd in het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (KWP3). In het KWP3 is de netto woningbehoefte per regio weergegeven voor de periode 2010-2019. Voor de regio Stedendriehoek, waar de gemeente Brummen deel van uit maakt, bedraagt de netto woningbehoefte 7.800 woningen. Het woonprogramma is in regionaal verband verder uitgewerkt naar lokale programma's. In de gemeente Brummen mogen van de oorspronkelijke 1.818 woningen nog 510 woningen worden gebouwd in de periode 2010-2019. Afgesproken is om deze cijfers tussentijds te herijken.
Regionaal afsprakenkader kwantitatieve woningbouwprogrammering Stedendriehoek 2015-2024
In het regionale afsprakenkader kwantitatieve woningbouwprogrammering Stedendriehoek , is op basis van recente prognoses, voor de regio Stedendriehoek een kader afgesproken van maximaal 7.090 toe te voegen woningen voor de periode 2015-2024. Deze aantallen zijn exclusief Deventer. Dit omdat Deventer afspraken maakt met de provincie Overijssel ten aanzien van het maximaal toe te voegen woningen.
In de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening is de wens uitgesproken om voor de regiogemeenten te komen tot een binnenregionale verdeling van het behoeftekader. Het afsprakenkader gaat uit van 560 netto toe te voegen woningen in de gemeente Brummen.
Regionale Structuurvisie de Voorlanden – regio Stedendriehoek
De raad van de gemeente Brummen heeft op 26 november 2009 de Regionale Structuurvisie De Voorlanden van de Stedendriehoek en de Aanvulling Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 voor het bundelingsgebied gewijzigd vastgesteld. Ook de raden van de andere gemeenten in de Stedendriehoek (Apeldoorn, Deventer, Epe, Lochem, Voorst en Zutphen) hebben deze visies vastgesteld.
Met de Regionale Structuurvisie De Voorlanden legt de regio Stedendriehoek de ruimtelijke visie voor het landelijk gebied voor de komende twintig jaar vast. Samen met de in 2007 vastgestelde Regionale Structuurvisie van het Bundelingsgebied ontstaat zo een samenhangend richtinggevend kader voor beleid en uitvoering.
Voor het versterken van het regionaal stedelijk netwerk Stedendriehoek is bundeling het leidende principe. Dit houdt in dat het regionale programma voor wonen, werken en voorzieningen zoveel mogelijk gebundeld moet worden gerealiseerd binnen het stedelijk netwerk.
De kern Eerbeek maakt onderdeel uit van De Voorlanden. Ook De Voorlanden kunnen worden opgevat als een netwerk, of beter, als een stelsel van overlappende netwerken van dorpen, buurtschappen en agrarische en toeristische ondernemingen. De Voorlanden liggen op het grensvlak van verschillende invloedssferen. Epe tussen Apeldoorn en Zwolle, Lochem als poort naar de Achterhoek en Brummen en Eerbeek als stapstenen naar de regio Arnhem-Nijmegen en De Liemers.
Eerbeek is aangewezen als 'dynamische kern'. Dynamische kernen zijn kernen waar bovenlokaal verzorgende voorzieningen aanwezig zijn, een stevig eigen bevolkingsdraagvlak aanwezig is en een autonome industrie. Veelal vormen deze kernen de schakel tussen grotere stedelijke netwerken.
In de structuurvisie wordt ook specifiek ingegaan op de centrumplannen voor de kern Eerbeek. Uitgegaan wordt van een voortvarende realisatie van deze plannen waarbij ruimte vrijkomt voor nieuwe economische activiteiten, de ontsluiting verbetert, het winkelbestand een kwaliteitsimpuls krijgt, er ruimte is voor nieuwe publieke voorzieningen en een woningbouwprogramma.
Conclusie regionaal beleid
Met dit bestemmingsplan wordt invulling gegeven aan de realisatie van woningen in de kern Eerbeek conform het regionaal woonprogramma. Tevens kunnen met dit bestemmingsplan nieuwe economische activiteiten ontplooid worden en kan het winkelbestand een kwaliteitsimpuls krijgen.
Dit bestemmingsplan maakt de uitvoering van het regionaal beleid mogelijk.
Perspectiefnota 2016-2019
De gemeente Brummen zet zich de komende jaren in op Eerbeek. In de Perspectiefnota is het 'Plan Eerbeek' aangewezen als een van de focusgebieden van de gemeente Brummen.
Toekomstvisie 2030 Innoveren met oude waarden (2013)
In de Toekomstvisie 2030 wordt ingezet op goede voorzieningen om de kern vitaal te houden. De papierindustrie krijgt de ruimte om zich te ontwikkelen. Er wordt ingezet op flexibel bouwen, een gevarieerder woningaanbod en meer levensloopbestendige woningen, waarbij er aandacht is voor vergrijzing en veranderingen in de zorg. Inbreiding gaat voor uitbreiding.
Ruimtelijke ontwikkelingsvisie Ligt op Groen (2006)
De gemeenteraad van Brummen heeft op 28 september 2006 de ruimtelijke ontwikkelingsvisie Ligt op groen vastgesteld. Het doel van de ruimtelijke ontwikkelingsvisie is sturing te geven aan de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente. De visie vormt het beleids- en toetsingskader voor ontwikkelingen op het gebied van natuur en landschap, water, toerisme en recreatie, sociaal maatschappelijke structuur, wonen, werken, voorzieningen en verkeer.
Centraal in de visie staan de groene kwaliteiten van de gemeente Brummen. Brummen is een prachtige landelijke gemeente met veel mooie plekken. Dit groene karakter is het vertrekpunt voor toekomstige ontwikkelingen. De gemeente kiest voor een strategie waarbij de bestaande groene kwaliteiten van de gemeente het referentiepunt zijn. Hierbij wordt zoveel mogelijk recht gedaan aan de bestaande verschillen in het landschap, maar ook aan de mogelijkheden voor ontwikkelingen in de gemeente.
De ruimtelijke ontwikkelingsvisie behelst een lange termijnvisie (Strategische visie tot 2030) en een korte termijnvisie (periode 2005 tot 2015). Samen vormen ze de ruimtelijke ontwikkelingsvisie Ligt op Groen.
In de ontwikkelingsvisie wordt het beleid voor herstructureringslocaties, inbreidingslocaties en uitbreidingslocaties beschreven. Op basis van deze locaties kan de gemeente in de woningbehoefte voor de komende jaren voorzien.
De Ruimtelijke ontwikkelingsvisie omvat een lange termijnvisie (Strategische visie tot 2030) en een korte termijnvisie (Ruimtelijke visie tot 2015, deze is echter nog steeds actueel).
Strategische visie 2030
De Strategische visie 2030 omvat de hoofdlijnen van het beleid voor de (middel)lange termijn. De gemeente kiest hierin voor een positie die zich ruimtelijk en functioneel onderscheid van de omliggende gemeenten. Zo ontstaat in regionaal verband diversiteit, complementariteit en identiteit. Om dit te bereiken wordt aangesloten op de onderscheidende kwaliteiten. Voor de gemeente Brummen is de groene kwaliteit het vertrekpunt; het is dé identiteitsdrager van de gemeente. De bestaande groene kwaliteiten worden behouden en nieuwe ontwikkelingen worden ingezet ter versterking van deze groene kwaliteiten. Voor het plangebied van het bestemmingsplan zijn de volgende strategische beleidsuitspraken essentieel:
Ruimtelijke visie Brummen 2005-2015
In de Ruimtelijke visie 2005-2015 worden de keuzes gedifferentieerd naar deelgebieden en uitgewerkt in projecten. Voor de toekomstige ontwikkeling van de kern Eerbeek worden de volgende hoofduitgangspunten gehanteerd:
Groenstructuur
Wat betreft de groenstructuur in Eerbeek wordt aangesloten bij het groenstructuurplan voor de kern Eerbeek.
Centrumontwikkeling
De gemeente zet in op een concentratie van detailhandel in het centrumgebied. Als uitwerking hiervan is onder andere de Structuurvisie centrumgebied Eerbeek opgesteld welke moet voorzien in een kwaliteitsimpuls in het centrumgebied van Eerbeek. Ook in de Ruimtelijke Economische Visie (REV) zijn ambities voor het centrum van Eerbeek opgenomen.
Bedrijvigheid
De gemeente streeft naar het handhaven van de bestaande bedrijvigheid. Dit is essentieel voor het behoud van de werkgelegenheid in de gemeente Brummen. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen bedrijven die verspreid in de woonomgeving liggen en bedrijven op een bedrijventerrein. Ten aanzien van de bedrijvigheid die verspreid voorkomt in de woonomgeving wordt opgemerkt dat er geen knelpunten zijn die om een actieve verplaatsingsstrategie vragen. Bestaande rechten worden gerespecteerd.
Het bedrijventerrein Eerbeek-Zuid kent een forse geluidzone die op gespannen voet staat met de woon- en leefkwaliteit in de kern Eerbeek. In de ruimtelijke visie wordt ervoor gekozen om het primaat bij de bedrijvigheid te leggen, binnen de bestaande milieuruimte. Maatregelen die de gebruiksmogelijkheden van de bedrijven beperken, worden niet genomen omdat de werkgelegenheid van groot belang is en de bedrijven van oudsher bij de gemeente horen. De bedrijven bepalen de identiteit en het karakter van Eerbeek. Wel wordt gekeken of flankerende maatregelen nodig zijn om de hinder voor omwonenden te verminderen.
Vrijkomende ruimte op het bedrijventerrein wordt in principe heringevuld met bedrijvigheid. Pas als herinvulling niet lukt, zijn combinaties met andere functies mogelijk. Hierbij wordt in eerste instantie gedacht aan een combinatie van werken en wonen, zodat de werkgelegenheid behouden blijft.
Inbreiding, maatwerk met oog voor kwaliteit
Binnen de kern Eerbeek liggen diverse inbreidingslocaties. Het belangrijkste uitgangspunt voor deze inbreidingslocaties is dat steeds gebouwd wordt met oog voor de kwaliteit van de plek. De kwaliteit van de plek kan verbeteren door de juiste woningen op de juiste plek te realiseren en te ontwikkelen met aandacht voor een goede groenstructuur. Nieuwe initiatieven worden steeds getoetst op het concept Ligt op Groen.
Structuurvisie centrumgebied Eerbeek
De Structuurvisie centrumgebied Eerbeek is op 26 november 2009 vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Brummen. De Structuurvisie centrumgebied Eerbeek is een integraal plan en beschrijft hoe het centrumgebied van Eerbeek vorm moet gaan krijgen. De voornaamste ambitie hierbij is een heldere hoofdstructuur van het centrumgebied waarbij sprake is van onderlinge samenhang en wederzijdse versterking zodat gekomen kan worden tot een goed functionerend en aantrekkelijk winkel-, woon- en verblijfsgebied.
In de structuurvisie wordt een vijftal deelgebieden onderscheiden, te weten:
Afbeelding 4.3 geeft de ligging van de diverse deelgebieden weer.
Afbeelding 4.3 Deelgebieden Structuurvisie centrumgebied Eerbeek (bron: gemeente Brummen)
Het centrum dient een visitekaartje voor Eerbeek te zijn waarin de hechte relatie en de dynamiek tussen het centrum en de aanwezige industrie herkenbaar is. Om dit te kunnen realiseren heeft de gemeente Brummen uitgangspunten en doelstellingen geformuleerd op het gebied van ruimtelijke structuur en kwaliteit, functionele structuur, en verkeer en parkeren.
Het voert te ver om alle uitgangspunten en doelstellingen uitgebreid toe te lichten. In het algemeen kunnen de volgende doelstellingen geformuleerd worden:
De structuurvisie dient de verschillende toekomstige ontwikkelingen van de kern Eerbeek optimaal te verwerken binnen de bestaande ruimtelijke en stedenbouwkundige situatie. Flexibiliteit in programma en uitvoering zijn daarbij belangrijke elementen. Door in te grijpen in de bestaande structuur is het functioneel ruimtegebruik optimaal benut en worden er nieuwe kwaliteiten toegevoegd aan het centrum van Eerbeek.
Ruimtelijke structuur
De bestaande lintstructuur is uitgangspunt geweest bij de ontwikkeling van het concept voor het nieuwe centrum. Verbindingen tussen de verschillende structuren vormen een web waarbij de knooppunten benut worden om rustpunten of verbijzonderingen te creëren. Door bestaande lijnen te benadrukken of te interpreteren worden nieuwe verbanden gelegd tussen het spoor, de beek, het lint en het plein.
De drie belangrijkste lijnen binnen de kern Eerbeek worden versterkt door de functionele eigenschappen te benadrukken en te verbijzonderen; het spoortraject als culturele route, de beek als recreatieve route en het lint van de Stuijvenburchstraat als winkelroute. Deze structuren worden niet alleen benoemd maar ruimtelijk ook zo vormgegeven dat er een versterking ontstaat van de daadwerkelijke beleving.
Functionele structuur
De winkelroute en het spoor vormen de kapstok waaraan de verscheidene functies zijn opgehangen. De winkelstructuur begint vanaf de kruising Loenenseweg - W. Einthovenstraat tot de kruising Stuijvenburchstraat - Wasacker met een 'belangrijke' concentratie aan de Stuijvenburchstraat.
Het plein vormt het hart van het centrum en de Stuijvenburchstraat wordt, tezamen met de Coldenhovenseweg, gezien als het kernwinkelgebied. Zowel de Stuijvenburchstraat als de Coldenhovenseweg zal een kwaliteitsverbetering ondergaan. Functies aan het plein zoals winkels en horeca vervullen uiteraard de belangrijkste voorwaarde voor een verblijf in het centrum.
Wonen als belangrijke functie binnen het centrumgebied krijgt de nodige aandacht en kwaliteit. Woningen in het centrumgebied concentreren zich boven de voorzieningen en zullen veelal bestaan uit appartementen die daarmee een aanvulling vormen op het bestaande woningbouwprogramma. Dorps wonen is geconcentreerd aan de oostzijde van het centrum en vormt een geleidelijke overgang naar de bestaande kleinschalige bebouwingsstructuur.
Verkeer en parkeren
Het verkeer speelt een prominente rol binnen het functioneren van het centrum van Eerbeek. Om in te spelen op toekomstige ontwikkelingen en om voldoende flexibiliteit binnen het plangebied te verwezenlijken, is gekozen voor een opzet waarbij het straatprofiel hoofdzakelijk is toegepast op tweerichtingsverkeer. Hiermee wordt zoveel mogelijk voorkomen dat onnodige verkeersbewegingen ontstaan en zwaar en doorgaand verkeer door woonwijken wordt geleid.
De hoofdverkeersroute wordt gevormd door de driehoek Stuijvenburchstraat, Loubergweg en een nieuwe ontsluiting langs het spoor. Op deze driehoek sluiten een aantal doorgaande verkeersstructuren aan richting de omliggende kernen en wijken. Het voetgangersgebied wordt vanaf alle kanten voorzien van parkeermogelijkheden die is afgestemd op de functionele behoefte ter plekke.
Een belangrijk discussiepunt is de verkeersdrukte op het Stuijvenburchplein. Door het parkeren enkelzijdig toe te passen en de weg een snelheidsverlagende inrichting te geven, wordt getracht de oversteek naar de winkels aan de noordzijde te verbeteren.
Ruimtelijke Economische Visie Centrum Eerbeek (2016)
De Ruimtelijke Economische Visie geeft een visie op het centrumgebied van Eerbeek. De kern van de visie is dat Eerbeek haar bijzondere verzorgingsfunctie moet zien uit te bouwen voor de eigen bewoners, voor bewoners in de omliggende regio en voor toeristen en recreanten. Deze ambitie vertaalt zich ruimtelijk in een compact kernwinkelgebied binnen een afgebakend centrum, waarbij behalve voor een geclusterd winkelaanbod plaats is voor meer kwalitatief sterke daghoreca te midden van een prettig verblijfsklimaat.
Het centrum van Eerbeek bestaat uit het kernwinkelgebied met aan de west- en oostzijde een duidelijk herkenbaar bronpunt. Het centrum heeft daarmee de vorm van een haltermodel met aan de beide uiteinden de boodschappenfunctie. Ertussen ligt het gebied voor recreatief winkelen. Om het kernwinkelgebied heen bevindt zich een aantal aanloopgebieden. Hiertoe hoort ook het Oranje Nassauplein. In afbeelding 4.4 is de ruimtelijk economische structuur van het centrum van Eerbeek weergegeven.
Afbeelding 4.4 Ruimtelijk economische structuur centrum Eerbeek
De (uitbreidings)mogelijkheden in Eerbeek zijn beperkt. Voor de dagelijkse sector, voor de branche mode en voor de branche doe-het-zelf zijn berekeningen gemaakt. Er is nauwelijks ruimte voor groei van de dagelijkse sector en de modesector. De grootste uitbreidingsmogelijkheden zijn er voor de doe-het-zelf branche.
Herontwikkeling moet daarom zoveel mogelijk plaatsvinden door bestaande winkelbedrijven te vergroten en (eventueel op een andere locatie) beter te accommoderen. In het kernwinkelgebied moet gestreefd worden naar functionele clustering van winkels en naar zoveel mogelijk dubbelzijdige bewinkeling. Er liggen kansen in het kernwinkelgebied voor verplaatsing van winkels en aanvullende consumentgerichte bedrijvigheid. Het gaat hierbij over de Kerstenlocatie en de locatie oostelijk van het autobedrijf aan de Loenenseweg nabij de spoorlijn.
Het parkeren en de verkeersafhandeling zijn belangrijke issues in het centrumgebied van Eerbeek, met name tijdens piektijden in het zomerseizoen. Mogelijke oplossingen zijn te vinden in:
Het Oranje Nassauplein dient op termijn getransformeerd te worden van een winkelfunctie naar een plein met vooral een woon(-zorg)functie. Consumentgerichte dienstverlening kan hier blijven evenals een supermarkt.
Woonvisie 2016-2025
De gemeenteraad heeft op 26 mei 2016 de Woonvisie 2016-2025 vastgesteld. Hierin zijn de ambities voor het wonen in de gemeente tot en met 2025 beschreven. De woonvisie is tot stand gekomen in samenwerking met de woningcorporaties, inwoners en de gemeente Brummen. Bij de totstandkoming van deze woonvisie is een aantal ontwikkelingen van invloed geweest. Zo is er sinds 2015 een nieuwe Woningwet, die gevolgen heeft voor de werkverhouding tussen de gemeente en de woningcorporaties. Maar ook andere factoren spelen een rol zoals de ontwikkelingen in de zorg, waarbij ouderen die behoefte hebben aan (intensieve) verzorging of verpleging steeds vaker zelfstandig blijven wonen. Met de Woonvisie wordt beoogd een koers te bepalen die de houding en inzet van het gemeentebestuur in het kader van de gemeentelijke rol op de woningmarkt van Brummen weergeeft voor de langere termijn. Concrete acties op het gebied van wonen zijn verder uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma. Daarnaast is er een afwegingskader woningbouw opgesteld waaraan nieuwe woningbouwinitiatieven getoetst worden.
Afwegingskader woningbouw
Belangrijk uitgangspunt voor de gemeente is dat iedereen die in Brummen woont of wil wonen een passende woning kan vinden. Om de toenemende vergrijzing het hoofd te bieden wordt daarom mede ingezet op voldoende woningen voor ouderen. Maar ook starters en jonge gezinnen worden niet vergeten. In de Woonvisie is beschreven dat Brummen in 2025 een aantrekkelijk woonmilieu moet bieden voor bewoners van alle leeftijden. De gemeente wil daarbij inspelen op de kansen en behoeften die zich voordoen op de lokale woningmarkt. Om dat op een wijze te doen die zowel kwantitatief als kwalitatief goed onderbouwd is, is een helder kader onmisbaar. Daarbij is het belangrijk zowel beleid als markt te betrekken bij de afwegingen voor woningbouwprogrammering. 'Wat zijn de juiste plannen?', dat is de centrale vraag waar het afwegingskader antwoord op geeft. Op basis van dit afwegingskader, wordt al dan niet meegewerkt aan plannen die het beste bijdragen aan de ambities.
In het afwegingskader wordt de prioriteit gelegd bij de grote kernen Eerbeek en Brummen. Partijen worden op deze wijze uitgenodigd om plannen, passend binnen het afwegingskader, in te dienen. De focus ligt op inbreiding voor uitbreiding, transformaties, herstructurering of een bijdrage aan de leefbaarheid in de kleine kernen. Er dient gebouwd te worden voor een aangetoonde behoefte en op locatieniveau wordt verder getoetst of het plan voorziet in een maatschappelijke meerwaarde zoals cultuurhistorie, leefbaarheid, beeldbepalende plek of duurzaamheid.
Op deze wijze wordt gestuurd op kwaliteit en aanwezige vraag. De ingezette lijn om niet alle binnenstedelijke onbebouwde locaties te bebouwen wordt doorgezet. Medewerking wordt verleend mits dit leidt tot een logische afronding c.q. vervolmaking van een stedenbouwkundige structuur (ruimtelijke kansen). Er dient immers sprake te zijn van een maatschappelijke meerwaarde op de locatie.
Doorwerking plangebied
In het woonprogramma is rekening gehouden met het toevoegen van 175 woningen in het centrum van Eerbeek en 180 woningen in de rest van het dorp Eerbeek. Hierbij is rekening gehouden met de ontwikkeling van woningen op het Burgersterrein. Met dit bestemmingsplan wordt voor het Burgersterrein echter nog geen ontwikkeling voorzien. Hierdoor zullen er in het centrum per saldo geen 175 woningen worden toegevoegd, maar maximaal 98 woningen. De woningen die niet gebouwd worden op het Burgersterrein mogen gebouwd worden op Lombok, gelegen aan de noordrand van Eerbeek.
In het bestemmingsplan is rekening gehouden met het per saldo toevoegen van maximaal 98 woningen, die als volgt zijn verdeeld:
Tabel 4.1 Verdeling toe te voegen woningen
Planlocatie | Aantal woningen | |
1. | Kerstenlocatie | 12 appartementen |
2. | Hoek Illinckstraat | 11 appartementen |
3. | Locatie Loenenseweg (2/2A) | 20 appartementen |
4. | Oranje Nassauplein | 10 appartementen/zorgwoningen |
5. | Verspreid in centrum | 5 woningen |
6. | Vrijgekomen schoollocaties | 52 totaal (rijwoningen en/of twee-onder-één-kapwoningen) |
7. | Eerbeekse Enk | -12 woningen per saldo (18 sloop en 6 nieuwbouw) |
Totaal | 98 woningen |
Sinds het verschijnen van de woningbehoefteonderzoeken van gemeente en provincie zijn reeds 7 woningen van de berekende woningbehoefte gerealiseerd. Deze woningen maken geen onderdeel uit van bovengenoemd totaal van 98 woningen.
De toevoegingen van woningen is passend binnen de uitgangspunten opgenomen in het afwegingskader woningbouw en opgenomen in het gemeentelijke woningbouwprogramma.
Groenstructuurplan Eerbeek, meer dan een beek (2003)
Het gemeentebestuur van Brummen wil de kenmerkende groenstructuren graag in stand houden. Het Groenstructuurplan heeft als doel deze waardevolle groenstructuren voor Eerbeek te beschermen en geeft richting aan een effectief en efficiënt beheer dat rekening houdt met de verschillende kwaliteiten die gewenst zijn. Sinds 1989 is Eerbeek gegroeid en hebben ontwikkelingen op aandachtsvelden als milieu, veiligheid, gebruik, verkeer en recreatie niet stil gestaan. In het Groenstructuurplan wordt met deze aspecten rekening gehouden.
Om het openbaar groen van Eerbeek op het gewenste niveau te krijgen en te houden wordt een driesporenbeleid beschreven: versterken groenstructuur, verbeteren beeldkwaliteit en het ondersteunend beleid.
De groenstructuur wordt beschermd door deze over te nemen in het bestemmingsplan. Er wordt hierbij onderscheid gemaakt tussen structureel groen en niet-structureel groen. Het structureel groen is voornamelijk een afgeleide van de stedenbouwkundige structuur en is van belang voor alle inwoners van Eerbeek. Het niet-structureel groen is vooral het openbare groen in de woonstraten. Voor het niet-structureel groen zijn inrichtings -en beheeruitwerkingen opgenomen in het Groenstructuurplan.
Om het karakter van de verschillende onderdelen van Eerbeek beter tot hun recht te laten komen worden verschillende onderhoudsniveaus benoemt. Zo zou het groen in het dorpscentrum en deels de hoofdontsluitingswegen intensiever kunnen worden onderhouden en het groen in de dorpsranden extensiever. Voor het groen in de woonwijken wordt een basisniveau gehanteerd. Dit basisniveau is voor een groot deel gelijk aan het huidige onderhoudsregime van geheel Eerbeek. Slechts op enkele punten wordt nu extensief beheerd.
Dit beleid beschrijft de uitgangspunten en de randvoorwaarden voor het ecologische groen, boombeheer, bosbeheer, uitgifte en zelfbeheer, het speelbeleid, milieuvriendelijk beheer en het voorkomen van overlast veroorzaakt door hondenuitwerpselen.
Cultuurhistorische onderlegger
De cultuurhistorische onderlegger is gericht op het inventariseren van aanwezige cultuurhistorische
elementen en ruimtelijke structuurdragers in Eerbeek. Dit heeft zowel betrekking op gebouwde
objecten als op een heel gebied met stedenbouwkundige en/of landschappelijke elementen. Deze
elementen bieden aanknopingspunten voor ontwikkeling en geven een basis om de ambitie ten aanzien
van de cultuurhistorische kwaliteiten te formuleren.
In Eerbeek is een aantal cultuurhistorisch waardevolle lijnelementen gelegen. Binnen het plangebied betreft het de Eerbeekse Beek, de hanzewegen Harderwijkerweg en Coldenhovenseweg, de enken/lintenstructuur en de spoorlijn Dieren- Aeldoorn, zie ook afbeelding 4.5. Een belangrijk onderdeel in het plangebied is de Eerbeekse Beek en de zone daaromheen. De historische context van de papierindustrie/ de herkomst van Eerbeek moet meer zichtbaar worden en de identiteit van het centrumgebied worden vergroot. Dit zorgt ook voor een verbetering op recreatief/toeristisch vlak.
Afbeelding 4.5 Kaart Cultuurhistorische onderlegger
In dit bestemmingsplan wordt met de aanbevelingen uit de cultuurhistorische onderlegger rekening gehouden. Zo wordt de historische context van de papierindustrie/de herkomst van Eerbeek meer zichtbaar en wordt de identiteit van het centrumgebied vergroot. Dit zorgt ook voor een verbetering op recreatief/toeristisch vlak. Zie ook paragraaf 2.2.4 voor de specifieke elementen in dit bestemmingsplan. Aanbevelingen uit de cultuurhistorische onderlegger, bijvoorbeeld op het gebied van marketing, worden in het bredere programma van Ruimte voor Eerbeek opgepakt.
Programma Ruimte voor Eerbeek
De gemeente geeft in haar Toekomstvisie 2030 aan dat de gevestigde (papier)industrie tot in de verre toekomst voor Eerbeek behouden moet blijven. Daarnaast schets de toekomstvise ambities op het gebied van woningbouw, scholenbouw, centrumontwikkeling, leefbaarheid en duurzaamheid in Eerbeek. In het programma Ruimte voor Eerbeek (2015) geeft de gemeente aan hoe zij deze ontwikkelingen (procesmatig) in samenhang en in goede banen wil leiden. In het programma is de volgende ambitie neergezet: 'De industrie waar mogelijk in haar ontwikkeling faciliteren, zodat deze voor Eerbeek behouden blijft. En tegelijk het vitale dorp meer ontwikkelen als een toeristische factor van betekenis, met een prettig woon- en leefklimaat'.
In het programma bestaan en ontstaan verschillende subprogramma's met bijbehorende projecten (het programma is dynamisch) om de doelen en de uiteindelijke ambitie te behalen. Het bestemmingsplan draagt bij aan de doelen uit het Programma (zie ook hoofdstuk 2).
Nota Ruimtelijke Kwaliteit Brummen
Vanuit het belang van een aantrekkelijke gebouwde omgeving heeft de gemeente Brummen haar welstandsbeleid vastgelegd in een Nota Ruimtelijke Kwaliteit Brummen (2013). Met deze nota kan de gemeente regie voeren op de kwaliteit van de omgeving. De nota stelt spelregels om rechtszekerheid en voorspelbaarheid te bieden, maar dit is geen dictaat. Door ruimte voor dialoog en het afwijken van de spelregels is er ook ruimte voor betere alternatieven.
De Nota Ruimtelijke Kwaliteit maakt onderscheid in welstandsgebieden (zie afbeelding 4.6) en bijzondere thema's, met daaraan gekoppeld afzonderlijke toetsingscriteria. Hoe meer ruimtelijke kwaliteit een gebied kent, hoe gedetailleerder de welstandstoets is. Bij de keuze om meer of minder gedetailleerd te toetsen wordt rekening gehouden met de volgende aspecten:
Afbeelding 4.6 Welstandsgebieden kern Eerbeek Nota Ruimtelijke Kwaliteit Brummen
Naast toetsingscriteria voor de verschillende welstandsgebieden, gelden er ook algemeen geldende kwaliteitsprincipes.
Integraal Huisvestingsplan Onderwijshuisvesting
In januari 2007 heeft de gemeenteraad van Brummen het Masterplan Onderwijshuisvesting vastgesteld. Hierin heeft de gemeenteraad het kader meegegeven om het aantal locaties van basisscholen in de gemeente terug te brengen van 14 naar 10.
Vervolgens is een Integraal Onderwijshuisvestingsplan (IHP) vastgesteld in maart 2008. Hierin zijn de globale contouren van het Masterplan meer in detail uitgewerkt. Clustering van basisscholen biedt:
Het IHP gaat uit van het bepalen van een gedetailleerder programma op basis van de meest actuele telgegevens qua leerlingen op het moment van uitvoering van het IHP.
Zonebeheerplan geluid industrieterrein Eerbeek-Zuid
In 2007 is het zonebeheerplan geluid voor industrieterrein Eerbeek-Zuid vastgesteld als onderdeel van het geluidbeleid. In dit plan geeft de gemeente haar visie op (de omgang met) geluid op industrieterrein Eerbeek-Zuid. Het plan heeft geleid tot een nieuwe 50- en 55-dB(A)-geluidcontour. Beide contouren lagen - op de omgeving van het Soerense Zand na - binnen de vigerende zonegrens respectievelijk 55-dB(A)-contour uit 1986. Om ontwikkelingen voldoende geluidruimte te bieden is in het zonebeheerplan een nieuwe zonegrens (en 55-dB(A)contour) voorgesteld. Het doel daarvan was zowel industriële bedrijvigheid als woningbouw ruimte te bieden. Het zonebeheerplan 2007 is deels verankerd in enkele bestemmingsplannen en heeft daarmee deels een formele status gekregen. Dit plan voorziet in een geheel nieuwe geluidzone, waarbij het zonebeheerplan 2007 geen rol van betekenis heeft gespeeld.
Parkeernota
Het gemeentelijke parkeerbeleid is vastgelegd in de Parkeernota 2007. Het parkeerbeleid wordt in zijn algemeenheid gezien als een onderdeel van het gehele instrumentarium dat ingezet kan worden om overlast door geparkeerde auto's tegen te gaan en daarmee de leefbaarheid te bevorderen.
In de parkeernota de volgende uitgangspunten opgenomen ten aanzien van het bevorderen van de ruimtelijke kwaliteit:
De CROW-parkeerkencijfers hebben als basis gediend voor het berekenen van het aantal parkeerplaatsen zoals opgenomen in de parkeernota.
Beleidsregel Bed & Breakfast
Bij raadsbesluit van 20 mei 2010 is de gemeentelijke beleidsregel Bed & Breakfastvoorzieningen vastgesteld. Op grond van deze beleidsregel is het mogelijk een Bed & Breakfastvoorziening aan te bieden vanuit een (agrarische) woning, mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden, te weten:
Beleidsregel mantelzorg
Het gemeentelijk beleid omtrent mantelzorgwoningen is verwoord in de Beleidsregeling Mantelzorgwoning 2014, zoals dat op 22 januari 2015 is vastgesteld, en opgenomen is in het Paraplubestemmingsplan Mantelzorgwoning dat op 15 oktober 2015 door de gemeenteraad is vastgesteld. Hierin staan verschillende randvoorwaarden waaraan een aanvraag om afhankelijke woonruimte voor mantelzorg moet voldoen:
De planologisch-juridische regeling waarin het gemeentelijk beleid omtrent mantelzorg is vervat is opgenomen in dit bestemmingsplan.
Koersdocument duurzame energie 2015-2018
Met het koersdocument duurzame energie 2015-2018 wordt invulling gegeven aan de benodigde stappen om de ambities uit de Toekomstvisie 2030 te bereiken. Ook wordt hetgeen dat in het Bestuursprogramma 2015-2018 is vastgesteld omtrent de visie en rol op gebied van duurzame en lokale energiewinning verder uitgewerkt in het koersdocument. Het is de ambitie om in 2030 energieneutraal te zijn. Vanwege het brede takenpakket van de gemeente, de bijbehorende financiële middelen en de verschillende wijzen waarop de taken uitgevoerd werden, is besloten dat een strategische heroriëntatie van taken en rollen noodzakelijk is. De gemeenteraad heeft besloten focus aan te brengen in de taakvelden, waarbij het thema duurzame energie geen focusgebied is. De gemeente zelf houdt voeling, haakt aan bij bestaande en nieuwe netwerken en komt lopende afspraken na. Er worden vanuit de gemeente geen nieuwe netwerken opgezet. Nieuwe initiatieven voor lokale duurzame energiewinning worden gefaciliteerd, maar slechts op kosten van de initiatiefnemer. Er is geen actieve taak op het gebied van advisering en voorlichting.
Aan de hand van een concept Koersdocument Duurzame Energie is de gemeente Brummen in gesprek gegaan met verschillende stakeholders, die actief zijn op het gebied van duurzame energie. Aan de hand van de ontvangen input uit de gesprekken en het Symposium Duurzame Energie zijn per stakeholder/actor één of meerdere agendapunten geformuleerd. Deze agendapunten hebben betrekking op activiteiten en/of projecten, die de komende periode worden geïnitieerd, opgepakt of verricht door de betreffende stakeholder/actor, al dan niet in samenwerking met andere actoren.
Dit bestemmingsplan maakt de ambities ten aanzien van duurzame energie niet onmogelijk.
Conclusie gemeentelijk beleid
Met dit bestemmingsplan wordt invulling gegeven aan het gemeentelijk beleid voor de middellange termijn voor wat betreft de kern Eerbeek, met dien verstande dat met de volledige herziening van de geluidzone aan het zonebeheerplan 2007 geen betekenis meer toekomt.
Beleid
Besluit ruimtelijke ordening
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen heeft het Rijk een 'ladder' voor duurzame verstedelijking in het leven geroepen (gebaseerd op de 'SER-ladder'). Deze ladder is als motiveringseis voor stedelijke ontwikkelingen, opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met het doorlopen van de 3 treden van de ladder wordt stilgestaan bij het nut en de noodzaak van het nieuwe project en het eventuele ruimtebeslag dat daarmee gepaard gaat. De treden zijn als volgt.
Afbeelding 5.1 Ladder voor duurzame verstedelijking (bron: Ministerie van Infrastructuur en Milieu)
De stappen van de ladder voor duurzame verstedelijking worden in het Bro als volgt omschreven:
De definitie voor een stedelijke ontwikkeling (artikel 1.1.1, lid 1, Bro) luidt als volgt: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
De definitie van bestaand stedelijk gebied (artikel 1.1.1., lid 1, Bro) luidt als volgt: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.
Omgevingsverordening Gelderland
De provincie Gelderland hanteert een variant van de Rijksladder voor duurzame verstedelijking; de Gelderse aanpak. Deze is als volgt:
Trede 1:
Trede 2:
Trede 3:
De ambitie is om bij de toepassing van de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik expliciet aandacht te schenken aan de borging van ruimtelijke kwaliteit of kwaliteit van de leefomgeving. Daarbij is het al goed om de ladder zelf als een kwaliteitsinstrument aan te merken, gericht op behoefte en locatie. Bijvoorbeeld bij ruimtelijke initiatieven in stedelijk en in het landelijk gebied en in overgangsgebieden als de stads- en dorpsrandzones. Het is van belang dat er een goede match ontstaat tussen de kwaliteiten van het ruimtelijk initiatief en de kwaliteiten van de locatie en het omliggende gebied. De uitdaging waar de provincie en partners gezamenlijk voor staan is om kwaliteit - indien mogelijk en gewenst - toe te voegen, beleefbaar te maken en te houden. Algemene stelregel is: streef naar een goed evenwicht tussen ontwikkelingsruimte en de kwaliteitsprestatie c.q. investering in kwaliteit van de leefomgeving.
Toetsing
Ten behoeve van de ladder voor duurzame verstedelijking is een drietal onderzoeken uitgevoerd naar de nut en de noodzaak en de behoefte aan het logistiek centrum (bijlage 6) en het toevoegen van woningen (bijlage 5 en bijlage 20).
Bedrijfsontwikkelingen
Het nut en de noodzaak voor de bedrijfsontwikkelingen is in subparagraaf 2.2.1 inhoudelijk toegelicht. In het navolgende wordt het nut en de noodzaak ook kort aangegeven op basis van de Ladder voor duurzame verstedelijking. De ladder wordt doorlopen voor de bedrijfsontwikkelingen waarvoor een hoger bebouwingspercentage benodigd is dan nu planologisch mogelijk is.
De invulling van de ladder is als volgt:
Trede 1: Behoefte
Behoefte: Gezien de nagenoeg volledige benutting van de bouwmogelijkheden op de bestaande bedrijfskavels en de wensen van gevestigde bedrijven is er behoefte aan ontwikkelruimte zoals hiervoor beschreven: een hoger bebouwingspercentage. Deze behoefte bestaat volledig uit de wensen van de al gevestigde bedrijven op Eerbeek-Zuid. De ruimte is nodig om bedrijfscontinuïteit van de bestaande bedrijven te borgen. De bestaande bedrijven in Eerbeek kunnen de aanvullende ruimte zelf vullen, er hoeven geen bedrijven van buiten Eerbeek aangetrokken te worden.
Trede 2: Mogelijkheden bestaand stedelijk gebied
De ontwikkeling vindt volledig plaats in 'bestaand stedelijk gebied' zoals bedoeld in Art 1.1.1., lid 1 Besluit ruimtelijke ordening. Er gaat geen buitengebied verloren.
Trede 3: Bereikbaarheid
Omdat er sprake is van een bestaande regionale behoefte en omdat de gehele behoefte binnen bestaand stedelijk gebied opgelost wordt, wordt voldaan aan de ladder voor duurzame verstedelijking en hoeft derhalve stap 3 niet meer doorlopen te worden.
Woningbouw
Het nut en de noodzaak voor woningbouw in Eerbeek is onderbouwd aan de hand van de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Trede 1: Behoefte
In de eerste trede wordt beoordeeld of nieuwe woningbouw in Eerbeek voorziet in een 'regionale behoefte'. Het gaat daarbij zowel om omvang (kwantiteit) als om kwaliteit.
Zowel de provincie Gelderland als de gemeente Brummen heeft door ABF een woningbehoefte onderzoek laten uitvoeren om de woningbehoefte in beeld te krijgen tot 2025. Dit om grip te krijgen op de woningmarkt. De provincie heeft onderzoek laten uitvoeren voor de regio Stedendriehoek en de gemeente Brummen specifiek voor Brummen, waarbij zij ABF verzocht hebben om een verdiepend onderzoek om ook een kwalitatieve behoefte aan te tonen. Omdat de onderzoeken op verschillende momenten uitgevoerd zijn en er verschillende elementen van invloed zijn op de uitkomsten (zoals economische ontwikkelingen) zit er een gering verschil in de uitkomsten. Dit is echter marginaal en voor een periode van 10 jaar. In de onderbouwing is geput uit zowel het regionale als het lokale onderzoek.
Kwantitatieve behoefte
Vanuit demografische ontwikkelingen kan geconcludeerd worden dat de gemeente Brummen nog een woningbehoefte kent van ongeveer 460 tot 490 woningen tot 2025.
Regionaal afsprakenkader:
In de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening is de wens uitgesproken om voor de regiogemeenten te komen tot een regionale verdeling binnen het behoeftekader. In dit afsprakenkader is voor de regio Stedendriehoek een kader afgesproken van maximaal 7.090 toe te voegen woningen voor de periode 2015-2024. Deze aantallen zijn exclusief Deventer. Dit omdat Deventer afspraken maakt met de provincie Overijssel ten aanzien van het maximaal toe te voegen woningen. Tevens is in de prognoses en het woningbehoefteonderzoek geen rekening gehouden met de verhoogde toestroom van vluchtelingen en de hieruit voortvloeiende verhoogde taakstelling tot het huisvesten van nieuwkomers.
Deze kwantitatieve woningbouwprogrammering (op basis van netto toe te voegen woningen), geeft gemeenten de ruimte om op basis van deze aantallen een programma (al dan niet gefaseerd) op te stellen met woningbouwprojecten voor de komende jaren. Omdat een prognose geen vaststaand gegeven is en van invloeden afhankelijk is, wordt gewerkt met een foutmarge van 5% (hoger of lager). Binnen de regio Stedendriehoek ziet de verdeling (exclusief Deventer) er als volgt uit:
Tabel 5.1 verdeling woningbouwprogrammering regio Stedendriehoek (exclusief Deventer)
Apeldoorn | 3.500 |
Brummen | 560 |
Epe | 820 |
Lochem | 860 |
Voorst | 800 |
Zutphen | 1.100 |
Totaal | 7.640 |
Kwalitatieve behoefte
Om vanuit de kwantitatieve behoefte een vertaling te maken naar de kwalitatieve behoefte op locatieniveau heeft ABF gebruik gemaakt van het Socrates model. Deze gaat onder andere uit van woonmilieutypologieën. Woonmilieus worden onderscheiden op basis van de mate van stedelijkheid, waarbij dichtheid en bereikbaarheid belangrijke elementen zijn. Naast de woningtypologieën speelt voor de simulatie van de woningmarkt het nieuwbouwprogramma en de huidige verdeling van de woningvoorraad een rol.
Gemeente Brummen:
Tabel 5.2 Huidige verdeling van de woningvoorraad naar kenmerken 2015
2015 | ||||||
Huur | Koop | |||||
Eengezins | Meergezins | Eengezins | Meergezins | Totaal | ||
Gemeente Brummen | 3.140 | 690 | 5.120 | 310 | 9.260 | |
Eerbeek | Centrum | 1.030 | 210 | 1.290 | 90 | 2.610 |
Dorp | 390 | 80 | 920 | 60 | 1.450 | |
Landelijke gebieden | 80 | 20 | 230 | 20 | 340 | |
Brummen | Centrum | 370 | 90 | 610 | 40 | 1.110 |
Dorp | 990 | 250 | 970 | 50 | 2.260 | |
Landelijke gebieden | 90 | 20 | 350 | 20 | 490 | |
Overige wijken | Landelijke gebieden | 190 | 20 | 750 | 40 | 1.000 |
In de gemeente Brummen zijn volgens het Socrates model twee woonmilieus aanwezig. In onderstaand tabel is een overzicht weergegeven welke buurten volgens het model tot welke woonmilieus gerekend worden.
Tabel 5.3 Te onderscheiden buurten gemeente Brummen
Wijk | Woonmilieu | Bestaat uit de buurten |
Wijk 03 Brummen | Centrum Dorps | Brummen Centrum, Brummense Enk West, Brummense Enk Oost, De Pothof, Koppelenburg, Rhienderen Kern, Rhienderense Enk |
Landelijk Bereikbaar | Verspreide huizen Brummen, Rhienderen Noord, Hazenberg, Verspreide huizen Rhienderen, Rhienderense Broek, Oeken Kern, Verspreide huizen Oeken, Wapsum, Voorstonden, Cortenoever | |
Wijk 06 Eerbeek | Centrum Dorps | Eerbeek Centrum, Lombok, Noorder Enk, Werfakker, Veldkant, Eerbeekse Enk, Eerbeek-Zuid, Het Hungeling, Wilhelminapark |
Landelijk Bereikbaar | Verspreide huizen Eerbeek, Coldenhove | |
Overige wijken | Landelijk Bereikbaar | Alle buurten in de wijken: Empe, Tonden, Leuvenheim, Hall |
Omdat de gemeente Brummen deze kwalitatieve invulling van de woningen te summier vond, omdat dit te weinig input leverde op locatieniveau, is er in de gemeente Brummen onderscheid gemaakt naar zeven werkgebieden. Een andere reden hiervoor is dat de gemeente Brummen zelf ook werkt met meer werkgebieden in de woningbouwprogrammering. ABF heeft de wijken Brummen en Eerbeek specifiek uitgelicht. Voor het doorrekenen van de kwalitatieve woningbehoefte is de woonmilieutypologie van ABF vertaald naar de onderstaande indeling:
Tabel 5.4 Werkgebieden 'woonmilieus' gemeente Brummen
Wijk | Gebied | Bestaat uit de buurten |
Eerbeek | Centrum | Eerbeek Centrum, Noorder Enk, Eerbeekse Enk, Eerbeek-Zuid |
Dorp | Het Hungeling, Wilhelminapark, Lombok, Werfakker, Veldkant | |
Landelijke gebieden | Verspreide huizen Eerbeek, Coldenhove | |
Brummen | Centrum | Brummen Centrum, Rhienderen Kern, Rhienderense Enk |
Dorp | Brummense Enk West, Brummense Enk Oost, De Pothof, Koppelenburg, Elzenbos | |
Landelijke gebieden | Verspreide huizen Brummen, Rhienderen Noord, Hazenberg, Verspreide huizen Rhienderen, Rhienderense Broek, Oeken Kern, Verspreide huizen Oeken, Wapsum, Voorstonden, Cortenoever | |
Overige wijken | Landelijke gebieden | Alle buurten in de wijken: Empe, Tonden, Leuvenheim, Hall |
Tabel 5.5 Nieuwbouwprogramma (exclusief verwachte sloop van ongeveer 90 woningen) gemeente Brummen
Gemeentelijk nieuwbouwprogramma | ||
Eerbeek | Centrum | 175 |
Eerbeek | Dorp | 180 |
Eerbeek | Landelijke gebieden | 0 |
Brummen | Centrum | 40 |
Brummen | Dorp | 120 |
Brummen | Landelijke gebieden | 10 |
Overige wijken | Landelijke gebieden | 25 |
Gemeente Brummen | 550 |
Woningmarktsimulatie:
Vanuit deze aanwezige basisgegevens is er een mogelijke kwalitatieve invulling van de uitbreiding van de woningvoorraad gegeven op werkgebiedsniveau. Bij het rekenmodel wordt de markt gesimuleerd. Externe factoren zoals milieuhygiënische aspecten worden hier in niet meegenomen.
Tabel 5.6 Mogelijk nieuwbouwprogramma per werkgebied
Totaal | Eerbeek | Brummen | Overige wijken | |||||
Centrum | Dorp |
Lande- lijke gebieden |
Centrum | Dorp |
Lande- lijke gebieden |
Lande- lijke gebieden |
||
Totaal | 550 | 175 | 180 | 0 | 40 | 120 | 10 | 25 |
Huur-eengezins | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Huur-meergezins | 285 | 90 | 90 | 0 | 20 | 70 | 5 | 10 |
Koop-eengezins | 285 | 75 | 80 | 0 | 20 | 45 | 5 | 10 |
Koop-meergezins | 30 | 10 | 10 | 0 | 0 | 5 | 0 | 0 |
Nadere detaillering | ||||||||
Huur tot 450 | 85 | 25 | 25 | 0 | 5 | 20 | 0 | 5 |
Huur 460 - 652 | 55 | 20 | 25 | 0 | 5 | 5 | 0 | 5 |
Huur > 652 | 140 | 40 | 40 | 0 | 10 | 40 | 5 | 0 |
Koop tot 200.000 | 25 | 20 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Koop 200.000 - 320.000 | 125 | 40 | 50 | 0 | 10 | 15 | 0 | 10 |
Koop vanaf 320.000 | 115 | 35 | 35 | 0 | 10 | 35 | 0 | 0 |
Als de kern Eerbeek eruit gelicht wordt, dan geeft dit het volgende beeld:
Tabel 5.7 verdeling nieuwbouwprogramma Eerbeek 2015 - 2025
Eerbeek | ||||
Totaal | Centrum | Dorp | Landelijke gebieden | |
Totaal | 355 | 175 | 180 | 0 |
Huur-eengezins | 0 | 0 | 0 | 0 |
Huur-meergezins | 180 | 90 | 90 | 0 |
Koop-eengezins | 155 | 75 | 80 | 0 |
Koop-meergezins | 20 | 10 | 10 | 0 |
Nadere detaillering | ||||
Huur tot 450 | 50 | 25 | 25 | 0 |
Huur 460 - 652 | 45 | 20 | 25 | 0 |
Huur > 652 | 80 | 40 | 40 | 0 |
Koop tot 200.000 | 20 | 20 | 0 | 0 |
Koop 200.000 - 320.000 | 90 | 40 | 50 | 0 |
Koop vanaf 320.000 | 70 | 35 | 35 | 0 |
Voor een uitgebreide beschrijving en onderbouwing van de behoefte wordt verwezen naar de studies in bijlage 5 en bijlage 20.
Trede 2: Mogelijkheden bestaand stedelijk gebied
In stap 2 moet worden onderzocht of binnen bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien in de behoefte door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.
Bestaand stedelijk gebied
De woningbehoefte in Eerbeek kan volledig worden gerealiseerd op ontwikkelingslocaties die liggen in 'bestaand stedelijk gebied' zoals gedefinieerd in het Besluit ruimtelijke ordening. De benutting van binnenstedelijke locaties sluit goed aan bij de aandachtspunten uit de 'Gelderse aanpak' van de ladder voor duurzame verstedelijking.
Tabel 5.8 Verdeling van de woningbouwaantallen Eerbeek
Werkgebied | Aandachtsgebied | Woningbouwaantallen |
Centrum | - Burgersterrein - Kerstenlocatie - Vrijgekomen schoollocaties C. van Leeuwen, Triangel en de Enk - Loenenseweg 2/2A - Hoek Stuijvenburchstraat - Illinckstraat - Oranje Nassauplein (niet in de woningbehoeftestudie) - Overig centrum: appartementen boven winkels (niet in de woningbehoeftestudie) en reeds gerealiseerde woningen |
Circa 175 (ruimte voor circa 290) |
Dorp | - Lombok fase 1 en 2 - Omzetting 12 recreatiewoningen Tullekenweg naar burgerwoningen (niet in de woningbehoeftestudie; telt mee in invulling woningbehoefte) |
Circa 180 (ruimte voor max. 266, waarvan 254 in vigerende plannen) |
In het bestemmingsplan is rekening gehouden met het toevoegen van maximaal 98 woningen, die als volgt zijn verdeeld:
Tabel 5.9 Verdeling toe te voegen woningen
Planlocatie | Aantal woningen | |
1. | Kerstenlocatie | 12 appartementen |
2. | Hoek Illinckstraat | 11 appartementen |
3. | Locatie Loenenseweg (2/2A) | 20 appartementen |
4. | Oranje Nassauplein | 10 appartementen/zorgwoningen |
5. | Verspreid in centrum | 5 woningen |
6. | Vrijgekomen schoollocaties | 52 totaal (rijwoningen en/of twee-onder-één-kapwoningen) |
7. | Eerbeekse Enk | -12 woningen per saldo (18 sloop en 6 nieuwbouw) |
Totaal | 98 woningen |
Sinds het verschijnen van de woningbehoefteonderzoeken van gemeente en provincie zijn reeds 7 woningen van de berekende woningbehoefte gerealiseerd. Deze woningen maken geen onderdeel uit van bovengenoemd totaal van 98 woningen.
Trede 3: Bereikbaarheid
De ontsluiting van buitenstedelijke locaties dient te worden gemotiveerd. De voorgenomen locaties zijn gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied. Daar komt bij dat voor de tweede fase van Lombok reeds sprake is van een onherroepelijk bestemmingsplan waarin de ontsluiting is gemotiveerd.
Bij eventuele invloed op het provinciaal wegennet, wordt dit afgestemd met de provincie. Bij de ontwikkelingen wordt waar mogelijk en nodig ingespeeld op bestaande structuren voor openbaar vervoer.
Recreatiewoningen
De twaalf recreatiewoningen aan de Tullekenweg worden mede op advies van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (2008) (zie ook paragraaf 2.2.9) bestemd tot woning waarin permanente bewoning is toegestaan. De twaalf voormalige recreatiewoningen maken geen onderdeel uit van de woningbouwopgave omdat het reeds bestaande woningen betreft.
Wel is voor de twaalf voormalige recreatiewoningen de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. Deze twaalf woningen maken onderdeel uit van het nut- en noodzaakonderzoek naar woningbouw in Eerbeek, zoals hierboven behandeld.
Bedrijfswoningen
De 48 voormalige bedrijfswoningen maken geen onderdeel uit van de woningbouwopgave omdat het reeds bestaande woningen betreft. Gemeente en provincie zijn eveneens overeengekomen dat voor de maximaal 48 voormalige bedrijfswoningen geen ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen hoeft te worden.
Conclusie
Bedrijfsontwikkelingen
Er is behoefte aan het intensiveren van de bebouwingspercentages op het bedrijventerrein Eerbeek-Zuid. Deze behoefte wordt ingevuld door bestaande bedrijven in Eerbeek. De volledige behoefte wordt opgevangen in bestaand stedelijk gebied.
Woningbouw
Er is een woningbehoefte voor kern Eerbeek van 355 woningen (per saldo) in de periode tot en met 2025. In het regionale woningbehoefteonderzoek (dat nog bestuurlijk moet worden vastgesteld) valt de behoefte nog iets hoger uit. De bouw van het beoogde aantal woningen kan in bestaand stedelijk gebied op locaties die passend ontsloten zijn. Daarbij kan worden aangesloten op de aandachtspunten die provincie Gelderland meegeeft voor de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking (de 'Gelderse aanpak').
Wettelijk kader
Op grond van hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is het noodzakelijk om ten behoeve van een bestemmingsplan dat kaderstellend is voor, of een besluit neemt over, projecten met grote milieugevolgen een milieueffectrapportage te doorlopen. Onderdeel C van de bijlage Besluit m.e.r. (de 'C-lijst') geeft de aard en omvang van dergelijke projecten. Van andere projecten moet het bevoegd gezag beoordelen of deze projecten belangrijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen hebben (m.e.r.-beoordeling). Deze projecten staan in onderdeel D van de bijlage Besluit m.e.r. (de 'D-lijst'). Hierbij geldt sinds de aanpassing van het Besluit m.e.r. per 1 april 2011 de omvang als richtwaarde en niet als absolute drempelwaarde. Daarom is altijd een toets noodzakelijk of sprake is van een project met grote milieugevolgen zodra een project één of meer van de beschreven activiteiten in Onderdeel D bevat, ongeacht de omvang van deze activiteiten. Deze toets, de zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling, dient plaats te vinden aan de hand van de criteria van Bijlage III, van de EU-richtlijn m.e.r. De hoofdcriteria waaraan moet worden getoetst zijn: kenmerken van de projecten, plaats van de projecten en kenmerken van het potentiële effect. Het mag duidelijk zijn dat wanneer een project ruim beneden de omvang uit de bijlage van het Besluit m.e.r. blijft, deze beoordeling beknopt kan zijn. Als blijkt dat aanzienlijke nadelige milieugevolgen niet zijn uit te sluiten, is alsnog een volledige m.e.r.-beoordeling of m.e.r.-procedure nodig.
In afbeelding 5.2 zijn bovenstaande regels schematisch weergegeven:
Bron: Ministerie van Infrastructuur en Milieu, via: http://www.infomil.nl
Afbeelding 5.2 schematische weergave m.e.r.-(beoordelings)plicht
Op basis van artikel 7.6 van de Wet milieubeheer kunnen Provinciale Staten als aanvulling op de 'C-lijst' uit het Besluit m.e.r. in de provinciale milieuverordening (of provinciale omgevingsverordening) extra activiteiten met gevallen, plannen en besluiten aanwijzen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben en dus m.e.r.-plichtig zijn.
De provinciale milieuverordening van de provincie Gelderland maakt onderdeel uit van de Omgevingsverordening Gelderland. Provinciale Staten van Gelderland hebben in de Omgevingsverordening geen extra activiteiten met gevallen, plannen en besluiten aangewezen die m.e.r.-plichtig zijn.
In aanvulling op het voorgaande is er nog een zijspoor waardoor een plan-m.e.r.-plicht kan gelden. Dit is het geval wanneer significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden niet zijn uit te sluiten. Dan geldt de verplichting tot uitvoeren van een Passende Beoordeling in het kader van de Natuurbeschermingswet en daarmee de verplichting tot het uitvoeren van een plan-m.e.r.
Beoordeling m.e.r.-(beoordelings)plicht
Het bestemmingsplan biedt een kader voor toekomstige m.e.r.-(beoordelings)plichtige besluiten en is daardoor plan-m.e.r.-plichtig. Het plan maakte in Eerbeek-Zuid namelijk onder andere de uitbreiding van de papierfabriek Mayr-Melnhof mogelijk, categorieën C 20.2 en D 20.2 van onderdeel C en D van het Besluit m.e.r.: “De oprichting, wijziging of uitbreiding van een industriële installatie bestemd voor het vervaardigen van papier of karton” met bijbehorende drempelwaarden: "activiteit die betrekking heeft op een productiecapaciteit van meer dan 200 ton per dag (C 20.2) en 100 ton per dag of meer (D 20.2)." Beide drempelwaarden worden overschreden (vergunde capaciteit papierfabriek Mayr-Melnhof zou naar verwachting groeien met 205 ton/dag), waardoor het plan een kader biedt voor latere m.e.r.-plichtige besluiten (Omgevingsvergunning voor uitbreiding papierfabriek Mayr-Melnhof).
Voor wat betreft het bedrijventerrein Eerbeek-Zuid biedt het plan geen kader voor andere m.e.r.(beoordelings)-plichtige besluiten. De beschikbare (resterende) ruimte op het bedrijventerrein en de aard van de bedrijven maken dat een overschrijding van de drempelwaarden uit onderdeel C en D van het Besluit m.e.r. niet wordt verwacht voor andere bedrijven dan de papierfabriek van Mayr-Melnhof. De planregels sluiten dit ook uit.
De overige ontwikkelingen (centrum Eerbeek en rest van de kom) zijn te vatten onder categorie D 11.2 van Bijlage D van Besluit m.e.r.: "De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen." Deze activiteit is m.e.r.-beoordelingsplichtig (en plan-m.e.r.-plichtig in geval van een kaderstellend plan) in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
Deze drempelwaarden worden niet gehaald. Op grond hiervan geldt een plicht tot een vormvrije m.e.r.-beoordeling voor dit deel van het bestemmingsplan.
Tenslotte kunnen significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden niet op voorhand worden uitgesloten. Er moet een passende beoordeling worden uitgevoerd. Ook via deze weg is het plan plan-m.e.r.-plichtig. Dit vooral vanwege mogelijke effecten van stikstofdepositie door extra verkeer en bedrijfsactiviteiten.
Volgens voorgaande geldt er dus een vormvrije m.e.r.-beoordelingsplicht en een plan-m.e.r.-plicht. Er is een plan-MER (PlanMER Bestemmingsplan Eerbeek, Royal HaskoningDHV, 30 mei 2017) opgesteld voor alle projecten/deelplannen samen, zodat een integraal beeld ontstaat van de effecten. Op basis van een advies van de Commissie voor de milieueffectrapportage is er een aanvulling opgesteld (Aanvulling planMER Bestemmingsplan Eerbeek, Royal HaskoningDHV, 12 oktober 2017). Het plan-MER is te raadplegen via: bijlage 1 (samenvatting), bijlage 2 (plan-MER), bijlage 3 (aanvulling en toetsingsadvies van de commissie m.e.r.) en bijlage 4, bijlage 5, bijlage 6, bijlage 7, bijlage 8, bijlage 9, bijlage 10, bijlage 11, bijlage 12, bijlage 13, bijlage 14 en bijlage 15 (bijlagen).
Resultaten
In de plan-m.e.r. zijn drie alternatieven beschouwd:
Voor het thema geluid zijn drie dezoneringsvarianten onderzocht welke onderdeel zijn van alle onderzoeksalternatieven.
In paragraaf 6.1 van de samenvatting bij het planMER (bijlage 1) zijn de hoofdkeuzes beschreven die hebben geleid tot het voorkeursalternatief. Het betreft de volgende keuzes:
Het voorkeursalternatief dat hieruit volgt komt nagenoeg overeen met alternatief 3C. Dit alternatief scoort het beste op de maatschappelijk-economische aspecten en voldoet daarmee het meest aan de (integrale) doelstellingen die gesteld zijn. Het is een combinatie van op geurbelasting gestuurde woningbouw binnen de 1,5 OU/m3 geurcontour en bedrijvigheid op het Burgersterrein. Er worden geen bronmaatregelen verplicht om de nu vergunde geurbelasting terug te brengen.
Ten aanzien van de geluiddezonering is gekozen voor de 'tussenvariant'. De tussenvariant houdt in dat het gezoneerde deel wordt beperkt tot de papier- en kartonindustrie en verdeeld is in twee separate delen van het industrieterrein. Eén gebied met DS Smith, SCA Packaging, De Zeeuw (Smurfit Kappa) en Pillopak en één gebied met alleen Mayr-Melnhof. De overige bedrijven (en bedrijfswoningen) vallen buiten het gezoneerde industrieterrein. Zie voor een verdere toelichting en onderbouwing paragraaf 5.6.
Het VKA kent enkele verschillen en aanvullingen ten opzichte van alternatief 3C. De aangebrachte verschillen ten opzichte van alternatief 3C hebben een positieve uitwerking op de criteria:
Ook ten aanzien van geur en maatschappelijk-economische effecten werken aanpassingen in het VKA positief. Voor geur betreft het de compenserende maatregelen en parapluherziening van het bestemmingsplan in de TLO-zones 4-6, maar het niet 'verplaatsen' van 36 woningen (4 in plaats van 40) (naar huidig inzicht het niet 'verplaatsen' van 28 woningen (12 in plaats van 40) naar een locatie met minder geurbelasting zorgt voor een per saldo neutraal effect (0). Ten aanzien van maatschappelijk-economische effecten wordt dit niet verplaatsen van deze woningen juist als positief beoordeeld (meer woning in 'werkgebied centrum'). Alternatief 3C scoort echter al zeer positief (++) op maatschappelijk-economische effecten. Dit extra positieve effect van het VKA kan daardoor niet voor een nog positievere totaalbeoordeling zorgen op maatschappelijk-economische effecten.
In onderstaande tabel zijn de milieueffecten van de alternatieven en het voorkeursalternatief samengevat aan de hand van een beoordeling.
Tabel 5.10 Beoordeling milieueffecten alternatieven en voorkeursalternatief planm.e.r
Advies Commissie voor de milieueffectrapportage
De Commissie voor de milieueffectrapportage (Commissie m.e.r.) heeft op 23 november 2017 haar toetsingsadvies gegeven op het plan-MER (bijlage 3). Zij vindt dat het aangevulde plan-MER de milieueffecten goed beschrijft.
Conclusie
Het plan-MER en het proces van het doorlopen van de plan-m.e.r. hebben er toe geleid, dat in nauwe afstemming met de provincie, bedrijven en omwonenden een voorkeursalternatief tot stand is gekomen, dat het voor Eerbeek mogelijk maakt weer te denken aan de toekomst. Het slot is van de deur. Er zijn weer kansen voor ontwikkelingen, met behoud van een goed woon- en leefklimaat. Uit de plan-m.e.r. blijkt dat het voorkeursalternatief niet leidt tot onaanvaardbaar negatieve effecten voor het milieu. Wel zijn er aandachtspunten, met name ten aanzien van geur, geluid en stikstof. Deze zijn in dit bestemmingsplan verwerkt.
Onderliggend bestemmingsplan is een vertaling van het voorkeursalternatief uit de plan-m.e.r. In de beschrijving van de milieuaspecten hieronder wordt onder andere gebruik gemaakt van de resultaten uit de plan-m.e.r.
Op basis van de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' (2009) is beoordeeld of de in het plangebied te realiseren activiteiten een belemmering betekenen of van invloed zijn op gevoelige functies, zoals wonen, in of in de omgeving van het plangebied.
Beleid
Bedrijvigheid kan negatieve effecten met zich mee brengen voor woningen en gevoelige functies in de omgeving. Negatieve effecten kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op geur, externe veiligheid, geluid en stof. Andersom kunnen woningen een belemmerend effect hebben op de ontwikkelingsmogelijkheden van bedrijven. Het is daarom wenselijk dat bedrijfsactiviteiten of andere milieubelastende functies op een zekere afstand van woningen en andere hindergevoelige functies zijn gesitueerd. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft hiervoor een handreiking opgesteld: de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009).
In deze handreiking wordt aangegeven hoe door middel van milieuzonering de afstand tussen bedrijfsactiviteiten en milieugevoelige functies voldoende blijft. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven op een passende afstand ten opzichte van woningen worden gesitueerd en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bestaande bedrijven worden gepland. Niet ieder bedrijf heeft evenveel invloed op de omgeving. In de handreiking worden bedrijfsactiviteiten daarom ingedeeld in zes categorieën. Per milieucategorie zijn richtafstanden opgenomen die aangehouden kunnen worden om hinder te voorkomen. Er wordt hierbij onderscheid gemaakt in afstanden tot een rustige woonwijk en tot een gebied met een menging van functies. In onderstaande tabel zijn de richtafstanden weergegeven. Deze afstanden zijn gebaseerd op de mate van verspreiding van geluid, stof, gevaar en geur. De bedrijvigheid kan volgens de handreiking van de VNG ingedeeld worden in categorieën die lopen van 1 tot en met 6. Hierbij lopen de richtafstanden uiteen van 0 meter tot 1500 meter.
Tabel 5.11 Richtafstanden per milieucategorie
Milieucategorie | Richtafstanden tot een 'rustige woonwijk' | Richtafstanden tot een 'gebied met menging van functies' |
1. | 10 meter | 0 meter |
2. | 30 meter | 10 meter |
3.1 | 50 meter | 30 meter |
3.2 | 100 meter | 50 meter |
4.1 | 200 meter | 100 meter |
4.2 | 300 meter | 200 meter |
5.1 | 500 meter | 300 meter |
5.2 | 700 meter | 500 meter |
5.3 | 1.000 meter | 700 meter |
6. | 1.500 meter | 1.000 meter |
In de handreiking wordt een specifieke lijst van bedrijfsactiviteiten gehanteerd voor afstanden tussen een bedrijventerrein of bedrijfslocaties en gebieden met een variatie aan functies (zoals wonen, horeca en kleine bedrijvigheid). Met deze lijst wordt aangegeven welke functies binnen een gebied met functiemenging onder welke voorwaarden toelaatbaar zijn. Binnen de lijst voor functiemenging is gekozen voor een andere categorieaanduiding dan in de algemene lijst. Deze activiteiten bestaan uit categorieën A, B of C, met de volgende betekenis voor de toelaatbaarheid:
Categorie A:
Activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen - in gebieden met functiemenging - kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.
Categorie B:
Activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met ee zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.
Categorie C:
De activiteiten uit categorie B waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.
Toetsing
Eerbeek-Zuid
Bedrijventerrein Eerbeek-Zuid kent na de gedeeltelijke dezonering ten aanzien van geluid twee terreindelen die samen nog steeds een industrieterrein zijn in de zin van de Wet geluidhinder. Daarnaast zijn er overige terreindelen die dat niet zijn. In paragraaf 5.6 over geluid wordt hier nader op ingegaan. Voor deze paragraaf is dit onderscheid minder van belang.
Om het planologische kader in evenwicht te brengen met de omgeving wordt op een groot deel van het bedrijventerrein Eerbeek-Zuid 'inwaartse milieuzonering' toegepast op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (VNG, 2009). Daarbij wordt de toelating van nieuwe bedrijven met veel milieueffect zo ver mogelijk van gevoelige bestemmingen gehouden (zoals woningen). Voor bestaande bedrijven wordt zonodig een zogenaamde maatbestemming opgenomen, zodat zij positief bestemd blijven, ook als er sprake is van een hogere milieucategorie dan de volgens de inwaartse zonering toegelaten milieucategorie.
Op afbeelding 5.3 is de inwaartse milieuzonering op basis van de omliggende functies weergegeven voor het bedrijventerrein Eerbeek-Zuid. Omdat Eerbeek-Zuid en haar omgeving zich kenmerken als een gemengd gebied, wordt uitgegaan van de te hanteren richtafstanden tot een 'gebied met menging van functies'. Voor de inwaartse zonering van het gebied direct ten zuidwesten van het thans braakliggende Burgersterrein, als weergegeven in afbeelding 5.3, is het Burgersterrein worst case beoordeeld als zijnde een gemengd gebied met woningen (in plaats van als bedrijventerrein), er van uitgaande dat deze ontwikkeling van het Burgersterrein mogelijk wordt gemaakt middels een wijzigingsbevoegdheid. De wijzigingsbevoegdheid uit het ontwerpbestemmingsplan wordt evenwel niet overgenomen in het vast te stellen bestemmingsplan. Dit leidt ter plaatse van de gronden gelegen ten zuidwesten van het Burgersterrein en de spoorlijn tot een beperkt ruimere inwaartse zonering dan is weergegeven in afbeelding 5.3.
Op de afbeelding zijn eveneens de adreslocaties (stippen) van de huidige aanwezige bedrijven met milieucategorieën 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 weergegeven. Met witte stippen zijn daarnaast de leegstaande bedrijfsadressen aangegeven.
Op het bedrijventerrein zijn veel bedrijven gevestigd met milieucategorie 1 of 2 (of A of B op basis van functiemenging). Deze liggen vooral in de gebieden met bestemming 'Gemengd'.
De milieucategorieën van de aanwezige bedrijven binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' komen voor een groot deel overeen met wat er op basis van de bedrijven en milieuzonering mogelijk is. Daarnaast liggen er ook enkele bedrijven met milieucategorie 1 en 2 op locaties waar maximaal milieucategorie 3.1 of 3.2 of zelfs milieucategorie 4.1 is toegestaan.
Afbeelding 5.3 Inwaartse zonering bedrijventerrein Eerbeek-Zuid, inclusief bestaande bedrijven milieucategorieën 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 (ter plaatse van de gemengde gebieden dient in plaats van categorieën 1 en 2, categorieën A en B (functiemenging) gelezen worden)
De reeds gevestigde bedrijven die een hogere milieucategorie hebben dan ter plaatse binnen de inwaartse zonering past krijgen zoals hiervoor vermeld een zogenaamde maatbestemming. Het betreft de volgende bedrijven:
DS Smith De Hoop Mill (Harderwijkerweg 41)
DS Smith De Hoop Mill is een papier- en kartonfabriek (milieucategorie 4.2). Ook dit bedrijf overschrijdt ter plaatse de inwaartse milieuzonering wat betreft de aspecten geluid en geur. Bij de geurzonering (zie paragraaf 5.7) en de geluidzonering (paragraaf 5.6) is specifieke aandacht voor dit bedrijf.
DS Smith De Hoop Mill krijgt met dit bestemmingsplan middels de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - papier- en kartonfabriek' een maatbestemming. Omdat met dit bestemmingsplan de uitvoerbaarheid van het bedrijf ten aanzien van de milieuhinder op de omgeving op deze locatie voldoende is aangetoond, mag buiten de vastgestelde milieuzonering, binnen de gehele aanduiding een papier- en kartonfabriek van milieucategorie 4.2 gevestigd zijn.
DS Smith Packaging (Coldenhovenseweg 130)
DS Smith Packaging is een golfkartonfabriek (milieucategorie 4.1). Dit bedrijf overschrijdt in de meest zuidelijke hoek van haar terrein de inwaartse milieuzonering wat betreft het aspect geluid. Bij de geluidzonering (paragraaf 5.6) is specifieke aandacht voor dit bedrijf.
DS Smith Packaging krijgt met dit bestemmingsplan middels de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - golfkartonfabriek' een maatbestemming. Omdat met dit bestemmingsplan de uitvoerbaarheid van het bedrijf ten aanzien van de milieuhinder op de omgeving op deze locatie voldoende is aangetoond, mag buiten de vastgestelde milieuzonering, binnen de gehele aanduiding een papier- en kartonfabriek van milieucategorie 4.1 gevestigd zijn.
Smurfit Kappa (Coldenhovenseweg 122)
Smurfit Kappa is een golfkartonfabriek met een milieucategorie 4.1. Dit bedrijf overschrijdt ter plaatse de inwaartse milieuzonering wat betreft het aspect geluid. Bij de totstandkoming van de geluidzonering (paragraaf 5.6) is derhalve specifieke aandacht voor dit bedrijf geweest.
Smurfit Kappa krijgt met dit bestemmingsplan middels de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - golfkartonfabriek' een maatbestemming. Omdat met dit bestemmingsplan de uitvoerbaarheid van het bedrijf ten aanzien van de milieuhinder op de omgeving op deze locatie voldoende is aangetoond, mag buiten de vastgestelde milieuzonering, binnen de gehele aanduiding een golfkartonfabriek gevestigd zijn.
Koenders Metaalwerken (Poelkampstraat 40)
Koenders Metaalwerken is een metaalwerkbedrijf (smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d.) met een milieucategorie 3.2. Dit bedrijf overschrijdt ter plaatse de inwaartse milieuzonering wat betreft het aspect geluid. Uit het geluidonderzoek (paragraaf 5.6) blijkt dat het geluid vanwege Koenders Metaalwerken inpasbaar is.
Koenders Metaalwerken krijgt met dit bestemmingsplan middels de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - metaalbewerking' een maatbestemming. Omdat met dit bestemmingsplan de uitvoerbaarheid van het bedrijf ten aanzien van de milieuhinder op de omgeving op deze locatie voldoende is aangetoond, mag buiten de vastgestelde milieuzonering, binnen de gehele aanduiding een metaalwerkbedrijf gevestigd zijn.
Verbrugge Internationale Transporten (Coldenhovenseweg 77)
Verbrugge Internationale Transporten is een goederenwegvervoerbedrijf (zonder het schoonmaken van tanks) in milieucategorie 3.2. Dit bedrijf overschrijdt de op basis van inwaartse zonering toegestane milieucategorieën ten aanzien van het aspect geluid. Uit het geluidonderzoek (paragraaf 5.6) blijkt dat het geluid vanwege dit bedrijf inpasbaar is.
Het bedrijf krijgt met dit bestemmingsplan middels de aanduiding 'transportbedrijf' een maatbestemming. Omdat met dit bestemmingsplan de uitvoerbaarheid van het bedrijf ten aanzien van de milieuhinder op de omgeving op deze locatie voldoende is aangetoond, mag buiten de vastgestelde milieuzonering, binnen de gehele aanduiding een goederenwegvervoerbedrijf gevestigd zijn.
Rudico Flexo Processing en Felco Flexo Printing (Schoonmansmolenweg 1)
Rudico Flexo Processing en Felco Flexo Printing zijn drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) met een milieucategorie 3.2. Deze bedrijven overschrijden ter plaatse de inwaartse milieuzonering wat betreft het aspect geluid. Uit het geluidonderzoek (paragraaf 5.6) blijkt dat het geluid vanwege deze bedrijven inpasbaar is.
Rudico Flexo Processing en Felco Flexo Printing krijgen met dit bestemmingsplan middels de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - drukkerij' een maatbestemming. Omdat met dit bestemmingsplan de uitvoerbaarheid van de bedrijven ten aanzien van de milieuhinder op de omgeving op deze locatie voldoende is aangetoond, mag buiten de vastgestelde milieuzonering, binnen de gehele aanduiding een drukkerij gevestigd zijn.
Palm Papiergroothandel (Coldenhovenseweg 67)
Palm Papiergroothandel is naast een groothandel in papier onder andere een groothandel in metalen en -halffabrikaten met een milieucategorie 3.2. Dit bedrijf overschrijdt ter plaatse de inwaartse milieuzonering wat betreft het aspect geluid. Uit het geluidonderzoek (paragraaf 5.6) blijkt dat het geluid vanwege dit bedrijf inpasbaar is.
Palm Papiergroothandel krijgt met dit bestemmingsplan middels de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - metaalgroothandel' een maatbestemming. Omdat met dit bestemmingsplan de uitvoerbaarheid van het bedrijf ten aanzien van de milieuhinder op de omgeving op deze locatie voldoende is aangetoond, mag buiten de vastgestelde milieuzonering, binnen de gehele aanduiding een metaalgroothandel gevestigd zijn.
Schut Systems (Loubergweg 22-24)
Schut Systems is een constructiewerkplaats in een gesloten gebouw met een milieucategorie 3.2. Dit bedrijf overschrijdt ter plaatse de inwaartse milieuzonering wat betreft het aspect geluid. Uit het geluidonderzoek (paragraaf 5.6) blijkt dat het geluid vanwege dit bedrijf inpasbaar is.
Schut Systems krijgt met dit bestemmingsplan middels de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - constructiewerkplaats' een maatbestemming. Omdat met dit bestemmingsplan de uitvoerbaarheid van het bedrijf ten aanzien van de milieuhinder op de omgeving op deze locatie voldoende is aangetoond, mag buiten de vastgestelde milieuzonering, binnen de gehele aanduiding een constructiewerkplaats in een gesloten gebouw gevestigd zijn.
Schut Hoes Cartons Eerbeek (Loubergweg 21)
Schut Hoes Cartons is een drukkerij (vlak- en rotatie-diepdrukkerij) met een milieucategorie 3.2. Dit bedrijf overschrijdt ter plaatse de inwaartse milieuzonering wat betreft het aspect geluid. Uit het geluidonderzoek (paragraaf 5.6) blijkt dat het geluid vanwege dit bedrijf inpasbaar is.
Schut Hoes Cartons krijgt met dit bestemmingsplan middels de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - drukkerij' een maatbestemming. Omdat met dit bestemmingsplan de uitvoerbaarheid van het bedrijf ten aanzien van de milieuhinder op de omgeving op deze locatie voldoende is aangetoond, mag buiten de vastgestelde milieuzonering, binnen de gehele aanduiding een drukkerij gevestigd zijn.
Machinefabriek Eerbeek (MFE) (Loubergweg 7-15)
MFE is een machinefabriek met een productieoppervlak van meer dan 2.000 m2 met een milieucategorie 4.1. Dit bedrijf overschrijdt ter plaatse de inwaartse milieuzonering wat betreft het aspect geluid. Uit het geluidonderzoek (paragraaf 5.6) blijkt dat het geluid vanwege dit bedrijf inpasbaar is.
MFE krijgt met dit bestemmingsplan middels de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - machinefabriek' een maatbestemming. Omdat met dit bestemmingsplan de uitvoerbaarheid van het bedrijf ten aanzien van de milieuhinder op de omgeving op deze locatie voldoende is aangetoond, mag buiten de vastgestelde milieuzonering, binnen de gehele aanduiding een machinefabriek gevestigd zijn.
Media Boekservice (Coldenhovenseweg 100)
Media Boekservice is een boekhandel in milieucategorie 1. Dit bedrijf overschrijdt de maximale milieucategorie niet, maar detailhandel is niet opgenomen in de bij de regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten' omdat detailhandel niet zondermeer wenselijk is buiten het centrum.
Dit bedrijf krijgt met dit bestemmingsplan middels de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - boekhandel' een maatbestemming. Het betreft hier een bestaand bedrijf dat gezien de milieucategorie past binnen hun omgeving. Derhalve mag binnen de gehele aanduiding een boekhandel gevestigd zijn.
Schotpoort Transport (Coldenhovenseweg 74)
Schotpoort Transport is een goederenwegvervoerbedrijf (zonder het schoonmaken van tanks) in milieucategorie 3.2. Dit bedrijf overschrijdt de op basis van inwaartse zonering toegestane milieucategorieën ten aanzien van het aspect geluid. Uit het geluidonderzoek (paragraaf 5.6) blijkt dat het geluid vanwege dit bedrijf inpasbaar is.
Schotpoort Transport is gezien de omgeving gelegen binnen de bestemming 'Gemengd'. Het bedrijf krijgt met dit bestemmingsplan middels de aanduiding 'transportbedrijf' een maatbestemming. Omdat met dit bestemmingsplan de uitvoerbaarheid van het bedrijf ten aanzien van de milieuhinder op de omgeving op deze locatie voldoende is aangetoond, mag buiten de vastgestelde milieuzonering, binnen de gehele aanduiding een goederenwegvervoerbedrijf gevestigd zijn.
Decla (Coldenhovenseweg 17-19)
Decla is voornemens haar bedrijfsactiviteiten uit te breiden met kunststofverwerking (zonder fenolharsen). Deze bedrijfsactiviteiten vallen in milieucategorie 4.1. Dit bedrijf overschrijdt de op basis van inwaartse zonering toegestane milieucategorieën ten aanzien van de aspecten geur en geluid. Ten aanzien van geur zijn gezien de daadwerkelijk uit te voeren werkzaamheden de verwachte effecten nihil. Ten aanzien van het aspect geluid is onderzoek gedaan (Sain milieuadvies, 28 april 2017). Hieruit blijkt dat het bedrijf in de toekomstige situatie voldoet aan de normstelling uit het Activiteitenbesluit. De geluidbelasting ligt ten minste 10 dB onder de grenswaarde ter plaatse van MTG-woningen en ten minste 12 dB onder de grenswaarde ter plaatse van de zonegrens.
Decla is gezien de omgeving gelegen binnen de bestemming 'Gemengd'. Het bedrijf krijgt met dit bestemmingsplan middels de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kunststofverwerkend bedrijf' een maatbestemming. Omdat met dit bestemmingsplan de uitvoerbaarheid van het bedrijf ten aanzien van de milieuhinder op de omgeving op deze locatie voldoende is aangetoond, mag buiten de vastgestelde milieuzonering, binnen de gehele aanduiding een kunststofverwerkend bedrijf (zonder fenolharsen) gevestigd zijn.
Keurslager van der Horst (Kloosterstraat 6A)
Keurslager van der Horst is voornemens haar bedrijf aan de achterkant van de slagerij uit te breiden ten behoeve van productieactiviteiten en opslag. Deze activiteiten passen bij een slagerij, maar een slagerij is niet opgenomen in de bij de regels behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging - 1'.
Keurslager van der Horst is gezien de omgeving gelegen binnen de bestemming 'Gemengd'. Dit bedrijf krijgt met dit bestemmingsplan middels de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - slagerij' een maatbestemming. Binnen de gehele aanduiding mag een slagerij gevestigd zijn.
Autobedrijf Elshof (Coldenhovenseweg 27), Carservice Verbeek (Coldenhovenseweg 39) en Hans Teunissen Auto's (Coldenhovenseweg 68)
Autobedrijf Elshof, Carservice Verbeek en Hans Teunissen Auto's zijn alledrie een handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven in milieucategorie 2. Deze bedrijven overschrijden de maximale milieucategorie niet, maar de handel in auto's en motorfietsen is niet opgenomen in de bij de regels behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging - 2', omdat detailhandel niet zondermeer wenselijk is buiten het centrum.
Autobedrijf Elshof, Carservice Verbeek en Hans Teunissen Auto's zijn gezien de omgeving gelegen binnen de bestemming 'Gemengd'. Deze bedrijven krijgen met dit bestemmingsplan middels de aanduiding 'garagebedrijf' een maatbestemming. Het betreft hier bestaande bedrijven die gezien de milieucategorie passen binnen hun omgeving. Derhalve mag binnen de gehele aanduiding een handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijf gevestigd zijn.
Bart Dijkhof Glas-, Schilder- en Spuitwerken (Soerense Zand Noord 29)
Bart Dijkhof Glas-, Schilder- en Spuitwerken is een bouwdedrijf met een bruto oppervlakte van minder dan 2.000 m2 met een spuitinrichting (vergelijkbaar met een autospuitinrichting). Beide bedrijfsactiviteiten vallen in milieucategorie 3.1. Dit bedrijf overschrijdt de maximale milieucategorie niet, maar een bouwbedrijf is niet opgenomen in de bij de regels behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging - 3', omdat een bouwbedrijf niet zondermeer wenselijk is aan het Soerense Zand Noord.
Bart Dijkhof Glas-, Schilder- en Spuitwerken is gezien de omgeving gelegen binnen de bestemming 'Gemengd'. Dit bedrijf krijgt met dit bestemmingsplan middels de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - schildersbedrijf' een maatbestemming. Het betreft hier een bestaand bedrijven die gezien de milieucategorie past binnen de omgeving. Derhalve mag binnen de gehele aanduiding een schildersbedrijf met spuitinrichting gevestigd zijn.
Naast de specifieke maatbestemmingen is in artikel 4.1 onder e van de planregels een vangnetbepaling opgenomen voor bestaande, legaal aanwezige bedrijven, waarvan in een later stadium blijkt dat die toch niet geheel of gedeeltelijk in overeenstemming zijn met de vastgelegde inwaartse zonering. Die bedrijven zijn op grond van dat artikel alsnog positief bestemd.
Centrum Eerbeek
In het centrum van Eerbeek bevinden zich, naast verschillende centrumfuncties, een drietal bedrijven. Het betreft een drietal autogarages met een verkooppunt voor motorbrandstoffen (zonder lpg).
De autogarages met verkooppunten voor motorbrandstoffen vallen allen in milieucategorie B op basis van functiemenging, waarbij uitgegaan dient te worden van een bouwkundige afscheiding van woningen en andere gevoelige functies. Alle bedrijven hebben een gesloten gevel richting de meest nabij gelegen woonbebouwing. Bovendien zijn de genoemde bedrijven geschikt gebleken voor ligging in gemengd gebied op korte afstand van (bestaande) woonbebouwing.
Daarmee kan gesteld worden dat de bedrijven voor wat betreft het aspect bedrijven en milieuzonering passen op de bestaande locaties.
De drie autogarages worden specifiek bestemd.
Conclusie
Op het bedrijventerrein Eerbeek-Zuid zijn bedrijven toegestaan middels inwaartse zonering. Voor een aantal bedrijven is een maatbestemming opgenomen omdat zij een hogere milieucategorie kennen dan op basis van inwaartse zonering is toegestaan.
Daarnaast zijn er maatbestemmingen opgenomen voor de boekhandel aan de Coldenhovenseweg, de slagerij aan de Kloosterstraat, voor het schildersbedrijf aan het Soerense Zand Noord en voor de drie bestaande garagebedrijven aan de Coldenhovenseweg en Wethouder Sandersstraat.
De drie bestaande garagebedrijven in het centrum van Eerbeek passen wat betreft het aspect bedrijven en milieuzonering in de omgeving.
In de navolgende paragrafen (5.3 t/m 5.13) worden de milieueffecten/omgevingsaspecten van het voorkeursalternatief behandeld, inclusief de bedrijfsontwikkelingen (uitbreiding, hoger bebouwingspercentage), die dit bestemmingsplan mogelijk maakt. Hierbij wordt uitgegaan van de bedrijvigheid die is toegestaan op basis van de toegepaste inwaartse milieuzonering, alsmede van de daarvan afwijkende maatbestemmingen. Dit geldt ook voor enkele plaatsen waar momenteel sprake is van leegstand.
Voor de maatbestemmingen is voor de milieueffecten voor zover relevant specifiek naar de daar aanwezige bedrijven gekeken. Deze bedrijven zijn qua milieubelasting immers maatgevend ten opzichte van de in algemene zin toegelaten bedrijven.
Inleiding
In het belang van een goede ruimtelijke ordening moet sprake zijn van een aanvaardbare afwikkeling van alle soorten verkeer. Bij ruimtelijke planning dienen verkeerskundige aspecten afgewogen te worden, omdat deze van grote invloed zijn op het doelmatig functioneren van verschillende functies. Wanneer nieuwe ontwikkelingen worden gepland, is het van belang te onderzoeken welke effecten dit heeft op de verkeerskundige situatie om zo nodig passende maatregelen te kunnen nemen.
Toetsing
Voor de diverse ontwikkelingsbehoeften die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt zijn geen grote aanpassingen aan de infrastructuur van Eerbeek voorzien. De ontwikkelingen op bedrijventerrein Eerbeek-Zuid en in de rest van Eerbeek leiden wel tot veranderingen in de verkeersaantallen op de bestaande wegen. In het MER is inzichtelijk gemaakt wat de effecten ten aanzien van verkeer zijn.
Gemotoriseerd verkeer
Voor het gemotoriseerd verkeer (auto- en vrachtverkeer) is de verkeersgeneratie (per etmaal) van de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen berekend en vergeleken met de autonome situatie in 2030 (referentiesituatie). In de navolgende tabel zijn de verkeersintensiteiten, het aantal motorvoertuigen per etmaal, voor de referentiesituatie en de plansituatie weergegeven.
Tabel 5.12 Verschil etmaalintensiteiten referentie 2030 en plansituatie 2030
Wegvak | Etmaalintensiteiten (mvt) |
Verschil (referentie - plan) |
|||
Referentiesituatie 2030 | Plansituatie 2030 | Absoluut | Relatief | ||
Gebiedsontsluitingsweg buiten bebouwde kom | |||||
N786 | Coldenhovenseweg - Doonweg | 8.600 | 8.000 | -600 | -7% |
N786 | Doonweg - Maria Stuartweg | 8.600 | 8.800 | +200 | +2,3% |
N787 | Loubergweg - Lageweg | 4.100 | 5.100 | +1.000 | +24,4% |
Gebiedsontsluitingsweg binnen bebouwde kom | |||||
Coldenhovenseweg | N786 - Enkweg | 2.400 | 2.900 | +500 | +20,8% |
Loubergweg | Hogeweg - N787 | 1.300 | 2.000 | +700 | +53,8% |
Gebiedsontsluitingsweg-min binnen bebouwde kom | |||||
Loenenseweg | Veldkantweg - Rembrandtlaan | 2.100 | 2.200 | +100 | +4,7% |
De ruimtelijke ontwikkelingen hebben vooral invloed op de verkeerssituatie aan de oost- en zuidzijde van Eerbeek. Hier nemen de verkeersintensiteiten relatief gezien substantieel toe, dit heeft te maken met de routekeuze die zuidelijk georiënteerd verkeer van en naar Eerbeek maakt.
De hoogste relatieve toenames van verkeer zijn vooral zichtbaar op de gebiedsontsluitingswegen en gebiedsontsluitingswegen-min (GVVP Brummen), de zogenaamde verkeersdragers. Daarnaast neemt de verkeersintensiteit ook toe op enkele erftoegangswegen, in het bijzonder de erftoegangswegen die verkeer afwikkelen naar de gebiedsontsluitingswegen. De ruimtelijke ontwikkelingen leiden daarmee tot logische verkeerseffecten. Er is echter geen sprake van onverwachte of ongewenste toenames van verkeer op wegen die daar niet voor zijn bedoeld.
De ontwikkelingen leiden voor het gemotoriseerde verkeer niet tot knelpunten ten aanzien van de verkeersintensiteit op wegvakken. Enkel op de Stuijvenburchstraat wordt een overschrijding van de Duurzaam Veilig-grenswaarde geconstateerd. De overschrijding is echter dusdanig laag dat deze niet direct leidt tot het ontstaan van afwikkelingsknelpunten. Op het moment dat de verkeersintensiteit de grenswaarde wel overschrijdt, is er voldoende ruimte binnen het bestemmingsplan om maatregelen te kunnen treffen (bijvoorbeeld fietspaden of fietsstroken).
Openbaar vervoer en hulpdiensten
Het is van belang dat de doorstroming van het openbaar vervoer en de hulpdiensten niet gehinderd wordt. De ruimtelijke ontwikkelingen mogen geen negatief effect hebben op het huidige doorstromingsniveau op belangrijke routes. De kans op een verminderde verkeersafwikkeling en langere wachtrijen neemt toe op het moment dat de verhouding tussen de intensiteit en de capaciteit (I/C-verhouding) op wegvakken groter is dan 0,80.
Met behulp van het verkeersmodel is voor de ochtend- en avondspits voor de wegvakken in Eerbeek in beeld gebracht wat de I/C-verhouding op de betreffende wegvakken is. Als grenswaarde is een IC-verhouding van 0,80 gehanteerd. De ruimtelijke ontwikkelingen leiden niet tot knelpunten ten aanzien van de verkeersafwikkeling en doorstroming van het openbaar vervoer en de hulpdiensten.
Langzaam verkeer
De inrichting van de Coldenhovenseweg en Loubergweg voldoet ook in de huidige situatie niet aan de inrichtingseisen voor fietsverkeer op gebiedsontsluitingswegen. Deze wegen zijn gecategoriseerd als gebiedsontsluitingswegen, maar beschikken niet over aparte voorzieningen voor het fietsverkeer. De verkeersintensiteiten op deze wegen vallen echter binnen het wegtype erftoegangsweg. Voor overige erftoegangswegen geldt dat de grenswaarde van 4.000 motorvoertuigen/etmaal niet wordt overschreden.
Ten aanzien van fietsverkeer geldt dat los van de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen de inrichting van de Coldenhovenseweg en Loubergweg niet voldoet voor wat betreft de aanwezigheid van fietsvoorzieningen. Op basis van de verkeersintensiteiten zijn maatregelen ten behoeve van fietsverkeer hier niet noodzakelijk. Echter, vanuit de herkenbaarheid van wegtypen en de categorisering van de Coldenhovenseweg en Loubergweg als gebiedsontsluitingsweg, dienen deze wegen minimaal over fietsstroken te beschikken.
Omdat het Burgersterrein voorzien is voor (logistieke) bedrijvigheid zal het aantal vervoersbewegingen van met name vrachtverkeer verder toenemen. Om de verkeersveiligheid ter plaatse te verbeteren dienen de Loubergweg en de Coldenhovenseweg tussen de Stuijvenburchstraat en de Harderwijkerweg (N786) opgewaardeerd te worden naar een weg met in ieder geval een vrijliggend fietspad.
In de intentieovereenkomst van 3 juli 2017 over de ontwikkeling van het Logistiek Centrum Eerbeek tussen de gemeente Brummen, de provincie Gelderland, Mayr-Melnhof, DS Smith en Schotpoort Logistics hebben de vijf partijen afgesproken dat met de ontwikkeling van het Logistiek Centrum ook de verkeersveiligheid vergroot moet worden.
Conclusie
Het plan is voor wat betreft het aspect verkeer uitvoerbaar.
De inrichting van de Coldenhovenseweg en de Loubergweg voldoet niet aan de landelijke richtlijnen en gemeentelijke beleidsuitgangspunten. Volgens de regels zijn maatregelen nodig in de vorm van het realiseren van fietsstroken en/of fietspaden langs de twee wegen. Omdat ontwikkeling van het Burgersterrein voor (logistieke) bedrijvigheid een toename van vrachtverkeer met zich mee kan brengen op deze wegen, is de mogelijkheid van wegaanpassing van deze twee wegen in dit bestemmingsplan gefaciliteerd door een voldoende brede verkeersbestemming op te nemen.
Voor de Stuijvenburchstraat worden maatregelen getroffen (bijvoorbeeld fietspaden of fietsstroken) op het moment dat de verkeersintensiteit de grenswaarde daadwerkelijk overschrijdt. Het bestemmingsplan maakt een eventuele wegaanpassing mogelijk.
Wettelijk kader
Het aspect luchtkwaliteit wordt bij de besluitvorming van ruimtelijke plannen betrokken. In dat kader wordt een plan of ontwikkeling getoetst aan de voorschriften van Titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Centraal daarbij staat artikel 5.16, eerste lid, van de wet.
Daarnaast moet het plan voorzien in een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, op grond van het beginsel van een goede ruimtelijke ordening. Het beginsel van een goede ruimtelijke ordening is altijd van toepassing op ruimtelijke ontwikkelingen, ook wanneer besluiten op grond van artikel 5.16, eerste lid, van de Wm niet beoordeeld hoeven te worden.
Tot slot heeft het bevoegd gezag volgens Algemene wet bestuursrecht (Awb) als taak om belangen op een evenwichtige wijze af te wegen (art. 3.4) en besluiten deugdelijk te onderbouwen (art. 3.46).
Luchtkwaliteitseisen
Op basis van artikel 5.16 Wm kan een bestemmingsplan worden vastgesteld indien:
Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).
Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate" (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.
Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Toetsing
Het plan is niet opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) en moet dus getoetst worden. In de Nederlandse situatie zijn de concentraties NO2, PM10 en PM2,5 kritisch ten opzichte van de wettelijke normen. Voor deze stoffen is de maximale jaargemiddelde concentratie bepaald, evenals het aantal overschrijdingen van de etmaalgemiddelde grenswaarde (PM10). Op basis van de maximale concentraties is in het plan-MER (bijlage 2) bepaald of er overschrijding van grenswaarden uit de Wm plaatsvindt en in welke mate. Voor het plan is de maximale (worst case) bijdrage bepaald.
De concentraties NO2, PM10 en PM2,5 zijn berekend met de Standaardrekenmethode 3 (SRM3) uit de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (Rbl) en is gebaseerd op het Nieuw Nationaal Model (NNM).
Voor de berekening is voor wat betreft de bedrijvigheid gebruik gemaakt van de vergunde NOx-emissies uit de Natuurbeschermingswetvergunningen van Mayr-Melnhof, DS Smith en Smurfit Kappa. Voor de overige bedrijven is gebruik gemaakt van de milieuzonering en de algemene emissiegegevens van het CBS. Voor verkeer is gebruik gemaakt van de berekende verkeersgegevens (berekend aan de hand van het regionaal verkeersmodel) in het kader van het plan-MER.
De luchtkwaliteit is beoordeeld op de wettelijke toetspunten (langs wegen) en op de gevoelige bestemmingen; alle woningen (bedrijfswoningen en reguliere woningen), onderwijsfuncties en gezondheidsfuncties (in totaal 4.448 gevoelige bestemmingen) in het studiegebied van het plan-MER.
In tabel 5.13 zijn de maximale concentraties weergegeven voor de autonome situatie in 2017 (zichtjaar) en 2027 (einde plantermijn).
Tabel 5.13 Maximale concentraties in de autonome situatie (2017 en 2027)
Situatie | Maximale concentratie | |||
NO2 jaargemiddeld [µg/m3] | PM10 jaargemiddeld [µg/m3] | PM2,5 jaargemiddeld [µg/m3] |
PM10 etmaal [# dagen] |
|
Grenswaarde | 40 | 40 | 25 | 35 |
Autpnome situatie (2017) | 19,5 (13,7) | 21,1 (20,2) | 12,8 (12,7) | 9 |
Autonome situatie (2027) | 12,9 (10,3) | 19,3 (18,5) | 11,2 (11,1) | 8 |
N.B. Waarden voor PM10 niet gecorrigeerd voor zeezout. Tussen haakjes de achtergrondconcentraties.
In tabel 5.14 zijn voor de plansituatie de berekende maximale concentraties in 2017 (zichtjaar) en 2027 (einde plantermijn) weergegeven.
Het zichtjaar 2017 is 1 jaar na planwijziging en daarmee het maatgevende zichtjaar voor de wettelijke toetsing.
Tabel 5.14 Maximale concentraties in de plansituatie (2017 en 2027)
Situatie | Maximale concentratie | |||
NO2 jaargemiddeld [µg/m3] | PM10 jaargemiddeld [µg/m3] | PM2,5 jaargemiddeld [µg/m3] |
PM10 etmaal [# dagen] |
|
Grenswaarde | 40 | 40 | 25 | 35 |
Maximale concentratie (2017) | 19,8 (13,7) | 21,2 (20,2) | 12,8 (12,7) | 9 |
Maximale concentratie (2027) | 13,9 (10,3) | 19,6 (18,5) | 11,5 (11,1) |
N.B. Waarden voor PM10 niet gecorrigeerd voor zeezout. Tussen haakjes de achtergrondconcentraties.
Uit de tabellen blijkt dat het plan een kleine bijdrage heeft ten opzichte van de autonome situatie. De jaargemiddelde concentratie NO2 neemt met maximaal 1,0 µg/m3 toe ten opzichte van de autonome situatie. De locatie van de maximale NO2-toename op de toetspunten bevindt zich te midden van het bedrijventerrein, langs het spoor en nabij de Loubergweg.
De maximale toename van de jaargemiddelde PM10-concentratie bedraagt 0,3 µg/m3. De locatie van de maximale PM10-toename op de toetspunten bevindt zich langs de Coldenhovenseweg.
De maximale PM2,5-toename treedt op dezelfde locatie op als de maximale PM10-toename en bedraagt eveneens maximaal 0,3 µg/m3.
Uit de tabellen blijkt eveneens dat er geen overschrijdingen plaatsvinden van de jaargemiddelde grenswaardes voor NO2, PM10 en PM2,5. Ook het maximale aantal overschrijdingen van de uurgemiddelde grenswaarde voor NO2 wordt niet overschreden. De etmaalgemiddelde grenswaarden voor PM10 worden eveneens niet overschreden.
Conclusie
Er is, in zowel het zichtjaar 2017 als het einde van de plantermijn (2027), geen sprake van overschrijding van grenswaarden. Daarmee wordt voldaan aan de luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkelingen.
Wettelijk kader
De Wet geluidhinder (Wgh) biedt een toetsingskader voor het geluidniveau op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen en scholen. De wet kent een ondergrens, de zogenaamde voorkeursgrenswaarde. Wanneer de geluidbelasting lager is dan deze waarde, zijn de voorwaarden die de Wet geluidhinder stelt aan het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen niet van toepassing. Daarnaast is er in de wet een bovengrens opgenomen, de maximaal toelaatbare geluidbelasting. Indien de geluidbelasting hoger is dan deze waarde, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen in principe niet mogelijk. Wanneer de geluidbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximaal toelaatbare geluidbelasting ligt, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen aan beperkingen gebonden en alleen onder voorwaarden mogelijk. Dit wordt een 'hogere waarde' genoemd ('hoger' in de zin van hoger dan de voorkeursgrenswaarde) en wordt via een formele procedure vastgelegd.
Wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) artikel 74 hebben alle wegen (waaronder ook spoorwegen die niet zijn aangegeven op de kaart als bedoeld in artikel 106 Wgh of de geluidplafondkaart) een geluidzone. Uitzondering hierop zijn woonerven en straten met een maximumsnelheid van 30 km/u. De spoorlijn Apeldoorn - Dieren (Veluwse spoorlijn) valt hier ook onder. De zone is afhankelijk van het aantal rijstroken/sporen en of een weg binnen of buitenstedelijk is gelegen.
Voor de bepaling van de maximale vast te stellen geluidbelasting houdt de Wet geluidhinder rekening met de ligging van de geluidgevoelige bestemmingen en wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk en buitenstedelijk gebied. Binnen stedelijk gebied gelden over het algemeen minder strenge normen. In het kort komt het er op neer dat het gebied binnen de bebouwde kom behoort tot het stedelijke gebied, met uitzondering van het gebied binnen de bebouwde kom, dat gelegen is binnen de zone van een autoweg of autosnelweg. In het laatste geval en voor de situatie buiten de bebouwde kom gelden de normen die van toepassing zijn op het buitenstedelijke gebied. Een hoofdweg is, conform deze definitiebepaling van de Wet geluidhinder, altijd gelegen in buitenstedelijk gebied.
Indien de geluidbelasting hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en maatregelen gericht op reductie van de geluidbelasting onvoldoende doeltreffend zijn of als deze overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard ontmoeten, zijn burgemeester en wethouders van de gemeente bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde voor de geluidbelasting.
De gevels van geluidgevoelige bestemmingen kunnen ook worden uitgevoerd als een blinde of dove gevel (conform artikel 1b lid 5 van de Wgh). Hiermee vervalt de verplichting om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde, waarbij een kanttekening wordt geplaatst dat de geluidwering van deze gevels ten minste gelijk dient te zijn aan de hoogte van de geluidbelasting minus de maximale binnenwaarde.
Ter anticipatie op het steeds stiller worden van motorvoertuigen mag alvorens te toetsen aan de geldende grenswaarden een aftrek worden toegepast op de berekende geluidbelasting. Deze aftrek bedraagt:
Industrielawaai
Een industrieterrein is volgens de Wet geluidhinder een terrein waar zich bedrijven kunnen vestigen die genoemd worden in artikel 40 van de Wet geluidhinder en onderdeel D van Bijlage I behorende bij het Besluit omgevingsrecht (de zogenaamde grote lawaaimakers). Op grond van hoofdstuk V van de Wet geluidhinder is rondom deze terreinen een zone vastgesteld, waarbuiten de etmaalwaarde van het gemiddelde geluidsniveau ten gevolge van alle bedrijven op dat terrein niet hoger mag zijn dan 50 dB(A). De zone is een planologisch aandachtsgebied, waarbinnen regels van kracht zijn, die aan zowel industriële activiteiten als aan woningbouw beperkingen opleggen. De ligging en omvang van de zone wordt met een bestemmingsplan vastgelegd. In het kader van het bestemmingsplan dient gekeken te worden naar de geluidsbelasting van geluidgevoelige bestemmingen in de omgeving van het industrieterrein. Indien de geluidsbelasting meer dan 50 dB(A) bedraagt, kan de gemeente een hogere waarde vaststellen. De maximale ontheffingswaarde voor nieuwe woningen bedraagt 55 dB(A).
Toetsing
Wegverkeerslawaai
Er is onderzoek gedaan naar het wegverkeerslawaai vanwege relevante wegen in en nabij Eerbeek (Onderzoek geluid Eerbeek ten behoeve van het planMER, Omgevingsdienst Veluwe IJssel, 28 september 2016, bijlage 9). De verkeerstoename zorgt voor een klein geluidseffect.
De grootste toename van wegverkeerslawaai doet zich voor ter plaatse van de Loubergweg tussen de Hogeweg en de N787. Het verschil tussen de huidige situatie en de plansituatie is minder dan 2 dB, zodat er geen sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder, die leidt tot het vast moeten stellen van hogere grenswaarden voor bestaande woningen.
In het onderzoek is het vrachtverkeer over de Volmolenweg niet separaat beschouwd, terwijl dit wel een relevante 30 km/uur weg is gelet op het aantal vrachtwagens dat er rijdt. Derhalve is met de Standaard Rekenmethode I (SRMI) indicatief nagegaan welke geluidniveaus nu en in de toekomst worden veroorzaakt bij de woningen direct langs deze weg. Uitgangspunt hierbij is het aantal voertuigbewegingen dat is vastgesteld tijdens de trillingsmetingen in oktober 2017 (zie ook paragraaf 5.8) en is gehanteerd in de memo van Arcadis d.d. 8 november 2017 (bijlage 16). Daarnaast is middels een berekening inzichtelijk gemaakt wat de geluidproductie is als gevolg van de inrit van Mayr Melnhof op de Volmolenweg (bijlage 28).
Uit de indicatieve berekeningen valt af te leiden dat in een worst-case situatie (als de vergunde aantallen van Mayr Melnhof door de Volmolenweg rijden) de geluidbelasting circa 58 dB Lden bedraagt. Het binnenniveau in de woningen bedraagt naar verwachting en gelet op de opbouw van de gevels van de woningen maximaal 38 dB. Hiermee wordt voldaan aan de criteria van een aanvaardbare geluidkwaliteit in bestaande woningen. Mocht de ontsluiting van Mayr Melnhof niet meer via de Volmolenweg gaan, zal de geluidkwaliteit bij deze woningen aanzienlijk verbeteren.
Een aantal nieuwe woningen wordt mogelijk gemaakt middels een wijzigingsbevoegdheid. Het is niet uitgesloten dat daarbij voor een aantal woningen hogere grenswaarden voor wegverkeerslawaai vastgesteld moeten worden, vanwege overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Bij elk wijzigingsbesluit zal dit nader worden onderzocht en gemotiveerd, op basis van de in het wettelijk kader beschreven randvoorwaarden.
Railverkeerslawaai
De intensiteit van het railverkeer zal als gevolg van de planontwikkeling niet veranderen. Derhalve is geen onderzoek gedaan naar railverkeerslawaai.
Opgemerkt dient te worden dat het hier een spoorlijn voor recreatief gebruik betreft ten behoeve van de Veluwsche Stoomtrein Maatschappij. Deze spoorlijn maakt geen onderdeel uit van het zogenaamde Akoestisch Spoorboekje.
Industrieterrein
Bedrijventerrein Eerbeek-Zuid is een geluidgezoneerd bedrijventerrein in het kader van de Wet geluidhinder. Dit betekent dat de bedrijven op het bedrijventerrein samen niet meer geluid mogen maken dan 50 dB(A) etmaalwaarde op de buitenste 'zonegrens' (rode lijn in afbeelding 5.4).
De woningen in de zone tussen het geluidgezoneerde bedrijventerrein (paarse lijn) en de buitenste grens van de zone (rode lijn) hebben een vastgestelde hogere grenswaarde (MTG-waarde) van 50 tot en met 60 dB(A)-etmaalwaarde die ook niet overschreden mag worden.
Voor woningen op het bedrijventerrein (binnen de paarse lijn) gelden geen geluidgrenswaarden. Of er kan worden voldaan aan de geluidgrenswaarden wordt gemonitoord met een zonebewakingsmodel.
Afbeelding 5.4 Vigerende geluidzone Eerbeek-Zuid
De huidige geluidbelasting kan gelijk worden gesteld aan de vergunde geluidbelasting. In de huidige situatie is sprake van een beperkt aantal zoneoverschrijdingen (meer geluid op de zonegrens) en overschrijdingen van een aantal MTG-waarden (Maximaal Toelaatbare geluidbelasting) op woningen. Door deze overschrijdingen kunnen de vergunningsplichtige bedrijven op het bedrijventerrein zich niet goed uitbreiden en kunnen geen (ruimere) maatwerkvoorschriften worden opgenomen voor meldingsplichtige bedrijven. Het gezoneerde bedrijventerrein zit 'op slot'. Maatregelen zijn nodig.
Om het bedrijventerrein 'van het slot' te krijgen heeft het college een 'geluidreductieplan' vastgesteld (Geluidreductieplan industrieterrein Eerbeek Zuid te Eerbeek, Omgevingsdienst Veluwe IJssel, 12 juli 2016). In het geluidreductieplan is aangegeven hoe de overschrijdingen van de grenswaarden binnen een periode van vijf jaar teniet worden gedaan.
Op een deel van het geluidgezoneerde bedrijventerrein liggen woningen die thans als burgerwoning in gebruik zijn, met in de directe nabijheid relatief lichte bedrijvigheid. Dit soort woningen ligt bij voorkeur niet op een geluidgezoneerd bedrijventerrein. Bovendien is het karakter van deze gronden niet in overeenstemming met dat van een geluidgezoneerd industrieterrein. Het betreft gemengd woon-werkgebied. Vanuit het karakter van het gebied en het huidige gebruik van de woningen heeft verkleuring van deze gronden naar gemengd woon-werkgebied de voorkeur, waarmee het mogelijk wordt de woningen als reguliere burgerwoning te gaan bestemmen (zie paragraaf 2.2.9). Dit kan worden gerealiseerd door delen van het industrieterrein waarop burgerwoningen zijn gelegen te dezoneren. Dat betekent dat die gronden buiten het gezoneerde bedrijventerrein worden geplaatst en deel gaan uitmaken van de geluidzone rondom het resterende geluidgezoneerde deel van het bedrijventerrein.
Om te komen tot een nieuwe geluidzonering is een dezoneringsonderzoek uitgevoerd (Onderzoek dezoneringsvarianten industrieterrein Eerbeek Zuid te Eerbeek ten behoeve van het planMER, Omgevingsdienst Veluwe IJssel, 29 september 2016, bijlage 9). In dit dezoneringsonderzoek zijn drie dezoneringsvarianten onderzocht:
Uit het onderzoek blijkt dat de tussendezoneringsvariant (uitgaande van de maatregelen uit het geluidreductieplan) juridisch uitvoerbaar is, wat niet geldt voor de minimale en de maximale dezoneringsvariant (zie paragraaf 4.4.2 van het planMER).
De tussenvariant kent een logische begrenzing waarbij recht wordt gedaan aan het gebruik van de verschillende gronden op Eerbeek-Zuid, inclusief wonen in gemengd gebied met lichte bedrijvigheid.
Op het resterende geluidgezoneerde industrieterrein liggen niet alleen inrichtingen in de zin van de Wet geluidhinder (de papier- en kartonindustrie). In de tussenvariant liggen ook de akoestisch relevante bedrijven die naar aard en ligging een directe band hebben met deze industrie, nog binnen de grenzen van het industrieterrein.
Derhalve wordt met dit bestemmingsplan de tussendezoneringsvariant (afbeelding 5.5) vastgelegd als geluidzone voor het bedrijventerrein Eerbeek-Zuid, waarmee het mogelijk wordt de thans als burgerwoning in gebruik zijnde bedrijfswoningen als burgerwoning te bestemmen. Uitgangspunt hierbij is het treffen van de maatregelen uit het geluidreductieplan. Het betreft onder meer de maatregelen om bij de woningen aan 't Haagje 46 en 48 (rekenpunt MTG040) aan de eerder vastgestelde MTG te kunnen voldoen. Deze bestaande MTG wordt derhalve niet verhoogd. Een ander uitgangspunt is het niet meer als woning bestemmen van de (reeds gesloopte) woning Volmolenweg 12 (rekenpunt MTG063).
De tussendezoneringsvariant is nader uitgewerkt (Onderzoek geluid-industrielawaai Eerbeek Zuid ten behoeve van het bestemmingsplan, Omgevingsdienst Veluwe IJssel, 16 maart 2017, bijlage 21).
Na gedeeltelijke dezonering beperkt de omvang van het resterende gezoneerde deel van het industrieterrein zich tot de papier- en kartonindustrie (DS Smith, SCA Packaging, De Zeeuw, Pillopak) en Mayr-Melnhof (inclusief percelen ten westen en zuiden van het huidige bedrijfsperceel). Het geluidgezoneerde industrieterrein bestaat daardoor uit twee gescheiden delen. Een groot deel van de bedrijven op het bedrijventerrein Eerbeek-Zuid komt na de gedeeltelijke dezonering buiten het gezoneerde industrieterrein te liggen. Het gaat om kleine tot middelgrote bedrijven die vallen onder het Activiteitenbesluit (waaronder een tankstation, de transportsector, de bouwsector en meerdere productiebedrijven).
Afbeelding 5.5 Nieuwe geluidzone Eerbeek-Zuid (rood) en gezoneerd terrein (blauw), inclusief etmaalwaarden (groen en oranje)
Bij alle woningen wordt, uitgaande van de maatregelen uit het geluidreductieplan, voldaan aan de maximale norm van 60 dB(A) etmaalwaarde bij gebruik van het nieuwe gezoneerde industrieterrein volgens de huidige vergunningen/bestemmingsplanmogelijkheden. De gewenste uitbreidingen van bedrijvigheid zorgen wel voor extra knelpunten (>60 dB(A)). Er treedt een overschrijding op bij de woningen Beekpad 9, Ruijgenbosweg en Volmolenweg. Dit betekent dat de gewenste uitbreidingen akoestisch niet gehonoreerd kunnen worden. De uitbreidingen zullen zonder extra geluidruimte moeten worden gerealiseerd.
De gedeeltelijke dezonering zorgt niet voor een toename van geluid op de omgeving. De maximale geluidbelasting wordt gereguleerd met de geluidzone en de vast te stellen hogere grenswaarden voor de woningen binnen de geluidzone. Deze geluidzone en hogere grenswaarden zullen - ook na dezonering - niet meer geluid toelaten dan in de huidige situatie. Voor een groot deel van de woningen zal de toegelaten geluidbelasting zelfs worden verlaagd van nu 55 dB(A) naar 51 dB(A). Daar staat tegenover dat het geluid van de bedrijven die buiten het geluidgezoneerde industrieterrein komen te liggen niet aan de nieuwe hogere grenswaarden worden getoetst. Dit betreft grotendeels akoestisch minder relevante bedrijven. Per saldo zal de dezonering dan ook niet leiden tot een significante toename van de totale geluidbelasting.
Met de dezonering van meldingsplichtige bedrijven die buiten het geluidgezoneerde industrieterrein komen te liggen, wijzigt het toetsingskader. Daarbij kan ook door de dezonering van de woningen het toetsingskader wijzigen. Ook voor de meldingsplichtige bedrijven die op het geluidgezoneerde industrieterrein blijven liggen kan bij dezonering van woningen het kader anders worden. Derhalve is inzichtelijk gemaakt op welke manier het normenstelsel wijzigt en in hoeverre er na de wijziging wel of niet wordt voldaan aan de standaard voorschriften (Advisering geluidnormen i.h.k.v. Activiteitenbesluit bedrijven op Eerbeek Zuid, Omgevingsdienst Veluwe IJssel, 30 oktober 2017, bijlage 22). Uit dit advies blijkt dat voor een zestal bedrijven voor een aantal activiteiten maatwerkvoorschriften moeten worden vastgesteld. De procedures voor het vaststellen van deze maatwerkvoorschriften zullen zo spoedig mogelijk worden gestart.
Woningen op een bedrijventerrein
Het industrieterrein wordt gedeeltelijk gedezoneerd. Een aantal woningen komt daardoor buiten het gezoneerde industrieterrein te liggen. Deze woningen worden daardoor geluidgevoelig in de zin van de Wet geluidhinder en het Activiteitenbesluit. Dit is positief voor de bewoners. Anderzijds kan dit nadelig zijn voor de omliggende bedrijven. In dit bestemmingsplan wordt er daarom voor gekozen om uit te gaan van het lagere beschermingsniveau zoals dat geldt voor woningen op een bedrijventerrein. Op grond van het Activiteitenbesluit gelden voor woningen op een bedrijventerrein 5 dB(A) ruimere geluidgrenswaarden (55 dB(A) etmaalwaarde in plaats van 50 dB(A).
Woningen Tullekenweg
Aan de Tullekenweg bevindt zich een twaalftal recreatiewoningen welke met dit bestemmingsplan worden omgezet naar reguliere burgerwoningen. Er is onderzoek gedaan naar de akoestische gevolgen van deze omzetting (Onderzoek geluid Eerbeek ten behoeve van het plan-MER, Omgevingsdienst Veluwe IJssel, 28 september 2016).
Bij de betreffende woningen aan de Tullekenweg bedraagt de geluidbelasting vanwege het industrieterrein (zonder dezonering) maximaal 50 dB(A) etmaalwaarde.
De omzetting van de woningen leidt daarnaast op individueel bedrijfsniveau niet tot beperkingen in de geluidruimte van de aanwezige bedrijven. De vigerende geluidruimte wordt bepaald door reeds aanwezige woningen en bij de woningen aan de Tullekenweg kan worden voldaan aan de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit van 50 dB(A) etmaalwaarde voor het LAr,LT en 70 dB(A) etmaalwaarde voor het LAmax.
De Tullekenweg is een rustige 30 km/u weg. Bij de omzetting van de woningen spelen wegverkeerslawaai en cumulatie zodoende geen relevante rol.
Groepsaccommodatie Soerense Zand Noord 4
Octavo is voornemens een groepsaccommodatie in te richten aan het Soerense Zand Noord 4. Hiertoe is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Akoestisch onderzoek groepsaccommodatie Octavo te Eerbeek, Adviesburo van der Boom BV, 14 april 2020, bijlage 19). Uit dit onderzoek blijkt dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT als gevolg van de activiteiten van Octavo bij omliggende woningen maximaal 40 dB(A) overdag, 46 dB(A) in de avond en 31 dB(A) in de nacht bedraagt. Daarmee worden de door de gemeente Brummen gehanteerde grenswaarden niet overschreden.
Wanneer muziek binnen ook na 23.00 uur wordt voortgezet – hetgeen niet de representatieve bedrijfssituatie is – liggen de gemiddelde niveaus – inclusief muziekgeluidcorrectie – op hooguit 42 dB(A) in de nacht. Ook dan kan ruimschoots aan de eisen worden voldaan. Ramen en deuren moeten tijdens muziek binnen na 23.00 uur wel gesloten blijven. Voor de muziekgeluidniveaus binnen is uitgegaan van 80 dB(A). Dit geluidniveau is worst case omdat deze met de aanwezige muziekinstallatie niet realistisch is. De muziekgeluidniveaus zullen in de praktijk aanzienlijk lager liggen.
De beschreven maatregelen om geluidhinder tegen te gaan, zijn als voorwaarden opgenomen in artikel 9.5 onder c van de planregels om zo een goed woon- en leefklimaat te verzekeren.
Daarmee kan de groepsaccommodatie passend worden geacht in zijn omgeving.
Cumulatie
Afbeelding 5.6 Cumulatieve geluidcontouren referentie- en plansituatie Burgersterrein
Voor een beperkt aantal van circa 9 woningen aan de Loubergweg wordt de toename van de cumulatieve geluidbelasting veroorzaakt door de toename van het wegverkeer op de Loubergweg. Wegverkeerslawaai is voor deze woningen dan ook maatgevend voor de geluidbelasting. De toename van het wegverkeerslawaai ten opzichte van de huidige situatie is echter kleiner dan 2 dB, zodat er geen sprake is van een reconstructie-effect in de zin van de Wet geluidhinder. Deze toename houdt direct verband met het wederom in gebruik nemen van gronden die voorheen en ook nu een bedrijfsbestemming hebben. Gelet hierop kan deze toename ook vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar worden geacht.
In de cumulatieve geluidcontouren voor het hele plangebied (afbeelding 5.7) is het verschil tussen de referentiesituatie en de plansituatie op de overige plaatsen overigens nauwelijks waarneembaar.
Afbeelding 5.7 Cumulatief geluid in referentiesituatie en plansituatie (contouren en toetspunten)
Conclusie
De ontwikkelingen buiten het bedrijventerrein Eerbeek-Zuid zijn vanuit akoestisch oogpunt uitvoerbaar. Nieuwe woningen worden met een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt. Het is niet uitgesloten dat daarbij voor een aantal woningen hogere grenswaarden voor wegverkeerslawaai vastgesteld moeten worden, vanwege overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
Op een deel van het geluidgezoneerde bedrijventerrein liggen woningen die thans als burgerwoning in gebruik zijn, met in de directe nabijheid relatief lichte bedrijvigheid. Dit soort woningen ligt bij voorkeur niet op een geluidgezoneerd bedrijventerrein. Dit kan worden gerealiseerd door delen van het industrieterrein waarop burgerwoningen zijn gelegen te dezoneren.
De 'tussendezoneringsvariant' leidt, zonder de in het dezoneringsonderzoek onderzochte gewenste uitbreidingen (die nu volgens vergunning of planologisch niet mogelijk zijn), tot een situatie waarin volstaan kan worden met de wettelijk mogelijke hogere grenswaarden van maximaal 60 dB(A) (vanwege het resterende geluidgezoneerde bedrijventerrein). Uitgangspunt hierbij is dat de maatregelen uit het geluidreductieplan worden doorgevoerd. Derhalve wordt met dit bestemmingsplan de tussendezoneringsvariant vastgelegd als geluidzone voor het bedrijventerrein Eerbeek-Zuid, waarmee het mogelijk wordt de thans als burgerwoning in gebruik zijnde bedrijfswoningen als burgerwoning te gaan bestemmen. Deze dezoneringsvariant gaat samen met het vaststellen van hogere grenswaarden industrielawaai voor de woningen die in de geluidzone komen te liggen. Voor veel bestaande woningen in de geluidzone neemt de geluidbelasting door de gedeeltelijke dezonering af. Voor deze woningen worden opnieuw hogere grenswaarden vastgesteld, die lager zijn dan de eerder vastgestelde hogere grenswaarden. In een separaat hogere waardenbesluit worden de hogere grenswaarden vastgesteld en nader toegelicht. Basis voor het hogere waardenbesluit is het aanvullende geluidonderzoek (Onderzoek geluid-industrielawaai Eerbeek Zuid ten behoeve van het bestemmingsplan, Omgevingsdienst Veluwe IJssel, 16 maart 2017, bijlage 21).
Wettelijk kader
Geur kan in de leefomgeving hinder veroorzaken. Bij geur van bedrijven gaat het om de geuruitstoot (emissie) van bedrijven die zich verspreidt via de lucht en een geurbelasting veroorzaakt op de woon- en leefomgeving. Onder geurbelasting (of ‘immissie') verstaan we de hoeveelheid geur, uitgedrukt in odour units per kubieke meter lucht, die op een geurgevoelig object zoals een woning ‘terecht' komt. Deze hoeveelheid kan worden gemeten of berekend. Voor geurhinder door industrie en bedrijven gelden planologisch gezien geen wettelijke kaders. Deze vorm van geurhinder maakt deel uit van de methode 'Bedrijven en milieuzonering' (VNG, 2009).
Provinciaal geurbeleid
Om binnen de provincie Gelderland toekomstige knelpunten op het gebied van geur te voorkomen heeft de provincie haar eigen geurbeleid opgesteld. Het Gelders beleid met betrekking tot geur vanuit inrichtingen is vervat in de Beleidsregels geur bedrijven (niet-veehouderijen) Gelderland 2017. Dit geurbeleid geldt voor industriële bedrijven waarvoor de provincie bevoegd gezag is. In het Gelders geurbeleid is 1,5 OU/m3 (1,5 OU/m3 als 98-percentiel; voorheen uitgedrukt als 3 ge/m3; 1 ge = 0,5 OU) de 'richtwaarde' voor de belasting van 'minder hinderlijke geuren' (waaronder de geur van papierindustrie) op geurgevoelige objecten in woongebieden en buitengebieden. De 'grenswaarde' (maximaal toegestaan) bedraagt 5 OU/m3 voor minder hinderlijke geuren op woongebieden.
Ruimtelijke ontwikkelingen binnen geurcontouren raken het provinciale belang, dat mede gericht is op het in stand houden van voldoende milieugebruiksruimte voor de inrichtingen waarvoor de provincie bevoegd gezag is. Vanuit dit belang heeft de provincie aangegeven dat binnen aangegeven vergunde contouren van 1,5 OU/m3 in beginsel geen woningen en vergelijkbaar geurgevoelige bestemmingen mogen worden toegevoegd. De provincie baseert zich hierbij op de Interne werkwijze Industriële geur & Ruimtelijke Ordening in Gelderland van 13 september 2007.
Geurgevoelige functies kunnen worden verdeeld in twee categorieën, te weten wonen en werken.
Op grond van de nieuwe Beleidsregels geur voor bedrijven Gelderland 2016 (ontwerp) worden de volgende categorieën onderscheiden:
gebiedscategorie wonen of werken;
bestemd voor bedrijven in categorie 4 of hoger conform de VNG brochure Bedrijven en Milieuzonering
Onder woningen en vergelijkbare objecten vallen woningen maar ook winkels, ziekenhuizen, scholen, sportterreinen en accommodaties voor verblijfsrecreatie. Deze functies krijgen een normale bescherming. Bij verblijfsobjecten gaat het voornamelijk om bedrijven en kantoren. Hier kan worden volstaan met een lager beschermingsniveau.
Toetsing
In Eerbeek vormen de twee papierfabrieken DS Smith en Mayr-Melnhof de belangrijkste geurbronnen (zie paragraaf 4.2 van het plan-MER). Er is voor beide papierfabrieken geen milieugebruiksruimte beschikbaar voor uitbreiding van de geurcontouren.
De huidige vergunde activiteiten van de papierfabrieken zorgen voor een geurcontour over het grootste deel van Eerbeek waarbinnen op grond van het provinciale geurbeleid in beginsel geen woningen en daarmee vergelijkbaar geurgevoelige bestemmingen mogen worden toegevoegd. Dit is een geurcontour van 3 geureenheden/m3 (als 98-percentiel), oftewel 1,5 Europese odourunits/m3 (1 geureenheid (ge) is 0,5 odourunits (OU)). Er is in dit gebied op grond van de huidige provinciale regelgeving dus geen 'ruimte' om gewenste ontwikkelingen naast elkaar en tegelijk doorgang te kunnen laten vinden. Eerbeek zit daarmee in ruimtelijke zin 'op slot', zeker voor wat betreft de uitbreiding met geurgevoelige objecten met een woonfunctie.
Telefonisch leefbaarheidsonderzoek (TLO)
Om te bepalen in hoeverre de geur in Eerbeek tot hinder leidt is in 2015 een TLO uitgevoerd. Uit het TLO blijkt, dat er in Eerbeek sprake is van relevante geurhinder door de geur van de papier- en kartonindustrie.
In onderstaande afbeelding 5.8 is een kaart weergegeven van het onderzoeksgebied. Op de kaart zijn op basis van de gecumuleerde vergunde geurcontouren (vastgesteld door de Omgevingsdienst Veluwe IJssel) van de papierindustrie in Eerbeek (Mayr-Melnhof en DS Smith) 6 zones weergegeven met een oplopende vergunde geurbelasting. Deze zijn gecombineerd met de ruimtelijke ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.
Afbeelding 5.8 Geurgevoelige objecten en TLO zones
Gemeten over heel Eerbeek heeft in totaal 16% van de bevolking hinder of ernstige hinder door de geur van bedrijven. De hinderpercentages zijn sterk afhankelijk van de afstand tot de papier- en kartonindustrie. De percentages met hinder of ernstige hinder nemen toe van 3% in de buitenste zone (zone 1) tot 49% in de binnenste zone (zone 6). Ook relevant is dat de mensen die hinder of ernstige hinder ervaren tevens is gevraagd of die geurhinder aanvaardbaar is. Meer dan 70% van de gehinderden geeft aan de ervaren geurhinder aanvaardbaar te vinden.
Op basis van het TLO kan een indicatie gegeven worden waar het eventueel onder voorwaarden aanvaardbaar kan worden geacht om woningen toe te voegen in Eerbeek voor wat betreft geurbelasting:
Dit geeft aan dat in Eerbeek in een gedeelte van het onderzochte gebied bescherming van potentieel geurgehinderden noodzakelijk is maar dat in een ander gedeelte een minder stringente bescherming kan worden toegepast.
DS Smith is maatgevend in de geurbelasting. Maatregelen bij dit bedrijf zijn het effectiefst om de totale geurbelasting te beperken, ook bij de al bestaande woningen en met name die met een geurbelasting hoger dan 5 OU (gelegen binnen TLO-zone 6). DS Smith heeft echter geen concrete uitbreidingsplannen (bovenop de vergunning) en heeft daarmee geen directe noodzaak tot maatregelen om de geurbelasting terug te dringen. Mayr-Melnhof heeft wel concrete uitbreidingsplannen en zal BBT+ (Best beschikbare technieken) maatregelen moeten treffen om de geurcontour niet te laten groeien ten opzichte van de 'vergunde contour'. Strengere eisen dan 'standstill' levert bij Mayr-Melnhof geen relevante beperkingen op van de totale geurbelasting. Kortom, vanuit de nu bekende ontwikkelingen van de papierfabrieken is er een zeer beperkte kans dat de 1,5 OU/m3 contour terug wordt gedrongen met bronmaatregelen.
In de huidige situatie liggen al veel geurgevoelige objecten binnen de 1,5 OU/m3 contour. Ook binnen de 5 OU/m3 contour (TLO-zone 6), waar veel mensen geurhinder ondervinden. De ruimtelijke ontwikkelingen voegen nieuwe geurgevoelige objecten toe binnen de contour. Extra woningbouw, waardoor geurgehinderden worden toegevoegd binnen de 1,5 OU/m3 van de papierfabrieken is op grond van het provinciaal geurbeleid in beginsel niet toegestaan. In samenspraak met de provincie is in dit bestemmingsplan maatwerk toegepast waarbij een hogere geurbelasting zal worden toegestaan op nieuwe geurgevoelige objecten dan het beleid standaard toestaat. Op grond van het provinciaal geurbeleid is dit maatwerk mogelijk.
De provincie werkt om de navolgende redenen mee aan dit maatwerk:
Dit alles afwegende maakt dat de provincie kan instemmen met het zonder voorwaarden vrijgeven van de TLO-zones 2 en 3 voor ruimtelijke ontwikkelingen, alsmede onder de hierna genoemde voorwaarden kan instemmen met het projecteren van nieuwe woningen en vergelijkbaar geurgevoelige in de TLO-zones 4 en 5, teneinde de dorpskern voor een belangrijk deel van het ruimtelijke slot te halen, zonder dat dit leidt tot onaanvaardbare nieuwe geurhinder:
Gelet hierop worden er compenserende maatregelen voorgeschreven voor alle per saldo nieuw te bouwen woningen in de TLO-zones 4 en 5. Ook bij vervangende nieuwbouw in deze zones wordt er naar gestreefd de woningen te voorzien van compenserende maatregelen. Om geurhinder zo veel mogelijk tegen te gaan, wordt (naar huidig inzicht) voorzien in de toepassing van balansventilatie met koolstoffilter.
Bij vervangende nieuwbouw in TLO-zone 6 is het treffen van compenserende maatregelen verplicht gesteld. In TLO-zone 6 mogen geen nieuwe woningen of vergelijkbaar geurgevoelige objecten worden geprojecteerd.
Conclusie
Om het bestemmingsplan voor wat betreft het aspect geur uitvoerbaar te maken is het noodzakelijk dat de bescherming van potentieel geurgehinderden wordt geborgd in de regels van dit bestemmingsplan.
Hiermee wordt een direct werkende bescherming bereikt. Gekozen is voor een indeling in twee milieuzones, overeenkomstig de uitkomsten van het eerder genoemde TLO.
Wettelijk en beleidskader
De Meet- en beoordelingsrichtlijn B, "Hinder voor personen in gebouwen" (SBR-B) bevat richtlijnen voor het meten en beoordelen van trillingshinder voor personen. De richtlijn maakt onderscheid in de functie van het gebouw en de aard van de trillingsbron en onderscheid in bestaande, gewijzigde en nieuwe situaties. In de Richtlijn vindt de beoordeling plaats door middel van A1, A2 en A3:
Voor de hoogte van de streefwaarden geldt in algemene zin dat A3 < A1 < A2. Er wordt voldaan aan de streefwaarden indien:
Trillingen die continu en gedurende lange tijd optreden in een woning dienen voor zowel bestaande- als nieuwe situaties beoordeeld te worden conform onderstaande tabel:
Tabel 5.15 Trillingsnormen SBR-B
Trillingsbron | Dag- en avondperiode | Nachtperiode | ||||
A1 | A2 | A3 | A1 | A2 | A3 | |
Bedrijf | 0,1 | 0,4 | 0,05 | 0,1 | 0,2 | 0,05 |
Wegverkeer | 0,2 | 0,8 | 0,1 | 0,2 | 0,4 | 0,1 |
Toetsing
Trillingshinder bedrijven
In het voorjaar van 2016 en 2017 zijn trillingsmetingen uitgevoerd nabij de grote papierfabrieken om de mate van trillingshinder afkomstig van deze voor trillingen maatgevende bedrijven te kunnen vaststellen. Deze metingen zijn gerapporteerd in:
Uit de voorgenoemde rapporten blijkt dat ter plaatse van de maatgevende woningen tijdens de representatieve bedrijfssituatie geen overschrijding van de trillingsvoorschriften uit de SBR-B en vergunningen van de bedrijven zijn vastgesteld. Dit neemt volgens de rapporten niet weg dat de gemeten trillingen wel kunnen worden waargenomen en als hinderlijk kunnen worden ervaren. Er is op basis van de metingen geen reden om te veronderstellen dat de trillingen bij een productievergroting dusdanig toe zullen nemen dat de gestelde normen in de toekomst wel zullen worden overschreden. Ten eerste is er enige marge geconstateerd en ten tweede zijn er (planologisch beschouwd) voldoende mogelijkheden om een mogelijke toekomstige toename van trillingen te voorkomen en te beperken zonder dat hiervoor zeer ingrijpende maatregelen nodig zijn die planologisch en financieel onhaalbaar zijn. Op grond hiervan is het standpunt van de gemeente Brummen dat de (aanwezige en verwachte) trillingen niet zullen leiden tot onaanvaardbare trillingshinder.
Trillingen wegverkeer
In oktober 2017 zijn trillingsmetingen verricht in/bij woningen op korte afstand van wegen welke gelet op het vrachtverkeer dat er rijdt en de wegverharding die er ligt, relevant kunnen zijn voor trillingen. Deze metingen zijn gerapporteerd in:
Uit dit rapport blijkt dat bij de maatgevende woningen langs de Volmolenweg bij de heersende
verkeersintensiteit van vrachtverkeer over de Volmolenweg, de SBR-B norm voor een
bestaande situatie niet wordt overschreden. Het in de dagperiode maximaal toegestane aantal vrachtwagenbewegingen waarmee nog net wordt voldaan aan de SBR-B norm voor wonen bedraagt 640 voertuigbewegingen (vrachtwagens). Hier passen de maximaal verwachte aantal vrachtwagenbewegingen van en naar Mayr Melnhof ruim binnen.
Mede op basis van deze metingen is voor andere woningen langs wegen in het plangebied een inschatting gemaakt of de trillingsnorm uit de SBR-B voor wegverkeer voor een bestaande situatie wordt overschreden. Hierbij is eerst gekeken of het adres op de route van de passerende vrachtwagens ligt en vervolgens beoordeeld of de plaatselijke maximum toegestane snelheid en de textuur van de weg zoals oneffenheden en/of verkeersdrempels aanleiding geven voor nader onderzoek of dat trillingshinder cq. overschrijding van de SBR-B norm voor trillingshinder voor personen in gebouwen aannemelijk is. De bevindingen zijn gerapporteerd in:
Uit deze memo valt af te leiden dat de Coldenhovenseweg en Loubergweg geasfalteerde wegen zonder drempels of noemenswaardige oneffenheden betreffen (de Loubergweg en de Coldenhovenseweg worden voordat het logistiek centrum in gebruik wordt genomen aangepast en nog beter geschikt gemaakt voor vrachtverkeer). Een deel van de Coldenhovenseweg heeft een snelheidsregime van 30 km/uur. Hierdoor is het onwaarschijnlijk dat ook bij een significante toename van het vrachtverkeer, de SBR-B norm voor trillingshinder bij woningen wordt overschreden.
Conclusie
In zowel de huidige als de toekomstige situatie worden de SBR-B normen ten aanzien van trillingen als gevolg van industriële activiteiten of wegverkeer niet overschreden.
Wettelijk en beleidskader
Met de publicatie van de besluiten externe veiligheid inrichtingen (Bevi), externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en externe veiligheid transportroutes en de algemene regels op grond van de Wet milieubeheer (Activiteitenbesluit, Vuurwerkbesluit) heeft het Rijk belangrijke kaders voor het beleid over externe veiligheid vastgesteld. De komende jaren zal de reikwijdte van deze besluiten worden uitgebreid.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het gaat daarbij onder meer om bedrijven die onder het BRZO vallen, lpg-tankstations, opslagplaatsen (PGS), ammoniakkoelinstallaties en spoorwegemplacementen. Het besluit bevat eisen voor het plaatsgebonden risico (PR) en regels voor het groepsrisico (GR). Het verplicht gemeenten en provincies bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen hiermee rekening te houden.
Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi)
In de regeling staan regels over de veiligheidsafstanden en berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Op grond van het Bevi zijn in de Revi voor een aantal bedrijfscategorieën (zoals lpg-tankstations, ammoniakkoelinstallaties, opslagplaatsen) vaste veiligheidsafstanden opgenomen.
Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Dit besluit is vergelijkbaar met het Bevi, maar dan van toepassing op buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen. Het gaat om buisleidingen voor aardgas met een uitwendige diameter van meer dan 50 mm (1,97 inch) en een druk van meer dan 1600 kPa (16 bar) en om buisleidingen voor aardolieproducten, met een uitwendige diameter van meer dan 70 mm (2,76 inch) en een druk van meer dan 1600 kPa. Buiten de regels over het plaatsgebonden risico en de verantwoording van het groepsrisico is in het Bevb bepaald dat in een bestemmingsplan de ligging van buisleidingen wordt weergeven en dat een regeling wordt opgenomen voor de belemmeringenstrook. Deze belemmeringenstrook ligt op vijf meter aan weerszijden van de buisleiding of vier meter in geval van aardgasleidingen met een druk tussen 1600 en 4000 kPa.
Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt)
De normen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen worden vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes en de Regeling Basisnet. Op 1 april 2015 zijn dit besluit en de regeling in werking getreden.
Basisnet
Om te voorkomen dat in de toekomst onaanvaardbare externe veiligheidssituaties ontstaan, heeft de overheid in samenwerking met het bedrijfsleven een systematiek ontwikkeld om de balans te vinden tussen veiligheid van ruimtelijke ordening en vervoer van gevaarlijke stoffen. Deze systematiek heet het Basisnet en geldt alleen voor Rijks(water)wegen en de hoofdspoorlijnen.
Om de balans tussen veiligheid en het vervoer van gevaarlijke stoffen in evenwicht te houden, zijn per vervoerstraject de maximale risico's vastgesteld die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het risico dat veroorzaakt wordt door het vervoer van gevaarlijke stoffen mag dan niet meer bedragen dan het vastgestelde risico. Dit betekent dat de risicoruimte wordt vastgesteld in de vorm van een maximale hoeveelheid risico en niet in een maximaal aantal vervoersmiddelen waarin het transport van gevaarlijke stoffen in bulk kan plaatsvinden.
Voor de Rijks(water)wegen en de hoofdspoorlijnen is deze risicoruimte vertaald naar basisnetafstanden. De hoogte van het plaatsgebonden risico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen mag buiten de basisnetafstand niet meer dan 10-6 per jaar bedragen. Voor ruimtelijke besluiten fungeert deze risicoruimte dan ook als zone waarbinnen beperkingen gelden voor (beperkt) kwetsbare objecten.
Naast het plaatsgebonden risico heeft het maximale risico ook een begrenzing ten aanzien van het vervoersaandeel in het groepsrisico. Voor gemeenten en provincies betekent dit dat zij bij ruimtelijke besluiten het groepsrisico moeten gaan berekenen op basis van referentiewaarden. Deze referentiewaarden bestaan uit vervoerseenheden gevaarlijke stoffen.
Het Basisnet stelt naast de begrenzing van het maximale risico ook eisen aan het mogelijk maken van (beperkt) kwetsbare objecten binnen een gebied waar een zwaar ongeval kan plaatsvinden met brandbare vloeistoffen, ook wel het plasbrandaandachtsgebied genoemd. Voor dit gebied geldt dat alleen (beperkt) kwetsbare objecten bestemd mogen worden wanneer dit wordt gemotiveerd.
Ambitieniveau externe veiligheid gemeente Brummen
Eén van de kerntaken van de overheid is het bieden van een veilige leefomgeving aan haar burgers. Daarom heeft de gemeenteraad in 2006 een ambitieniveau voor externe veiligheid als beleid vastgesteld. Het ambitieniveau voor bedrijventerreinen is "ruimte voor bedrijven", voor woonwijken "veilig wonen" en voor het buitengebied geldt "niets doen". Bij deze drie ambitieniveaus zijn voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico de volgende uitgangspunten geformuleerd.
Ambitieniveau | Plaatsgebonden risico met kwetsbaar object binnen richtwaarde 10-5 | Plaatsgebonden risico beperkt kwetsbaar object binnen richtwaarde | Groepsrisico oriënterende waarde |
Niets doen | Niet toegestaan | Toegestaan onder voorwaarden | Keuze verantwoorden |
Ruimte voor bedrijven | Niet toegestaan | Toegestaan onder voorwaarden | Richtinggevend |
Veilig wonen | Niet toegestaan | Niet toegestaan | Geen toename groepsrisico en overschrijding oriënterende toegestaan |
Het gemeentelijk externe veiligheidsbeleid wordt momenteel gewijzigd.
Toetsing
In het planMEr is ingegaan op het aspect externe veiligheid, daarnaast is een externe veiligheidsonderzoek uitgevoerd (Onderzoek externe veiligheid bestemmingsplan Eerbeek, Royal HaskoningDHV, 8 januari 2018, bijlage 27).
Op afbeelding 5.9 zijn de aanwezige risicobronnen en kwetsbare objecten (anders dan woningen) volgens de 'risicokaart' in en om het plangebied aangegeven
Afbeelding 5.9 aanwezige risicobronnen en kwetsbare objecten (niet zijnde woningen)
Vervoer gevaarlijke stoffen
In het plangebied ligt een tweetal hogedrukaardgasleidingen (N-559-28 en N-559-05) met respectievelijk een diameter van 6,3 en 4,5 inch en beide een druk van 40 bar. De PR 10-6 risicocontour ligt op de leidingen zelf. Uit de resultaten van de berekening voor het groepsrisico kan worden opgemaakt dat er voor de buisleidingen een groepsrisico aanwezig is. Dit groepsrisico is van toepassing op zowel de hudige, autonome als de toekomstige situatie. het groepsrisico is lager dan 0.1 keer de oriëntatiewaarde. De buisleiding heeft een groepsrisico omdat binnen het invloedsgebied van de buisleiding bevolking aanwezig is. Er vindt geen verandering plaats in het groepsrisico omdat er geen wijziging plaatsvindt in het bevolkingsaantal binnen het invloedsgebied van de buisleiding. Het plan heeft derhalve geen invloed op het groepsrisico.
Ten behoeve van de bescherming van de hogedrukaardgasleidingen is een vrijwaringszone van 5 meter aan weerszijden van de leiding opgenomen op de verbeelding. Binnen deze zone is het niet toegestaan om te bouwen anders dan voor de aardgasleiding.
De weg N786 (ligt westelijk van Eerbeek) is vrijgegeven voor vervoer van gevaarlijke stoffen. De weg heeft geen PR 10-6 contour omdat er per jaar minder dan 500 tankauto's (circa 140) van stofcategorie GF3 over de N786 rijden. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico is zowel in de huidige als in de toekomstige situatie kleiner dan 0.1 keer de oriëntatiewaarde. Tevens neemt het groepsrisico niet toe door het plan. Over de Loenenseweg/Stuijvenburchstraat vindt bevoorrading plaats van nabijgelegen tankstations (zonder lpg). Uit de adviesnotitie van het Projectbureau Externe Veiligheid Regio Stedendriehoek (2012) blijkt dat het een geringe hoeveelheid transport betreft.
Inrichtingen
Gasdrukmeet- en regelstations Veldkantweg 18, Harderwijkerweg 41 en Kloosterstraat 17
Aan de westzijde van Eerbeek, nabij het plangebied, ligt een gasdrukmeet- en regelstation met een veiligheidsafstand van 15 meter (Veldkantweg 18). De contour van dit gasdrukmeet- en regelstation overlapt het plangebied niet.
Op de westelijke grens van het plangebied ligt een gasontvangstation met eveneens een veiligheidsafstand van 15 meter (Harderwijkerweg 41). Deze contour overlapt voor een klein gedeelte het parkeerterrein van papierfabriek DS Smith. Ter plaatse zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten toegestaan.
Voor gasdrukmeet- en regelstations en gasontvangstations gelden alleen veiligheidsafstanden conform het Activiteitenbesluit. Van groepsrisico is hier geen sprake.
Inrichting met gevaarlijke stoffen, Loubergweg 21
In het oosten van het bedrijventerrein ligt een inrichting met gevaarlijke stoffen (Loubergweg 21; Schut Hoes Cartons). Uit de milieuvergunning blijkt dat het bedrijf niet meer dan 10.000 kg gevaarlijke stoffen
mag opslaan. Daarmee valt de inrichting niet onder het Bevi. Derhalve is deze inrichting niet relevant voor het plangebied vanuit het oogpunt van externe veiligheid
Vuurwerkverkooppunt/-opslag Loenenseweg 13
Aan de Loenenseweg 13 ligt een vuurwerkverkooppunt/-opslag (in het pand van de Hubo). Men mag hier maximaal 10 ton consumentenvuurwerk opslaan. De maximale veiligheidsafstand voor de opslag van minder dan 10 ton consumentenvuurwerk bedraagt 8 meter. Binnen deze veiligheidsafstand zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten gelegen.
Om te voorkomen dat er zich (beperkt) kwetsbare vestigen binnen de veiligheidsafstand is een aanduiding 'veiligheidszone - vuurwerk' op de verbeelding opgenomen ter grote van 8 meter rondom het opslagpunt. De realisatie van (beperkt) kwetsbare objecten is niet toegestaan binnen deze aanduiding.
Bedrijf onder het Brzo 2015, Karel van Gelreweg 22
Ten zuidwesten van het plangebied ligt een bedrijf dat onder het 'Brzo 2015' (Besluit risico's zware ongevallen 2015) valt: Stork Veco B.V. Het risico ligt in de chroomzuurbaden van het bedrijf. Dit brengt geen relevante externe veiligheidsrisico's bij (brand)calamiteiten met zich mee voor de omgeving van het bedrijf. Er is geen sprake van een invloedsgebied dat het plangebied overlapt.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico en de veiligheidsafstanden rond bestaande risicobronnen vormen voor de beoogde ontwikkelingen in het nieuwe bestemmingsplan geen belemmering. Ook worden er geen nieuwe risicobronnen toegevoegd nabij bestaande of nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten.
Groepsrisico
Het bestemmingsplan maakt enkele ontwikkelingen mogelijk die binnen het invloedsgebied liggen van de hiervoor genoemde bestaande buisleiding (invloedsgebied 70 m), deze ontwikkelingen zijn daardoor relevant ten aanzien van het groepsrisico.
Het gaat om de transformatie (sloop en nieuwbouw) van een deel van woonwijk Eerbeekse Enk, het omzetten van bedrijfswoningen naar reguliere burgerwoningen en de intensivering van bedrijvigheid op het bestaande bedrijventerrein Eerbeek-Zuid.
Per saldo voegen de ontwikkelingen in Eerbeekse Enk geen 'bevolking' toe binnen het invloedsgebied van de buisleiding. In Eerbeekse Enk kan het aantal woningen alleen maar afnemen.
Met het omzetten van bedrijfswoningen naar reguliere burgerwoningen worden weliswaar (beperkt) kwetsbare functies toegevoegd binnen het invloedsgebied, echter wordt hiermee geen 'bevolking' toegevoegd binnen het invloedsgebied. Er zal derhalve geen of weinig invloed zijn op het groepsrisico.
De intensivering van het bedrijventerrein zal naar verwachting maximaal 10-20% extra personen toevoegen binnen het invloedsgebied van de buisleiding.
Het groepsrisico ligt in alle gevallen onder 0.1 keer de oriëntatiewaarde. Als gevolg van het plan neemt het groepsrisico niet toe. Op basis van het Bevb en het Bevt dient het groepsrisico als gevolg van de aardgastransportleidingen en de N786 beperkt verantwoord te worden.
Verantwoording groepsrisico
Verantwoording van het groepsrisico is een onderdeel van het externe veiligheidsbeleid. Door middel van een verantwoordingsplicht wil de overheid bevoegde overheden aanzetten tot nadenken over onder andere de omvang van het groepsrisico in relatie tot de veiligheid van de risicovolle situatie, de gevolgen voor de omgeving, de hulpverlening en de zelfredzaamheid van omwonenden. Voor inrichtingen is de verantwoordingsplicht uitgewerkt in het Bevi, voor buisleidingen in het Bevb en voor spoor, binnenwater en weg in het Bevt. De elementen die meegenomen moeten worden bij de verantwoording van het groepsrisico zijn samengevat in onderstaande tabel.
Tabel 5.16 Overzicht elementen volledige of beperkte verantwoording groepsrisico
(opgenomen in wet- en regelgeving)
Elementen verantwoording groepsrisico | Volledige VGR (Bevi, Bevt, Bevb) | Beperkte VGR | |
Bevt | Bevb | ||
De dichtheid van personen binnen het invloedsgebied | X | X | |
De hoogte van het groepsrisico (per kilometer) | X | X | |
De maatregelen ter beperking van het groepsrisico, zowel bronmaatregelen als ruimtelijke maatregelen | X | ||
De mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico en de voor- en nadelen ervan (alternatieve locaties) | X | ||
De mogelijkheden voor het voorkomen, beperken en bestrijden van incidenten (bestrijdbaarheid) | X | X | X |
De mogelijkheden voor zelfredzaamheid van personen binnen het invloedsgebied | X | X | X |
Advies van de Veiligheidsregio
Een belangrijk onderdeel van de verantwoordingsplicht is de adviestaak van de Veiligheidsregio. De rijksoverheid heeft (wettelijk) vastgesteld dat het bevoegd gezag het bestuur van de Veiligheidsregio in de gelegenheid dient te stellen advies uit te brengen over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval en de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied van een risicobron. Dit is het geval bij zowel buisleidingen, transportroutes als inrichtingen.
Verantwoording groepsrisico
Op basis van het Bevb en het Bevt dient voor de N786 en de hogedruk aardgastransportleidingen inzicht gegeven te worden in de mogelijkheden voor de zelfredzaamheid en de rampenbestrijding.
Voor de N786 zijn de scenario's plasbrand, koude BLEVE en wolkbrandexplosie relevant. Voor de aardgastransportleidingen is fakkelbrand het maatgevende scenario.
Rampenbestrijding:
In de onderstaande tabel is per maatgevend scenario een overzicht gegeven van de voorzieningen die van invloed zijn op de rampenbestrijding. Deze scenario’s zijn gebaseerd op het scenarioboek externe veiligheid en het advies van de veiligheidsregio. Tevens is in het overzicht aangegeven in hoeverre de voorziening aanwezig is/wordt voorzien.
Tabel 5.17 Voorzieningen rampenbestrijding
Voorzieningen | Plasbrand | Koude BLEVE | Wolkbrand- explosie | Fakkel- brand | Aanwezigheid |
Plangebied | |||||
Voldoende bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen | X | X | X | X | Ja |
Voldoende bereikbaar voor hulpdiensten | X | X | X | X | Ja, het plangebied is via twee zijden bereikbaar |
N786 | |||||
Voldoende bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen | Nee | ||||
Voldoende bereikbaar voor hulpdiensten | X | X | X | Ja |
Zelfredzaamheid:
In de onderstaande tabel is per maatgevend scenario een overzicht gegeven van de voorzieningen die van invloed zijn op de zelfredzaamheid. Deze scenario’s zijn gebaseerd op het scenarioboek externe veiligheid en het advies van de veiligheidsregio. Tevens is in het overzicht aangegeven in hoeverre de voorziening aanwezig is/wordt voorzien.
Tabel 5.18 Voorzieningen rampenbestrijding
Voorzieningen | Plasbrand | Koude BLEVE | Wolkbrand- explosie | Fakkel- brand | Aanwezigheid |
Plangebied | |||||
Er zijn minimaal twee vluchtroutes van de bron af | X | X | X | X | Binnen het invloedsgebied van de risicobronnen is alleen een aantal woningen verwijderd. Het overige gebied is conserverend kijkend naar de populatiedichtheid |
Opstellen noodplan + oefening (handelswijze hoe te handelen bij een incident) | X | X | X | ? | |
Risicocommunicatie (WAS palen, NL-alert | X | X | X | X | Ja, communicatie via NL-alert |
Deze verantwoording is kortgesloten met de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland.
Conclusie
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico en de veiligheidsafstanden op en rond bestaande risicobronnen vormen geen belemmering voor de beoogde ontwikkelingen in het nieuwe bestemmingsplan. Ook worden er geen nieuwe risicobronnen toegevoegd nabij bestaande of nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten.
Groepsrisico
Het groepsrisico verandert niet door het plan. Tevens ligt het groepsrisico onder de 0.1 keer de
oriëntatiewaarde. Dit geldt voor de N786 en de hogedruk aardgastransportleidingen. Het groepsrisico
dient voor deze risicobronnen beperkt verantwoord te worden.
Het groepsrisico is verantwoord in het rapport 'Onderzoek externe veiligheid bestemmingsplan Eerbeek' (bijlage 27).
Deze verantwoording is kortgesloten met de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland.
Wettelijk kader/inleiding
In verband met de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan dient onderzoek verricht te worden naar de (te verwachten) bodemkwaliteit in het plangebied door het raadplegen van beschikbare bodemgegevens. Een nieuwe bestemming mag pas worden toegekend als is aangetoond dat de bodem geschikt is (of geschikt te maken is) voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Daar waar sprake is van consoliderend bestemmen van bestaande situaties kan een diepgaand inzicht in de bodemsituatie vooraf achterwege blijven, tenzij een redelijk vermoeden moet bestaan van een saneringssituatie.
Bij bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem benodigd. Het bouwen is alleen toelaatbaar als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Daarom dient bij iedere nieuwe bouwactiviteit de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te worden gebracht. De bodemonderzoeken voor eventuele nieuwe (vervangende) bouwactiviteiten mogen niet te oud zijn en moeten een vastgestelde informatiekwaliteit bieden. Indien aan die voorwaarden niet kan worden voldaan, dient aanvullend onderzoek plaats te vinden. Wanneer uit het onderzoek blijkt dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel, dient vóór aanvang van de bouwwerkzaamheden een bodemsanering te worden uitgevoerd om de bodem wel geschikt te maken, of dient de omgevingsvergunning te worden geweigerd.
Toetsing
De beoogde ontwikkelingen kunnen een effect hebben op de bodemkwaliteit. Het gaat om risico's op nieuwe verontreinigingen, maar nog belangrijker: het risico van het roeren en verspreiden van bestaande bodemverontreinigingen en het in contact komen met verontreinigingen door gevoelige functies (zoals nieuwe woningen). Om dit laatste risico in te kunnen schatten is inzicht nodig in beschikbare (historische) bodeminformatie. De focus ligt daarbij op gronden die een nieuwe (meer gevoelige) bestemming krijgen of braak liggen en (opnieuw) worden ingericht.
Eerbeek-Zuid
Op het bedrijventerrein Eerbeek-Zuid blijft het gebruik overwegend gelijk aan het huidige gebruik en de vigerende bestemming. Daar waar de bestemming hetzelfde blijft is het in principe niet nodig om bodemonderzoek uit te voeren. Met dit bestemmingsplan wordt concreet de uitbreiding van de activiteiten van het bedrijf aan de Coldenhovenseweg 77 mogelijk gemaakt.
Coldenhovenseweg 77
Ten behoeve van de ontwikkelingen aan de Coldenhovenseweg 77 is een milieuaspectenstudie uitgevoerd (Milieuaspectenstudie Coldenhovenseweg 77 te Eerbeek, Aveco de Bondt, 2 september 2011, bijlage 17). Uit deze milieuaspectenstudie blijkt dat in het verleden meerdere bodemonderzoeken zijn uitgevoerd op deze locatie. Daaruit blijkt dat:
De bodem ter plaatse van de Coldenhovenseweg 77 is naar verwachting, vanuit milieuhygiënisch oogpunt, geschikt voor het huidige en het toekomstige gebruik.
Woningbouw
Nieuwe of vervangende woningbouw wordt mogelijk gemaakt op de Eerbeekse Enk en de voormalige scholenlocaties.
Met dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt dat een twaalftal recreatiewoningen en maximaal 48 bedrijfswoningen worden bestemd als reguliere burgerwoning. De functie blijft wonen en behoudt hiermee hetzelfde beschermingsniveau. Het is derhalve niet nodig om aanvullend bodemonderzoek uit te voeren.
Eerbeekse Enk
In het gehele gebied overschrijden diverse zware metalen (cadmium, kobalt, koper, kwik, lood en/of zink) de achtergrondwaarden in de bovengrond en plaatselijk overschrijden de concentraties PCB en/of PAK de achtergrondwaarden. In de humeuse ondergrond (0,50 – 1,15 m-mv) overschrijdt de concentratie kwik de achtergrondwaarde op enkele locaties. De toetsingswaarden worden nergens overschreden. De oorzaak van de verhoogde concentraties is niet bekend. Als geheel is er sprake van een lichte bodemverontreiniging welke geen belemmering vormt voor de functies woningen met tuin (inclusief nieuwbouw).
Voormalige scholenlocatie Bachstraat
Er is in 2012-2013 een aanvullend (voor)onderzoek ten behoeve van een eerder (niet vastgesteld) bestemmingsplan uitgevoerd in verband met sterk verhoogde concentraties zware metalen in het grondwater. Uit diverse onderzoeken in Eerbeek blijken (licht tot sterk) verhoogde waarden met zware metalen, met name nikkel in grondwater en baggerslib. De verhoogde concentraties zijn waarschijnlijk gerelateerd aan de verhoogde waarden in toetredend kwelwater. Er zijn geen bronlocaties van de verontreinigingen in de omgeving aanwezig. Het betreft zeer waarschijnlijk natuurlijk verhoogde achtergrondwaarden. Een nader onderzoek wordt derhalve niet nodig geacht.
Voormalige scholenlocatie Nobelstraat
Voor deze locatie is geen onderzoek beschikbaar. Op de voormalige scholenlocatie wordt opnieuw een gevoelige functie, namelijk wonen, mogelijk gemaakt. De gronden zijn naar verwachting dan ook geschikt voor het beoogde gebruik.
Voormalige scholenlocatie Lorentzstraat
Voor deze locatie is geen onderzoek beschikbaar. Op de voormalige scholenlocatie wordt opnieuw een gevoelige functie, namelijk wonen, mogelijk gemaakt. De gronden zijn naar verwachting dan ook geschikt voor het beoogde gebruik.
Centrum
Uit diverse uitgevoerde bodemonderzoeken blijkt dat op diverse plaatsen in het centrum waar 'gevoelige functies' kunnen komen (zoals woningen) nog ernstige verontreinigingen aanwezig zijn of dat nog niet met zekerheid is vastgesteld dat deze aanwezig zijn.
Kerstenlocatie
In 2014 is een verkennend, aanvullend en nader bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de Kerstenlocatie. Diverse stoffen in de bovengrond voldoen niet voor de functie wonen. In de ondergrond (1.0 -2.0 m-mv) zijn geen van de onderzochte stoffen in verhoogde concentraties aangetroffen. Het grondwater bevat een verhoogd gehalte nikkel ten opzichte van de streefwaarde.
Nader onderzoek was alleen noodzakelijk voor de bovengrond. Hieruit blijken (onder andere) sterke verontreinigingen met koper welke samen een ernstige verontreiniging vormen. Verder kan gesteld worden dat de bovengrond op het gehele terrein niet aan de waarden voor de bodemfunctieklasse wonen voldoet en in zijn geheel ontgraven moet worden.
De sanering van het terrein is nog niet uitgevoerd vanwege de onzekerheid ten aanzien van de ontwikkeling van het terrein. Sanering dient plaats gevonden te hebben alvorens gevoelige functies worden gerealiseerd.
Eerbeekse Beek ter hoogte van de Kerstenlocatie
In de Eerbeekse Beek, ter hoogte van de Kerstenlocatie, is in 2010 een verkennend waterbodemonderzoek uitgevoerd. Hier werd een ernstige waterbodemverontreiniging aangetroffen: meer dan 25m3 grond met waardes van koper, nikkel en kwik boven de interventiewaarde. Ook waren er andere verontreinigingen in lagere concentraties aanwezig. Er vinden geen aanpassingen plaats aan de Eerbeekse Beek ter plaatse van de Kerstenlocatie. Sanering van de waterbodem is derhalve nog niet aan de orde.
Coldenhovenseweg tussen Stuijvenburgstraat en het spoor
In 2010 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op het tracé van de Coldenhovenseweg tussen Stuijvenburgstraat en het spoor in verband met de voorgenomen verlegging van de Eerbeekse Beek naar dit wegtracé. Deze verlegging is nooit doorgegaan. Uit de analyse blijkt dat de boven- en ondergrond schoon zijn (geen onderzochte stoffen boven achtergrondwaarde of detectiegrens).
Stationsomgeving/spoorzone
In 2013 zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd in de zone aan de noordzijde van het spoor, tussen het Burgersterrein en het Beekpad (langs oostzijde van de Kerstenlocatie). Vanwege verhoogde gehaltes van onderzochte stoffen ten opzichte van de achtergrondwaardes op meerdere plaatsen (onder andere PAK, kwik en koper) is een aanvullend onderzoek gedaan in 2014.
Hierbij zijn de meeste sterke verontreinigingen 'afgeperkt' (in beeld gebracht). De omvang van twee sterke verontreinigingen is niet volledig (horizontaal) afgeperkt, waardoor niet eenduidig is aan te geven of het om ernstige bodemverontreinigingen gaat (>25 m3 sterk verontreinigde grond). Het betreft een sterke verontreiniging met PAK ter plaatse van het spoor (ter hoogte van de Stationsstraat 3) en een sterke verontreiniging met koper, aan de oostzijde van de Kerstenlocatie (ten westen van Beekpad 5; bij Beekpad 5 zelf zijn alleen lichte verontreinigingen aanwezig).
Er is nog niet overgegaan tot sanering van de verontreinigingen (of het opzetten van een saneringsplan of BUS-melding) vanwege de herijking van de ruimtelijke ontwikkelingen in Eerbeek.
Als hier een relevante ontwikkeling plaatsvindt, moet de bodemverontreiniging beter in kaart worden gebracht en eventueel gesaneerd worden.
Stationslocatie (ten westen van Coldenhovenseweg)
In de periode 1999-2013 zijn hier diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. Er is een ernstige verontreiniging aangetroffen (met PAK, lood en koper). De aanpak werd als niet urgent beoordeeld, omdat bij huidig gebruik geen sprake is van humane, ecologische of verspreidingsrisico's. Bij toekomstig gevoeliger gebruik is er mogelijk wel sprake van humane risico's op basis van de loodconcentratie. Geadviseerd werd om bij een toekomstige sanering de locatie in lagen te ontgraven.
In 2013 is de locatie opnieuw onderzocht. De boven- en ondergrond zijn licht tot matig verontreinigd met onder andere PAK, kwik en lood. De verontreiniging is heterogeen. Er is geen duidelijke contour aan te geven.
In 2013 is een plan van aanpak opgesteld voor de sanering van de (inmiddels als niet ernstig beoordeelde) verontreiniging met PAK en koper. De sanering heeft (nog) niet plaatsgevonden vanwege herijking van het centrumplan Eerbeek.
Als hier een relevante gevoelige ontwikkeling plaatsvindt, moet de bodemverontreiniging waarschijnlijk alsnog gesaneerd worden.
Stationsstraat 3 en 5/5A
Ook hier hebben meerdere bodemonderzoeken plaatsgevonden. Verkennend en nader en aanvullend onderzoek (laatst in 2013) laten zien dat de bovengrond (in ieder geval bij nummer 5/5A) licht tot sterk verontreinigd is met lood (zware metalen). Op basis van de bekende onderzoeksresultaten is naar schatting circa 220 m3 grond sterk verontreinigd met lood (gehalten boven de interventiewaarde). Door het ontbreken van een volledige horizontale afperking kan over de totale omvang geen eenduidige uitspraak worden gedaan, maar wordt verwacht dat het volumecriterium voor een ernstig geval van bodemverontreiniging in grond wordt overschreden. Ook hierop zijn nog geen acties uitgezet vanwege herijking van het centrumplan Eerbeek.
Loenenseweg 2/2A
De bodemkwaliteit ter plaatse van de Loenenseweg 2/2A is onderzocht en voldoende in beeld.
Scholencluster Lorentzstraat
Ter plaatse van het te bouwen scholencluster aan de Lorentzstraat is een lichte verontreiniging met kwik, lood en PAK aangetroffen. Er zijn geen beperkingen voor het beoogde gebruik als school.
Conclusie
Voor het grootste deel van het plangebied (ontwikkelingsgebieden) is de kwaliteit van de bodem goed in beeld. Voor een groot gedeelte van het plangebied is de kwaliteit van de bodem voldoende om de beoogde functies te realiseren.
Zoals hiervoor aangegeven, zijn er binnen het centrum diverse locaties waar 'gevoelige functies' kunnen komen (zoals woningen) en waar nu nog ernstige verontreinigingen aanwezig zijn of waar nog niet met zekerheid is vastgesteld of deze aanwezig zijn. De beoogde saneringen moeten uitgevoerd worden voordat de ontwikkelingen plaatsvinden. De te verkrijgen vergunningen voorzien hierin.
Voor de locaties waar gevoelige functies worden gerealiseerd en de bodemkwaliteit nog niet (voldoende) in kaart is gebracht, is vervolgonderzoek nodig voordat een omgevingsvergunning voor de bouw verleend kan worden. Overigens is dit verplicht bij elke omgevingsvergunning ten aanzien van het bouwen van gevoelige functies. In eerste instantie gaat het om een historisch onderzoek van de locatie en de directe omgeving. Mocht uit het historisch onderzoek blijken dat de locatie verdacht is, dan is een vervolg/nader bodemonderzoek nodig.
Indien het niet mogelijk is om bij ontwikkeling van de locaties met een gesloten grondbalans te werken, dient grond van de locatie afgevoerd te worden. Alvorens dit materiaal elders toegepast kan worden, dient een partijkeuring conform het Besluit bodemkwaliteit uitgevoerd te worden.
Er is voldoende zicht op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan voor wat betreft het aspect bodemkwaliteit. Voor een groot gedeelte van het plangebied is de bodemkwaliteit voldoende voor de beoogde functie. Voor een relatief gering gedeelte van het plangebied is aanvullend onderzoek en/of sanering nodig om de kwaliteit van de bodem in overeenstemming te brengen met de beoogde functie.
De bodemkwaliteit van de bekende verontreinigde gronden is bekend bij de eigenaren van de betreffende gronden. De kosten voor eventuele saneringen komen voor rekening van de eigenaar van de betreffende gronden die daarvoor budgetten gereserveerd hebben. Hiermee kan het bestemmingsplan ten aanzien van het aspect bodemkwaliteit voor de gemeente financieel uitvoerbaar geacht worden.
Landelijk waterbeleid
Het landelijk waterbeleid dat voortvloeit uit de Europese Kaderrichtlijn Water, is uiteengezet in de 4e Nota Waterhuishouding, de nota “Waterbeleid 21e eeuw” en het Nationaal Bestuursakkoord Water. In al deze nota's staat de strategie 'vasthouden, bergen en afvoeren' centraal. Deze strategie is gericht op waterkwantiteit en houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt overtollig water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en daarna pas afgevoerd naar benedenstroomse watersystemen. Een tweede strategie, die gericht is op waterkwaliteit is de trits 'schoonhouden, scheiden en zuiveren'. Bij deze strategie gaat het erom dat het water zoveel mogelijk wordt schoongehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en tenslotte, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De kern van 'Waterbeleid voor de 21e eeuw' (2003) is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. Het water de ruimte geven betekent dat in het landschap en in de stad ruimte gemaakt wordt om water op te slaan, als overloop in tijden van veel water, maar ook als reserve voor tijden van droogte. Waterbeleid 21e eeuw gaat uit van de strategie 'vasthouden - bergen - afvoeren', waarbij water pas wordt afgevoerd als het echt niet anders kan.
Nationaal Waterplan
In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die op 22 december 2009 van kracht is geworden. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
In het Nationaal Waterplan is een eerste uitwerking gegeven aan het Deltaprogramma dat wordt opgesteld naar aanleiding van het advies van de Deltacommissie in 2008. Dit programma is gericht op duurzame veiligheid en zoetwatervoorziening. Naast alle plannen om Nederland in de toekomst veilig en leefbaar te houden, is de uitvoering van maatregelen nu al in volle gang. Bijvoorbeeld de projecten Ruimte voor de Rivier en de Maaswerken zijn in uitvoering en moeten in 2015 gereed zijn. Ook worden langs de kust de zogenoemde zwakke schakels aangepakt en vindt versterking plaats door zandsuppleties.
Watertoets
Om waterbeheer en ruimtelijke ordening goed op elkaar af te stemmen is de watertoets ontwikkeld. Door deze (wettelijk verplichte) watertoets moet duidelijkheid worden geboden welke randvoorwaarden gelden voor ruimtelijke en/of stedenbouwkundige aanpassingen ten opzichte van het oppervlakte- en grondwater in het plangebied en omgeving (art. 3.1.6 lid b Bro).
Onderdeel van deze watertoets is het inwinnen van advies bij de waterbeheerder van het gebied, in dit geval het Waterschap Vallei en Veluwe (art. 3.1.1 Bro).
Voor de waterparagraaf is mede gebruik gemaakt van de "digitale watertoets". Uit deze toetsing is gebleken dat een normale watertoetsprocedure is vereist.
Waterbeheerprogramma Waterschap Vallei en Veluwe 2016 - 2021
Het Waterbeheerprogramma (WBP) van Waterschap Vallei en Veluwe geeft de koers aan die het waterschap de komende jaren gaat varen. Voor waterkeringen, landelijk gebied, stedelijk gebied en waterketen zijn er programma’s opgesteld. Het waterschap heeft de volgende zes uitdagingen/ambities geformuleerd:
1. Omgaan met klimaatverandering
2. Groeiende aandacht voor hergebruik van grondstoffen
3. Toenemend gebruik van nieuwe stoffen
4. Krimp en groei van de bevolking
5. Technische kennis wordt schaarser
6. Veranderende houding in de samenleving
Waterplan gemeente Brummen
De gemeente Brummen heeft in samenwerking met Waterschap Vallei en Veluwe een waterplan opgesteld (11 december 2008). In het waterplan staat hoe de gemeente en het waterschap willen omgaan met het water binnen de gemeentegrenzen van Brummen. Gemeente en waterschap stellen een waterplan op vanuit de behoefte aan een integrale visie op watergebied met concrete doelstellingen, keuzes en een uitvoeringsprogramma en het verbeteren van de afstemming en samenwerking tussen de gemeente en het waterschap. Het waterplan is een goed middel om deze ideeën vorm te geven en uit te werken.
De ambities uit het waterplan vormen een leidraad voor gemeentelijke bestemmingsplannen en de daarin verplicht gestelde waterparagraaf, het gemeentelijk rioleringsplan en allerlei uitvoerings- en beheersplannen. Binnen het waterplan zijn negen ambities verwoord:
Conform het Gemeentelijk Rioleringsplan wordt bij nieuwbouw in eerste instantie gekozen voor niet aansluiten van hemelwater. Hierbij wordt wel onderscheid gemaakt naar lokale eigenschappen van het betreffende gebied. Of afkoppelen (in dit geval niet aansluiten) mogelijk is hangt af van de geohydrologische situatie ter plekke. De afkoppelmogelijkheden heeft de gemeente vastgelegd in het Gemeentelijk afkoppelplan Brummen. Voor de aangewezen gebieden uit het afkoppelplan dient het hemelwater volledig op eigen terrein geborgen te worden.
Huidige situatie
Oppervlaktewater
De Eerbeekse Beek is het enige oppervlaktewater in en nabij het plangebied. De Eerbeekse Beek is van oorsprong een natuurlijke beek. De bovenloop, de Coldenhovense Beek, is voor een belangrijk deel gegraven. Het meest noordelijke stelsel wordt wel aangeduid als de Gravinnebeek. Het ontstaan van Eerbeek is onlosmakelijk verbonden met de beek en de papierindustrie. Eerbeek is ontstaan op de plek langs de Eerbeekse Beek waar deze vanuit het Veluwemassief het lager gelegen gebied instroomt. Deze plek was geschikt voor de vestiging van papiermolens en wasserijen.
Op een aantal plekken in Eerbeek is rond de Eerbeekse Beek een begeleidende groenstrook ingericht, met name langs Het Haagje, tussen het bedrijventerrein en het centrum, is deze groenstructuur beeldbepalend. Meer richting/in het centrum is dit niet of nauwelijks het geval. Hier is de beek niet herkenbaar in de ruimtelijke structuur van het centrum. De beek heeft het uiterlijk van een (afvoer)sloot en ligt voor een groot gedeelte ondergronds of tussen/achter bebouwing.
De gemeente wil de karakteristieke elementen van de Eerbeekse Beek benutten bij de ontwikkelingen en de Eerbeekse Beek terug brengen in het dorpshart met een aantrekkelijke uitstraling (Eerbeek Structuurvisie Centrumgebied, 2009).
In 2010 zijn er beekherstelmaatregelen uitgevoerd om meer beekwater door de Eerbeekse Beek/Coldenhovense Beek te laten stromen, zodat het ook in de kern van Eerbeek terecht komt. Daarbij is het bovenstroomse deel tot bij de sprengen opgeschoond. In dat traject is de beek drainerend. Dat houdt in dat de beek zich vult met water vanuit het grondwater. Benedenstrooms van de Boshoffweg zijn delen 'beleemd', waardoor het water niet meer in de bodem wegzakt op deze delen (infiltreert).
In de huidige situatie wordt er geloosd op de Eerbeekse Beek via overstorten in het vuilwaterriool. Door vervanging van het huidige riool met een gescheiden rioolstelsel voor hemelwater en vuilwater zal de kwaliteit van het water in de Eerbeekse Beek verbeteren.
Naast de eerder genomen beekherstelmaatregelen is waterschap Vallei en Veluwe voornemens om verdere herstelmaatregelen te treffen. Daarbij wordt nauw samengewerkt met andere partijen zoals de De Eerbeekse oliemolen.
Riolering
Het inzamelen van stedelijk afvalwater en overtollig hemelwater vindt plaats met een systeem van riolen onder vrij verval. Het merendeel van deze vrijvervalriolen is gemengd (vuil- en regenwater). Bij grote hoeveelheden regenval vindt er overstort plaats op de Eerbeekse Beek. Dit is geen wenselijke situatie. Bij uitbreidingen van het bedrijventerrein Rhienderen en de uitbreidingen in de wijken Elzenbos en Lombok, is een gescheiden stelsel aangelegd.
Bij kleinschalige nieuwbouw wordt de nieuwe bebouwing uitgerust met een gescheiden afvoer (vuil- en regenwater wordt 'gescheiden aangeboden'), maar wordt er in eerste instantie niet voor gekozen om hemelwater via een gescheiden stelsel aan te sluiten op een Infiltratieriool (IT-riool). Het riool zal net zoals in de huidige situatie een overstort hebben op de Eerbeekse Beek. Met een gescheiden afvoer is de nieuwe bebouwing wel alvast voorbereid op aansluiting op een gescheiden riolering wanneer het bestaande gemengde riool wordt vervangen door een gescheiden riolering in de toekomst. Bij grote nieuwbouwprojecten is een gescheiden stelsel (waar mogelijk) wel het uitgangspunt.
Of afkoppelen (in dit geval niet aansluiten van regenwaterafvoer van bebouwing op de riolering) mogelijk is, hangt af van de geohydrologische situatie ter plekke. De afkoppelmogelijkheden heeft de gemeente vastgelegd in het Gemeentelijke Afkoppelplan Brummen (DHV, 2001). Voor de aangewezen gebieden uit het afkoppelplan dient het hemelwater volledig op eigen terrein geborgen te worden. Bij uitbreiding van bestaande gebouwen geldt dat voor het betreffende deel berging op eigen terrein gecreëerd dient te worden. Voor gebieden waar infiltratie en afvoer naar oppervlaktewater niet mogelijk is, wordt geopteerd voor het gescheiden aanleveren van hemelwater.
In Eerbeek komen op verschillende locaties “water op straat”-situaties voor .Onder meer in de Boerhavelaan, Kerkpad, Poelkampstraat komen deze situaties voor. Dit wordt veroozaakt doordat de riolering het water niet snel genoeg kan afvoeren.Door het afkoppelen van schoon hemelwater van de riolering neemt de kans van een “water op straat”-situatie af. In het Gemeentelijk rioleringsplan is een reservering opgenomen om in de periode 2011-2020 een oppervlakte van 15,5 hectare af te koppelen.
Grondwaterkwantiteit/-overlast
Het plangebied ligt op de overgang van dekzandgebied naar rivierkleigebied. Eerbeek ligt op gestuwd zand/grind van de stuwwal de Veluwe. In de dekzanden van de Veluwe vindt wegzijging plaats. Ten oosten van Eerbeek treedt kwel op, vanuit het Veluwemassief. In de bodematlas van de provincie Gelderland ligt het plangebied in een zone met matig tot sterke infiltratie.
De gronden in en rondom het plangebied kennen een grondwaterpeil welke relatief ver onder het maaiveld is gelegen. In de kern ligt de grondwaterstand gemiddeld op circa 4 meter onder het maaiveld, oplopend naar het westen tot circa 6 meter. Op diverse locaties is de grondwaterstand dieper dan 10 meter. Er zijn in het plangebied en de directe omgeving geen gevallen van (grond)wateroverlast bekend.
Industriële onttrekkingen
De papierindustrie onttrekt grondwater voor het productieproces. Zij is de grootste onttrekker in en nabij het plangebied. Afvalwater wordt geloosd op de collectieve afvalwaterbehandelingsinstallatie van de Eerbeekse papierindustrie IWE.
De bevoegdheid voor grondwateronttrekkingen is overgedragen van de provincies naar de waterschappen met de inwerkingtreding van de Waterwet. Er is daarbij een uitzondering gemaakt voor de vergunningverlening voor bepaalde categorieën van grondwateronttrekkingen en infiltraties te weten drinkwaterwinning, grote industriële onttrekkingen vanaf 150.000 m3/jaar en warmte-koudeopslag (WKO). Hiervoor is nog steeds de provincie het bevoegde gezag. Omdat DS Smith meer water onttrekken dan 150.000 m3/jaar valt zij onder gezag van de provincie Gelderland.
Drinkwaterwinning Eerbeek
De drinkwaterwinning Eerbeek ligt ten westen van Eerbeek en is gesticht in 1958. De drinkwaterwinning heeft een vergunning voor 1,8 miljoen m3 per jaar. Het werkelijk onttrokken debiet varieerde in de afgelopen jaren tussen de 1,2 en 1,5 miljoen m3 /jaar. Het is een diepe drinkwaterwinning met 4 winputten op een diepte tussen de -130 en -165 m NAP. In 2009 zijn 2 nieuwe diepe winputten geboord. De nog aanwezige oude ondiepe winning is vervolgens in de loop van 2010 stilgelegd waarmee de onttrekking nu volledig uit het diepe pakket plaatsvindt. De maatregelen waren bedoeld om oppervlakkige effecten (verdroging) te verminderen.
Het grondwaterbeschermingsbeleid is erop gericht om voor de lange termijn op een verantwoorde manier vanuit grondwater in drinkwater te kunnen voorzien. Om de locaties waar grondwater gewonnen wordt als bron voor drinkwater schoon te houden en te beschermen tegen verontreinigingen heeft de provincie in de Omgevingsverordening beschermingszones vastgelegd. Hierbij is onderscheid gemaakt in:
Het plangebied overlapt niet met het grondwaterbeschermingsgebied en de boringsvrije zone.
Toetsing
Van de voorgenomen ontwikkellocaties is in onderstaande tabel 5.19 aangegeven of de ontwikkelingen effect hebben op een bepaald wateraspect.
Tabel 5.19 Effecten ontwikkellocaties op de wateraspecten
Locatie | Bijzonderheden |
Afkoppelen - grondwater lokaal |
Wateroverlast riolering |
Beekherstel |
Onttrekkingen - grondwater regionaal |
Kerstenlocatie | Max. 12 woningen en circa 1800 m² bruto vloeroppervlak winkels | Infiltratie via IT-riool i.p.v. via maaiveld | Ontlasting gemengd riool door afkoppelen hemelwater | Kansen voor bovengronds halen/zichtbaar maken van de beek | n.v.t. |
Hoek Stuijvenburch- straat - Illinckstraat | Max. 11 en circa 650 m² bruto vloeroppervlak winkels | Gescheiden aanbod riolering | Op termijn afkoppelen | n.v.t. | n.v.t. |
Loenenseweg 2/2A | Braakliggend terrein, max. 20 woningen | Infiltratie via IT-riool i.p.v. via maaiveld | Ontlasting gemengd riool door afkoppelen hemelwater | n.v.t. | n.v.t. |
Oranje Nassauplein | Transformatie winkels naar max. 10 (zorg)woningen | Gescheiden aanbod riolering | Op termijn afkoppelen | n.v.t. | n.v.t. |
Actualisatie Centrum | Max. 5 appartementen verspreid in/nabij kernwinkelstructuur | Gescheiden aanbod riolering | Op termijn afkoppelen | n.v.t. | n.v.t. |
Bachstraat, Nobelstraat, Lorentzstraat | 3 te vervallen schoollocaties, max. 52 woningen | Gescheiden aanbod riolering | Op termijn afkoppelen | n.v.t. | n.v.t. |
Scholencluster Lorentzstraat | Bouw nieuw 'scholencluster' op de bestaande schoollocatie Lorentzstraat | Gescheiden aanbod riolering | Op termijn afkoppelen | n.v.t. | n.v.t. |
Eerbeekse Enk | Vervangende nieuwbouw | Infiltratie via IT-riool i.p.v. via maaiveld | Ontlasting gemengd riool door afkoppelen hemelwater | n.v.t. | n.v.t. |
Tullekenweg | Bestemmen 12 recreatiewoningen Tullekenweg als burgerwoningen | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
Bedrijven- terrein Eerbeek-Zuid |
Verhoging maximaal toegestane bebouwings- percentage op bedrijfskavels tbv bedrijfsuitbreiding/ flexibiliteit | Aanleg infiltratie- voorzieningen als compensatie voor verdichting bebouwing |
Ontlasting gemengd riool door afkoppelen hemelwater | Kansen voor bovengronds halen van de beek | Afname onttrekking DS Smith |
Stationslocatie | Leisurefunctie | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
De ontwikkelingen bieden de mogelijkheid om het gemengde rioolstelsel in Eerbeek geleidelijk om te vormen naar een gescheiden stelsel met een infiltratieriool. Hierdoor nemen de frequentie en de debieten van de overstortingen van het gemengde stelsel op de beek af. Als gevolg hiervan verbetert de waterkwaliteit en de ecologie van de beek. Tevens wordt door infiltratie het grondwater aangevuld, waardoor minder water uit de beek de bodem inzakt. Bij de technische planuitwerking wordt rekening gehouden met de eisen van het waterschap ten aanzien van de bergingscapaciteit van het infiltratieriool.
Als gevolg van het omvormen van het gemengde rioolstelsel naar een gescheiden stelsel neemt de kans op wateroverlast door het overlopen van het riool af.
Als gevolg van de infiltratie kan de gemiddelde grondwaterstand beperkt toenemen. In combinatie met de verwachte grondwaterstijging als gevolg van klimaatverandering zal de kans op grondwateroverlast toenemen. De klimaatveranderingen zin hierbij overheersend.
In het kader van de watertoets heeft het Waterschap Vallei en Veluwe op 21 april 2017 een positief wateradvies gegeven. In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren, waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt.
Wettelijk kader
De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese en nationale wet- en regelgeving, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. De soortenbescherming is in Nederland geregeld in de Flora- en faunawet en de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet 1998.
Flora- en faunawet
Het doel van de Flora- en faunawet is het instandhouden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De Flora- en faunawet kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden, maar er kan worden afgeweken van de verbodsbepalingen middels ontheffingen. Er bestaan drie beschermingsregimes voor drie verschillende groepen van beschermde soorten. Voor de algemeen beschermde soorten (tabel 1) geldt een algemene ontheffing voor ruimtelijke ingrepen. Ook voor de overige beschermde soorten (tabel 2) is ontheffing mogelijk, mits wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode. Voor strikt beschermde soorten (tabel 3) kan enkel afgeweken worden na een uitgebreide toetsing.
Natuurbeschermingswet 1998
Door middel van gebiedsbescherming wordt een beschermingskader geboden voor de flora en fauna binnen aangewezen beschermde gebieden. Hieronder vallen de speciale beschermingszones volgens de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur (EHS)), beschermde natuurmonumenten en staatsnatuurmonumenten. Een belangrijk onderdeel van de Natuurbeschermingswet is dat er geen vergunning gegeven mag worden voor handelingen of projecten die schadelijk kunnen zijn voor de kwaliteit van de habitats van soorten, waarvoor een gebied is aangewezen. Wanneer niet op voorhand uitgesloten kan worden dat er schadelijke effecten kunnen optreden, dan dient de initiatiefnemer een 'passende beoordeling' te maken. Dat betekent een onderzoek naar alle aspecten van het project en welke gevolgen die kunnen hebben voor datgene wat bescherming geniet.
Toetsing
Gebiedsbescherming
Natura 2000
Het plangebied grenst nagenoeg aan het Natura 2000-gebied Veluwe dat direct aan de overzijde van de Harderwijkerweg (N786) ligt. Op ongeveer 2 kilometer afstand ligt het Natura 2000-gebied Landgoederen Brummen en op 6 kilometer afsand de uiterwaarden van de IJssel, die horen bij het Natura 2000-gebied Rijntakken. De overige Natura 2000-gebieden liggen op een grote afstand (> 10 km) van het plangebied.
Passende beoordeling
Aangezien significant negatieve effecten van de ruimteljke ontwikkelingen op de Natura 2000-gebieden als gevolg van verdroging en stikstof op voorhand niet uitgesloten kunnen worden, is een passende beoordeling nodig.
Verdroging
Op voorhand is niet uitgesloten dat een activiteit leidt tot wijzigingen in de lokale waterhuishouding ter hoogte van natte natuur binnen Natura 2000-gebied Veluwe (o.a. de Eerbeekse Beek). In het beoordelingskader ten aanzien van verdroging op de Veluwe dat hoort bij het ontwerp-beheerplan Natura 2000-gebied Veluwe is aangegeven onder welke voorwaarden een significant negatief effect op de Veluwe is uitgesloten:
Het Natura 2000-beheerplan is nog niet definitief vastgesteld en daarnaast ontbreekt een ecologische onderbouwing. In de passende beoordeling (paragraaf 5.3.3 van het planMER) is aangegeven dat door een extra onttrekking van 1 miljoen m3 per jaar de contour met verlaging van de grondwaterstand tot binnen Natura 2000-gebieden Veluwe en Landgoederen Brummen reikt. In het beheerplan van Natura 2000-gebied Landgoederen Brummen (provincie Gelderland, 2016) is aangegeven dat de industriële onttrekkingen in Eerbeek wel een invloed hebben op de grondwaterstromen naar het Natura 2000-gebied en dat hierdoor de kweltoename (beperkt) afneemt. Aangezien de onttrekkingen van de bedrijven in Eerbeek tussen de Veluwe en Landgoederen Brummen is gelegen kan daarmee een negatieve invloed op de grondwaterstromen richting Landgoederen Brummen niet uitgesloten worden. Het is daarmee ook niet uitgesloten dat extra onttrekkingen in Eerbeek een significant negatief effect hebben op de grondwaterafhankelijke habitattypen in Landgoederen Brummen en Veluwe.
Mitigerende maatregelen - verdroging
De negatieve effecten van extra grondwateronttrekking zijn waarschijnlijk niet op te heffen door gebruik te maken van oppervlaktewater, omdat dit naar verwachting niet zuiver genoeg is. Een andere bron van proceswater kan gevonden worden in het gebruik van drinkwater. Drinkwater wordt in dit deel van de Veluwe duurzaam gewonnen door oppervlaktewater weer te infiltreren ter hoogte van de infiltratievennen bij Schalterberg. Hierdoor wordt de grondwatervoorraad weer aangevuld waardoor verdrogende effecten op dit deel van de Veluwe worden voorkomen. Ook heeft dit een positief effect op de grondwaterstromen richting Landgoederen Brummen.
Een andere mogelijkheid is het winnen van grondwater op grotere diepte waardoor lokale hydrologische systemen worden ontzien waardoor de gevolgen van verdroging hier minder groot zullen zijn. Ook is het mogelijk om water zodanig te infiltreren dat de gevolgen van verdroging ter hoogte van kwetsbare natuur door extra onttrekking worden opgeheven.
Significante negatieve effecten ten gevolge van extra grondwateronttrekkingen kunnen niet met zekerheid uitgesloten worden. In dit bestemmingsplan is daarom in artikel 4.5.2 van de planregels een planregel opgenomen, die borgt dat niet meer grondwater mag worden onttrokken dan nu al is toegestaan op grond van de Natuurbeschermingswetvergunningen. Door deze planregel zijn significante negatieve effecten op de omliggende Natura 2000-gebieden door verdroging uitgesloten.
Uitvoerbaarheid
Er zijn verschillende opties aan (nog te onderzoeken) maatregelen voorhanden die significant negatieve effecten als gevolg van verdroging binnen de Veluwe en Landgoederen Brummen kunnen voorkomen/opheffen, met als uiterste maatregel het gebruik van drinkwater waardoor er in het geheel geen extra grondwateronttrekkingen plaats zullen vinden. Dit onderdeel van het plan is daarmee uitvoerbaar.
Stikstofdepositie
Om de maximale stikstofdepositie als gevolg van de ruimtelijke ontwikkelingen in beeld te brengen is uitgegaan van de maximale uitbreidingsmogelijkheden van de bedrijven en woningen met de daarbij horende extra verkeersbewegingen. De depositie van de papierfabrieken (inclusief vervoersbewegingen) is hierbij buiten beschouwing gelaten. In de regels is opgenomen dat de depositie van de papierfabrieken niet meer mag worden dan de depositie uit de huidige Nbwetvergunningen. Daarmee is de situatie uit de Nbwetvergunningen de referentiesituatie voor de toetsing van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Dit betekent dat bij uitbreiding van de productie, maatregelen getroffen moeten worden, zodat de depositie op stikstofgevoelige habitattypen als gevolg van het bedrijf niet toeneemt.
De plansituatie is doorgerekend met Aerius.
Uit de Aeriusberekeningen van de plansituatie, zowel ten opzichte van de autonome (2027) als de huidige feitelijke situatie (2016), blijkt dat er binnen een groot deel van de Veluwe sprake is van een toename van stikstofdepositie (maximaal 41,3 mol N/ha/jr op rand Veluwe) als gevolg van de ruimtelijke ontwikkelingen in Eerbeek. De maximale planbijdrage op een stikstofgevoelige habitattype in de Veluwe bedraagt 3,9 mol/ha/jaar. Op dit moment is de grenswaarde voor Natura 2000-gebied Veluwe 0,05 mol N/ha/jr. Binnen Landgoederen Brummen en Rijntakken is sprake van een toename van stikstofdepositie tussen de 0,05-1 mol N/ha/jr. Ook voor Rijntakken is de huidige grenswaarde 0,05 mol N/ha/jr. In een klein deel van Landgoederen Brummen is de toename groter, namelijk tussen de 1-5 mol N/ha/jr, maar in dit deel van Landgoederen Brummen liggen geen (stikstofgevoelige) habitattypen waardoor negatieve effecten van deze toename uit te sluiten zijn.
Zoals aangegeven is in de regels opgenomen dat de stikstofdepositie als gevolg van de papierfabriek DS Smith niet hoger mag worden dan nu in de Nbwetvergunningen vergund is. Er resteren echter nog effecten als gevolg van het totale plan. Zonder extra mitigerende maatregelen is, als gevolg van een toename van stikstofdepositie ter hoogte van stikstofgevoelige habitattypen, een significant negatief effect binnen deze Natura 2000-gebieden niet uit te sluiten. Mitigerende maatregelen zijn nodig.
Aanvullend op de autonome herstelmaatregelen die in het kader van de PAS voor dit project worden genomen zullen nauwelijks effectgerichte mitigerende maatregelen mogelijk zijn. Mitigatie moet daarom vooral gericht zijn op bronmaatregelen.
In artikel 29.5 van de planregels worden nieuwe activiteiten en/of de uitbreiding van bestaande activiteiten, die leiden tot een toename van stikstofdepositie hoger dan 0,05 mol/ha/jaar op voor verzuring gevoelige gebieden die onderdeel uitmaken van Natura 2000, wegens strijdig gebruik van toelating uitgesloten. Met uitzondering van:
Bovenstaande regeling houdt in dat activiteiten niet leiden tot strijdig gebruik indien:
Gelders natuurnetwerk (GNN)
In het zuidelijk deel van het bestemmingsplangebied, binnen het deelgebied van bedrijventerrein Eerbeek-Zuid zijn gronden begrensd als Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelzone. Deze zone valt onder het natuurbeheertype N16.01 Droog bos met productie. Vanwege de vervlechting van de functies in deze zone (wonen, werken en bos), is de natuurwaarde beperkt tot soorten die minder verstoringsgevoelig zijn. De groene zone tussen Eerbeek en Laag-Soeren is aangewezen als ecologische verbindingszone voor onder andere de das.
Door de ruimtelijke ontwikkelingen worden enkele percelen extra bestemd als bos ten opzichte van de huidige situatie. Zowel percelen binnen GNN/GO als buiten het GNN/GO. Percelen gelegen buiten GNN/GO kunnen door de provincie eventueel begrensd worden en daarmee kan het een verbreding betekenen van de aanwezige smalle ecologische verbindingszone.
Door het grotere oppervlak bos binnen en grenzend aan GNN/GO zijn de kernkwaliteiten beter geborgd. Er is per saldo sprake van een verbetering, waardoor het bestemmingsplan niet in strijd is met de kernkwaliteiten. Ook het functioneren van de ecologische verbindingszone wordt niet gefrustreerd.
Er is geen sprake van negatieve effecten ten aanzien van geluidverstoring, verlichting of stikstofdepositie. Het GNN/GO wordt omgeven door stedelijk gebied van Eerbeek waar al sprake is van verlichting. Daarnaast zijn de gebieden GNN/GO binnen Eerbeek niet aan te merken als gevoelig voor stikstofdepositie. Het gaat om droge bossen met een productiefunctie. Een toename van stikstofdepositie zal de verdere ontwikkeling van de kernkwaliteiten niet belemmeren. De kernkwaliteiten zijn vooral gericht op de functie als ecologische verbindingszone met een focus op goede migratiemogelijkheden. Een toename van stikstofdepositie staat hier los van. Verder is het GNN/GO niet grondwaterafhankelijk, waardoor aantasting als gevolg van verdroging niet aan de orde.
De ruimtelijke ontwikkelingen veroorzaken geen negatieve effecten op de kernkwaliteiten en omgevingscondities van het GNN en GO. Er hoeven geen maatregelen te worden getroffen.
Soortenbescherming
Voor een overzicht van de beschermde soorten die in het plangebied voorkomen is de Nationale Databank Flora en Fauna geraadpleegd. Daarnaast is gebruik gemaakt van de onderzoeken die zijn uitgevoerd voor de afzonderlijke bestemmingsplannen. Hieruit blijkt dat de volgende soorten aanwezig zijn:
Tabel 5.20 Aanwezig soorten
Soortgroep | Beschermingsniveau FF-wet |
Vleermuizen | |
gewone grootoorvleermuis | Tabel 3 |
gewone dwergvleermuis | Tabel 3 |
Laatvlieger | Tabel 3 |
Grondgebonden zoogdieren | |
das | Tabel 3 |
eekhoorn | Tabel 2 |
boommarter | Tabel 3 |
egel, bunzing, huisspitsmuis, konijn, mol | Algemene zoogdiersoorten |
Broedvogels | |
huismus | Jaarrond beschermde nestplaats |
gierzwaluw | Jaarrond beschermde nestplaats |
boomklever, boomkruiper, ekster, kauw, goudvink, groenling, heggemus, houtduif, merel, pimpelmees, roodborst, spreeuw | geen jaarrond beschermde nestplaats |
Amfibieën en reptielen | |
bruine kikker | tabel 1 |
Vissen | |
bermpje, drie- en tiendoornige stekelbaars | geen bescherming ihkv Ffw |
Vaatplanten | |
gewone dotterbloem | tabel 1 |
kleine maagdenpalm | tabel 1 |
De aantasting van verblijfplaatsen van strikt beschermde soorten als vleermuizen, eekhoorn, boommarter, das, huismus, gierzwaluw en overige broedvogels is in strijd met de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Zonder het treffen van maatregelen is het plan niet uitvoerbaar. Als eerste heeft het de voorkeur om de ruimtelijke ontwikkeling zodanig vorm te geven dat de verblijfplaatsen van beschermde soorten behouden blijven en overtredingen van de Flora- en faunawet worden voorkomen. Indien dat niet mogelijk is, is het bij aantasting van vaste rust- en verblijfsplaatsen van huismus, gierzwaluw en vleermuizen doorgaans mogelijk om de volgende maatregelen te treffen:
Aanvullend op de onderzoeken die voor de afzonderlijke voorgaande (ontwerp)bestemmingsplannen zijn uitgevoerd is op 30 september 2017 een aanvullend veldbezoek door een ecoloog uitgevoerd om te beoordelen of de gebruikte onderzoeken en geraadpleegde NDFF-data nog steeds een betrouwbaar beeld geven van de (mogelijk) aanwezige beschermde soorten.
Uit het veldbezoek is gebleken dat de omstandigheden ter plekke vergelijkbaar zijn met het moment dat de onderzoeken zijn uitgevoerd of dat inmiddels, via een apart uitvoeringstraject, al gestart is met de werkzaamheden (ter hoogte van scholencluster Lorentzstraat en locatie van voormalige basisschool de Triangel).
Er zijn geen aanwijzingen dat ter plekke van de ontwikkellocaties en andere locaties binnen het bestemmingsplangebied waar ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt andere habitats tot ontwikkeling zijn gekomen waardoor andere beschermde soorten verwacht kunnen worden. Het betreft nog steeds grotendeels stedelijk gebied. De groenzones langs de Eerbeekse beek en ten zuiden van het bestemmingsplangebied op de grens met het Wilhelminapark zijn ook onveranderd.
Ook een nadere analyse van de NDFF-data laat geen ander beeld zien van de voorkomende beschermde soorten dan waar in het planMER vanuit is gegaan.
Daarmee wordt geconcludeerd dat de gebruikte data nog steeds een voldoende duidelijk beeld geven van de beschermde soorten die in Eerbeek voorkomen of zeer waarschijnlijk voorkomen op basis van de voorkomende habitats in het gebied.
Aanwezige beschermde soorten
Hieronder wordt per soortgroep aangegeven of op basis van het veldbezoek het voorkomen van andere beschermde soorten aannemelijk is en meegenomen moeten worden in het bestemmingsplan.
Vleermuizen
In het planMER is al aangegeven dat verschillende soorten vleermuizen voorkomen in het plangebied. Alle bebouwing is in potentie geschikt als verblijfplaats vanwege stootvoegen die toegang bieden tot de spouw of vanwege dakbeschot en dergelijke waar vleermuizen achter weg kunnen kruipen. Op de ontwikkellocaties staan vaak oude bomen. Tijdens het veldbezoek zijn deze beoordeeld en bij geen enkele boom zijn holtes of loszittend schors gevonden die geschikt kunnen zijn als verblijfplaats voor vleermuizen. Het veldbezoek leidt daarmee niet tot andere bevindingen.
Grondgebonden zoogdieren
Het is al bekend dat de zuidelijke groenstrook langs de Doonweg leefgebied is voor de das, eekhoorn en boommarter. Tijdens het veldbezoek is geen dassenburcht aangetroffen, maar het gebied is wel geschikt als foerageergebied. Nesten van eekhoorn en boommarter kunnen niet uitgesloten worden. De bomen zijn hiervoor geschikt. Het veldbezoek leidt niet tot andere bevindingen.
Aanvullend is het wel mogelijk dat de steenmarter in het plangebied voorkomt op locaties waar ontwikkelingen zijn voorzien. Met name in de wat verlaten schuurtjes en rommelige plekjes kan de soort een verblijfplaats hebben. Als gevolg van de voorgenomen ontwikkelingen is het niet uitgesloten dat een verblijfplaats van de steenmarter verloren gaat. Het treffen van compenserende maatregelen in de vorm van vervangende nestplaatsen is hierbij niet nodig omdat binnen stedelijk gebied voldoende alternatieve verblijfplaatsen aanwezig zijn. Omdat er in die gevallen wel een verblijfplaats verloren gaat is het aanvragen van een ontheffing wel nodig. De steenmarter is een opportunistische soort die veel in stedelijk gebied voorkomt. Het is daarmee aannemelijk dat een ontheffing voor deze soort verleend zal worden.
Broedvogels
Aanvullend op de huiszwaluw en gierzwaluw die in het planMER en bestemmingsplan worden benoemd blijkt op basis van veldbezoek dat ook mogelijk spechten (grote bonte specht), uilen (bosuil) en roofvogels (buizerd, sperwer en havik) in het bestemmingsplangebied voorkomen. Geschikt leefgebied (voor nestplaatsen) is uitsluitend in de groenstrook langs de Doonweg aanwezig. Hier is het relatief rustig en grenst het gebied aan het grotere bosgebied rondom het Wilhelminapark. Binnen het stedelijk gebied, ter hoogte van de ontwikkellocaties, zijn geen holtes of nesten gevonden van jaarrond beschermde broedvogels. De kans dat hier dergelijke vogels gaan broeden is ook niet groot vanwege de ligging in stedelijk gebied en de mate van verstoring die hierbij komt kijken. In de groenstrook ter hoogte van de Doonweg zijn geen ontwikkelingen gepland, waardoor het (potentiële) leefgebied voor uilen, spechten en roofvogels hier behouden blijven.
Amfibieën, reptielen en vissen
Het veldbezoek en de NDFF-data geven geen aanleiding om aan te nemen dat (strikt) beschermde amfibieën, reptielen en vissen in het plangebied voorkomen. De ontwikkellocaties omvatten geen habitats die voor deze soortgroep interessant zijn, zoals structuurrijk open water, vennen, schrale vegetaties, heide en dergelijke. Daarnaast liggen de locaties verspreid in het stedelijk gebied en zijn daarmee zodanig geïsoleerd dat deze door reptielen of amfibieën van buiten Eerbeek niet bereikt kunnen worden.
Conclusie
Op basis van de nadere analyse van de NDFF-data en het veldbezoek (30 september 2017) door een ecoloog kan geconcludeerd worden dat de gebruikte data in het planMER nog steeds een voldoende duidelijk beeld geven van het (mogelijk) voorkomen van beschermde soorten in het plangebied. Op basis van de zienswijzen is de steenmarter toegevoegd als beschermde soort die binnen het bestemmingsplangebied voor kan komen. Omdat het een opportunistische soort is die veel in stedelijk gebied voorkomt is het aannemelijk dat een ontheffing verleend zal worden op het moment dat een verblijfplaats verloren gaat. Compensatie van verblijfplaatsen is niet nodig op het moment dat er voldoende alternatieve verblijfplaatsen aanwezig zijn, zoals in het stedelijk gebied van Eerbeek het geval is. Mitigatie is daarmee beperkt tot uitvoering buiten de kwetsbare periode van de soort.
Uitvoerbaarheid
Omdat voldoende bewezen effectieve mitigerende en compenserende maatregelen voorhanden zijn zal door realisatie van de ontwikkelingen in het bestemmingsplan de komende jaren de duurzame staat van instandhouding van deze soorten niet in het geding zijn. Het is daarmee aannemelijk dat een ontheffing verleend zal worden. Het planMER omvat daarmee een uitvoerbaar alternatief en het bestemmingsplan is uitvoerbaar.
Het is wel van belang om het jaar voor uitvoering de betreffende locatie te inventariseren op het voorkomen van beschermde soorten. Op die manier wordt exact duidelijk of inderdaad vleermuizen of andere beschermde soorten voorkomen waarvoor passende maatregelen getroffen moeten worden. Ook het Burgersterrein is wat betreft vegetatie in ontwikkeling waardoor beschermde soorten in de komende jaren zich kunnen ontwikkelen. Dit is een vereiste om een ontheffing te kunnen aanvragen en de gebruikelijke werkwijze van de gemeente Brummen.
Conclusie
De ruimtelijke ontwikkelingen veroorzaken een stikstofdepositietoename binnen de Natura 2000-gebieden Veluwe, Landgoederen Brummen en Rijntakken als gevolg van een de planologische mogelijkheden die in dit bestemmingsplan worden vastgelegd. Door uitbreiding van de papierfabrieken is een toename van grondwateronttrekking te verwachten waarvan negatieve effecten op voorhand niet zijn uit te sluiten.
Aanvullend op de autonome herstelmaatregelen die in het kader van het PAS worden genomen, zullen nauwelijks effectgerichte mitigerende maatregelen mogelijk zijn. Mitigatie die ertoe leidt dat het plan als geheel niet tot significante effecten leidt moet daarom vooral gericht zijn op brongerichte maatregelen die in de bestemmingsplanregels worden verankerd. De maatregelen hebben tot doel dat er geen sprake is van een ongeoorloofde toename van stikstofdepositie binnen Natura 2000-gebieden. Daarmee is een significant negatief effect uitgesloten omdat het project aansluit bij het PAS en in dat kader verschillende herstelmaatregelen worden uitgevoerd die de stikstofgevoelige habitattypen moeten herstellen. Daarnaast zijn maatregelen mogelijk met betrekking tot onttrekking van grondwater waardoor significant negatieve effecten voorkomen kunnen worden. De uitbreiding van de papierfabrieken binnen de geldende Natuurbeschermingswetvergunningen is uitvoerbaar, omdat deze uitbreidingen in de eerdere vergunningprocedures als vergunbaar in het kader van de Nbwet zijn beoordeeld en in dit bestemmingsplan (opnieuw) ook de ruimtelijke mogelijkheden krijgen de Natuurbeschermingswet vergunning in te vullen.
De ruimtelijke ontwikkelingen zijn vanuit de Natuurbeschermingswet een uitvoerbaar alternatief indien enkele maatregelen in acht worden genomen en worden opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan. Deze maatregelen zijn nodig omdat de ontwikkelruimte beperkt is, zodat een te grote toename van stikstofdepositie en verdroging binnen Natura 2000-gebieden worden voorkomen.
Er is geen sprake van aantasting van de kernkwaliteiten van het GNN en de GO. Het treffen van aanvullende maatregelen is niet nodig. Het GNN-beleid staat de uitvoerbaarheid van de ruimtelijke ontwikkelingen niet in de weg.
Er zijn voldoende effectieve mitigerende maatregelen voorhanden om effecten op beschermde soorten te voorkomen waardoor het aannemelijk is dat een eventuele Flora- en faunaontheffing verleend zal worden en dus de beschermde soorten de uitvoerbaarheid van de ruimtelijke ontwikkelingen niet in de weg zal staan. De maatregelen moeten op juiste wijze en onder begeleiding van een deskundige worden vormgegeven en uitgevoerd.
Wettelijk kader
Erfgoedwet
Op 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988, samen met enkele andere wetten op het gebied van de bescherming van cultureel erfgoed, samengevoegd tot de Erfgoedwet. Met de Erfgoedwet wil de overheid het cultureel erfgoed in Nederland beter beschermen. De wet regelt de omgang met rijksbeschermde gebouwde en archeologische monumenten en de beschermde stads- en dorpsgezichten.
Modernisering Monumentenzorg
Op 1 januari 2012 is het Wijzigingsbesluit Besluit ruimtelijke ordening (Modernisering Monumentenzorg) in werking getreden, met wijzigingen van het Besluit ruimtelijke ordening, het Besluit omgevingsrecht en het Besluit archeologische monumentenzorg in verband met de modernisering van de monumentenzorg en enkele technische aanpassingen. Daarin zijn de volgende veranderingen opgenomen:
Een nieuw vergunningvrij regime is opgenomen in het Besluit omgevingsrecht (Bor) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
In het kader van de Modernisering Monumentenzorg is in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) tevens opgenomen dat in een bestemmingsplan niet alleen een beschrijving moet staan op welke wijze rekening gehouden wordt met aanwezige of te verwachten monumenten in de grond (archeologie), maar ook met de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Archeologie
In het plangebied komen, op grond van de gemeentelijke archeologische beleidskaart, verschillende archeologische (verwachtings)waarden voor. Op de archeologische beleidskaart van de gemeente wordt onderscheid gemaakt tussen archeologisch waardevolle gebieden en archeologische verwachtingszones. Van de archeologisch waardevol gebieden is, in tegeninstelling tot archeologische verwachtingszones, vastgesteld dat er archeologische resten aanwezig zijn. In afbeelding 5.10 is de archeologische beleidskaart van de gemeente Brummen weergegeven.
Afbeelding 5.10 Archeologische beleidskaart Brummen
Naar verwachting heeft (een deel van) Eerbeek al vanaf het Laat-Paleolithicum een gunstige nederzettingslocatie gevormd (van Oorspronk 2014). Een groot deel van het plangebied heeft daardoor een hoge archeologische verwachtingswaarde. Een deel van het plangebied kent een hoge tot zeer hoge archeologische waarde (o.a. rondom het Burgersterrein), waardoor er een goede kans aanwezig is op het aantreffen van archeologische resten bij werkzaamheden in de ondergrond. Met name werkzaamheden op meer dan 30 centimeter onder maaiveld kunnen verstoringen veroorzaken in bodemlagen met archeologische waarden. Voor de verschillende regimes op de verwachtingskaart zijn in de regels dubbelbestemmingen opgenomen conform volgende tabel:
Tabel 5.21 Overzicht archeologische (verwachtings)zones, vrijstellingsgrenzen en bijbehorende dubbelbestemmingen
Categorie | Vrijstellingsgrenzen | Dubbelbestemming |
Zone met een zeer hoge archeologische waarde | 0 m2 / 30 cm | Waarde - Archeologie zeer hoog |
Zone met een hoge archeologische waarde | 100 m2 / 30 cm | Waarde - Archeologie hoog |
Zone met een hoge archeologische verwachting | 250 m2 / 30 cm | Waarde - Archeologie hoge verwachting |
Zone met een middelmatige archeologische verwachting | 1.000 m2 / 30 cm | Waarde - Archeologie middelmatige verwachting |
Cultuurhistorie
Voor de cultuurhistorische waarden is gebruik gemaakt van de Cultuurhistorische onderlegger Eerbeek, zie ook paragraaf 2.2.4. In Eerbeek is een aantal cultuurhistorisch waardevolle lijnelementen gelegen. Binnen het plangebied betreft het de Eerbeekse beek, de Hanzewegen, de enken/lintenstructuur en de spoorlijn Dieren-Apeldoorn.
De Eerbeekse Beek
De Eerbeekse Beek stroomt van zuidwest naar noordoost dwars door het centrum van Eerbeek. De Eerbeekse Beek is van oorsprong een natuurlijke beek. De bovenloop, de Coldenhovense Beek, is voor een belangrijk deel gegraven. De meeste sprengkoppen zijn gegraven rond 1665. Doordat er meer water door de beek stroomde konden er meer molens worden aangedreven. Bij de Eerbeekse Beek stonden drie adellijke huizen: Huize Coldenhove (ook wel als Kaldenhove bekend),Huis te Eerbeek en Huis Voorstonden. De beide laatstgenoemden bestaan nog, de eerste is verdwenen. Al deze huizen hadden waterpartijen als vijvers en grachten. Behalve voor de vulling van hun grachten en vijvers, hebben de eigenaren het water ook gebruikt voor watermolens. Zo waren er papiermolens bij Huize Coldenhove, Huis te Eerbeek en Huis Voorstonden.
Hanzewegen
De zee en de rivieren waren de snelwegen voor de Hanzesteden om handel te halen en te brengen. Toch hadden ze er ook belang bij om via land de omliggende Hanzesteden te bereiken. Zo ontstonden de Hanzewegen, handelswegen tussen Hanzesteden. In Eerbeek zijn twee Hanzewegen gelegen. De Harderwijkerweg en de Coldenhovenseweg/Loubergweg/Hogeweg. De Harderwijkerweg maakte onderdeel uit van de Hanzeweg tussen Arnhem en Harderwijk. De Coldenhovenseweg/Loubergweg/ Hogeweg maakte onderdeel uit van de Hanzeweg tussen Arnhem en Zutphen.
Enken/lintenstructuur
Eerbeek is ontstaan als agrarische nederzetting, op de overgang van Veluwemassief naar lager gelegen enken/essen (grootschalige akkercomplexen). Eerbeek is een kransesdorp bestaande uit twee enken, de Noorderenk en de Molenenk, die worden gescheiden door de Eerbeekse Beek. De bewoning vond plaats aan de randen van deze enken. Naast de enken zijn ook de van oorsprong agrarische oude linten van cultuurhistorische waarde voor het dorp. Het lintenpatroon is in de huidige ruimtelijke structuur nog duidelijk aanwezig. De linten zijn ontstaan langs de oudere hoofdwegen en uitvalswegen van Eerbeek. Typisch voor Eerbeek is dat deze oude wegen (linten) sporadisch bebouwd zijn, zodat zelfs vlakbij de huidige kern de oude bebouwing niet erg dicht is.
Spoorlijn Dieren – Apeldoorn
De spoorlijn Dieren – Apeldoorn werd aangelegd door Koning Willem III die hiermee in de voetsporen trad van zijn grootvader Koning Willem I die het Apeldoorns Kanaal had laten graven. De lijn heeft een lengte van ongeveer 22 kilometer en loopt van zuidwest naar noordoost dwars door het centrum van Eerbeek. De spoorlijn is sinds 1975 al toeristische spoorweg in gebruik, door een particulier initiatief: de Veluwsche Stoomtrein Maatschappij (VSM). Vanaf dat jaar vonden de eerste museumritten plaats. De VSM beschikt over meer dan 30 spoorwegrijtuigen en vele goederenwagens. Door deze oude (stoom)treinen met rijtuigen ook te laten rijden, wordt een deel van het Veluwse verleden, waarbij de trein de leefwereld van Veluwenaren vergrootte en de papierindustrie een impuls gaf, weer beleefbaar gemaakt.
In dit bestemmingsplan wordt waar mogelijk op de volgende manier rekening gehouden met de cultuurhistorische waarden:
Door deze maatregelen verbetert de herkenbaarheid en kwaliteit van cultuurhistorische waarden.
Conclusie
De bestaande cultuurhistorische en archeologische (verwachtings)waarden zijn in dit bestemmingsplan planologisch verankerd. Daarmee vormen deze aspecten geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
Het bestemmingsplan is een ruimtelijk besluit, waarin de regels voor het gebruik en het bebouwen van gronden worden vastgelegd. In een bestemmingsplan wordt door middel van bestemmingen en aanvullende aanduidingen aangegeven op welke gronden welke functies toegestaan zijn en hoe deze gronden bebouwd mogen worden.
Om de vergelijkbaarheid te bevorderen bestaat er een landelijke standaard voor de verbeelding van bestemmingsplannen (SVBP2012). De toepassing van de SVBP2012 is verplicht. Hiermee wordt geborgd dat alle bestemmingsplannen overeenkomen voor wat betreft kleurgebruik, naamgeving, gebruik van arceringen en dergelijke.
Deze paragraaf geeft een toelichting op het juridisch plangedeelte van dit bestemmingsplan; de planregels en de verbeelding.
Bijbehorende bouwwerken
In alle bestemmingen waar (bedrijfs)woningen zijn toegestaan is een regeling opgenomen ten behoeve van bijbehorende bouwwerken. Hierna wordt ingegaan op de wijze waarop en hoe bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan binnen de betreffende bestemmingen.
Bijbehorende bouwwerken is de verzamelterm voor bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen. De term “bijbehorende bouwwerken” wordt gebruikt in het Besluit omgevingsrecht (Bor) van de rijksoverheid en wordt in dit bestemmingsplan overgenomen.
De mogelijkheden voor het bouwen van (vergunningvrije) bijbehorende bouwwerken zijn met de inwerkingtreding van het Bor op 1 november 2014 verruimd. In het achtererfgebied zijn tot een bepaalde omvang bijbehorende bouwwerken vergunningvrij mogelijk. Wel is in het Bor een bepaald bebouwingspercentage gehanteerd om te voorkomen dat achtererfgebieden dicht worden gebouwd.
Op deze landelijke regeling wordt met dit bestemmingsplan aangesloten in die zin dat het bestemmingsplan alleen ruimte biedt voor vergunningvrije bouwwerken en in principe geen eigen regeling meer kent. Alleen voor zover dit leidt tot een onevenredige beperking van (bestaande) bouwmogelijkheden, zoals in het geval van zadeldaken en daken met een wolfseind op of in de nabijheid van twee perceelsgrenzen, is van dit algemene principe afgeweken. Hoe dit precies is vertaald in bestemmingen wordt hierna toegelicht.
Erfbebouwingsregeling
Op 1 november 2014 is een aanpassing van het Bor in werking getreden waardoor verschillende activiteiten vergunningvrij zijn geworden. Zo ook het bouwen van een bijbehorend bouwwerk. Om te voorkomen dat het erf volgebouwd wordt met vergunningvrije bouwwerken is het maximale bebouwingspercentage geïntroduceerd. Dit betreft een maximum percentage van het bebouwingsgebied.
Waarbij bebouwingsgebied is te definiëren als: achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijke hoofdgebouw.
Waarbij achtererfgebied is te definiëren als: erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loop met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.
Door toevoeging van het begrip bebouwingsgebied wordt duidelijk dat de omvang van het deel van het achtererfgebied dat mag worden bebouwd wordt bepaald aan de hand van de actuele omvang van het hoofdgebouw.
In de oude regeling was het mogelijk om vergunningvrij de woning aan de achterzijde uit te bouwen met een diepte van 2,5 meter. Met de inwerkingtreding van de aanpassingen in het omgevingsrecht is deze diepte verruimd naar 4 meter. Bij een woning betekent dat bijvoorbeeld dat binnen die afstand een aan- of uitbouw gebruikt mag worden voor het vergroten van een woonkamer, (bij)keuken of serre. Buiten de genoemde afstand geldt als eis dat het gebruik functioneel ondergeschikt dient te zijn. Bij een woning kan het dan bijvoorbeeld slechts gaan om een garage, berging of plantenkas.
Afbeelding 6.1 Achtererfgebied
Met de wijziging van het Bor wordt het ook mogelijk om een bijbehorend bouwwerk te bouwen dat hoger is dan 3 meter. Voorwaarde is wel dat zo'n bijbehorend bouwwerk een schuin dak heeft. Aan de maatvoeringen van zo'n schuin dak zijn, mede in verband met architectuur en belangen van omwonenden, randvoorwaarden gesteld. De regeling is zo opgezet dat bij hogere daken dan 3 meter, in de regel alleen standaard zadeldaken of schilddaken mogelijk zijn. De daknok mag in ieder geval niet hoger zijn dan 5 meter en wordt verder in hoogte begrensd door een formule. In deze formule is de afstand van de nok tot de perceelsgrens bepalend voor de toegestane hoogte. Hoe dichter bij de perceelsgrens hoe minder hoog een dak mag zijn.
Uitgangspunten regeling bestemmingsplan
Het vergunningvrij bouwen wordt voor de bebouwingsregeling in het plangebied als uitgangspunt genomen. Uitzondering hierop is het bouwen op of in de nabijheid van een hoek van het perceel, dus op of in de nabijheid van twee perceelsgrenzen. Hiertoe is de bouwhoogtebepaling verruimd om mogelijk te maken dat bijbehorende bouwwerken op die plaats ook voorzien kunnen worden van een zadeldak.
Hierna volgt een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. Daarnaast wordt in deze paragraaf ingegaan op de overige regels uit het bestemmingsplan. Conform SVBP2012 zijn de regels onderverdeeld in vier hoofdstukken.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In dit artikel is een aantal begrippen verklaard die genoemd worden in de planregels. Dit artikel voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen.
In dit artikel is bepaald hoe de voorgeschreven maatvoeringen in het plan gemeten moeten worden. Evenals de begripsbepalingen voorkomen de bepalingen inzake de wijze van meten interpretatieverschillen bij de toepassing van de planregels.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
De bestemming 'Bedrijf' is toegekend aan een drietal bedrijven in het centrum van Eerbeek. Het betreft een drietal autogarages met ieder een verkooppunt voor motorbrandstoffen (zonder lpg). Bestaande woningen en productiegebonden detailhandel zijn toegestaan. Een transformatorthuisje aan de Loubergweg heeft een specifieke aanduiding binnen de bestemming 'Bedrijf' gekregen.
Algemene voorzieningen die passen bij een bedrijf, zoals: tuinen, parkeer-, groen-, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen, zijn eveneens toegestaan.
In de bouwregels is onderscheid gemaakt in bedrijfsgebouwen, woningen, bijbehorende bouwwerken bij woningen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en overkappingen. De bestaande gebouwen en woningen zijn opgenomen binnen het bouwvlak. Dit bouwvlak mag volledig worden bebouwd. Buiten het bouwvlak zijn - onder voorwaarden - gebouwen, bijbehorende bouwwerken, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en overkappingen toegestaan.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken en van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving, ter waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, de verkeers-, sociale en brandveiligheid en in het kader van rampenbestrijding.
Binnen deze bestemming is inwoning ten behoeve van mantelzorg toegestaan. Dit betekent dat de woning en de aangebouwde bijbehorende bouwwerken gebruikt mogen worden ten behoeve van mantelzorginwoning. Middels een afwijking van de gebruiksregels mogen, onder voorwaarden, ook vrijstaande bijbehorende bouwwerken gebruikt worden als mantelzorgwoning/mantelzorgunit en/of mogen bijbehorende bouwwerken worden vergroot ten behoeve van een mantelzorgwoning/mantelzorgunit.
De gronden met een intensieve bedrijfsfunctie die gelegen zijn op het bedrijventerrein Eerbeek-Zuid hebben de bestemming 'Bedrijventerrein' gekregen. Op gronden met de bestemming zijn bedrijven ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijf tot en met categorie 2', 'bedrijf tot en met categorie 3.1', 'bedrijf tot en met categorie 3.2' en 'bedrijf tot en met categorie 4.1', overeenkomstig de bij de aanduiding behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan.
De papier- en kartonfabrieken en de golfkartonfabrieken die niet passen binnen deze milieuzonering zijn ter plaatse mogelijk gemaakt middels een maatbestemming (functie-aanduiding). Deze bedrijven zijn van dermate omvang en impact dat ter plaatse uitsluitend deze bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan.
Een constructiewerkplaats, de drukkerijen, een machinefabriek, een metaalbewerkingsbedrijf, een metaalgroothandel en een transportbedrijf die niet passen binnen deze milieuzonering zijn eveneens ter plaatse mogelijk gemaakt middels een maatbestemming (functie-aanduiding). Ter plaatse mogen naast deze bedrijfsactiviteiten ook bedrijfsactiviteiten worden uitgevoerd voor zover deze passen binnen de aangegeven milieuzonering.
Een boekhandel is eveneens middels een maatbestemming (functie-aanduiding) mogelijk gemaakt, omdat deze afwijkt van de in de Staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen bedrijfsactiviteiten.
De uitgevoerde planMER en de uitgevoerde onderzoeken tonen aan dat de bedrijven met een maatbestemming ter plaatse passen.
Een verkooppunt voor motorbrandstoffen (zonder lpg), bedrijfswoningen, zend- en ontvangstinstallaties, geluidswerende voorzieningen en gasontvangstations zijn ter plaatse van de daarvoor bestemde aanduidingen toegestaan.
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - geluidscherm-1' is een geluidscherm verplicht, deze dient te voldoen aan een aantal kenmerken om voldoende geluidwerend te zijn.
Daarnaast is er binnen de bestemming ruimte voor webwinkels en onzelfstandige kantoorfuncties.
Algemene voorzieningen die passen bij een bedrijventerrein, zoals: wegen, tuinen, parkeer-, groen-, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen, zijn eveneens toegestaan.
Nieuwe m.e.r.-plichtige bedrijfsactiviteiten zijn nadrukkelijk uitgesloten.
Bevi-inrichtingen zijn eveneens uitgesloten. Geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn enkel toegestaan binnen de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - geluidzoneringsplichtig'.
De toegestane bouwwerken dienen binnen het bestemmingsvlak te worden gebouwd. In de regels en op de verbeelding zijn maatvoeringen ten aanzien van de toegestane bebouwing opgenomen. Deze maatvoeringen hebben onder meer betrekking op de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen, de toegestane hoogte, het aantal bedrijfswoningen en het bebouwingspercentage.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken en van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving, ter waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, de verkeers-, sociale en brandveiligheid en in het kader van rampenbestrijding.
Het bevoegd gezag is bevoegd - onder voorwaarden - af te wijken van de planregels en toe te staan dat de bouwhoogte van gebouwen en/of de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen en/of het bebouwingspercentage wordt vergroot. Een belangrijke voorwaarde om af te wijken is dat het bedrijf dient te voorzien in voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein.
In de specifieke gebruiksregels is expliciet aangegeven dat het verboden is gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan te gebruiken ten behoeve van een bedrijfswoning (anders dan op grond van de regels is toegestaan), voor detailhandel (met uitzondering van bepaalde vormen van detailhandel), voor bewoning van bedrijfsruimten en voor zelfstandige horeca.
Om verdroging in omliggende Natura 2000-gebieden tegen te gaan, is in de gebruiksregels een regeling opgenomen die de toename van grondwateronttrekking beperkt tenzij voor de activiteiten die deze onttrekking tot gevolg hebben een vergunning is afgegeven in het kader van de Wet natuurbescherming.
Voor het gebruik van de bedrijfsactiviteiten van Palm is een voorwaardelijke bepaling opgenomen om (milieu)hinder tegen te gaan, het betreft de volgende bepaling:
Binnen deze bestemming is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen waarmee bedrijfsactiviteiten uit een maximaal twee stappen hogere categorie of bedrijfsactiviteiten die niet voorkomen op de Staat van Bedrijfsactiviteiten kunnen worden toegestaan. Hierbij dient sprake te zijn van bedrijfsactiviteiten die naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bij recht toegestane bedrijfsactiviteiten.
Perifere detailhandel is middels een afwijking van de gebruiksregels toegestaan op de daarvoor aangewezen delen van het bedrijventerrein.
In de regels is expliciet aangegeven dat het verboden is om zonder omgevingsvergunning geluidwerende voorzieningen ter plaatse van de daarvoor geldende aanduiding te slopen. Een dergelijke vergunning is noodzakelijk om een onaanvaardbare geluidbelasting op gevoelige functies in de omgeving te voorkomen.
Het Gelders Natuurnetwerk is bestemd als 'Bos'. Deze gronden zijn bestemd voor instandhouding, herstel en de ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden met daaraan ondergeschikt extensief recreatief medegebruik, voor zover de waarden van de bestemming niet significant worden aangetast.
Binnen de bestemming zijn ten dienste van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. In de regels zijn maatvoeringen ten aanzien van de toegestane bebouwing opgenomen. Deze maatvoeringen hebben betrekking op de maximaal toegestane hoogte en de oppervlakte.
Ten behoeve van de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van natuur en landschapswaarden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren. Werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, mits de waarden van de bestemming niet onevenredig worden en kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheid voor herstel van die waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind. Het verbod is niet van toepassing voor zover onder meer sprake is van normale onderhoudswerkzaamheden dan wel werken of werkzaamheden die van ondergeschikte betekenis zijn.
Het kernwinkelgebied heeft de bestemming 'Centrum - 1' gekregen. Deze bestemming is met name bedoeld voor het bestaande wonen (enkel op de verdiepingen), nieuwe woningen ter plaatse van de kavel gelegen op de hoek van de Stuijvenburchstraat en de Illinckstraat, detailhandel, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen (beiden enkel op de begane grond) en horeca in de categorieën 1, 2 en 4. Voor detailhandel geldt dat een supermarkt uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt', een bouwmarkt uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer', opslag en verkoop van consumentenvuurwerk enkel is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - consumentenvuurwerk' en nieuwe detailhandel met een maximale bvo van 600 m2 uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 1'.
Algemene voorzieningen die passen bij centrumfuncties, zoals: tuinen, parkeer-, groen-, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen, zijn eveneens toegestaan.
In de bouwregels is onderscheid gemaakt in gebouwen, bijbehorende bouwwerken bij woningen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en overkappingen. De gebouwen mogen binnen het bouwvlak gebouwd worden. Dit bouwvlak mag volledig worden bebouwd. Buiten het bouwvlak zijn - onder voorwaarden - gebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken en van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving, ter waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, de verkeers-, sociale en brandveiligheid en in het kader van rampenbestrijding.
Het gebruik van gronden en bouwwerken voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis is onder voorwaarden toegestaan.
De gebouwen gelegen aan het Beekpad nummer 1 en 3 mogen, overeenkomstig het huidige gebruik, enkel nog gebruikt worden voor de opslag ten behoeve van de bestemming.
Binnen deze bestemming is inwoning ten behoeve van mantelzorg toegestaan. Dit betekent dat de woning en de aangebouwde bijbehorende bouwwerken gebruikt mogen worden ten behoeve van mantelzorginwoning. Middels een afwijking van de gebruiksregels mogen, onder voorwaarden, ook vrijstaande bijbehorende bouwwerken gebruikt worden als mantelzorgwoning/mantelzorgunit en/of mogen bijbehorende bouwwerken worden vergroot ten behoeve van een mantelzorgwoning/mantelzorgunit.
Binnen deze bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee een aanduiding 'horeca' kan worden toegevoegd. Dit om flexibiliteit te houden gedurende de plantermijn van het bestemmingsplan.
Middels wijziging van de bestemming kunnen - onder voorwaarden - binnen het centrumgebied nieuwe woningen toegevoegd worden, het betreffen de volgende hoeveelheden woningen:
De bestemming 'Centrum - 2' is toegekend aan de centrumfuncties buiten het kernwinkelgebied: de Loenenseweg, het Oranje Nassauplein en de aanloopstraten. Deze bestemming wijkt af van de bestemming 'Centrum - 1' voor zover er met nadruk consumentgerichte dienstverlening is toegestaan. Ten aanzien van detailhandel ligt de nadruk op doelgerichte aankopen. Daarnaast is er er niet zoveel horeca toegestaan.
Ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' is een supermarkt toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer' is een tuincentrum toegestaan, het betreft hier de bestaande Welkoop.
Middels wijziging van de bestemming kunnen - onder voorwaarden - aan het Oranje Nassauplein maximaal 10 nieuwe (zorg)woningen worden toegevoegd.
Artikel 8 Cultuur en ontspanning
De gronden ter plaatse van de Kerstenlocatie en op en rond de stationsomgeving hebben de bestemming 'Cultuur en ontspanning' gekregen. Deze bestemming wijkt af van de Centrumbestemmingen in zoverre dat naast centrumfuncties met name maatschappelijke, culturele en dagrecreatieve voorzieningen zijn toegestaan en dat enkel bestaande detailhandel is toegestaan.
In het voormalige stationsgebouw is wonen op de begane grond toegestaan.
Binnen de bestemming zijn parkeervoorzieningen, wegen en paden toegestaan om een verbinding tussen het Stationsplein en de Stuijvenburchstraat mogelijk te maken.
Middels wijzging van de bestemming kunnen - onder voorwaarden - binnen de bestemming maximaal 12 nieuwe woningen worden toegevoegd aan de Kerstenlocatie.
Binnen de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om nieuwe detailhandel toe te staan. Deze detailhandel kan worden toegestaan indien dezelfde oppervlakte aan detailhandel verdwijnt aan de Loenenseweg of het Oranje Nassauplein.
De gronden gelegen op het bedrijventerrein Eerbeek-Zuid, aan het Soerense Zand en in het centrum die zich kenmerken door kleinschalige bedrijfsactiviteiten afgewisseld met woningen zijn bestemd als 'Gemengd'. Op deze gronden zijn detailhandel (voor zover bestaand), dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en bedrijfsactiviteiten die zijn opgenomen in de categorieën A en B zoals opgenomen in de Staten van bedrijfsactiviteiten - functiemenging toegestaan.
In afwijking van de toegestane milieucategorieën of bedrijfsactiviteiten is middels een functie-aanduiding (maatbestemming) aan het Soerense Zand een bestaand schildersbedrijf met spuitinrichting toegestaan, is aan de Coldenhovenseweg en de Wethouder Sandersstraat een drietal garagebedrijven toegestaan, is aan de Coldenhovenseweg een kunststofverwerkend bedrijf toegestaan, is aan de Kloosterstraat de uitbreiding van een slagerij toegestaan en is aan de Coldenhovenseweg een transportbedrijf toegestaan.
Bedrijfswoningen, woningen en een groepsaccommodatie zijn ter plaatse van de daarvoor bestemde aanduidingen toegestaan.
Algemene voorzieningen die passen bij een gemengd gebied, zoals: tuinen, parkeer-, groen-, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen, zijn eveneens toegestaan.
De toegestane bouwwerken dienen binnen het bestemmingsvlak te worden gebouwd. In de regels en op de verbeelding zijn maatvoeringen ten aanzien van de toegestane bebouwing opgenomen. Deze maatvoeringen hebben onder meer betrekking op de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen, de toegestane hoogte en het bebouwingspercentage.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken en van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving, ter waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, de verkeers-, sociale en brandveiligheid en in het kader van rampenbestrijding.
Het bevoegd gezag is bevoegd - onder voorwaarden - af te wijken van de planregels en toe te staan dat de bouwhoogte van gebouwen wordt vergroot.
Het gebruik van gronden en bouwwerken voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis is onder voorwaarden toegestaan.
Detailhandel mag niet terugkeren op het moment dat de bestaande detailhandelsfunctie wordt beëindigd. Hiermee wordt de verplaatsing van detailhandel naar het kernwinkelgebied bevorderd.
Geluidszoneringsplichtige inrichtingen, m.e.r.(beoordelings)plichtige inrichtingen en risicovolle (bedrijfs)activiteiten zijn niet toegestaan.
Een groepsaccommodatie of bed & breakfast ter plaatse van de kavel Soerense Zand Noord 4 is enkel toegestaan indien voldaan wordt aan in het akoestisch onderzoek (Bijlage 19) beschreven maatregelen met betrekking tot het tegengaan van geluidhinder.
Binnen deze bestemming is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen waarmee bedrijfsactiviteiten uit een naast hogere categorie (tot en met categorie C) of bedrijfsactiviteiten die niet voorkomen op de Staten van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging kunnen worden toegestaan. Hierbij dient sprake te zijn van bedrijfsactiviteiten die naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bij recht toegestane bedrijfsactiviteiten.
Het openbaar groen gelegen rondom de Eerbeekse Beek en bij het scholencluster aan de Lorentzstraat is bestemd als 'Groen'. Deze gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, voet- en fietspaden en recreatief medegebruik. Bijbehorende parkeervoorzieningen, straatmeubilair, bermen en beplanting, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, speelvoorzieningen, met uitzondering van jongerenontmoetingsplaatsen, hondenuitlaatplaatsen, kunstwerken, nutsvoorzieningen, geen gebouwen zijnde en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan.
De bestemming 'Groen' is op de verbeelding aangegeven met een bestemmingsvlak. Binnen dit vlak zijn bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten dienste van de bestemming toegestaan. In de regels zijn maatvoeringen ten aanzien van de toegestane bebouwing opgenomen. Deze maatvoeringen hebben betrekking op de maximaal toegestane hoogte en de oppervlakte.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken en van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving, ter waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, de verkeers-, sociale en brandveiligheid en in het kader van rampenbestrijding.
In de regels is de bevoegdheid opgenomen om af te wijken van de bouwregels ten behoeve van de realisatie van een jongerenontmoetingsplaats. Als voorwaarden worden gesteld dat de locatie op een goede wijze bereikbaar dient te zijn vanaf de openbare weg, in de directe omgeving voldoende openbare verlichting aanwezig is, de plaatsing van het bouwwerk geen hinder of gevaar voor het verkeer oplevert en geen afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken. De maatvoeringseisen zijn in de regels weergegeven.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Groen' te wijzigen in de bestemming 'Verkeer' en/of in de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' mits wordt voldaan aan de daartoe gestelde voorwaarden. Door deze flexibiliteit kan worden ingespeeld op toekomstige ontwikkelingen binnen de plantermijn.
Artikel 11 Groen - Landschappelijke inpassing
De bestemming 'Groen - Landschappelijke inpassing' is gelegd op de aan te leggen landschappelijke inpassing (groenstructuur) rondom de uitbreiding van Mayr Melnhof aan de Poelkampstraat en de Volmolenweg. Deze gronden zijn verder bestemd voor andere groenvoorzieningen, grondwallen en schermen. Ondergeschikte waterhuishoudkundige voorzieningen en bij de bestemming behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan.
In de regels zijn maatvoeringen ten aanzien van de toegestane bebouwing opgenomen. Deze maatvoeringen hebben betrekking op de maximaal toegestane hoogte.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken en van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving, ter waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, de verkeers-, sociale en brandveiligheid en in het kader van rampenbestrijding.
De landschappelijke inpassing dient te voldoen aan het weergegeven dwarsprofiel. In combinatie met het gestelde in artikel 4.5.3 onder a dient de landschappelijke inpassing aangelegd te worden en duurzaam in stand gehouden te worden om een toekomstige uitbreiding van Mayr Melnhof toe te kunnen staan.
Het scholencluster aan de Lorentzstraat en de dierenartsenpraktijk aan de Coldenhovenseweg zijn bestemd als 'Maatschappelijk'. De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen in algemene zin.
Algemene voorzieningen die passen bij een maatschappelijke voorziening, zoals tuinen, speelvoorzieningen, parkeer-, groen- en waterhuishoudkundige voorzieningen, zijn eveneens toegestaan.
In de bouwregels is onderscheid gemaakt in gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en overkappingen. De gebouwen mogen binnen het bouwvlak gebouwd worden. Dit bouwvlak mag volledig worden bebouwd. Buiten het bouwvlak zijn - onder voorwaarden - bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken en van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving, ter waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, de verkeers-, sociale en brandveiligheid en in het kader van rampenbestrijding.
Middels afwijking van de bouwregels kan afgeweken worden van de maximale bouwhoogte ten behoeve van erf- en terreinafscheidingen.
Artikel 13 Maatschappelijk - Begraafplaats
De begraafplaats binnen het plangebied is specifiek bestemd als 'Maatschappelijk - Begraafplaats'. Eveneens zijn groenvoorzieningen alsmede bij de bestemming behorende gebouwen, verhardingen, parkeervoorzieningen, erven en terreinen, straatmeubilair en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor parkeren.
Uitsluitend gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en overkappingen ten dienste van de bestemming zijn toegestaan. In de regels zijn de maatvoeringen opgenomen. Deze maatvoeringen hebben onder meer betrekking op de maximaal toegestane hoogte en het bebouwingspercentage.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken, ter waarborging van de sociale veiligheid en ter voorkoming van onevenredige aantasting van parkeermogelijkheden in de naaste omgeving.
De gronden gelegen voor de voorgevellijn en tot een meter achter het verlengde van de voorgevellijn van woningen binnen de bestemming 'Wonen' zijn bestemd tot 'Tuin'. Deze gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, alsmede waterlopen en waterpartijen, parkeervoorzieningen en bij de bestemming behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Ondergeschikt aan de bestemming zijn ontsluitingswegen ten behoeve van aanliggende functies en aangrenzende bestemmingen toegestaan.
Binnen het bestemmingsvlak zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming toegestaan. Ter plaatse gelden de in de regels opgenomen maatvoeringen welke onder meer betrekking hebben op de bouwhoogte, -breedte en -diepte. Ook ten aanzien van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn in de regels maatvoeringen opgenomen. De maatvoeringen hebben betrekking op de maximaal toegestane hoogte.
Gronden met de bestemming 'Verkeer' zijn bestemd voor wegen, straten en paden, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, een overbouwing ter plaatse van de daarvoor bedoelde aanduiding en groenvoorzieningen. De gronden zijn mede bestemd voor geluidwerende voorzieningen, kunstwerken, evenementen, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en straatmeubilair.
Op de Loubergweg tussen de Stuijvenburchstraat en het spoor is een 'as van de weg' aangegeven. Om geluidhinder te voorkomen, mag de weg niet te veel verschuiven. Het midden van de weg dient derhalve ter plaatse van de 'as van de weg' gelegen te zijn.
Binnen de bestemming is uitsluitend een overbouwing ter plaatse van de aanduiding toegestaan, alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van de bestemming 'Verkeer'. In de regels zijn maatvoeringen ten aanzien van de toegestane bebouwing opgenomen. Deze maatvoeringen hebben betrekking op de maximaal toegestane hoogte. Voor het bouwen van een overbouwing is expliciet bepaald dat een dergelijk gebouw de bestaande doorrijdmogelijkheid voor gemotoriseerd verkeer niet mag beperken.
Artikel 16 Verkeer - Railverkeer
Gronden met de bestemming 'Verkeer - Railverkeer' zijn bestemd voor recreatief railverkeer, wegen en paden, wegverkeer ter hoogte van kruisingen en groenvoorzieningen. De gronden zijn mede bestemd voor geluidwerende voorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en straatmeubilair.
Binnen de bestemming zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van de bestemming 'Verkeer - Railverkeer' toegestaan. In de regels zijn maatvoeringen ten aanzien van de toegestane bebouwing opgenomen. Deze maatvoeringen hebben betrekking op de maximaal toegestane hoogte en oppervlakte.
Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied
Gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' zijn bestemd voor wegen, straten en paden gelegen in het centrum van Eerbeek. De gronden zijn eveneens bestemd voor voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, een plein ter plaatse van het Oranje Nassauplein, standplaatsen, terrassen en evenementen ter plaatse van de Stuijvenburchstraat. De gronden zijn mede bestemd voor nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, kunstwerken, speelvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen en straatmeubilair.
In de regels zijn maatvoeringen ten aanzien van de toegestane bebouwing opgenomen. Deze maatvoeringen hebben betrekking op de maximaal toegestane hoogte.
Middels een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van de bouwregels ten behoeve van de realisatie van een jongeren ontmoetingsplaats.
Er kan met een omgevingsvergunning eveneens afgeweken worden voor het gebruik van gronden ten behoeve van een terras ten dienste van een ter plaatse gevestigd horecabedrijf.
De Eerbeekse Beek, voor zover bovengronds gelegen, is bestemd als 'Water'. Deze gronden zijn bestemd voor het ontvangen, bergen en/ of afvoeren van water en de bescherming, het beheer en het onderhoud van de waterloop, alsmede voor het behoud, herstel en de ontwikkeling van ecologische waarden, bruggen, dammen en/of duikers en andere waterstaatswerken, taluds, kunstwerken en speelvoorzieningen. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, behoren bij de bestemming.
Binnen de bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming toegestaan. In de regels zijn maatvoeringen ten aanzien van de toegestane bebouwing opgenomen. Deze maatvoeringen hebben betrekking op de maximaal toegestane hoogte en de oppervlakte.
In het kader van het ontvangen, bergen en/ of afvoeren van water en de bescherming, het beheer en het onderhoud van de waterloop, alsmede voor het behoud, herstel en de ontwikkeling van ecologische waarden is het verboden zonder dan wel in afwijking van een omgevingsvergunning bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren. Werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, mits de waarden van de bestemming niet onevenredig worden en kunnen worden aangetast dan wel dan wel de mogelijkheid voor herstel van die waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind. Het verbod is niet van toepassing voor zover onder meer sprake is van normale onderhoudswerkzaamheden dan wel van ondergeschikte werken of werkzaamheden.
De gronden waarvan de hoofdfunctie wonen is, hebben de bestemming 'Wonen'. Het betreft de woningen op de Eerbeekse Enk, de woningen aan de aanloopstraten, de woningen aan de Tullekenweg en enkele verspreid liggende woningen.
Op gronden met de bestemming is wonen toegestaan. Het uitoefenen van kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis is eveneens toegestaan. Ondergeschikt aan de functie is inwoning ten behoeve van mantelzorg toegestaan. Eveneens zijn toegestaan tuinen, erven, parkeervoorzieningen, overpaden en inritten, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen. Bij de bestemming horen ook gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Op de onbebouwde kavel op de hoek van de Coldenhovenseweg en de Wethouder Sandersstraat zijn, in afwijking tot het overige bepaald in dit artikel, de voorschriften uit de vigerende bestemmingsplannen Noorderenk/Eerbeekse Enk 1989 (Dorp Eerbeek) en Noorderenk/Eerbeekse Enk 2000 (Dorp Eerbeek) van toepassing verklaart.
De toegestane bouwwerken dienen binnen het bestemmingsvlak te worden gebouwd, waarbij de hoofdgebouwen binnen het bouwvlak gebouwd dienen te worden. In de regels en op de verbeelding zijn maatvoeringen ten aanzien van de toegestane bebouwing opgenomen. Deze maatvoeringen hebben onder meer betrekking op de aantallen woningen en de toegestane hoogtes.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van het vo orkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken en van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving, ter waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, de verkeers-, sociale en brandveiligheid en in het kader van rampenbestrijding.
Het gebruik van gronden en bouwwerken voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis en voor een bed- en breakfast is onder voorwaarden toegestaan. Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel en/of kappersbedrijven is niet toegestaan.
Binnen deze bestemming is inwoning ten behoeve van mantelzorg toegestaan. Dit betekent dat de woning en de aangebouwde bijbehorende bouwwerken gebruikt mogen worden ten behoeve van mantelzorginwoning. Middels een afwijking van de gebruiksregels mogen, onder voorwaarden, ook vrijstaande bijbehorende bouwwerken gebruikt worden als mantelzorgwoning/mantelzorgunit en/of mogen bijbehorende bouwwerken worden vergroot ten behoeve van een mantelzorgwoning/mantelzorgunit.
De nieuwe woningbouwlocaties ter plaatse van de voormalige schoollocaties hebben de bestemming 'Woongebied' met een directe bouwtitel. Een bestemming 'Wonen' is hier niet geschikt omdat de exacte inrichting van de gebieden nog niet vaststaat.
Ter plaatse zijn grondgebonden woningen, kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, verkeers-, verblijfs- en parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden, nuts- en groenvoorzieningen toegestaan. Ondergeschikt aan de hoofdfunctie is inwoningen ten behoeve van mantelzorg toegestaan.
Bij de bestemming horen eveneens tuinen, erven, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, speelvoorzieningen, hondenuitlaatplaatsen, kunstwerken, straatmeubilair, ondergrondse afvalcontainers en waterhuishoudkundige voorzieningen.
De toegestane bouwwerken dienen binnen het bestemmingsvlak te worden gebouwd. In de regels en op de verbeelding zijn maatvoeringen ten aanzien van de toegestane bebouwing opgenomen. Deze maatvoeringen hebben onder meer betrekking op de soort woningen, de aantallen woningen, de toegestane hoogtes en oppervlaktes.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken en van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving, ter waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, de verkeers-, sociale en brandveiligheid en in het kader van rampenbestrijding.
Middels een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van de bouwregels ten aanzien van het soort woning en de maatvoering.
Het gebruik van gronden en bouwwerken voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis en voor een bed- en breakfast is onder voorwaarden toegestaan. Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel en/of kappersbedrijven is niet toegestaan.
Binnen deze bestemming is inwoning ten behoeve van mantelzorg toegestaan. Dit betekent dat de woning en de aangebouwde bijbehorende bouwwerken gebruikt mogen worden ten behoeve van mantelzorginwoning. Middels een afwijking van de gebruiksregels mogen, onder voorwaarden, ook vrijstaande bijbehorende bouwwerken gebruikt worden als mantelzorgwoning/mantelzorgunit en/of mogen bijbehorende bouwwerken worden vergroot ten behoeve van een mantelzorgwoning/mantelzorgunit.
Gronden met de dubbelbestemming ´Leiding - Gas´ zijn, naast de voor die gronden aangewezen enkelbestemmingen tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een gastransportleiding.
Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de leiding als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in overige artikelen prevaleert de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'.
Binnen deze dubbelbestemming mag niet worden gebouwd ten behoeve van de ter plaatse geldende enkelbestemmingen. Ten behoeve van de dubbelbestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd welke voldoen aan de in de regels weergegeven maatvoering.
Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van de regels en toe te staan dat gebouwen ten behoeve van de ter plaatse vigerende enkelbestemmingen worden gebouwd mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt of kan plaatsvinden van het doelmatig functioneren van de leiding respectievelijk geen onevenredig risico ontstaat of kan ontstaan voor mensen en/of gebouwen en daartoe vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.
In het kader van de aanleg, instandhouding en bescherming van een gastransportleiding is het verboden zonder dan wel in afwijking van een omgevingsvergunning bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren. Werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt of kan plaatsvinden van het doelmatig functioneren van de leiding en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding. Het verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een voor het van rechtskracht worden van dit plan aangevraagde vergunning.
Artikel 22 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Gronden met de dubbelbestemming ´Leiding - Hoogspanningsverbinding´ zijn, naast de voor die gronden aangewezen enkelbestemmingen tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een ondergrondse hoogspanningsleiding.
Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de leiding als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in overige artikelen prevaleert de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'.
Binnen deze dubbelbestemming mag niet worden gebouwd ten behoeve van de ter plaatse geldende enkelbestemmingen. Ten behoeve van de dubbelbestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd welke voldoen aan de in de regels weergegeven maatvoering.
Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van de regels en toe te staan dat gebouwen ten behoeve van de ter plaatse vigerende enkelbestemmingen worden gebouwd mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt of kan plaatsvinden van het doelmatig functioneren van de leiding respectievelijk geen onevenredig risico ontstaat of kan ontstaan voor mensen en/of gebouwen en daartoe vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.
In het kader van de aanleg, instandhouding en bescherming van een ondergrondse hoogspanningsleiding is het verboden zonder dan wel in afwijking van een omgevingsvergunning bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren. Werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt of kan plaatsvinden van het doelmatig functioneren van de leiding en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding. Het verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een voor het van rechtskracht worden van dit plan aangevraagde vergunning.
Artikel 26 Waarde - Archeologie zeer hoog
Deze bestemming draagt zorg voor de bescherming van mogelijk aanwezige archeologische waarden in een gebied met een zeer hoge archeologische waarde.
In de bouwregels en in het stelsel van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden is de feitelijke bescherming van de gronden geregeld.
Het bouwen en het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden niet dieper dan 30 centimeter onder maaiveld zijn vrijgesteld van nader onderzoek naar archeologische waarden.
Artikel 24 Waarde - Archeologie hoog
Deze bestemming draagt zorg voor de bescherming van mogelijk aanwezige archeologische waarden in een gebied met een hoge archeologische waarde.
In de bouwregels en in het stelsel van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden is de feitelijke bescherming van de gronden geregeld.
Het bouwen en het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden niet dieper dan 30 centimeter onder maaiveld en niet groter dan 100 m2 zijn vrijgesteld van nader onderzoek naar archeologische waarden.
Artikel 23 Waarde - Archeologie hoge verwachting
Deze bestemming draagt zorg voor de bescherming van mogelijk aanwezige archeologische waarden in een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde.
In de bouwregels en in het stelsel van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden is de feitelijke bescherming van de gronden geregeld.
Het bouwen en het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden niet dieper dan 30 centimeter onder maaiveld en niet groter dan 250 m2 zijn vrijgesteld van nader onderzoek naar archeologische waarden.
Artikel 25 Waarde - Archeologie middelmatige verwachting
Deze bestemming draagt zorg voor de bescherming van mogelijk aanwezige archeologische waarden in een gebied met een middelmatige archeologische verwachtingswaarde.
In de bouwregels en in het stelsel van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden is de feitelijke bescherming van de gronden geregeld.
Het bouwen en het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden niet dieper dan 30 centimeter onder maaiveld en niet groter dan 1.000 m2 zijn vrijgesteld van nader onderzoek naar archeologische waarden.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 27 Anti-dubbeltelregel
De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het overgebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Artikel 28 Algemene bouwregels
In deze regels zijn algemene bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen in het plan gelden, voor zover er geen voor de bestemming geldende bouwregels van toepassing zijn. Hierin zijn regels opgenomen ten behoeve van bestaande afwijkingen en het effect van bouwen op aangrenzende terreinen.
In de algemene bouwregels is opgenomen dat binnen het gehele plangebied het aantal woningen met niet meer dan 98 mag toenemen. Hiermee wordt voldaan aan de woningbouwprogrammering voor Eerbeek.
Artikel 29 Algemene gebruiksregels
Deze bepalingen geven algemene gebruiksregels die voor het gehele plan van toepassing zijn.
In de algemene gebruiksregels is geregeld dat voor het parkeren voldaan moet worden aan de parkeernormen uit het gemeentelijk parkeerbeleid. Hiervan mag met een omgevingsvergunning afgeweken worden, indien het betreffende bedrijf kan aantonen met minder parkeergelegenheid toe te kunnen.
De algemene gebruiksregels maakt het gebruik van standplaatsen op de Stuijvenburchstraat en het Oranje Nassauplein mogelijk conform de daarvoor aangewezen plekken.
In de algemene gebruiksregels is eveneens een regel opgenomen die een te hoge stikstofdepositie voorkomt.
Artikel 30 Algemene aanduidingsregels
De diverse aanduidingen welke niet gelieerd zijn aan één enkelbestemming worden in dit artikel gedefinieerd. Daarbij gaat het om:
1. geluidzone - industrie: de geluidzone rondom het industrieterrein Eerbeek-Zuid, is vastgelegd middels deze gebiedsaanduiding. Binnen deze zone zijn geluidgevoelige objecten niet toegestaan.
2. geluidzone - te verwijderen: de gronden die met dit bestemmingsplan buiten de geluidzone komen te liggen worden aangeduid met deze aanduiding. Middels deze partiële herziening van diverse bestemmingsplannen wordt duidelijk dat de bestaande geluidzone ter plaatse komt te vervallen.
3. milieuzone - geurzone 1: de zogenaamde TLO-geurzone 6 is vastgelegd middels deze aanduiding. Ter plaatse is sprake van een zodanige mate van hinder en ernstige hinder, dat het toevoegen van woningen of daarmee vergelijkbaar geurgevoelige objecten niet is toegestaan. Vervanging en vernieuwing van bestaande woonbebouwing blijft mogelijk.
4. milieuzone - geurzone 2: de zogenaamde TLO-geurzones 4 en 5 zijn vastgelegd middels deze aanduiding. Met de juiste compenserende maatregelen is het mogelijk om nieuwe geurgevoelige objecten toe te voegen. Hierbij is gekozen voor het instrument van de omgevingsvergunning voor binnenplanse afwijking. Bij woningen waarbij de geurbelasting per saldo afneemt kan worden afgezien van compenserende maatregelen. Wel zal een voorwaardelijke bepaling gelden, dat een woning pas kan worden opgeleverd als zeker is gesteld dat een andere hoger belaste woning aan de woningvoorraad wordt onttrokken.
5. veiligheidszone - vuurwerk: de veiligheidszone als gevolg van een opslagpunt van vuurwerk is geregeld middels deze aanduiding. Binnen deze gebiedsaanduiding zijn nieuwe kwetsbare objecten niet toegestaan.
Artikel 31 Algemene afwijkingsregels
In deze regels is aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn. Er is onder andere geregeld dat nutsvoorzieningen kunnen worden gerealiseerd tot een maximum van 20 m2. Ten slotte zijn de voorwaarden voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.
Artikel 32 Algemene wijzigingsregels
Het plan kan gewijzigd worden ten behoeve van: het in geringe mate aanpassen van het plan zoals bestemmingsgrens of bouwgrens en het oprichten van nutsvoorzieningen met een maximale oppervlakte van 50 m2.
Artikel 33 Algemene procedureregels
Met dit artikel wordt de uniforme voorbereidingsprocedure overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht van toepassing verklaard op besluiten tot het stellen van nadere eisen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven.
Deze regel bevat de citeerregel van het plan.
Gelet op het bepaalde in artikel 3.1 Wro moet in het kader van een bestemmingsplan onder andere inzicht worden verschaft in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In verband daarmee is onderzocht of voor het bestemmingsplan op grond van artikel 6.12 lid 1 Wro de verplichting bestaat om een of meer exploitatieplannen vast te stellen.
Artikel 6.12 lid 1 van de Wro geeft aan dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Bedoelde bouwplannen worden beschreven in artikel 6.2.1 Bro.
Het onderhavige bestemmingsplan is opgesteld voor de kern Eerbeek en het aangrenzende industrie- en bedrijventerrein. Voor een groot deel betreft het een actualisering van bestemmingsplannen, waarbij de bestaande functies opnieuw worden vastgelegd.
Voor het centrumplan is een grondexploitatieplan opgesteld die gelijktijdig met de vaststelling van dit bestemmingsplan zal worden aangeboden aan de gemeenteraad. Inmiddels is voor diverse woningbouwlocaties een koop-realisatieovereenkomst gesloten met de ontwikkelende projectontwikkelaar waardoor de risico's met betrekking tot de economische uitvoerbaarheid van alle woningbouwprojecten zijn komen te liggen bij particuliere partijen.
Voor een aantal locaties binnen het plangebied worden ontwikkelingen via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt. Middels deze bevoegdheid kan flexibel worden ingesprongen op marktontwikkelingen Het is niet noodzakelijk om ten behoeve van een wijzigingsbevoegdheid een exploitatieplan op te stellen. De economische uitvoerbaarheid van deze locaties zal bij het opstellen van het betreffende wijzigingsplan worden aangetoond.
De behoefte om gebruik te maken van een wijzigingsbevoegdheid moet in het bestemmingsplan worden aangetoond. De onderzoeken die ten grondslag hebben gelegen aan de wijzigingsbevoegdheden in dit bestemmingsplan zijn onder meer:
Ruimtelijke Economische Visie (2017)
In de Ruimtelijke Economische Visie wordt aangegeven dat als uitgangspunt voor de leefbaarheid voor het centrum Eerbeek gestreefd wordt naar een compact winkelcentrum overeenkomstig het haltermodel. Binnen de bedrijfsinvesteringszone zijn een tweetal nieuwe ontwikkelingen voorzien aan de Loenenseweg en de Kerstenlocatie. Ook wordt gestreefd naar een transformatie van het Oranje Nassau Plein naar andere functies dan uitsluitend detailhandel.
Woonvisie “Wonen in de gemeente Brummen” (2016)
Uit dit onderzoek blijkt dat er behoefte is aan circa 355 woningen in de kern Eerbeek. Tot 2025 voorziet de gemeente een woningbouw van circa 355 in de kern Eerbeek, waarvan naar verwachting 115 woningen binnen het woonmilieu Centrum en op de aangegeven locaties. Op grond hiervan worden er geen problemen verwacht in de vraag en aanbodverhouding.
Tijdens de totstandkoming van het Mileueffectrapport (MER) zijn betrokkenen al diverse malen geïnformeerd over de stand van zaken omtrent het planvormingsproces. Stakeholders vanuit het bedrijfsleven en de MKB en vertegenwoordigers van bewoners zijn geraadpleegd voor het bepalen van de te onderzoeken alternatieven in het MER.
De officiële m.e.r.-procedure is gestart met de bekendmaking van het voornemen via een openbare kennisgeving en publicatie van de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD). Tijdens een terinzagetermijn kon een ieder een reactie geven op de NRD. Tijdens de terinzagetermijn zijn tevens de bij de planvorming betrokken bestuursorganen, instanties en de commissie m.e.r. geraadpleegd. De volgende instanties zijn (actief) geraadpleegd voor advies:
De ontvangen opmerkingen zijn, indien relevant, meegenomen in het MER.
Op grond van artikel 3.1.6 lid 1 onder e van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gaat een bestemmingsplan alsmede een ontwerp hiervoor, vergezeld van een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het inpassingsplan zijn betrokken.
Het staat gemeenten vrij om inspraak te verlenen op een voorontwerp bestemmingsplan. De gemeente Brummen heeft er voor gekozen om op basis van het concept ontwerpbestemmingsplan een tweetal informatiebijeenkomsten te organiseren, waarin één ieder in de gelegenheid wordt gesteld zich te laten informeren over de inhoud van dit bestemmingsplan. Deze informatiebijeenkomsten hebben plaatsgevonden op zaterdag 6 mei en maandag 8 mei 2017 in het Tjark Rikscentrum, Derickxkamp 2a, Eerbeek.
Op grond van artikel 3.1.1, lid 1 juncto artikel 3.1.6, lid 1 onder c Bro pleegt het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan, daarbij overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Het concept ontwerpbestemmingsplan is voor vooroverleg voorgelegd aan de volgende instanties:
Het bestemmingsplan is in nauwe samenwerking met de provincie Gelderland en de Omgevingsdienst Veluwe IJssel tot stand gekomen. Zij hebben dan ook geen vooroverlegreactie ingediend.
In het kader van het vooroverleg hebben Prorail, Rijkswaterstaat dienst Oost-Nederland, Gasunie - regio Oost en Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland gereageerd. Prorail en Rijkwaterstaat hebben in dit stadium nog geen opmerkingen op het bestemmingsplan.
Beantwoording
De gemeente Brummen heeft de ontvangen vooroverlegreacties samengevat en beantwoord in een Reactienota vooroverleg en zienswijzen. De reactienota is opgenomen in bijlage 29 van dit bestemmingsplan.
Strekking van de reacties
De Gasunie heeft verzocht de gasontvangstations op de terreinen van Mayr-Melnhof en DS Smith op de verbeelding op te nemen met een aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasontvangstation'. Daarnaast verzoekt Gasunie om de ontbrekende gastransportleiding N-559-19 op te nemen in het plan en de belemmerende strook van de aanwezige gasleidingen door te trekken tot aan de gevels van de gasontvangstations.
De Veiligheidsregio heeft verzocht het bestemmingsplan op onderdelen aan te passen en een verantwoording groepsrisico uit te voeren.
De vooroverlegreacties van de Gasunie en de Veiligheidsregio zijn voor zover relevant overeenkomstig de reactie verwerkt in dit bestemmingsplan.
Op grond van artikel 3.6 Algemene wet bestuursrecht heeft het ontwerpbestemmingsplan gezamenlijk met het plan-MER en het ontwerpbesluit hogere waarden Wet geluidhinder, van vrijdag 9 juni 2017 tot en met donderdag 10 augustus 2017 (in verband met een rectificatie) voor een ieder ter visie gelegen. Gedurende deze termijn zijn 112 zienswijzen ingediend.
Beantwoording
De gemeente Brummen heeft de ontvangen zienswijzen samengevat en beantwoord in een Reactienota vooroverleg en zienswijzen. De reactienota is opgenomen in bijlage 29 van dit bestemmingsplan.
Strekking van de zienswijzen
Een aantal thema's keert vaker terug in de verschillende zienswijzen. Deze thema's zijn thematisch behandeld in de reactienota. Het betreft de volgende thema's:
Dit bestemmingsplan is vastgesteld tijdens de openbare raadsvergadering van 15 maart 2018 (Bijlage 30).
Op het vastgestelde bestemmingsplan is een 25-tal beroepen ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna de Afdeling). Op 11 september 2019 deed de Afdeling uitspraak in deze beroepen. De Afdeling heeft het bestemmingsplan op onderdelen vernietigd en heeft de gemeente opgedragen om:
Opdracht 1
Voor de eerste opdracht is een nieuw besluit genomen. De vernietigde planonderdelen zijn als volgt verwerkt:
Het plangebied van het Burgersterrein is in zijn geheel verwijderd. De provincie Gelderland herstelt dit gedeelte van het plangebied in een provinciaal inpassingsplan. Wetgevingszone - wijzigingsbevoegdheid - 4 ter plaatse van het perceel Stationstraat 4, aangrenzend aan het Burgersterrein, is eveneens verwijderd, omdat deze wijzigingsbevoegdheid ziet op uitbreiding van het logistiek centrum zoals deze voorzien was ter plaatse van het Burgersterrein.
Het plangebied van het terrein van Mayr-Melnhof is in zijn geheel verwijderd. De provincie Gelderland herstelt dit gedeelte van het plangebied in een provinciaal inpassingsplan.
Op de bestaande bebouwing is een aanduiding voor twee bedrijfswoningen gelegd, het betreft hier bestaande rechten. Deze twee bedrijfswoningen zijn binnen de bestaande bebouwing vrij indeelbaar. Daarbuiten zijn zij niet toegestaan omdat op voorhand niet is uit te sluiten dat zij daarmee, met het oog op de bedrijven en milieuzonering, een belemmering zouden kunnen vormen voor de achterliggende bedrijven binnen de bestemming 'Bedrijventerrein'. Het bestemmingsplan biedt verschillende afwijkingsmogelijkheden om van de aangewezen locatie van de bebouwing af te wijken. Daarnaast bestaan er buitenplanse afwijkingsmogelijkheden. Om af te kunnen wijken van het bestemmingsplan, dient aangetoond te worden dat er geen onevenredige afbreuk gedaan wordt aan het gebruik van aangrenzende gronden.
Artikel 9.2.2 onder c is verder aangevuld met de zinsnede "dan wel de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt".
De aanduiding 'overige zone - wonen op bedrijventerrein' is uit het gehele plangebied verwijderd.
Alle kavels met de bestemming 'Recreatie' zijn gewijzigd in de bestemming 'Wonen'. De aanduidingen 'specifieke vorm van wonen - persoonsgebonden overgangsrecht 1' zijn daarmee eveneens verwijderd. Hiermee wordt het advies gevolgd van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB) van 28 april 2008. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 2.2.9.
Ter plaatse van de Coldenhovenseweg 71 is de aanduiding 'wonen' gewijzigd in 'bedrijfswoning'.
Het perceel 6911 heeft in zijn geheel de bestemming 'Bedrijventerrein' met bijbehorende zonering gekregen.
Ter plaatse is de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie' verkleind tot de omvang van het hoofdgebouw. Gebruik als groepsaccommodatie of bed & breakfast is alleen toegestaan indien voldaan wordt aan een aantal voorwaarden om geluidhinder tegen te gaan.
Het plangebied ter plaatse van het perceel 3537 heeft de bestemming 'Wonen' gekregen met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - afwijkende planregeling'. Daarmee blijft de planregeling uit de voorgaande bestemmingsplannen van kracht en behoud appellant bestaande rechten.
Artikel 30.1 was niet volledig. Deze is gerepareerd door de vigerende onderliggende bestemmingsplannen van overeenkomstige toepassing te verklaren met uitzondering van de bepalingen ten aanzien van geluidzonering.
Opdracht 2
De tweede opdracht is in dit vastgestelde bestemmingsplan verwerkt. Het betreft de volgende opdrachten:
Overige zone – wonen op bedrijventerrein
De aanduiding 'overige zone – wonen op bedrijventerrein' moet bij het perceel Stationsstraat 4 worden verwijderd. Behalve dit perceel zijn er ook andere percelen waaraan deze aanduiding is toegekend. Gelet op de uitspraak waaruit volgt dat deze aanduiding zich niet verdraagt met het Activiteitenbesluit, moet deze aanduiding daar ook worden verwijderd. In het kader van de bestemmingsplanreparatie dient deze aanduiding derhalve overal verwijderd te worden.
Artikel 4, lid 4.1, onder am, van de planregels
Het tweede gedeelte van het bepaalde in lid 4.1 onder am moet verwijderd worden.
Artikel 4.5.2, onder b, van de planregels
Het bepaalde in lid 4.5.2 onder b moet verwijderd worden.
Aanduidingen grondwateronttrekkingen
De volgende aanduidingen moeten worden verwijderd voor zover daarmee is voorzien in papier- en kartonfabrieken die leiden tot extra grondwateronttrekkingen waarvoor ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (voorheen: Natuurbeschermingswet 1998) was verleend. Het betreft de volgende twee aanduidingen ter plaatse van de bedrijfsbestemming van Mayr-Melnhof:
Voorlopige voorziening
De afdeling heeft een drietal voorlopige voorzieningen getroffen:
De derde voorlopige voorziening is in dit bestemmingsplan verwerkt in artikel 30.1.
De eerste twee voorlopige voorzieningen zijn verwerkt door het voorbereidingsbesluit van 26 oktober 2017, met kenmerk BR17.0060 ter plaatse van het Burgersterrein en het terrein van Mayr-Melnhof (opnieuw) te publiceren. Dit voorbereidingsbesluit vervalt, in overeenstemming met de opdracht van de Afdeling, op het tijdstip van inwerkingtreding van een nieuw inpassingsplan of bestemmingsplan voor deze terreinen.