direct naar inhoud van 2.3 Ruimtelijke en functionele structuur
Plan: Bestemmingsplan Rivierzone 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0202.767-0301

2.3 Ruimtelijke en functionele structuur

2.3.1 Geologische vorming, bodem, reliëf

Algemeen
Het rivierenlandschap is het gebied tussen de dijken. Het ontstaan en de vorming ervan lopen parallel aan die van de Betuwe. Het vormt van oorsprong in feite een eenheid met het Betuwelandschap. Door bedijking zijn deze twee echter in de loop der tijd min of meer los van elkaar komen te staan. Het rivierenlandschap kent van nature een grote dynamiek, het is in meerdere opzichten afwisselend. Een natuurlijke rivier vormt een meanderend stelsel met hoofd- en nevengeulen; er liggen zandbanken, eilanden en opwassen. Er treden grote verschillen op in waterstand; bij extreme toevloed van water vinden doorbraken plaats, verleggen bochten zich en worden nieuwe gebieden ingesneden. Tijdens minder waterrijke perioden slibben zij-armen dicht, en verzanden oude beddingen. Moerassige rietlanden, ooibossen, kreken, stranden e.d. ontstaan en verdwijnen dikwijls weer. Kenmerkend voor gebieden die door rivieren zijn gevormd is doorgaans de aanwezigheid van oeverwallen, komgronden en overslaggronden.

Een rivier als de Rijn krijgt regelmatig grote waterhoeveelheden te verwerken. Vooral in vroeger tijden, toen er nog geen dijken bestonden, betekende dit, dat grote gebieden onder water kwamen te staan. Het stromende water van de rivier sleept permanent vanuit de gebergten een grote hoeveelheid geërodeerd materiaal met zich mee, dat zowel uit grind en zand als uit heel fijne deeltjes bestaat (slib).
Treedt de rivier buiten zijn oevers, dan zal eerst het grove en zware materiaal bezinken; dit komt dichtbij de bedding terecht. Deze afzettingen vormen de oeverwallen. Door hun grovere structuur zijn deze gronden later goed waterdoorlatend. De fijnere in het water opgenomen slibdeeltjes blijven langer zweven en zetten zich op grotere afstand van de rivier af. Zij vormen de komgronden: een zware, weinig water doorlatende klei. Overslaggronden worden na een dijkdoorbraak afgezet rond de plek waar deze doorbraak plaatsvond. Deze gronden kunnen heel anders van samenstelling zijn dan het reeds aanwezige bodemmateriaal.

Naast deze natuurlijke dynamiek heeft de mens vanaf vroege tijden ingegrepen in dit vruchtbare, maar onberekenbare land. Eerst door te gaan wonen op de hogere delen (bijv. op rivierduinen of op terpen) en later door met behulp van dijken grote gebieden hoogwatervrij te houden. Op de buitendijkse gronden werd vee geweid en klei gewonnen; binnendijks werden de hoger gelegen en zandige gebieden - de oeverwallen - benut voor tuinbouw, boomgaarden en als vestigingsplaats. De lager gelegen komgebieden boden ruimte voor veeteelt.
Het huidige rivierenlandschap is daarmee het resultaat van eeuwenlange menselijke strijd met het water; met daarbij aangetekend dat diezelfde mens er economisch grotendeels afhankelijk van was.

Bodemgesteldheid
Het gebied ten zuiden van de Rijn heeft een bijzonder afwisselende samenstelling van de bodem, die ook in het plangebied terug te vinden is. Deze opmerkelijke variatie is ontstaan door het hierboven beschreven ontstaansproces, zoals de opbouw uit een reeks van oeverwallen, komgronden en overslaggronden. Verder o.a. door afzetting van bodemmateriaal door het opdringende landijs in het Pleistoceen (de voorlaatste ijstijd) en het naderhand deponeren van zogenaamde spoelzanden - afkomstig van het Veluwemassief - in de rivierdalen toen het klimaat warmer werd. De Betuwse bodems zijn over het algemeen kalkrijk. Ten westen van Arnhem zijn alleen de gronden langs de zuidoever van de Rijn gevormd zoals hierboven beschreven; de noordoever bestaat uit weggeschuurde stuwwal.
De uiterwaarden in het plangebied, met name die van de IJssel, hebben grotendeels nog de oorspronkelijke opbouw, omdat daar in tegenstelling tot Meinerswijk weinig tichelactiviteiten hebben plaatsgevonden.

Reliëf
De uiterwaarden zijn hoofdzakelijk vlak. Op microniveau zijn er hoogteverschillen, gevormd door het dynamische riviermilieu. Greppels verdelen de gronden in verschillende percelen.
In de Rosandepolder wordt het reliëf gevormd door dijken en de hoger liggende weg.

2.3.2 Water

Oppervlaktewater
In het plangebied komen twee types oppervlaktewater voor, ten eerste de rivieren Nederrijn en IJssel met zijtakken (de havens) en ten tweede de Slijpbeek. In het plangebied zijn de rivieren Nederrijn en IJssel het belangrijkste onderdeel. Het rivierdeel binnen dit plangebied is maar een klein deel van het gehele stroomgebied van de Rijn en moet aansluiten bij beneden- en bovenstroomse delen.
Binnen het plangebied ligt een belangrijk splitsingspunt van de rivier; de IJsselkop. De combinatie van dit splitsingspunt met de verder westelijk gelegen stuw bij Driel speelt een belangrijke rol bij de waterverdeling over de beide riviertakken.

De Nederrijn en de IJssel

Van nature is de Rijn in Nederland een vlechtende rivier. Door inperken van de stroomvlakte het uitdiepen van vaargeulen en het bedijken van de iets hoger gelegen gebieden is dit karakter verloren gegaan. Toch heeft de rivier nog de neiging om zich over de stroomvlakte te “verplaatsen”. Om dit tegen te gaan is de rivier voor het grootste gedeelte voorzien van kribben of harde oevers.
Binnen het plangebied bevinden zich drie verbindingen over de rivier; de John Frostbrug, de Nelson Mandelabrug en de Andrej Sacharovbrug.
In gewone situaties stroomt de rivier in de zomerbedding, de watervoerende geul waar onder andere de scheepvaart in plaats vindt. Bij hoogwater zal de rivier buiten het zomerbed treden en de uiterwaarden onder water zetten. Het zomerbed plus de uiterwaarden worden samen het winterbed genoemd. De grens van het winterbed wordt in Nederland over het algemeen gevormd door de winter- of bandijken.
Het onder water lopen van de uiterwaarden is goed zichtbaar in de Groene Rivier en op de Lage Kade langs het centrum. Bij een waterniveau iets hoger dan 11 m. + N.A.P. wordt er water zichtbaar in de Groene Rivier en staan de laagste delen van de Lage Kade onder water. Dit niveau wordt gemiddeld eens per jaar bereikt. Als het water nog iets verder stijgt dan verandert de Groene Rivier in een meestromende riviergeul ofwel een blauwe rivier.
De Groene Rivier begint net ten oosten van de John Frostbrug en stroomt door een laagte in de uiterwaarden boven Malburgen naar Meinerswijk. Net voor de spoorbrug Arnhem-Nijmegen stroomt de Groene Rivier weer in de Nederrijn.

Langs het industriegebied Kleefse Waard ligt nog een haven die van de rivier gescheiden wordt met een landtong; de Nieuwe Haven. De havenmond bevindt zich aan de Westervoortsedijk. Bij hoogwater komt ook de landtong onder water te staan.
Deze gemeentelijke haven is in gebruik als aanmeerplaats voor vracht- en cruiseschepen. Op de hoek van de Westervoortsedijk en de Nieuwe Havenweg is een jachthaven gesitueerd. In de Nieuwe Haven zijn twee scheepsreparatiebedrijven gevestigd. Voor de waterscouting Miguel Pro is een ontheffing verleend.

Slijpbeek

De Slijpbeek stroomt in haar benedenloop nog door het plangebied. De Slijpbeek is een SED-beek die ontspringt op het landgoed Mariëndaal en via het voormalige KEMA-terrein naar de uiterwaarden stroomt. Vanaf de Slijpbeekweg vormt de beek ook de gemeentegrens. De Slijpbeek is de enige Arnhemse beek met vrije uitstroming in de rivier.

Grondwater
Het grondwater in het plangebied staat onder sterke invloed van het rivierpeil. Bij een normaal rivierpeil hebben de rivieren een drainerend effect op het omliggende gebied, dat wil zeggen dat het ondiepe grondwater richting het zomerbed van de rivier stroomt. Bij een stijgend rivierpeil zal de richting van de grondwaterstroming veranderen en van de rivier afstromen wat tot kwel in de binnendijkse gebieden leidt.

Voor het diepe grondwater (het 1e watervoerende pakket) is er een verschil tussen de Nederrijn en de IJssel. Bij de Nederrijn stroomt het diepe grondwater voor het grootste deel onder de rivierbedding door en komt als kwel aan het oppervlak in de Betuwe. Dit in tegenstelling tot de IJssel waar de rivier een sterk drainerende functie heeft op het grondwater.

Aan de noordoostzijde van Malburgen valt een klein deel van het plangebied binnen de 25-jaarszone van het grondwaterbeschermingsgebied van het pompstation Ir. H Symons.

Regen- en afvalwatersysteem
Het grootste deel van het plangebied is onverhard waardoor het hemelwater direct in de bodem infiltreert of in het oppervlaktewater valt.
Daarnaast wordt het gebied nog beperkt gebruikt voor bewoning en bedrijvigheid. De woningen en bedrijfspanden in het plangebied zijn gedeeltelijk aangesloten op het gemeentelijk rioleringsstelsel. Dit geldt voor de woonarken langs de Boterdijk en Onderlangs en voor de woningen in de Praets.
Daarnaast zijn er ook nog panden die niet aangesloten zijn op de riolering.

Waterkering
Het uiterwaardengebied is voor het grootste gedeelte omsloten door een technische waterkering in de vorm van kademuren of winterdijken. Een uitzondering hierop is de noordelijke oever ten westen van het Rijnhotel. Het maaiveld loopt hier zo ver omhoog dat er zonder technische waterkering geen kans is op inundatie; dit worden de `hoge gronden' genoemd. De keur van het waterschap op de waterkering is hier dan ook niet van toepassing. De hoge gronden' zelf vallen buiten het plangebied.
De technische waterkeringen vormen voor een groot deel de grens van het plangebied:

  • zuidelijke oever: de gehele zuidelijke rand van het uiterwaardengebied tussen de gemeentegrenzen
  • noordelijke oever: waterkering vanaf het Rijnhotel tot aan de gemeentegrens op rijksweg A12. De waterkering tussen het Rijnhotel en de Andrej Sacharovbrug valt zelf buiten het plangebied
2.3.3 Landschap

Het gebied ten noorden van de Nederrijn is een stuwwallenlandschap, een onderdeel van het Veluwemassief. De stuwwal van Arnhem raakt bij Onderlangs aan de rivier en geeft het unieke hoogteverschil weer. Het plangebied van dit bestemmingsplan behoort tot het rivierenlandschap. Achter de dijken van Arnhem-Zuid ligt het polderlandschap van de Betuwe.
De aanwezigheid van de stad bepaalt het Arnhemse deel van het rivierengebied. In het verleden maakten uiterwaarden plaats voor industrieterreinen, scheepswerven en havenactiviteiten, met bijbehorende los- en laadkaden. Aan de zuidkant werd een groot uiterwaardgebied ingedijkt en als woongebied ingericht. Ter verbinding werden er bruggen gebouwd waar eens een pontje dienst deed.
Andere delen van het rivierenlandschap ondergingen minder veranderingen en zien er nog vrijwel hetzelfde uit als vroeger, met name die welke wat verder van de stad gelegen zijn. De oude landschapsstructuren met zomer- en winterdijken zijn daar nog intact.
Opvallend is dat vanaf Arnhem-Noord de rivier en Arnhem-Zuid slechts op enkele uitzichtspunten goed bekeken kunnen worden. Woonschepen, huizen en opgaande beplantingen belemmeren veelal het zicht. Alleen vanaf Boterdijk, Rijnkade, Nieuwekade en Westervoortsedijk is een goed zicht op de rivier mogelijk.

Vanaf Arnhem-Zuid is de rivier alleen vanaf de dijken zichtbaar.

2.3.4 Ecologie

Ecologische gebiedsbeschrijving en bekende natuurwaarden

De rivierzone wordt in het groenplan bestemd als natuurkern. De rivier met uiterwaarden vormt een dynamisch gebied, met (ruige) graslanden, struwelen, bossen, water en oevers. Soorten als kwartelkoning en amfibieën komen hier voor. In dit uiterwaarden gebied komen veel diergroepen voor, waaronder relatief bijzondere soorten zoals aardaker, kwartelkoning, ijsvogel, kamsalamander en veel soorten vleermuizen. Het gebied is vooral waardevol vanwege de mogelijkheden die het biedt voor dieren die een uitgestrekt, aaneengesloten gebied als habitat hebben.
Ook voor dieren die specifieke eisen aan hun leefgebied stellen, is het gebied van speciaal belang. Hierbij valt te denken aan factoren als rust, dekking, voedselbronnen, uitwisseling met andere populaties.
De noordzijde van het plangebied bestaat uit een stedelijke wand van bebouwing met een herkenbare en passende enkele bomenrij op de kades. De boomsoort is afhankelijk van de omgeving en van de onderlegger: de linde in het stadscentrum en op de stuwwal, de populier in het poldergebied. Tussen de bomen is het stedelijke gebied met hoogwaardige verblijfsruimten aan de rivier. Ter plaatse van Park Onderlangs raakt de stuwwal de rivier. Het reliëf en de panorama's zijn unieke kwaliteiten.
Aan de zuidzijde ligt de dijk als een groene wand met stedelijke accenten. De uiterwaarden liggen vooral aan de zuidzijde van de rivier. Alleen aan de IJssel en ter plaatse van de Rosandehaven liggen de uiterwaarden noordelijk van de rivier.
Voor de uiterwaarden van de IJssel ligt de nadruk op behoud van de huidige situatie (agrarische functie) met in de toekomst meer ruimte voor de natuur. Er ligt een ambitie om te onderzoeken of het mogelijk is een attractieve route via Koningspleij en Kleefse waard naar het centrum te realiseren zodat een rondgang langs de rivier wordt volmaakt.

De dijkverlegging van Bakenhof heeft geresulteerd in een natuurspeel-uiterwaard met meer ruimte voor water, natuur en recreatie.

Natuurwaarden in het rivierengebied
De ecologische waarde stijgt boven het niveau van de gemeente uit. Het is onderdeel van de EHS en de Natura 2000 gebieden. Het gebied is:

  • 1. een natuurkern met ooibossen, moeras, grasland en open water;
  • 2. een aaneengesloten leefgebied voor grote fauna;
  • 3. een leefgebied voor bijzondere vogelsoorten;
  • 4. een gebied met natuurzones en stapstenen voor ringslang en kamsalamander.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van het ruimtelijk beeld in relatie tot de ecotopen, de bijbehorende vogelgroepen en de effecten op de doorstroming.

ruimtelijk beeld   ecotoop   ecotoop   karakteristieke vogelgroepen   ruwheidsklassen voor waterdoorstroming  
Open   water   open water   dodaarsgroep
slobeendgroep
ijsvogelgroep  
open water  
    strandjes   Strandpleviergroep   Zand  
        slikkige oever  
  moeras   riet  
waterrietvogels
 
moeras
riet  
    zegge     Zegge  
  grazige vegetatie   grazige vegetatie   zomertalinggroep
grutto groep
veldleeuwerikgroep  
grasland natuurbeheer  
  ruigte   ruigte     Ruigte  
half open   doornige struwelen   doornige struwelen  
bosrand struweelvogels
 
struwelen/ struiken  
  zachthout struwelen   zachthout struwelen      
Dicht   zachthout bos   zachthout bos   bosrand struweelvogels
appelvinkgroep
holenbroeders
zwartkopgroep  
Ooibos  
  hardhout bos   hardhout bos      

Van het rivierengebied is geen inventarisatie van alle soortgroepen bekend.
Onderstaand een overzicht van de bekende waarnemingen in het uiterwaardengebied van Arnhem. Van het gebied van de IJssel zijn nagenoeg geen waarnemingen bekend.

Gebied   soortgroep   aantal soorten   aantal territoria   aantal rode lijst soorten   Bron  
Groene Rivier/ Bakenhof   vogels   24   88   4   Vogelwerkgroep 2000  
incl. dijk en park Malburgen   flora   327     7   KNNV 1996 / 2005  
Koningspley   vogels   16   35     Vogelwerkgroep 2002 / provincie Gelderland  
  flora   297     8   KNNV 1990-1991  
IJssel   vogels   21   58   2   Vogelwerkgroep 2002 / provincie Gelderland  
  flora          


De flora van de dijk bij Malburgen en rivieroever zijn uitermate rijk. De soorten aan de rivieroever zijn gebonden aan de zandstranden en kribben. Op de dijk zijn duidelijk soorten van het rivierenlandschap aanwezig en bij continuering van verschralingbeheer en verbetering van de bezonning zal de ontwikkeling doorzetten. Van de 121 soorten zijn er 23 met een zeldzaamheidswaarde. Tevens is het aantal soorten behorende tot de pleviergroep groter.
Duidelijk zichtbaar in de winterperiode zijn de ganzen, die grazen in het gebied ten zuiden van de Koningspley. Langs de IJssel en ter hoogte van Schuytgraaf is nog agrarisch gebruik.

Vegetatie
Water en oever
Bij de Bakenhof is een nevengeul gegraven en in de Rosandepolder ligt een groot water, dat in open verbinding staan met de Rijn. Gemeenschappen van Glanzig fonteinkruid en gemeenschappen van Witte waterlelie en Gele plomp komen hier voor. Aan de oever van de Rijn en IJssel groeit echte kruisdistel en grote kaardebol en zwanebloem .

Graslanden
Het gebied bestaat uit verschillende soorten graslanden met een verschillend beheer en structuur. In het gebied van de Bakenhof is momenteel een extensief begrazingsbeheer in gang gezet. De graslanden zijn structuur- en soortenrijk (van kort afgegraasd gras tot ruigtes). De graslanden in de overige gebieden worden nu nog intensief begraasd en zijn structuur- en soortenarm. Rode lijst soorten (min of meer bedreigde soorten) die zijn waargenomen, zijn klein vlooienkruid, bieslook, Engelse alant, kleine pimpernel, zacht vetkruid, wilde marjolein. Daarnaast zijn zeldzame soorten aangetroffen zoals, smalle aster, kleine aster en slijkgroen. De grote kaardebol groeit in meer ruigere graslanden in de meer natte delen groeit lange ereprijs
Markant voor het rivierengebied zijn de bloemrijke bermen met hun eigen stroomdalflora, zoals cichorei en kattedoorn. Afhankelijk van het aandeel bomen langs de dijk en het beheer heeft deze vegetatie zich kunnen ontwikkelen. In de dijkzone aan de Eldenseweg – Batavierenweg – Drielsedijk is aardaker en goudhaver (rode lijst soort), grasklokje, grote centaurie, grote ratelaar en melige toorts gevonden.

Bossen en struwelen
De bossen in het plangebied zijn verschillend qua ouderdom en samenstelling, met ooibos en wilgen-, sleedoorn- en meidoornstruwelen. Aan randen van de bossen groeit gewone vogelmelk en rapunzelklokje.
In het kader van het versterken van de natuurwaarden zijn bij de inrichting en het beheer de "Potentiële Natuurlijke Vegetaties" richtinggevend. De sleedoorn is onder andere belangrijk voor sleedoornpage.

Fauna
Vogels
Van broedvogels is een vlakdekkende inventarisaties gedaan tussen 1995 tussen 2007. In het plangebied zijn diverse vogelsoorten waargenomen, die broeden op het Water (fuut, wilde eend, slobeend, wintertaling, zomertaling, meerkoet, kuifeend), in oevervegetatie (rietgors, kleine karekiet, bosrietzanger, gele kwikstaart), in graslanden (kievit, kleine plevier, tureluur, oeverloper, grauwe gans, scholekster, wulp), in ruigte (fazant, patrijs), in holen in grond (bergeend, oeverzwaluw), in struwelen (grasmus) en in bomen, o.a. in zuidpunt Koningspley (buizerd, zwarte kraai, holeduif). De boerenzwaluw, witte kwikstaart broedt in de boerderij in de zuidpunt van Koningspley. De oeverzwaluw broedt in de rand van de oever van de Rijn bij de Malburger Haven. De uiterwaard heeft voor een deel ook betekenis als slaapplaats o.a. voor wulpen, omgeving IJsselkop en landtong.

Amfibieën
In het gebied komen kleine watersalamander, bruine Kikker, rugstreeppad, gewone pad en groene kikker (complex) voor. De soorten komen voor in natte delen van de uiterwaard. De Kamsalamander komt voor in de uiterwaard nabij de spoorbrug. Er zijn diverse overwinteringsplekken voor amfibieën, waaronder de wateren, ruigtes en dijkzone.

Zoogdieren
In het gebied komen watervleermuis, meervleermuis, rosse vleermuis, gewone dwergvleermuis en laatvlieger voor. Deze soorten foerageren in de uiterwaarden boven water en graslanden. De soorten verblijven in Arnhem Noord. Bekende verblijfplaatsen zijn KEMA-terrein en omgeving en parken Sonsbeek en Zypendaal en Park Angerenstein. Vanaf deze plekken vliegen ze naar de uiterwaarden, over zogenaamde vliegroutes. Bekende vliegroutes zijn de Holleweg in de wijk Hoogstede, over de wijk Presikhaaf, hoek Westervoortsedijk / Nieuwe Kade richting Malburgen (Pimpernelstraat), J. Frostbrug en Burgemeesterskwartier.

Verder zijn waarnemingen bekend van haas en konijn in de uiterwaard. De dijkzone vormt geschikt leefgebied voor de veldmuis en mogelijk de huisspitsmuis. Daarnaast is de bunzing als verkeersslachtoffer langs de Eldense weg aangetroffen. Het leefgebied van de bunzing strekt zich waarschijnlijk uit tot het hele plangebied.

Beschermde soorten
Samenvattend zijn, voor zover bekend, er in het plangebied 19 broedvogelsoorten, 15 vaatplantsoorten, 6 amfibieënsoorten en 8 zoogdiersoorten aangetroffen. Alle soorten zijn beschermd conform de Flora- en faunawet 2002. De vogels zijn tevens beschermd conform de EU Vogelrichtlijn. Daarnaast zijn 6 soorten tevens beschermd conform de EU Habitatrichtlijn Bijlage 4. Noot daarbij is dat de vleermuizen alleen in het plangebied foerageren.

Belemmeringen
Het oorspronkelijke natuurlijke milieu is sterk aangetast door de dijkaanleg en de daarmee samenhangende versmalling van het rivierensysteem (uiterwaard). De uiterwaarden werden agrarische graslandgronden. Hierdoor verdween overstromingsgebied en natuurlijk gradiënt en daarmee de soortenrijkdom en de vele structuren in de vegetatie. Daaraan gekoppeld verdween voor een groot deel aanwezige fauna. Op enkele plekken werd intensief gebruikte grond min of meer teruggegeven aan de natuur. Voorbeelden zijn de dijkverlegging bij de Bakenhof, waar de dijk in 2001, ca. 200 meter binnendijks werd verlegd, waardoor er meer ruimte voor de rivier en de natuur ontstond.
De uiterwaarden worden op enkele plekken doorkruist door bruggen en wegen. De waterdoorstroming en de migratie van flora en fauna wordt hierdoor belemmerd. Om de doorstroming te vergroten is sinds kort de spoorbrug bij de Rosandepolder vergroot, wordt er gekeken naar doorstroming in Meinerswijk en is de dijk bij de Bakenhof binnendijks verlegd. Op een enkele plek in het rivierengebied wordt gewoond. Onder andere zijn dit de woonboten in de Rosandepolder en aan de oever van de Rijn. Dit geeft een verstoring voor de aanwezige flora en fauna.

Natuur
Het algemene uitgangspunt is bescherming en verder ontwikkelen van een samenhangend natuurnetwerk en het ontwikkelen van de bestaande natuurwaarden en de daaraan ten grondslag liggende milieuomstandigheden. De gemeente streeft naar versterking van de natuurwaarden, veelal nog agrarisch gebied. Onder andere de uiterwaarden van de Koningspley en IJsseloord II zijn momenteel in gebruik als landbouwgrond. Het versterken van natuurwaarden in de uiterwaarden zorgt voor een samenhangend netwerk van natuur en water in de EHS.

Het rivierensysteem in Arnhem is smal. De buitendijkse dynamische systemen en de binnendijkse gedempte riviersystemen vullen elkaar aan. Voor het goed functioneren van de EHS zijn verbindingen en uitwisseling met het toekomstig park Lingezege noodzakelijk. Het grote groen in het zuidelijk stadsdeel zal in de vorm van groenblauwe lijnen een rol vervullen in het ecologisch netwerk. Met de realisatie van de Natuur Speeluiterwaard Bakenhof wordt de beschikbare ruimte voor doorgaande natuur vergroot. Hierbij wordt een balans gezocht voor verweving van natuur en recreatie.

Voor de Rosandepolder is in het kader van Ruimte voor de Rivier een herinrichtingsplan ontwikkeld, waardoor water en natuur meer kansen krijgen. Ook aan de zijde van Westervoort is rivierverruiming voorzien, waardoor ook de ruimte voor de natuur wordt vergroot. Het plan van Meinerswijk is voor een deel gerealiseerd. De doorwerking van Ruimte voor de Rivier zal maatwerk vragen in de balans tussen beplanting en waterdoorstroming. De zuidkant van de Koningspley en de uiterwaarden van de IJssel bieden potenties voor riviergebonden graslanden, zodat in combinatie met de Hondsbroeksche Pleij een eenheid ontstaat. Misschien zelfs mogelijkheden voor grote grazers.

Met de waterdoorstroming zal een balans gevonden moeten worden. Het is noodzakelijk dat het samenhangend stelsel van ecotopen, wat begraasd kan worden, aansluit op voldoende hoogwatervrije plaatsen.

De vermeerdering van aantal en omvang van woonschepen moet worden uitgesloten.

2.3.5 Archeologie en cultuurhistorie in het plangebied

Geomorfologie

Het plangebied ligt in het Arnhemse rivierengebied. Gedurende de ijstijd hebben hier rivieren in brede riviervlakten grof sediment afgezet en rivierterrassen gevormd. Aan het einde van de ijstijd zijn hier ook donken of rivierduinen ontstaan, door opgewaaid zand afkomstig van drooggevallen rivierbeddingen. Gedurende het Holoceen (10.000 v. Chr.-heden) warmde het klimaat op en nam de vegetatie toe. Rivieren gingen meer meanderen. Bij overstromingen werd op de oevers het zwaardere materiaal (zand) afgezet, terwijl de fijnere deeltjes (klei) langer in suspensie bleven en verder weg werden afgezet. Op deze wijze ontstonden langs rivieren hoog opgeslibde zandlichamen: de oeverwallen. Het tussen de oeverwallen in gelegen gebied lag lager en wordt als komgebied aangeduid. Hier kon zich door de natte omstandigheden ook veen ontwikkelen. Het geheel van rivierbedding en oeverwal wordt aangeduid als stroomgordel. Doordat een rivier in loop der tijden verschillende malen haar loop verlegt, ontstaat er in het rivierenlandschap een ingewikkeld patroon van stroomruggen die weer door latere afzettingen zijn afgedekt. Op het moment van bedijking in de Middeleeuwen kwam hieraan een einde. De rivier kon zich vanaf dat moment alleen maar binnen de dijken bewegen. Op momenten brak de rivier door de dijken, daarbij kolken vormend. Dergelijke dijkdoorbraken laten zich in de ondergrond kenmerken door hun zandige samenstelling; deze gronden worden overslaggronden genoemd.

Bewoningsgeschiedenis rivierengebied

Het rivierengebied tussen Arnhem en Nijmegen is reeds lange tijd bewoond. Dit heeft onder andere te maken met de diversiteit van het landschap. Op de hoger liggende, zandige oeverwallen kon men wonen en gewassen verbouwen, terwijl de lager liggende komgebieden geschikt waren voor het weiden van vee. Daarnaast boden de rivieren goede mogelijkheden voor transport.

De vroegste aanwijzingen voor menselijke activiteit in het Arnhemse rivierengebied stammen uit de Nieuwe Steentijd, meer specifiek uit de periode rond 4000 v. Chr. Het handelt hier waarschijnlijk om een jachtkamp dat in Schuytgraaf is aangetroffen, op een donk. Naast een jachtkamp zijn er op een rivierterras en stroomruggen tal van sporen uit de Bronstijd, IJzertijd, Romeinse Tijd en Vroege Middeleeuwen gevonden. Sporen van bewoning uit de Vroege Middeleeuwen zijn ook elders in Arnhem-Zuid aangetroffen, bijvoorbeeld ter hoogte van De Koppel. In de Rosandepolder, benoorden de Rijn, zijn tijdens baggerwerkzaamheden veel vondsten uit de Romeinse Tijd gedaan. Grenzend aan het plangebied, in Meinerswijk, ligt een castellum. Dit is een Romeins fort, gebouwd in het begin van de jaartelling. Het castellum had als doel de noordgrens van het Romeinse rijk te verdedigen. De grens liep deels door Meinerswijk; het samenstel van castella, wachttorens en wegen langs de grens wordt als limes aangeduid. Het plangebied ligt ten noorden van de limes.

Archeologische monumenten

In het plangebied liggen geen (beschermde) archeologische monumenten.

Archeologische waarden in het plangebied

In tegenstelling tot andere locaties in het Arnhemse rivierengebied (Stadsblokken, Meinerswijk) zijn er in het plangebied nauwelijks vindplaatsen bekend. Er ligt maar één bekende vindplaats, in de Rosandepolder. Hier is veel verspoeld Romeins materiaal gevonden. Wel zijn er hiernaast een aantal mogelijke vindplaatsen, gebaseerd op historisch kaartmateriaal en historische gegevens. Hiervan wordt vermoed dat er zich nog resten in de ondergrond manifesteren. De vindplaatsen zijn nader omschreven in de tabel. Dat er nauwelijks vindplaatsen zijn aangetroffen, hangt enerzijds samen met het feit dat in het plangebied geen archeologisch onderzoek plaats heeft gevonden. Anderzijds betreft het een rivierdynamisch en energetisch milieu. Dit kan ertoe hebben geleid dat aanwezige archeologische resten zijn geërodeerd of wellicht was de situatie te nat voor bewoning.

Het plangebied grenst onder andere aan Malburgen-Oost. Malburgen zelf betreft een nederzetting met kerk die teruggaat tot het begin van de 14e eeuw. De nederzetting moet worden gezocht bij de Bakenhofweg, waar de dijk een knik maakt. In 2007 is net ten zuiden van deze locatie een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd waarbij nederzettingssporen vanaf circa 1400 zijn aangetroffen. Een kaart uit 1586 toont het oude Malburgen, met buitendijks een kasteel dat als “Malenburg” is aangeduid. Dat kasteel kan door het Rijnwater verzwolgen zijn, maar kan zich ook nog net in het plangebied bevinden. Deze zone is archeologisch relevant.

Naast bovengenoemde zones nabij de oude nederzettingskern van Malburgen en in de Rosandepolder zijn er nog twee andere zones van belang. Dit betreft de Koningspleij, waar resten van schansen te verwachten zijn, en het westelijke deel van het plangebied. De Koningspleij wordt hieronder verder besproken. In het westelijke deel van het plangebied zijn er aanwijzingen dat daar een deel van de limes heeft gelopen. Indien dat juist is, kunnen er gerelateerde resten aangetroffen worden. Hierbij moet met name aan wegdelen worden gedacht.

Vindplaatsnummer   Coördinaten   Omschrijving   Datering  
22   192,357/441,918   steenfabriek   Nieuwe Tijd  
26   192,256/442,479   veerhuis   Nieuwe Tijd  
27   191,940/442,310   veerhuis   Nieuwe Tijd  
28   188,220/443,334   aardewerk   Romeinse Tijd  
       

Cultuurhistorie in het plangebied

De Rijn heeft met haar wisselende loop het landschap gevormd en gedomineerd. De rivier heeft in grote mate bepaald waar en hoe mensen in het gebied woonden en werkten. In de Romeinse tijd was de Rijn een belangrijke verbindingsroute en werd een weg aangelegd die de verschillende limesforten met elkaar verbond. Vanaf de 12de eeuw werden dijken aangelegd en gebieden langs de Rijn (Meinerswijk) ingepolderd. Hiermee begon een eeuwenlang gevecht met de Rijn. Dijken werden regelmatig doorbroken. Kolken en wielen herinneren hier nog aan.

Een deel van het plangebied wordt reeds op de Kaart van Jacob van Deventer (1558-1570) afgebeeld. De kaart toont meerdere Rijnstrangen. De meest noordelijke betreft de Rijnloop van tegenwoordig. Deze is in opdracht van de hertog rond 1530 gegraven. De andere Rijnstrangen geven de oude loop van de Rijn weer.

Het land heeft van de vroege middeleeuwen tot in de 19de eeuw vooral in het teken gestaan van landbouw en veeteelt. Een kaart van Nicolaas van Geelkercken uit 1655 toont dit fraai. Op de kaart zien we de Schipbrug (nabij de tegenwoordige Mandelabrug). Deze brug verving het veer tussen Arnhem en de Praets vanaf 1603. Verder is de Grift te zien, deze werd in 1610 aangelegd als trekvaart tussen Arnhem en Nijmegen (parallel aan de Eldenseweg). De Grift is inmiddels gedempt, maar grote delen van het oorspronkelijk tracé zijn nog goed herkenbaar. Kaartmateriaal uit de 19e eeuw toont diverse dijklichamen, verkavelingsstructuren en bij de Koningspleij de Veerweg met aan de zuidzijde bebouwing. In de tweede helft van de 19de eeuw werden fort Westervoort en fort Elden aangelegd. De forten vervulden in de landsverdediging een grote functie.

Rond 1875 ontstond in het rivierengebied een hele keten van steenfabrieken. Ze konden hun producten gelijk kwijt aan de overzijde van de rivier, want Arnhem was actief bezig met stadsuitbreidingen, sinds het aan het begin van de 19de eeuw verlost was van zijn vestingwerken. De klei voor deze bakstenen werd gegraven in de uiterwaarden. In Stadsblokken vestigde zich industrie, met als belangrijkste vertegenwoordiger (vanaf 1889) de Arnhemsche Stoomsleephelling Maatschappij (ASM). Rond 1900 was de ASM een van Arnhems grootse bedrijven.

Met de bouw van de eerste Arnhemse vaste brug in de jaren '30 kon de sprong over de rivier worden gemaakt.

Het plangebied is onlosmakelijk verbonden met de IJssellinie. Als antwoord op de vermeende Russische dreiging werden de Rijn en IJssel als verdedigingslinie ingericht. In 1951 begon men met de uitvoer van de IJssellinie. Dit onder strikte geheimhouding; het project werd aangeduid als “Noodbruggenpontonplan (NBPP) Betuwe”. In Arnhem, Nijmegen en Olst werden stuwen gebouwd die bij dreiging in de Rijn, Waal en IJssel konden worden afgezonken. Hierdoor konden de uiterwaarden worden geïnundeerd waardoor terreinen voor de vijand moeilijk begaanbaar werden. Een systeem van tankkazematten, vierlingmitrailleurs en zoeklichten moest de IJssellinie verdedigen. Deze werd op kunstmatige ophogingen aangelegd. Voor de inundatie en ex-inundatie is een complex van (overstort)dijken, doorlaatbruggen en sluizen aangelegd. De stuw in Arnhem lag in de zogeheten Defensiehaven. Van de IJssellinie zijn daar nog aanwezig het landhoofd, meerpalen, loodsen, fundering van het wachtgebouw en betonnen schuttingen. De IJssellinie is nooit daadwerkelijk in werking getreden.

Monumenten

In het plangebied liggen enkele beschermde rijks- en gemeentelijke monumenten:

Object   Adres   Status   Opmerkingen  
John Frostbrug   Eusebiusbuitensingel 53, bij (191,037/443,071)   Rijksmonument   De opgangen van de JF brug zijn beschermd als gemeentelijk monument (net buiten plangebied)  
Doorlaatbrug   Gelderse Rooslaan, bij (188,299/442,617)   Rijksmonument   1920 (deels buiten plangebied)  
Doorlaatbrug   Meginhardweg 55, Drielsedijk 1   Rijksmonument   1934 (deels buiten plangebied)  
Spuisluizen   Rijnkade ter hoogte van nr. 28 en nr. 143   2 rijksmonumenten    
Grenspaal   Drielsedijk 4   Gemeentelijk monument   Net binnen of buiten plangebied?  

Cultuurhistorische waarden

In het plangebied bevinden zich, naast bovengenoemde monumenten, meerdere objecten en structuren die als cultuurhistorisch (zeer) waardevol kunnen worden aangemerkt. Het gaat hierbij om:

IJssellinie

In het plangebied bevinden zich cruciale onderdelen van de IJssellinie:

  • Stuw (nr. 1. Invaar en afzinklocatie van de drijvende stuw. Aan de noordzijde zijn het landhoofd en de vloer van de sluis onder de doorlaatbrug nog aanwezig)
  • Defensiehaven (nr 2. Berghaven voor de drijvende stuw. Nog aanwezig, maar wel verland. Meerpalen voor de drijvende geleidebalk nog aanwezig. Rondom de haven onder neer verschillende loodsen voor opslag, een deel van de betonnen schutting en een wachtgebouw waarvan de fundering resteert)
  • Doorlaatsluis (nr. 7. Civiele doorlaatsluis met betonnen brugconstructie en stalen schuifluiken; beschermd als rijksmonument)
  • Doorlaatsluis (nr. 8. militaire doorlaatsluis met betonnen brugconstructie en stalen schuifluiken; bij hoog water nog functioneel; beschermd als rijksmonument)

Diverse onderdelen zijn in de loop de tijd verdwenen of slecht zichtbaar geworden (bijv. nr 20 en 22 opstelplaatsen). Buiten het plangebied bevinden zich meer onderdelen van de IJssellinie (tankkazematten, opstelplaatsen voor vierlingmitrailleurs en zoeklichten, (overstort)dijken, etc). De nummers verwijzen naar: “Overzicht en waardering Noodbrugpontonplan Object Arnhem”, SB4, 2005.

Cultuur-landschappelijk

  • oude dijken en kades (oa Drielse dijk)
  • de resten van de strekdam aan de noordzijde van de plaats, daar waar sinds de 13e eeuw een veerverbinding lag, en van 1603 tot 1934 de schipbrug
  • de resten van de 17e-eeuwse Grift (een kanaal van Arnhem naar Nijmegen)
  • Veerweg (naar Westervoort)

Net ten zuiden van het zuidelijk deel van het plangebied bevinden zich (de restanten van) enkele wielen en kolken.

Overige cultuurhistorische elementen

  • ASM haven (met gedeelte van de scheepshelling)
  • Spoorbrug Westervoort

Verder heeft de Limes (oude Romeinse grens) naar alle waarschijnlijkheid door het plangebied gelopen en kunnen net ten zuiden van de binnenstad sporen aangetroffen worden van vestingwerken (uit oa 1650 en 1730).

Fort Westervoort ligt net buiten het plangebied.

Waardering  

IJssellinie

De restanten van de IJssellinie bij Arnhem zijn in hun samenhang van hoge militair-historische, cultuurhistorische en architectuurhistorische waarde:

- als onderdeel van de IJssellinie die zich uitstrekte van Nijmegen tot aan Kampen;

- als tastbare herinnering aan de tijd van de Koude Oorlog;

- als onderdeel van een technisch waterstaatkundig mega-project, dat vanaf 1950 in hoog tempo werd

opgebouwd en na 1963 werd afgebroken;

- als militair complex;

- vanwege het gebruik van beton en de toepassing van standaardontwerpen.

De afzonderlijke onderdelen zijn van waarde als ten dienste staand aan het gehele systeem en als

specifieke militair objecten uit de tijd van de Koude Oorlog, gebouwd volgens standaard ontwerp. Deze

onderdelen dienden voor:

- het stellen van de inundatie;

- het voorkomen van te hoge waterstanden;

- de verdediging van de waterstaatkundige werken tegen aanvallen uit het water, uit de lucht of vanaf

land.

Waardevol zijn in principe alle nog aanwezige elementen, aangezien zij samen het verhaal van het stuwcomplex vertellen. Bijzonder waardevol zijn die elementen die thans nog relatief gaaf en/of goed herkenbaar aanwezig zijn. In het plangebied geldt dat in ieder geval voor de stuw, de Defensiehaven,(overstort)dijken en de doorlaat sluizen.

Cultuur-landschappelijk

De aanwezige oude wegen, dijken en kades in het plangebied hebben cultuurhistorische waarde als zichtbaar bewijs van de ontstaansgeschiedenis van het gebied. Het aanlandpunt van de schipbrug is van cultuurhistorische waarde en gaat terug tot de 13de eeuw.

De Grift was in de 17de eeuw een belangrijke verbinding met Nijmegen (trekvaart). De Grift zelf is gedempt; de dijken van het kanaal groeiden echter al snel uit tot de belangrijkste verbindingsweg tussen Arnhem en Nijmegen. Het oorspronkelijk tracé van de Grift is nog over grote delen goed herkenbaar en als zodanig cultuurhistorisch waardevol.

Overige cultuurhistorische elementen

De limes(weg) verbond de Romeinse limesforten ten zuiden van de Rijn met elkaar. Onderzoek heeft uitgewezen dat de weg op verschillende plekken in en buiten het plangebied nog traceerbaar is. Het is een zeer belangrijke cultuurhistorische structuur van bovenlokale waarde. De Rijn vormde de (natte) noordgrens van het Romeinse Rijk.

De bruggen in het plangebied zijn van grote cultuurhistorische en architectuurhistorische waarde. In de jaren dertig werd een vaste brug aangelegd en waagde Arnhem de sprong over de rivier. De John Frostbrug zelf (en directe omgeving) heeft daarnaast ook grote internationale betekenis in het kader van de Slag om Arnhem. Het uitbreidingsplan voorzag ook in een overloop voor de rivier (de Groene Rivier). De doorlaatbruggen die hiermee samenhangend werden aangelegd, zijn cultuurhistorisch en architectuur-historisch waardevol en beschermd als rijksmonument.

De ASM haven is van belang vanwege als voorbeeld van de industriële ontwikkeling van Arnhem. Van de Arnhemse Scheepsbouw Maatschappij (ASM) resteren nog resten van een sleephelling en de haven.

De 19de eeuwse spuisluizen aan de Rijnkade zijn van cultuurhistorische waarde als bijzondere uitdrukking van de afwatering van het in noordelijke richting sterk glooiende Arnhemse landschap, waarin waterstromen (waaronder de voor het ontstaan van Arnhem belangrijke Jansbeek) en rioleringen een weg zoeken naar de Rijn. Deze uitwateringssluis met gietijzeren heugelstang vormt een belangrijk voorbeeld van 19de eeuwse industrie en techniek.

2.3.6 Woonschepen

Wonen op het water is een vorm van wonen die als zodanig geen erkenning meer behoeft. Het is een volwaardige woonvorm: in ons waterrijke land niet meer weg te denken. Het is voor velen een zeer aantrekkelijke vorm van wonen. Ook Arnhem kent wonen op het water, al gedurende vele decennia, op verschillende locaties. Het geeft kleur aan de stad, maar vraagt ook om ordening. Deze behoefte heeft ertoe geleid, dat woonschepen als woonvorm en de ruimtelijke verschijningsvorm van het woonschip als ook de kwaliteit van de ligplaats onder de aandacht is gekomen. Er is voor gekozen om voor wonen op het water zoveel mogelijk dezelfde rechten en plichten te laten gelden als voor wonen op het land. Gelet op de specifieke woonvorm voor wonen op het water is het nodig bijzondere regels vast te leggen.

Door de raadswerkgroep Woonschepen is in januari 2003 een notitie Woonschepen uitgebracht waarin zes kaders zijn geformuleerd voor de door het college uit te werken nota Woonschepen.
In een door de raad op 13 oktober 2003 aangenomen motie werd nog eens expliciet het belang benadrukt om bij het uitwerken van het beleid op een positieve wijze de bewoners van woonschepen te benaderen en de door de raad geformuleerde kaders en aanbevelingen ter harte te nemen.

Het resultaat hiervan is verwoord in de notitie 'Woonschepen; uitwerking kaders en onderbouwing locaties', die de basis vormt voor het gemeentelijk te voeren woonbotenbeleid.

Naar aanleiding van een door de gemeenteraad unaniem aangenomen amendement in het kader van het bestemmingsplan 'Rivierzone' uit 2009, is de maatvoering voor de uitbreidingsmogelijkheden van de woonschepen aangepast. Voor de exacte regeling wordt verwezen naar hoofdstuk 6.3 "Verantwoording van de regels"

Op basis van de geformuleerde uitgangspunten en de randvoorwaarden zijn de volgende locaties in 2007 (bij collegebesluit) aangewezen als locatie voor woonschepen. Daarbij moet onderscheid gemaakt worden tussen wenselijke locaties en niet wenselijke locaties. De voor ligging van woonschepen wenselijke locaties zijn:

  • 1. de Rosandepolder voor zover dit het grondgebied van de gemeente Arnhem betreft (gedeeltelijk);
  • 2. de Defensiehaven (gedeeltelijk);
  • 3. Onderlangs
  • 4. de Boterdijk (gedeeltelijk);
  • 5. de Westervoortsedijk en aan de kop van de Van Oldebarneveldtstraat (gedeeltelijk);
  • 6. twee ligplaatsen op de locatie de Praets;
  • 7. de Haven van Coers (gedeeltelijk).

 

De voor ligging van woonschepen niet wenselijke locaties zijn:

  • 1. de Haven van Coers (gedeeltelijk, betreffende de ligplaats bekend als nummer 5);
  • 2. de Westervoortsedijk en aan de kop van de Van Oldebarneveldtstraat (gedeeltelijk, betreffende de ligplaatsen bekend als nummers 85b, 85c en 89a);
  • 3. de Boterdijk (gedeeltelijk, betreffende de ligplaatsen 5 t/m 11);
  • 4. de ASM-haven;
  • 5. de Rijnkade (gedeeltelijk, betreffende de ligplaats bekend als nummer 162);
  • 6. de Nieuwe Haven (gedeeltelijk, betreffende 8 ligplaatsen).

Bij Raadsbesluit van 25 juni 2012 zijn deze locaties alsnog gewenst verklaard uitgezonderd de ASM-haven. De onderbouwing van dit besluit is te vinden in het betreffende raadsvoorstel met amendement. Deze stukken zijn als Bijlage 1 aan deze toelichting toegevoegd.

Als alternatief voor de ontruimde ASM-haven wordt nog gezocht naar nieuw locaties. Genoemd zijn de Rosandepolder (7 plaatsen) en de Defensiehaven (3 plaatsen). Voor het creëren van deze nieuwe ligplaatsen is nog onderzoek en besluitvorming nodig. Dit kan gaan leiden tot het opnieuw herzien van dit bestemmingsplan. Hier zal eventueel een aparte planologische procedure voor worden gevolgd (zie ook hoofdstuk 3 - Toekomstige ontwikkelingen).

In totaal liggen er ca. 120 woonschepen binnen Arnhems grondgebied, waarvan een aantal op niet wenselijke locaties. Voor die woonboten zal een andere locatie gekozen moeten worden.

Bij de goedkeuring van het bestemmingsplan 'Rivierzone' (d.d. 16.07.2010) zijn 23 woonschepen buiten goedkeuring gehouden. Deze schepen waren vanwege hun oppervlakte (> dan 150 m²) onder het overgangsrecht geschaard.

Omdat de gemeente niet had aangegeven hoe omgegaan zou worden met deze strijdige situatie (bijv. door uitkoop of handhaving) hebben Gedeputeerde Staten geoordeeld dat de regeling geen recht deed aan de feitelijke situatie en dat daarom goedkeuring niet gegeven kon worden.

Het plan is nu in werking behalve voor die 23 woonschepen.

Er is op 31 augustus 2011 uitspraak gedaan door de Raad van State. Bij deze uitspraak werd goedkeuring onthouden aan de woonschepen-ligplaatsen in de Haven van Coers. Daarmee is het bestemmingsplan Rivierzone onherroepelijk en moet de bestemming voor de 23 ligplaatsen plus de schepen in de Haven van Coers nog (in dit plan) geregeld worden.

Na het onthouden van goedkeuring door GS is door de gemeente een extern bureau ingeschakeld dat de aanvankelijk globale inmeting heeft overgedaan. Uit deze nieuwe inmeting is gebleken dat 15 van de 23 schepen het maximum van 150 m² niet overschrijden.

Op 5 oktober 2011 heeft de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de eigenaar van de ASM-haven en de woonbootbewoners. Alle ligplaatsen moeten binnen 14 dagen na betekening van het vonnis ontruimd zijn.

Voor de scoutinggroep Miguel Pro is een tijdelijke locatie gevonden in de Nieuwe Haven tot verhuizing naar Meinerswijk (Plas van Bruil)

2.3.7 Bedrijvigheid

In het plangebied is weinig bedrijvigheid aanwezig. Het overgrote deel van de uiterwaarden in het plangebied heeft een agrarische functie en dit bepaalt in belangrijke mate het beeld. Op de splitsing van Rijn en IJssel ligt een akkerbouwbedrijf/veehouderij.
In het plangebied is verder nog een jachtwerf in de Koningspley gevestigd en is aan de noordzijde van de Rijn, langs de kade (buiten het plangebied), nog een aantal bedrijven gevestigd.

Aan de Boterdijk zijn een rederij, een café en een 'partyship' gevestigd.
Aan de Rijnkade is een tweetal bedrijven gevestigd: een oliehandel en een bunkerstation. De Rijnkade wordt veel gebruikt door rederijen als start- en landingsplaats voor deelnemers aan riviercruises.

De cruisevaart in Arnhem onderscheidt zich in:

  • doorreis (circa 200 schepen, 20-25.000 personen per jaar);
  • begin-/eindpunt (circa 400 schepen, 60.000 personen);
  • dagtochten (circa 50 schepen, 32.500 personen).

Aan de Nieuwe Kade is het kantoor van havenmeester gevestigd.

De Nieuwe Haven maakt eveneens onderdeel van het bestemmingsplangebied uit. Dit gebied grenst direct aan het plangebied van het nieuwe bestemmingsplan voor het industrieterrein Kleefse Waard-Koningspley Noord. In deze haven is een aantal scheepsreparatiebedrijven gevestigd, dat als zodanig is bestemd.
Daarnaast kent dit onderdeel van de haven een industrieel gebruik door de aanwezigheid van een aan- en afmeerkade langs de gehele lengte van de haven. Hoewel deze kade niet tot het plangebied van dit bestemmingsplan hoort, maar is opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan Kleefse Waard-Koningspleij Noord, bestaat er als zodanig dus een directe relatie met het aangrenzende bedrijventerrein.
De bedrijven binnen het plangebied betreffen hoofdzakelijk milieucategorie 2 en 3 bedrijven. In de directe omgeving van deze bedrijven zijn geen ontwikkelingen voorzien. Bij ontwikkelingen binnen 30 meter van milieucategorie 2 en binnen 100 meter van milieucategorie 3 bedrijven moet getoetst worden aan de vergunde situatie van het bedrijf om te beoordelen of deze ontwikkeling mogelijk is.

In de Nieuwe Haven is -zoals al eerder aangegeven- de waterscouting Miguel Pro tijdelijk geplaatst.

2.3.8 Recreatie

De uiterwaarden in het algemeen spelen vooral een recreatieve rol als achtergrond bij fietstochten op de dijken. Het fotogenieke, typisch Nederlandse rivierenlandschap leent zich hier uitstekend voor. De Drielsedijk langs de uiterwaarden van Schuytgraaf (en Meinerswijk) is echter door het drukke autoverkeer geen veilige fietsroute.
De Malburgse uiterwaarden hebben door de dijkverlegging en de beëindiging van het agrarisch gebruik recreatieve mogelijkheden gekregen. Doordat de dijk verlegd is richting binnendijks gebied, is er in het verbrede winterbed ruimte gekomen voor een recreatief fietspad, en is er ook ruimte voor wandelen en spelen in de "natuurspeeluiterwaard Bakenhof".
Ondanks de fraaie landschappelijke ligging heeft de Koningspley geen recreatieve betekenis. De Koningspley-zuid - ten zuiden van de Pleyroute - is particuliere grond, agrarisch in gebruik; de Koningspley ten noorden van de Pleyroute is een beoogd milieu-bedrijventerrein ("Brundlandtpark").
Ook de IJsseloordse uiterwaarden hebben geen recreatieve betekenis, er is alleen een fietspad over de dijk.

De aanwezigheid van woonschepen maakt van openbaar gebied privaat gebied, waar niet gerecreëerd kan worden'