direct naar inhoud van 4.13 Conclusies van de effectbeoordeling
Plan: Buitengebied 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0203.1056-0004

4.13 Conclusies van de effectbeoordeling

De effecten voor stikstofdepositie en geur zijn bepalend voor het maximale milieueffect. Daarom zijn alleen deze twee aspecten onderzocht.


Conclusies stikstofdepositie

Variant A van de worstcase-variant veroorzaakt in alle natuurgebieden een stijging van de stikstofdepositie ten opzichte van de referentiesituatie. Deze referentie is gebaseerd op de feitelijke stalbezetting van de vergunde situatie in mei 2012. Voor bijna alle habitats in de Natura 2000-gebieden geldt ruim een verdubbeling van de stikstofdepositie vanuit het plangebied. De depositie op de overige kwetsbare natuurgebieden neemt toe met een factor 2,5.


Met variant B van de worstcase-variant is in potentie 5 miljoen kg/jr aan extra ammoniakemissies mogelijk uit stallen ten opzichte van de referentiesituatie. Hierdoor komt de totale potentiƫle emissie op circa 7,5 miljoen kg/jr. Dit is drie keer zoveel dan de potentiƫle ammoniakemissie uit stallen in variant A.


Momenteel overstijgt de achtergronddepositie van stikstof (gegevens Grootschalige Depositiekaart Nederland 2010) in de te onderzoeken Natura 2000-gebiden in de meeste gevallen de kritische depositiewaarde van het gevoeligste habitattype in dat gebied. Dit is een waarde waarboven de kwaliteit van habitattypen significant kan worden aangetast door de verzurende en/of vermestende werking van stikstof. De huidige achtergronddepositie zorgt daardoor dus al voor een overbelaste situatie. Hierdoor is ieder besluit met de kans op verdere verhoging van stikstofdepositie door het mogelijk maken van activiteiten die emissie van stikstof met zich mee brengen, zoals veehouderijen maar ook wegverkeer, zeer ongewenst.


Door het risico op extra stalemissies van stikstof uit het plangebied, kunnen significant negatieve effecten van stikstofdepositie op instandhoudingsdoelen, voor bijna alle onderzochte habitattypen van het Natura 2000-gebied de Veluwe, op voorhand niet worden uitgesloten. Ook negatieve effecten van stikstofdepositie op de overige gevoelige natuurgebieden zijn niet op voorhand uit te sluiten.


Conclusies geur

Variant A van de worstcase zorgt er voor dat in alle gebieden, ongeacht de geurnorm, de geurhinder toeneemt ten opzichte van de referentiesituatie. Worstcase-variant B heeft een stijging tot gevolg die ongeveer twee tot drie keer zo hoog is als de stijging door variant A.

De resultaten van de worstcase-berekeningen dienen te worden opgevat als een risico-inschatting. Het laat een ontwikkeling zien die uitgaat van een veel grotere groei dan wordt voorzien. Maar het is wel een groei die planologisch niet onmogelijk wordt in het voorliggende bestemmingsplan.

De milieuruimte met betrekking tot geur wordt door andere wetten en regels beperkt. Met name de Natuurbeschermingswet en de Gelderse verordening stikstof en Natura 2000, zorgen er voor dat de emissies veel minder kunnen toenemen en dat de ammoniakemissie per saldo zal moeten dalen. Hierdoor wordt het risico op een te hoge achtergrondbelasting met betrekking tot geur beperkt.

Niet-agrarische bedrijvigheid in de EHS

De uitbreidingsmogelijkheid voor niet-agrarische bedrijvigheid van 10%, leidt tot zeer beperkte effecten op bijvoorbeeld landschap en verkeer. Daar waar grotere uitbreidingen worden toegestaan moet dit gepaard gaan met veel meer sloop elders, waarbij per saldo de oppervlakte bedrijfsruimte (fors) afneemt. Ook hier zullen de effecten zeer beperkt en mogelijk positief zijn.