Plan: | Buitengebied 2012 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0203.1056-0004 |
De huidige situatie en vaststaande autonome ontwikkelingen vormen de referentie voor het beoordelen van de beleidsopties of scenario's voor ontwikkeling in het MER. De landbouw in de gemeente Barneveld bestaat vooral uit veehouderijbedrijven: de grondgebonden (melk)rundveehouderij en intensieve veehouderij (zoals pluimvee, varkens en mestkalveren).
Schaalvergroting en afname in de veehouderij
Het aandeel grote bedrijven is in de provincies Gelderland en Overijssel relatief klein in vergelijking met vooral de zuidelijke provincies. Het LEI verwacht in Oost-Nederland nog een flinke schaalvergrotingsslag (het aantal bedrijven daalt, de omvang per bedrijf stijgt) omdat bedrijven voldoende groot moeten zijn om de concurrentie op de wereldmarkt aan te kunnen. Het LEI verwacht dat het aantal melkveebedrijven zal afnemen, ondanks een goed perspectief voor de melkveehouderij als geheel. Er treedt een schaalvergroting op waarbij kleinere bedrijven verdwijnen. Een deel van de melkveebedrijven zal echter nog wel (tijdelijk) blijven bestaan met rundvee zonder melkvee of als akkerbouwbedrijf.
De perspectieven voor de eier-, kalver- en varkenssector zijn volgens het LEI redelijk positief. Ook hier zal de schaalvergroting naar minder maar grotere bedrijven doorzetten.
Het aantal varkensrechten in het reconstructiegebied Gelderse Vallei nam tussen 2002 en 2010 af met 8% en het aantal pluimveerechten met 10%. Het aantal varkensrechten in het reconstructiegebied Veluwe nam tussen 2002 en 2010 af met 18% en het aantal pluimveerechten met 15%. Deze afnamen zijn het gevolg van de opkoopregeling van rechten in begin jaren 2000 ter verkleining van het mestoverschot en als gevolg van het verhandelen van rechten naar buiten de Veluwe en de Gelderse Vallei.
Veehouderijen in de gemeente Barneveld
In 2009 zijn er 689 landbouwbedrijven in de gemeente Barneveld volgens de landbouwtelling van het CBS. Het aantal bedrijven (adressen van landbouwers) wijkt af van het aantal locaties of inrichtingen. Een eigenaar kan op meerdere locaties vee houden. Tussen 2000 en 2009 is het aantal bedrijven in de gemeente Barneveld afgenomen met 26%, circa 3% per jaar. Er is sprake van een zekere 'ontmenging' van bedrijven met rundvee en intensieve veehouderij, waarbij de tak melkveehouderij wordt gestaakt en geïnvesteerd wordt in uitbreiding van de tak intensieve veehouderij.
Het aantal bedrijven met hokdieren daalde met 45%. De varkensstapel is aardig constant gebleven in de periode 2002-2009. De overblijvende varkensbedrijven werden dus gemiddeld groter. De pluimveestapel is, na een dip vanwege de vogelpest in 2003, vooral de laatste jaren gegroeid met 8% ten opzichte van begin deze eeuw vóór de vogelpest en de opkoopregeling. Het aantal vleeskalveren groeide tussen 2000 en 2009 met 18%. Het aantal geiten is de laatste jaren stabiel gebleven.
Op basis van het milieuvergunningenbestand (2009) zijn in het plangebied 1.029 agrarische locaties met veehouderij. Hiervan houdt 50% rundvee, 15% varkens en 9% pluimvee. Ruim 15% van de bedrijven is gemengd en 8% houdt paarden. Bijna de helft van de bedrijven is kleiner dan 40 Nederlandse Grootte Eenheden (NGE). Deze grote groep bedrijven (< 40 NGE) omvat slechts 9% van de totale productieomvang. De bedrijven met een 'volwaardige tak' (> 70 NGE), een kleine 40% van het totaal aantal bedrijven, omvatten samen bijna 80% van de totale productieomvang. Uitgaande van de verwachte schaalvergroting zal het aantal bedrijven boven de 70 NGE stijgen en het aantal onder de 70 NGE sterker dalen.
In aandeel van de totale economische omvang van de veehouderij in de gemeente Barneveld in NGE is de (melk)rundveehouderij met 33% de grootste veehouderijtak in de gemeente, gevolgd door de kalverhouderij met 27% en de varkens- en pluimveehouderij met elk 16%.
De gemiddelde bouwvlakgrootte van agrarische bedrijven in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2000' is circa 0,9 hectare. De variatie rond dit gemiddelde is groot met uitschieters tot 4 hectare. Bij de aanvulling van het MER is nader ingegaan op de omvang van de begrensde bouwvlakken in relatie tot de milieuruimte en mogelijke ontwikkeling van de milieubelasting. Zie hiervoor paragraaf 4.13.
De melkveehouderij gebruikt het overgrote deel van de oppervlakte landbouwgrond in de gemeente, met name als grasland en voor de teelt van snijmaïs. Op de landbouwgrond in de gemeente Barneveld is, gegeven de landelijke bemestingsnormen, plaats voor ongeveer een kwart van de mest van het Barneveldse vee. Driekwart van de mestproductie is dus overschot dat afgevoerd wordt naar buiten de gemeente. De totale mestproductie (in kg fosfaat) in de gemeente Barneveld is in 2008/2009 weer ongeveer net zo groot als in 2000/2001, vóór de opkoopregeling en de vogelpest. De plaatsingsruimte voor mest is in dezelfde periode afgenomen met ruim 15% en zal tot 2015 nog verder afnemen door lagere bemestingsnormen.