direct naar inhoud van 3.3 Rijk
Plan: Buitengebied 2012
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0203.1056-0003

3.3 Rijk

3.3.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In 2012 is de nationale Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. Deze vervangt onder andere de Nota Ruimte.

De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat van invloed zijn op de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. De Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) is de ministeriƫle regeling. Op 30 december 2011 zijn het Barro en de Rarro in werking getreden. Bij het voorliggende plan zijn het Barro en de Rarro van toepassing in verband met de aanwezige militaire terreinen. In paragraaf 6.12 zijn de relevante onderdelen voor het plangebied aangegeven.

Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

De volgende nationale belangen zijn voor het voorliggend bestemmingsplan relevant:

  • Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen.
  • Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen.
  • Het in stand houden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen.
  • Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
  • Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
  • Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.
  • Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten.
  • Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.


Op het gebied van leefbaarheid en veiligheid is de ambitie dat Nederland in 2040 zijn inwoners een veilige en gezonde leefomgeving biedt met een goede milieukwaliteit, zowel in stedelijk als landelijk gebied.

Voor het plangebied is de aanwezigheid van het hoofdnetwerk van weg en spoor, de natuur en militaire terreinen als zodanig bestemd en daardoor gewaarborgd. In hoofdstuk 2 is in de gebiedsbeschrijving reeds uitgebreid aandacht besteed aan de cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten van het plangebied. In paragraaf 6.7 is ingegaan op natuur. De relevante militaire terreinen zijn weergegeven in paragraaf 6.12. In paragraaf 6.13 is aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met het hoofdnetwerk van weg en spoor. Bij de ontwikkelingsmogelijkheden die het voorliggende bestemmingsplan biedt, moet rekening worden gehouden met de diverse omgevingsaspecten.

3.3.2 Waterbeheer 21e eeuw

Sinds 2000 is de Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. Deze Europese richtlijn streeft naar duurzame en robuuste watersystemen en is gericht op zowel oppervlaktewater als grondwater. De KRW gaat uit van standstill: de ecologische en chemische toestand van het grond- en oppervlaktewater mag vanaf 2000 niet verslechteren. Andere belangrijke uitgangspunten uit de KRW zijn een brongerichte aanpak en 'de vervuiler betaalt'. Voor waterlichamen zijn ecologische doelen opgesteld en vastgesteld.

Om voldoende aandacht voor waterkwantiteit, maar ook waterkwaliteit in de ruimtelijke plannen te garanderen, is de watertoets in het leven geroepen. Doel van de watertoets is het eerder en explicieter in het planproces betrekken van water. Hiertoe hebben rijk, provincies, gemeenten en waterschappen een Bestuurlijke notitie Waterbeleid in de 21e eeuw en een Handreiking watertoets ondertekend. Kortweg betekent dit dat ten behoeve van de waterkwantiteit het principe 'vasthouden, bergen en afvoeren' dient te worden gehanteerd en voor de waterkwaliteit geldt het principe 'scheiden, schoon houden en schoon maken'.

Het voorliggende bestemmingsplan is in beginsel conserverend van aard. Hierbij zijn de bestaande functies vastgelegd. Voor dit bestemmingsplan is overleg geweest tussen de gemeente en het waterschap over het opnemen van de watergangen in het bestemmingsplan.