direct naar inhoud van 3.4 Provincie
Plan: Buitengebied 2012
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0203.1056-0003

3.4 Provincie

3.4.1 Structuurvisie en Ruimtelijke Verordening Gelderland

Structuurvisie Gelderland

De Structuurvisie Gelderland (voorheen: Streekplan Gelderland 2005) geeft de beleidskaders op hoofdlijnen voor de ruimtelijke ontwikkeling tot 2015. De provincie wil meer ruimtelijke ontwikkelingen in regionaal verband afstemmen, waardoor de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Het Streekplan is op een aantal onderdelen verder uitgewerkt in Streekplanuitwerkingen (EHS, Nationale en waardevolle landschappen en Groei & Krimp).

Ruimtelijke Verordening Gelderland

In december 2010 is de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld en in juni 2012 heeft een eerste herziening plaatsgevonden. Met de ruimtelijke verordening heeft de provincie regels gesteld aan bestemmingsplannen. Hierbij richt de provincie zich op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals de landschappen, EHS, recreatie, verstedelijking, recreatie, glastuinbouw en water. De regels in de verordening zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie.

Bepaalde onderwerpen zijn van provinciaal belang waarvoor in de verordening regels zijn opgenomen. In de paragrafen 3.4.2 en 3.4.6 is aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met deze onderwerpen in het voorliggende bestemmingsplan.

Ruimtelijke structuur

De afbeelding 'Uitsnede Beleidskaart ruimtelijke structuur' betreft een weergave van de beleidskaart voor het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1056-0003_0009.jpg"

Afbeelding: Uitsnede Beleidskaart ruimtelijke structuur

Op de Beleidskaart ruimtelijke structuur zijn het groenblauwe raamwerk (EHS-gebieden), het rode raamwerk (concentratie intensieve teelten, hoofd- en regionale wegen, spoorlijn, knooppuntlocaties) en het multifunctionele gebied (bebouwd gebied, extensivering intensieve veehouderij, waardevolle landschappen, multifunctioneel platteland) aangegeven. In het groenblauwe raamwerk geldt een 'ja, mits'-benadering. In het gebied multifunctioneel platteland is ruimte voor ontwikkelingen zoals groei van de agrarische bedrijven.

Land- en tuinbouw

Uitgangspunt voor het ruimtelijk beleid is dat de bedrijfsontwikkeling in de landbouw wordt gefaciliteerd onder voorwaarden van economische en ecologische duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. De provincie beschouwt voedselproductie en bloemen- en plantenteelt als de primaire functie van agrarische bedrijven. Gecombineerd met productie zijn er tal van mogelijkheden zoals niet-agrarische productie, landschapsbeheer en zorgverlening. Ligging in het groenblauwe raamwerk of multifunctioneel gebied geven daarbij verschillende ontwikkelings- en transformatiemogelijkheden. De precieze invulling van die voorwaarden is mede afhankelijk van de specifieke gebiedskwaliteiten. Land- en tuinbouwbedrijven hebben de mogelijkheid om in een deel van hun bedrijfsgebouwen niet-agrarische nevenactiviteiten te ontplooien.

De provincie hanteert het principe van concentratie van alle intensieve vormen van land- en tuinbouw, zoals de intensieve veehouderij en glastuinbouw.

Grondgebonden landbouw en veehouderij

De grondgebonden landbouw speelt een belangrijke rol als beheerder van het landelijk gebied. De sector staat onder grote druk en de algemene tendens is dat er veel bedrijven stoppen en een relatief gering aantal overblijft. Zij krijgen de ruimte om hun agrarische activiteiten uit te breiden. Bij de groei wordt op grond van de wet- en regelgeving in het kader van milieu en dierenwelzijn winst geboekt. De groei wordt door het ruimtelijk beleid gefaciliteerd. Nieuwvestiging (oprichting van een nieuw bouwperceel) van volwaardige grondgebonden melkveebedrijven en akkerbouwbedrijven is toegestaan, behalve in het groenblauwe raamwerk en in de weidevogel- en ganzengebieden van provinciaal belang.

Neveninkomsten uit een andere bron dan voedselproductie kunnen voor een deel van de grondgebonden landbouwbedrijven belangrijk zijn voor vergroting van hun economische levensvatbaarheid. Bijkomend maatschappelijk voordeel is dat de, met de melkveehouderij en andere grondgebonden takken samenhangende, landschappen kunnen worden onderhouden. De provincie wil daarom ook niet-agrarische activiteiten ruimte bieden.

Voor bedrijven met glastuinbouw als neventak of in gemengde bedrijfsvoering geldt dat de huidige omvang van de glasopstanden per bedrijf bij recht eenmalig mag worden vergroot met maximaal 20%. Het oprichten van nieuwe glasopstanden wordt op het multifunctioneel platteland met het oog op verbreding toegestaan tot een maximumomvang van 200 m2.

Intensieve veehouderij

In de Reconstructieplannen Veluwe en Gelderse Vallei (zie de paragrafen 3.4.3 en 3.4.4) zijn zones aangegeven waarmee de mogelijkheden voor nieuwvestiging, hervestiging en uitbreiding van intensieve veehouderijbedrijven worden bepaald. Buiten de reconstructiegebieden is nieuwvestiging niet toegestaan; hervestiging en uitbreiding wel.

De reconstructieplannen bevatten - behalve een belangrijke impuls voor de uitvoering van doelstellingen op het vlak van voornamelijk landbouw, natuur, water en landschap - voor enkele thema's ook nieuw ruimtelijk beleid. Op grond van bepalingen in de Reconstructiewet, heeft dit beleid de kracht van streekplan.

In Barneveld is het buitengebied dicht bebouwd waardoor de kans op conflicterende belangen groot is. Om deze redenen is in Barneveld, in tegenstelling tot het hierboven beschreven provinciale beleid, gekozen voor een nadere specificatie van het beleid en is geen nieuwvestiging op een voorheen onbebouwd perceel mogelijk. Omschakeling van de bestemming 'Wonen' naar een agrarische bedrijfsbestemming is daarentegen onder voorwaarden wel mogelijk.

Teeltondersteunende voorzieningen

Teeltondersteunende voorzieningen (TOV) zijn voorzieningen die toegepast worden om de teelt van groente, fruit, bomen of potplanten te bevorderen en te beschermen. Onder TOV worden onder andere verstaan tunnel- en boogkassen, containerteelt, schaduwhallen, hagelnetten, stellingen en regenkappen. Verwacht wordt dat het gebruik van TOV in de toekomst, gelet op het economisch belang en de dynamiek van de sector, zal toenemen. Dit geldt met name voor het gebruik van hoge, al dan niet langdurig toegepaste, TOV.

Uitgangspunt is dat binnen het groenblauwe raamwerk TOV niet zijn toegestaan. Dit verbod geldt niet bij TOV-toepassing voor grondgebonden landbouw binnen de EHS-verweving, aangezien aan de grondgebonden landbouw een blijvende rol is toegedicht. Eveneens geldt dit uitgangspunt niet voor de landbouw binnen de waterbergings(zoek)gebieden. Pot- en containerteelt kunnen worden aangemerkt als een niet-grondgebonden agrarische activiteit. Containerteelt heeft consequenties voor de waterhuishouding. Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van deze vorm van agrarische activiteit dienen de gevolgen voor de waterhuishouding nadrukkelijk in de afweging te worden betrokken.

Kassen die opgericht worden ter ondersteuning van de grondgebonden agrarische hoofdactiviteit zijn, met een oppervlakte van maximaal 1.000 m2, toegestaan op het agrarisch bouwperceel. Indien gewenst kan in een bestemmingsplan worden voorzien in het opnemen van een vrijstellingsbepaling tot een maximum van 1.500 m2.

Natuur

Het ruimtelijk beleid voor natuur draagt bij aan behoud en ontwikkeling van natuur.

Buiten de EHS komen verspreid natuurwaarden voor. De provincie vraagt gemeenten om hiervoor een passende regeling in de bestemmingsplannen op te (blijven) nemen.

Het hoofddoel van het ruimtelijk beleid voor de EHS is het bijdragen aan een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen door bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere ruimtelijke waarden en kenmerken. Binnen de EHS geldt de 'nee, tenzij'-benadering. Ontwikkelingen zijn niet mogelijk als daarmee de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en sprake is van redenen van groot openbaar belang. Bij ontwikkelingen die leiden tot aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van de EHS-natuur moeten in hetzelfde bestemmingsplan voorzieningen worden getroffen waarmee de schade zoveel mogelijk wordt beperkt door mitigerende maatregelen.

Groei & Krimp verblijfsrecreatie

Voor alle regio's waarvan het Veluwemassief deel uit maakt geldt een kwaliteitsimpuls voor recreatie en toerisme, sterk gekoppeld aan het Veluwemassief. Gestreefd wordt om via het Groei- & Krimpbeleid de intensieve verblijfsrecreatie op het Veluwemassief te reguleren, gericht op een betere ruimtelijke afstemming van recreatie en natuur om zo een kwaliteitsslag voor beide te maken. Groei (ontwikkelingsmogelijkheden) van recreatiebedrijven wordt toegestaan in de zoekgebieden voor recreatieclusters, voornamelijk gelegen in de binnenrand van het Veluwemassief. De zoekgebieden zijn begrensd in het kader van het Reconstructieplan Veluwe. Voor de regio Vallei zijn vijf zoekgebieden onderscheiden, namelijk de gebieden Ede-Bennekom, Lunteren-Wekerom, Otterlo, Kootwijk en Garderen (ligt ook in de regio Noord-Veluwe). Krimp vindt plaats via sanering van bedrijven of via uitplaatsing naar de aan het Veluwemassief grenzende gebieden.

Waardevolle landschappen

In de gemeente Barneveld zijn het gebied van de Veldbeek en het Veluwemassief (ook Nationaal Landschap) aangewezen als waardevolle provinciale landschappen. De kernkwaliteiten van deze landschappen zijn de volgende:

De Veldbeek:

  • Kleinschalige afwisseling van (natte) natuur, heide, bos, weiden en landgoederen als overgang van het besloten Veluwelandschap naar openheid in het westen.
  • Microreliëf door dekzandruggen, natuurlijke beekloop, waardevolle open essen en gaaf broekgebied.
  • Waardevolle verdroogde middeleeuwse veenontginning (in de zuidwesthoek).
  • Weinig bebouwing.
  • Zeer karakteristiek rechthoekig wegenpatroon (Appelsche en Kruishaarsche Heide).
  • Rust, ruimte en donkerte.

Veluwemassief:

  • De groene long van Nederland.
  • Stuwwal met grootschalige afwisseling van open heide, gesloten bos, uitgestrekt open stuifzand en vennen, agrarische enclaves. Deze afwisseling is in het westelijk deel sprekender dan in het oostelijk.
  • Rijk aan aardkundige kwaliteiten (vooral het reliëf).
  • Afwezigheid van oppervlaktewater met uitzondering van de vennen en enkele beken.
  • Weinig bebouwing.
  • Karakteristieke en cultuurhistorisch waardevolle open essen op de flanken.
  • Een 'antropogene' leegte van nu met een schatkamer van cultuurwaarden van toen: landgoederen, grafheuvels, boerderijen et cetera.
  • Rijke variatie aan (cultuurhistorisch bepaalde) soorten bos: van zeer oude loofboscomplexen tot rechtlijnig verkaveld productiebos en recent ontwikkeld 'oerbos' met begrazers.
  • Rust, ruimte, donkerte.

Deze landschappen liggen behalve in het groenblauwe raamwerk deels ook in het multifunctioneel gebied. Voor de delen van deze waardevolle landschappen die samenvallen met gebieden die op grond van andere dan landschappelijke waarden (bijvoorbeeld EHS of water) tot het groenblauwe raamwerk behoren, geldt de daarbij behorende 'nee, tenzij'-benadering.

Functieverandering vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen

Voor de regio Food Valley is in regionaal verband een alternatief beleid ontwikkeld voor functieverandering van gebouwen in het buitengebied. De alternatieve beleidsinvulling is, na accordering door Gedeputeerde Staten, voor de regio in de plaats getreden van het provinciale beleid voor functieverandering.

Het functieveranderingsbeleid heeft betrekking op nieuwe woon- en/of werkfuncties in vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen, nevenfuncties op agrarische bedrijven, uitbreidingsmogelijkheden voor niet-agrarische bedrijven en verbrede mogelijkheden voor bestaande woon- en/of werkfuncties. De nieuwe ontwikkelingen moeten voldoen aan kwaliteitseisen: zo moet de beeldkwaliteit verbeteren door onder meer het slopen van overtollige stallen of het zorgdragen voor een goede landschappelijke inpassing.

3.4.2 Streekplanuitwerkingen

Streekplanuitwerkingen Nationale en Waardevolle landschappen

Voor het landschap gelden de Streekplanuitwerking Kernkwaliteiten Waardevolle landschappen (uit 2006) en de Streekplanuitwerking Nationale landschappen (uit 2007). In deze streekplanuitwerkingen zijn de begrenzingen en de kernkwaliteiten van de Nationale en waardevolle landschappen uitgewerkt. Doel van het beleid is het behouden en versterken van de kernkwaliteiten.

Om het structureel omgaan met kernkwaliteiten in Waardevolle Landschappen te bevorderen, vragen GS van gemeenten het vaststellen of aanpassen van een landschapsontwikkelingsplan (LOP) dat de kwaliteiten (inter)lokaal in beeld brengt en dat richting geeft aan het (inter)lokaal omgaan met de kernkwaliteiten. Voor de gemeente Barneveld is een landschapsontwikkelingsplan vastgesteld.

Streekplanuitwerking kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse Ecologische Hoofdstructuur

In deze Streekplanuitwerking (uit 2006) zijn de kernkwaliteiten en voorwaarden voor ontwikkelingen in de Ecologische Hoofdstructuur uitgewerkt.

In de EHS-verweving en EHS-verbindingszone kan regulier agrarisch gebruik worden voortgezet en kan vergroting van aanwezige bouwpercelen via bestemmingsplanwijziging plaatsvinden, mits rekening wordt gehouden met de omgeving, inclusief het (potentiële) functioneren van verbindingszones. In de EHS geldt het zogenaamde 'nee, tenzij'-principe. Nieuwe ontwikkelingen zijn niet mogelijk als er sprake is van significant negatieve effecten op de Ecologische Hoofdstructuur.

Gedeputeerde Staten beschouwen een ruimtelijke ingreep waarvoor een bestemmingsplan moet worden aangepast als een significante aantasting van kernkwaliteiten en omgevingscondities wanneer deze kan leiden tot de volgende effecten:

  • Een vermindering van areaal en kwaliteit van bestaande natuur-, bos- en landschapselementen en gebieden die aangewezen voor nieuwe natuur en agrarische natuur.
  • Een vermindering van de uitwisselingsmogelijkheden voor planten en dieren in verbindingszones en tussen de verschillende leefgebieden in de overige delen van de EHS. In het bijzonder de vrije verplaatsing van herten en wilde zwijnen binnen het gehele bos- en natuurgebied van de Veluwe.
  • Een vermindering van de kwaliteit van het leefgebied van alle soorten waarvoor conform de Flora- en faunawet bij ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing vereist is en als zodanig worden genoemd in de AMvB Vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet.
  • Een vermindering van het areaal van de grote natuurlijke eenheden (aaneengeslotenheid).
  • Een belemmering voor het verloop van natuurlijke processen in de grote eenheden.
  • Een verstoring van de natuurlijke morfologie, waterkwaliteit, watervoering en verbondenheid met het landschap van HEN-wateren.
  • Een verandering van de grond- en oppervlaktewateromstandigheden (kwaliteit en kwantiteit) die de voor de natuurdoeltypen gewenste grond- en oppervlaktewatersituatie (verder) aantast.
  • Een verhoging van de niet gebiedseigen geluidsbelasting in stiltebeleidsgebieden en stiltegebieden (in geval de norm van 40 decibel wordt overschreden).

Gedeputeerde Staten maken op bovenstaande een uitzondering voor ondergeschikte uitbreidingen van bestaande functies wanneer deze uitbreidingen een gering effect hebben op bovenstaande kernkwaliteiten en omgevingscondities. Het gaat hierbij om de volgende kernkwaliteiten:

In de gehele EHS:

  • a. De landschappelijke verwevenheid van natuur, bos en landschapselementen met cultuurgronden.

Op de Veluwe:

  • a. Het grootschalige samenhangende bos- en natuurgebied waarbinnen uitwisseling van planten en dieren mogelijk is, waarbinnen natuurlijke processen zoveel mogelijk ongestoord verlopen, en waarbinnen het beheer optimaal is afgestemd op de gevarieerde natuurdoelstellingen. Hierbij is zowel ruimte voor grote eenheden natuur en natuurbos als voor meer 'beheerde' natuur: multifunctioneel bos, heide, vennen en stuifzanden en de daarbij behorende flora en fauna.
  • b. De verbinding van de Veluwe met de IJsselvallei, Rijnuiterwaarden, Gelderse Vallei en Randmeerkust via de toekomstige poorten en robuuste verbindingen (zoals de Hierdense Poort). Planten en dieren kunnen zich ongestoord verplaatsen binnen deze poorten. In de poorten kunnen de abiotische processen op de overgang van de Veluwe en de lage randgebieden zo veel mogelijk ongestoord verlopen.
  • c. De landschappelijke, hydrologische en ecologische samenhang binnen het stroomgebied van de Hierdense beek met infiltratie- en kwelgebieden, met moerassen, natte schraallanden, natte heide, bloemrijke graslanden en kruidenrijke akkers en bossen.
  • d. De verwevenheid en het samengaan van cultuurhistorie en natuur in onder andere landgoederen, sprengen, oude landbouwenclaves, grafheuvels en hakhoutbossen.
  • e. De beken, sprengen en beekdalen op de flanken van de Veluwe met hun hydrologische en landschappelijke samenhang met hun omgeving.


In de Gelderse Vallei:

  • a. De vanuit ecologisch oogpunt grote samenhang in en dichtheid aan natuur- en bosgebieden, landschapselementen, beken en beekdalen in de groene gordel van Putten tot Scherpenzeel (en doorlopend naar de Utrechtse Heuvelrug).
  • b. Het karakteristieke landgoederen- en kampenlandschap met daarin de 'natuurlijke' rangschikking van beken, natte heideterreinen en beekbegeleidende bossen.
  • c. Het samenhangend systeem van infiltratie op de stuwwallen en kwel in lagen delen met de daarbij behorende hoge waarden van en potenties voor kwelafhankelijke vegetaties (natte schrale graslanden en broekbos) in de omgeving van Zwartebroek - de Bunt.

Streekplanuitwerking Groei & Krimp

Het doel van deze Streekplanuitwerking (uit 2006) is de uitvoering voor het project Groei & Krimp op het niveau van de Veluwe te coördineren en de planvorming in dat kader richting te geven en te fungeren als een beoordelingskader voor RO-procedures en de Natuurbeschermingswet 1998.

De inhoudelijke hoofdlijnen zijn als volgt:

  • Groei & Krimp houden elkaar in evenwicht; het Groei- & Krimpscenario leidt per saldo tot nul-groei in hectares verblijfsrecreatie op het Veluwemassief.
  • Groei vindt plaats binnen de aangegeven zoekgebieden voor recreatieclusters van bedrijven.
  • Voorwaarde is dat de betreffende uitbreiding of omzetting past in de ontwikkelingsvisie; (clustervisie) die voor het gehele zoekgebied is opgesteld.
  • Groei wordt ingezet voor toeristische verblijfsrecreatie, dat wil zeggen voor verblijfsrecreatie waarbij sprake is van een toeristische verhuur van overnachtingseenheden (tenten, toer- en stacaravans, recreatiebungalows) onder een bedrijfsmatige exploitatie van de terreinen.
  • Groei wordt ingezet ten behoeve van kwaliteitsverbetering van de bedrijven; deze verbetering heeft zowel betrekking op de bedrijven zelf als op de omgeving en de aanwezige natuur.
  • Terreinen, waar permanente bewoning plaatsvindt, worden uitgesloten van groei; dergelijke terreinen komen alleen in nog aanmerking voor mogelijke ontwikkelingskansen, wanneer gegarandeerd is dat de permanente bewoning is beëindigd.
  • Krimp wordt in eerste instantie gezocht in de in het scenario aangegeven solitaire bedrijven;
  • Krimp vindt plaats hetzij via sanering van bedrijven, hetzij via uitplaatsing naar de aan de Veluwe aangrenzende gebieden. In beginsel vindt dit plaats op basis van vrijwilligheid en in goed overleg met de ondernemers. In krimpgebied worden de planologische rest- en omwisselcapaciteiten gesaneerd.
  • In het kader van het Groei- & Krimpscenario is sprake van een specifieke toepassing van het regime van bos- en natuurcompensatie. Daarbij vindt de fysieke compensatie voor de groei plaats in de vorm van realisering van de krimplocaties; hierbij wordt uitgegaan van 100% compensatie, in plaats van de gebruikelijke 120, 130, of 140%.

In de Streekplanuitwerking wordt nader ingegaan op de te volgen procedures, worden richtlijnen voor de uit te werken clustervisies gegeven, wordt toegelicht hoe wordt omgegaan met de natuurwaarden (de Natuureffectenboekhouding) en wordt aangegeven hoe aanvragen worden beoordeeld.

Streekplanuitwerking Zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking

In deze Streekplanuitwerking (uit 2006) zijn zoekzones opgenomen die worden gereserveerd voor stedelijke functies (wonen en werken) en landschappelijke versterking. In het plangebied liggen enkele zoekzones voor wonen (gemiddelde dichtheid) en werken. Op de afbeelding 'Uitsnede zoekzones stedelijke functies' zijn de zones weergegeven. Deze zoekzones zijn niet vertaald in het bestemmingsplan. Hiervoor zullen separate bestemmingsplannen worden opgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1056-0003_0010.jpg"

Afbeelding: Uitsnede zoekzones stedelijke functies

Streekplanuitwerking waterberging

Deze Streekplanuitwerking (uit 2006) heeft als doel om de waterschappen en gemeente richtIijnen te geven om de tijdelijke berging van overtollig regenwater ruimtelijk mogelijk te maken. In de Streekplanuitwerking zijn voor het plangebied geen waterbergingsgebieden opgenomen.

3.4.3 Reconstructieplan Veluwe

De Reconstructiewet concentratiegebieden 2002 schrijft een zonering van de intensieve veehouderij voor. Dit zoneringsbeleid is er op gericht te bereiken dat intensieve veehouderijbedrijven in de toekomst in gebieden gelokaliseerd zijn die goed geschikt zijn voor intensieve veehouderij. Hiermee wordt voor verzuring gevoelige natuur ontlast. De Reconstructiewet concentratiegebieden 2002 geeft aan dat het reconstructieplan een beschrijving moet bevatten van de ruimtelijke indeling van het reconstructiegebied in drie zones. Deze indeling heeft vooral betrekking op het ruimte bieden aan of ontwikkelingsruimte weghalen van intensieve veehouderij. Voor grondgebonden bedrijven (melkveehouderij, schapen, paarden, akkerbouw, tuinbouw) zonder intensieve veehouderijtak stelt het reconstructieplan, conform de Reconstructiewet concentratiegebieden 2002, geen beperkingen aan de ontwikkelingsruimte. Voor deze grondgebonden bedrijven gelden de bepalingen van het op enig moment vigerende ruimtelijke en milieubeleid van gemeente en provincie.

Intensieve veehouderij en zeer kwetsbare natuur gaan moeilijk samen. Bedrijven kunnen zich niet voldoende ontwikkelen en de hoge uitstoot van ammoniak bedreigt de natuur. Het reconstructieplan heeft tot doel veehouderij en kwetsbare natuur ruimtelijk te scheiden. Hiertoe zijn drie zones vastgesteld: extensiveringsgebieden, verwevingsgebieden en landbouwontwikkelingsgebieden. Deze laatste komt niet voor in het deel van de gemeente Barneveld dat in het reconstructieplan van de Veluwe ligt.

Extensiveringsgebied

Rond natuurgebieden liggen 250 meter brede zones waar de intensieve veehouderij niet meer mag groeien. Het aantal vierkante meters mag alleen nog worden uitgebreid om te voldoen aan eisen van dierenwelzijn of om aan milieueisen te voldoen. Er is een verplaatsingsregeling om bedrijven uit te kunnen plaatsen.

Verwevingsgebied

Het grootste deel van de reconstructiegebieden valt onder de verwevingsgebieden. Vestiging van nieuwe intensieve veehouderij is hier niet mogelijk. Voor bestaande bedrijven zijn er soms wel (beperkte) uitbreidingsmogelijkheden tot een maximum van 1 hectare. Het reconstructieplan geeft aan dat hervestiging van een intensieve veehouderij op een bestaand bouwvlak mogelijk is. Omschakeling naar een andere agrarische bedrijfsvorm is vanuit het plan onder voorwaarden ook mogelijk.

3.4.4 Reconstructieplan Gelderse Vallei/Utrecht-Oost

De Reconstructiewet concentratiegebieden 2002 schrijft een zonering van de intensieve veehouderij voor. Dit zoneringsbeleid is er op gericht te bereiken dat intensieve veehouderijbedrijven in de toekomst in gebieden gelokaliseerd zijn die goed geschikt zijn voor intensieve veehouderij. Hiermee wordt voor verzuring gevoelige natuur ontlast. De Reconstructiewet concentratiegebieden 2002 geeft aan dat het reconstructieplan een beschrijving moet bevatten van de ruimtelijke indeling van het reconstructiegebied in drie zones. Deze indeling heeft vooral betrekking op het ruimte bieden aan of ontwikkelingsruimte weghalen van intensieve veehouderij. Voor grondgebonden bedrijven (melkveehouderij, schapen, paarden, akkerbouw, tuinbouw) zonder intensieve veehouderijtak stelt het reconstructieplan, conform de Reconstructiewet concentratiegebieden 2002, geen beperkingen aan de ontwikkelingsruimte. Voor deze grondgebonden bedrijven gelden de bepalingen van het op enig moment vigerende ruimtelijke en milieubeleid van gemeente en provincie.

Intensieve veehouderij en zeer kwetsbare natuur gaan moeilijk samen. Bedrijven kunnen zich niet voldoende ontwikkelen en de hoge uitstoot van ammoniak bedreigt de natuur. Het reconstructieplan heeft tot doel veehouderij en kwetsbare natuur ruimtelijk te scheiden. Hiertoe zijn drie zones vastgesteld: extensiveringsgebieden, verwevingsgebieden en landbouwontwikkelingsgebieden.

Extensiveringsgebied

Volgens de Reconstructiewet concentratiegebieden 2002 zijn extensiveringsgebieden ruimtelijk begrensde gedeelten van het reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding en nieuwvestiging van intensieve veehouderij onmogelijk is of wordt gemaakt. Terugdringen van de aantasting van natuurwaarden staat voorop. De belangrijkste maatregel is dat uitbreiding van intensieve veehouderijbedrijven buiten de huidige rechten in het bestemmingsplan niet meer mogelijk is. Als flankerend beleid is er een verplaatsings- en beëindigingsregeling voor intensieve veehouderijbedrijven. Grondgebonden veehouderij, biologische landbouw, nieuwe landgoederen, verbreding van de landbouw en functieverandering van landbouw naar wonen worden gestimuleerd.

Landbouwontwikkelingsgebied

In de onderstaande opsomming is aangegeven welke mogelijkheden er voor de intensieve veehouderij worden geboden in de verschillende gebieden.

Binnen de landbouwontwikkelingsgebieden wordt het behoud en uitbreiding van productieruimte zo veel mogelijk veilig gesteld. Functieverandering in het landbouwontwikkelingsgebied is, behoudens het voorgaande, mogelijk, mits de nieuwe functie de (potentiële) uitbreidingsruimte van de bestaande veehouderijbedrijven niet belemmert. Nieuwvestiging van intensieve veehouderij wordt mogelijk gemaakt, maar maximaal gebruik van de bestaande locaties staat voorop. Nieuwvestiging van intensieve veehouderij is alleen mogelijk als het een volwaardig bedrijf betreft. Uitbreiding van en omschakeling naar intensieve veehouderij is mogelijk evenals overname van een bestaande intensieve veehouderij.

Nieuwvestiging van intensieve veehouderij is niet mogelijk in de op de verbeelding met 'landbouwontwikkelingsgebied zonder nieuwvestiging intensieve veehouderij' aangeduide gebieden.

Verwevingsgebied

Naast extensiveringsgebieden en landbouwontwikkelingsgebieden heeft de rest van het gebied de status 'verwevingsgebied'. Dit zijn volgens de wet ruimtelijk begrensde gedeelten van het reconstructiegebied, gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur, waar uitbreiding van de intensieve veehouderij mogelijk is mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten. In het verwevingsgebied is een eenmalige vergroting van het bouwperceel met 30% voor uitbreiding van intensieve veehouderij toegestaan mits deze uitbreiding niet op gespannen voet staat met lokale omgevingskwaliteiten. Dit wordt getoetst door de gemeenten. Nieuwvestiging van intensieve veehouderij is niet toegestaan. In het verwevingsgebied liggen veel bestaande agrarische bedrijven die een intensieve veehouderijtak kunnen ontwikkelen. Om de concentratiegedachte gestalte te geven en vanwege de aanwezigheid van andere belangen, wil de gemeente terughoudend omgaan met de ontwikkelingsmogelijkheden van de intensieve veehouderijen in dit gebied. Overname van bestaande intensieve veehouderij is mogelijk. Omschakeling van volledig grondgebonden bedrijven naar intensieve veehouderij is toegestaan, mits door de betreffende gemeenten is getoetst of een dergelijk omschakeling zich verdraagt met de ter plaatse van belang zijnde omgevingskwaliteiten (landschap, luchtkwaliteit, natuur en/of water). Verplaatsing of vestiging van een rundveehouderijbedrijf in verwevingsgebieden is aanvaardbaar.

3.4.5 Nota Belvoir

Als uitwerking van de nationale Nota Belvedere is het integrale cultuurhistorische beleid vastgelegd in de provinciale nota's Belvoir 1, 2 en 3. De missie is om te ‘streven naar een ontwikkelingsgericht cultuurhistorische beleid waarbij cultuurhistorische waarden als kernkwaliteiten een belangrijke impuls geven aan de kwaliteit van de leefomgeving’.

Essentieel hierbij is dat de cultuurhistorische kwaliteiten duurzaam in stand worden gehouden. Met behulp van Belvoir wil de provincie het cultuurhistorisch beleid gebiedsgericht aanpakken.

In paragraaf 5.2 is weergegeven op welke wijze in het voorliggende bestemmingsplan rekening is gehouden met de cultuurhistorische waarden in het plangebied.

3.4.6 Verantwoording provinciaal beleid

In de Structuurvisie Gelderland en de Ruimtelijke Verordening Gelderland zijn een aantal regels en beleidslijnen vastgelegd die bindend zijn voor de gemeente, zie ook paragraaf 3.4.1. De gemeente moet deze regels in haar bestemmingsplan doorvertalen. De regels uit de Verordening zijn bindend voor de gemeente.

Eén van de belangrijkste aspecten is het beleid voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De Provincie Gelderland heeft hier over de volgende zogenaamde 'essentiële beleidsuitspraak' gedaan: binnen de EHS geldt de 'nee, tenzij'-benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. In de Streekplanuitwerking kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse Ecologische Hoofdstructuur is aangegeven dat onder meer areaalverlies en kwaliteitsvermindering van de natuur (bijvoorbeeld versnippering, verstoring) worden aangemerkt als significante gevolgen. Ook is in streekplanuitwerking aangegeven wat de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS-gebieden zijn.

In het voorliggende bestemmingsplan is als volgt met dit beleid omgegaan. De bestaande natuur- en bosgebieden hebben een natuurbestemming gekregen. Percelen die in de EHS liggen maar feitelijk in gebruik zijn als landbouwgrond, hebben een agrarische bestemming gekregen om planologische schaduwwerking te voorkomen. In de agrarische gebiedsbestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt om de agrarische bestemming te wijzigen in een natuurbestemming. In de EHS liggen bebouwde percelen: woningen, agrarische bedrijven, campings en andere vormen van bedrijvigheid. Deze percelen hebben een bestemmingsvlak gekregen dat aansluit op de grenzen uit het nog geldende bestemmingsplan, logische natuurlijke grenzen en het feitelijk, legale, gebruik.

Een aantal natuurgebieden is van bijzondere aard. Het gaat om natte natuurgebieden of HEN wateren, water van het hoogste ecologische niveau. Vaak kleinere gebiedjes of waterlopen, zoals vennetjes, of beken. Deze vennen zijn gevoelig voor verdroging en vervuiling, invloeden die vaak van buitenaf komen. De beken zijn van belang vanwege de hoge waterkwaliteit en de morfologie (oevers, meanderende beekloop). Voor de gronden met een hydrologische waarde is een dubbelbestemming opgenomen, waarbij bepaalde werkzaamheden die de waterhuishouding kunnen beïnvloeden pas zijn toegestaan nadat een 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' (voorheen: aanlegvergunning) is verleend. De natuurgebieden zijn bestemd in de natuurbestemming. De beschermingszones rond de waardevolle beken zijn in de Keur van het waterschap geregeld.

Een behoorlijk deel van het buitengebied van de gemeente Barneveld ligt in een provinciaal waardevol landschap. De Veluwe is aangewezen als waardevol landschap. In deze gebieden geldt een 'ja, mits'-benadering voor nieuwe bouwlocaties en andere ruimtelijke ingrepen. In het bestemmingsplan zijn geen nieuwe bouwlocaties opgenomen. Voor andere ruimtelijke ingrepen geldt dat een aantal agrarische bedrijven een groter bouwvlak heeft gekregen. Bij het intekenen hiervan is gekeken naar logische grenzen in het landschap, zoals houtwallen of sloten. In het bestemmingsplan zijn een aantal afwijkings- en wijzigingsbepalingen opgenomen met mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen, zoals de aanleg van kleinschalige kampeerterreinen of de uitbreiding van agrarische bedrijven. Aan al deze mogelijkheden is een toetsingskader gekoppeld waarin een landschapstoets is opgenomen. Bij een onevenredige aantasting van de landschappelijke waarden mag de afwijking niet worden verleend of mag de wijzigingsbevoegdheid niet worden toegepast. Op deze manier is bij het bestemmen van de bestaande functies rekening gehouden met de landschappelijke waarden.

In het Centraal Veluws Natuurgebied is het Groei- & Krimpbeleid, voor verblijfsrecreatieve terreinen van toepassing, zie ook paragraaf 3.4.2. De bedoeling van het beleid is om de recreatieterreinen op de Veluwe te laten krimpen, door opheffing of verkleining van terreinen, en aan de randen van de Veluwe ruimte te bieden voor groei van bestaande terreinen of nieuwvestiging. Alle recreatieterreinen zijn opgenomen in het bestemmingsplan. Hierbij is uitgegaan van de bestaande situatie.

Het beleid uit de Reconstructieplannen (Veluwe en Gelderse Vallei/Utrecht-Oost), zie ook de paragrafen 3.4.3 en 3.4.4, is doorvertaald in dit bestemmingsplan. In het plangebied komen extensiveringsgebieden, verwevingsgebieden en landbouwontwikkelingsgebieden voor. De extensiverings-, verwevings- en landbouwontwikkelingsgebieden zijn met gebiedsaanduidingen op de verbeelding aangegeven. De uitbreidings- en omschakelingsmogelijkheden voor de intensieve veehouderijen zijn gekoppeld aan deze gebiedsaanduidingen.

Een groot deel van de Veluwe is aangewezen als stiltegebied. De rest van de Veluwe is aangewezen als gebied waar ruimtelijk beleid voor stilte geldt. De Provincie Gelderland beoordeelt ruimtelijke initiatieven voor wat betreft het aspect 'stilte' op het principe van 'stand still - step forward'. Het geluidsniveau mag dus niet toenemen en gaat bij voorkeur zelfs omlaag. Gebiedseigen activiteiten, zoals normale agrarische bedrijfsvoering, ondervinden hiervan geen belemmering. In het bestemmingsplan is geen specifieke regeling voor het stiltebeleid of de stiltegebieden opgenomen. Het gaat hier om een conserverend bestemmingsplan dat de bestaande functies vastlegt en geen nieuwvestigingsmogelijkheden voor bedrijven, recreatieterreinen of woningen biedt. Verder geldt dat via milieuvergunningen en de APV mogelijke overlast kan worden voorkomen of aangepakt. Dat zijn de meest geschikte instrumenten voor deze problematiek.