direct naar inhoud van 5.1 Milieuaspecten
Plan: Loenen en Veldhuizen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1067-vas2

5.1 Milieuaspecten

5.1.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid.

5.1.2 Bodem

Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar oud zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingsplanwijziging.

Indien er sprake is van bouwactiviteiten, is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. Deze bodemonderzoeken mogen wettelijk niet ouder zijn dan 5 jaar.

Hiernaast geldt dat de gemeente Apeldoorn bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit wordt hergebruik van licht verontreinigde grond mogelijk gemaakt. De gemeente Apeldoorn heeft hiervoor beleid opgesteld dat is vastgelegd in bodemkwaliteitskaarten en een bodembeheersplan.

Ontwikkelingen

Horstweg naast nr. 17

Op 13 augustus 2010 is door het adviesbureau TAUW een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (kenmerk 4720607.) Dit onderzoek is in bijlage 2 van de toelichting opgenomen.

De bovengrond is licht verontreinigd met kobalt en PAK. De ondergrond is licht verontreinigd met kobalt. Het grondwater is licht verontreinigd met barium en zink.

Asbest is tijdens het veldwerk niet waargenomen.

Eerbeekseweg naast nr. 70

Op 18 januari 2011 is door het adviesbureau De Klinker een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (kenmerk 210187-EL1.1) Dit onderzoek is in bijlage 3 van de toelichting opgenomen. De bovengrond is licht verontreinigd met PAK. De ondergrond is niet verontreinigd voor de onderzochte stoffen. Het grondwater is licht verontreinigd met barium, koper, nikkel en vinychloride. Asbest is tijdens het veldwerk niet waargenomen.

Eerbeekseweg naast nr. 71

Op november 2010 is door het adviesbureau Kruse groep een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (kenmerk 1005870.) Dit onderzoek is in bijlage 4 van de toelichting opgenomen.

De bovengrond is licht verontreinigd met PAK. De ondergrond is niet verontreinigd voor de onderzochte stoffen. Het grondwater is licht verontreinigd met barium en koper. Asbest is tijdens het veldwerk niet waargenomen.

Hoofdweg naast nr. 146 en Boterweg naast nr. 19

In maart 2011 is door het adviesbureau Hunneman Milieu Advies Raalte BV een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (kenmerk 2011122/dh/sh). Dit onderzoek is in bijlage 5 van de toelichting opgenomen.

De bovengrond is licht verontreinigd met kwik en zink. De ondergrond is niet verontreinigd voor de onderzochte stoffen. Het grondwater is licht verontreinigd met barium. Asbest is tijdens het veldwerk niet waargenomen.

Hoofdweg naast nr. 132a

In maart 2011 is door het adviesbureau Hunneman Milieu Advies Raalte BV een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (kenmerk 2011122/dh/sh). Dit onderzoek is in bijlage 5 van de toelichting opgenomen.

De bovengrond is licht verontreinigd met PAK. De ondergrond is niet verontreinigd voor de onderzochte stoffen. Het grondwater is licht verontreinigd met barium. Asbest is tijdens het veldwerk niet waargenomen.

Reuweg naast nr. 41

In maart 2011 is door het adviesbureau Hunneman Milieu Advies Raalte BV een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (kenmerk 2011122/dh/sh.) Dit onderzoek is als bijlage 5 van de toelichting opgenomen.

De bovengrond is licht verontreinigd met zink. De ondergrond is niet verontreinigd voor de onderzochte stoffen. Het grondwater is licht verontreinigd met barium. Asbest is tijdens het veldwerk niet waargenomen.

Hoofdweg naast nr. 164

Op 17 mei 2010 is door het adviesbureau Kruse groep een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (kenmerk 10-2094.) Dit onderzoek is in bijlage 6 van de toelichting opgenomen. De bovengrond is licht verontreinigd met lood, zink, PAK en PCB. De ondergrond is licht verontreinigd met kobalt. Het grondwater is licht verontreinigd met barium. Asbest is tijdens het veldwerk niet waargenomen.

Leeuwenbergweg naast nr. 12

Op 11 augustus 2010 is door het adviesbureau Lankelma Ingenieursbureau een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (kenmerk 63368.) Dit onderzoek is als bijlage 7 van de toelichting opgenomen. De boven- en ondergrond zijn niet verontreinigd voor de onderzochte stoffen. Het grondwater is licht verontreinigd met barium. Asbest is tijdens het veldwerk niet waargenomen.

Hameinde 1

Op basis van het historisch bodembestand is deze locatie verdacht op het voorkomen van bodemverontreiniging. Het timmer en hout bedrijf is momenteel nog aanwezig op deze locatie. Bodemonderzoek is nog niet uitgevoerd op de locatie. Het betreft een locatie met een wijzigingsbevoegdheid. Voor de procedure van planwijziging waarvoor nu een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen moet bodemonderzoek uitgevoerd worden. De financiële haalbaarheid wordt voor dit bestemmingsplan niet negatief beïnvloed. De particulier draagt zelf de kosten voor onderzoek en eventuele sanering.

Hameinde naast nr. 2c

De locatie betreft een agrarisch perceel. Op basis van het historische bodembestand, het bedrijven/tankenbestand en het bodeminformatiesysteem is de locatie Hameinde tussen 2a en 2c onverdacht op het voorkomen van bodemverontreiniging. Bodemonderzoek is nog niet uitgevoerd op de locatie. In het kader van de aanvraag om een omgevingsvergunnning voor het bouwen wordt een bodemonderzoek uitgevoerd. De financiële haalbaarheid wordt voor dit bestemmingsplan niet negatief beïnvloed. De particulier draagt zelf de kosten voor onderzoek en eventuele sanering.

Voorsterweg 45

De locatie betreft een voormalige bedrijfslocatie. Op basis van het historisch bodembestand is deze locatie verdacht op het voorkomen van bodemverontreiniging. Bodemonderzoek is nog niet uitgevoerd op de locatie. Het betreft een locatie met een wijzigingsbevoegdheid. Voor de procedure van planwijziging waarvoor nu een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen moet bodemonderzoek uitgevoerd worden. De financiële haalbaarheid wordt voor dit bestemmingsplan niet negatief beïnvloed. De particulier draagt zelf de kosten voor onderzoek en eventuele sanering.

Conclusie

Op basis van het uitgevoerde (bodem)onderzoeken zijn er geen bezwaren voor een bestemmingsplanwijziging.

5.1.3 Geluidhinder

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is gelegen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen, een spoorlijn en een industrieterrein. Dit bestemmingsplan laat beperkt nieuwe woningen toe. Verder worden geen nieuwe wegen, spoorwegen of bedrijventerreinen aangelegd. Op grond van de Wet geluidhinder hoeft daarom alleen voor de nieuwe woonbestemmingen akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. Hieronder wordt hierop nader ingegaan.

Wegverkeerslawaai: nieuwe geluidgevoelige bestemmingen nabij bestaande wegen

Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone ter zake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.

Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:

  • wegen die liggen binnen een tot woonerf bestemd gebied;
  • wegen waarop een wettelijke snelheid geldt van ten hoogste 30 kilometer per uur.

De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg in binnen- of buitenstedelijk gebied.

Wanneer woningen worden geprojecteerd binnen een geluidzone moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevels van die woningen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. Bij een hogere geluidsbelasting moet worden gekeken of er maatregelen getroffen kunnen worden om de geluidsbelasting te reduceren. Indien maatregelen onvoldoende effect geven en/of onmogelijk zijn en de geluidsbelasting niet hoger is dan de maximale grenswaarde kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen. De voorwaarde die de gemeente Apeldoorn daaraan stelt is dat daarvoor een grond aanwezig is. Die gronden zijn vastgelegd in de gemeentelijke beleidsregel Hogere waarden Wet geluidhinder gemeente Apeldoorn.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moeten in een akoestisch onderzoek ook de wegen zonder geluidzone worden beschouwd. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de kaders van de Wgh.

Onderzoeksresultaten wegverkeerslawaai

De relevante wegen binnen het bestemmingsplan Loenen en Veldhuizen zijn de Eerbeekseweg, Beekbergerweg, Hoofdweg, Voorsterweg, Kanaal-Zuid en de Boterweg. Voor deze wegen doen zich geen van de genoemde uitzonderingen voor zodat ze van rechtswege een geluidzone hebben.

De binnenstedelijke wegen (Eerbeekseweg, Beekbergerweg en een deel van de Hoofdweg) hebben een geluidzone van 200 meter. Omdat het om binnenstedelijke wegen gaat, is de maximale grenswaarde vanwege deze wegen 63 dB.

De buitenstedelijke wegen (Voorsterweg, Kanaal-Zuid, Boterweg en het deel van de Hoofdweg buiten de bebouwde kom) hebben een geluidzone van 250 meter. Hiervoor geldt een maximale grenswaarde 53 dB.

Ontwikkelingen

Alleen nieuwe situaties (nieuwe woonbestemmingen) moeten worden onderzocht en getoetst. Afhankelijk van de ligging van de beoogde nieuwe woonbestemmingen binnen het plangebied kunnen ook 30 km/uur wegen relevant zijn en zullen deze wegen moeten worden beschouwd.

In onderstaand overzicht is voor de beoogde nieuwe woonbestemmingen (inclusief de locaties met een wijzigingsbevoegdheid tot wonen) aangegeven om hoeveel woningen het maximaal gaat, welke wegen relevant zijn en aan welke normen is getoetst.

Locatie   Aantal woningen   Niet gezoneerd
30 km/uur of woonerf  
Gezoneerd   Normering  
Leeuwenbergweg 12   1   Leeuwenbergweg   Hoofdweg
Beekbergerweg  
48/63  
Reuweg naast nr.41   2   Reuweg   Eerbeekseweg
Hameinde  
48/63  
Eerbeekseweg naast nr. 70   1   -   Bergakkerweg
Eerbeekseweg  
48/63  
Eerbeekseweg naast nr. 71   1   -   Eerbeekseweg   48/63  
Horstweg 17   1   Horstweg   -   48/63  
Hoofdweg tussen nr. 132a en nr. 136   1   -   Hoofdweg   48/53  
Hoofdweg naast nr. 146   1   -   Hoofdweg   48/53  
Hoofdweg 164   1   -   Hoofdweg   48/53  
Boterweg naast nr. 19   1   -   Hoofdweg
Boterweg  
48/53  
Hameinde 1*   3**   -   Hameinde Eerbeekseweg Bergakkerweg   48/63  
Hameinde naast nr 2c   1   -   Hameinde Eerbeekseweg Bergakkerweg   48/63  
Voorsterweg 45*   8   -   Voorsterweg
Kanaal Zuid
Boterweg
Hoofdweg  
48/53  

* Wijzigingsbevoegdheid: globale toetsing op uitvoerbaarheid

** Het gaat om 2 nieuwe woningen en het omzetten van een bedrijfswoning naar burgerwoning. Voor deze laatste woning is een toetsing niet nodig.

Voor de bovengenoemde locaties is akoestisch onderzoek uitgevoerd, met uitzondering van de locatie Hameinde naast nr. 2c. Per locatie wordt ingegaan op de resultaten van de verschillende onderzoeken. Ook ter hoogte van Burggraaf 26-28 zal de bestemming worden gewijzigd naar een woonbestemming. In het kader van de Wet geluidhinder gaat het echter al om een woning en is onderzoek en toetsing niet aan de orde.

Leeuwenbergweg naast nr. 12

In het 'Onderzoek akoestiek en luchtkwaliteit' d.d. 24 januari 2012, opgenomen in bijlage 11 van de toelichting, is deze locatie beschouwd. Uit het onderzoek blijkt dat ter plaatse van deze locatie wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB en dat woningbouw zonder meer mogelijk is.

Reuweg naast nr. 41

In het 'Onderzoek akoestiek en luchtkwaliteit' d.d. 24 januari 2012, opgenomen in bijlage 11  van de toelichting, is deze locatie beschouwd. Uit het onderzoek blijkt dat ter plaatse van deze locatie wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB en dat woningbouw zonder meer mogelijk is.

Eerbeekseweg naast nr. 70

In het 'Onderzoek akoestiek en luchtkwaliteit' d.d. 24 januari 2012, opgenomen in bijlage 11 van de toelichting, is deze locatie beschouwd. Uit het onderzoek blijkt dat ter plaatse van deze locatie de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. Er wordt wel voldaan aan de maximaal toelaatbare grenswaarde. De realisatie van een woonbestemming is mogelijk met een hogere grenswaarde. Op grond van het onderzoek kan worden geconcludeerd dat verdere maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn dan wel dat er overwegende bezwaren zijn van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke en/of financiële aard. Daarnaast blijkt uit toetsing aan de beleidsregel Hogere Waarden Wet geluidhinder Gemeente Apeldoorn dat er wordt voldaan aan deze beleidsregel. De grond voor het verlenen van een hogere grenswaarde betreft het opvullen van een open plaats tussen aanwezige bebouwing. Een aanvullende voorwaarde voor de uitvoering van het plan is zodoende vaststelling van een hogere waarde. Deze procedure wordt gelijktijdig met de bestemmingsplanprocedure doorlopen.

Eerbeekseweg naast nr. 71

In het onderzoek 'Berekening geluidbelasting woning Eerbeekseweg te Loenen d.d. 7 oktober 2010 (kenmerk 10.173) opgenomen in bijlage 8 van de toelichting, is deze locatie beschouwd. Uit het onderzoek blijkt dat ter plaatse van deze locatie de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. Er wordt wel voldaan aan de maximaal toelaatbare grenswaarde. De realisatie van een woonbestemming is mogelijk met een hogere grenswaarde. Op grond van het onderzoek kan worden geconcludeerd dat verdere maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn dan wel dat er overwegende bezwaren zijn van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke en/of financiële aard. Daarnaast blijkt uit toetsing aan de beleidsregel Hogere Waarden Wet geluidhinder Gemeente Apeldoorn dat er wordt voldaan aan deze beleidsregel. De grond voor het verlenen van een hogere grenswaarde betreft het opvullen van een open plaats tussen aanwezige bebouwing. Een aanvullende voorwaarde voor de uitvoering van het plan is zodoende vaststelling van een hogere waarde. Deze procedure wordt gelijktijdig met de bestemmingsplanprocedure doorlopen.

Horstweg naast nr. 17

In het 'Onderzoek akoestiek en luchtkwaliteit' d.d. 24 januari 2012, opgenomen in bijlage 11 van de toelichting, is deze locatie beschouwd. Uit het onderzoek blijkt dat ter plaatse van deze locatie wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB en dat woningbouw zonder meer mogelijk is.

Hoofdweg naast nr. 132a

In het onderzoek 'Geluidbelasting ten gevolge van wegverkeer, voor een drietal geplande woningen aan de Hoofdweg/Boterweg te Loenen d.d. 17 oktober 2011 (kenmerk T1302-2-GB) opgenomen in bijlage 9 van de toelichting, is deze locatie beschouwd. Uit het onderzoek kan worden afgeleid dat ter plaatse van deze locatie de voorkeursgrenswaarde van 48 dB en de maximaal toelaatbare grenswaarde van 53 dB worden overschreden. Het realiseren van woning is alleen mogelijk na het treffen van geluidbeperkende maatregelen. Uit het rapport is op te maken dat alleen een combinatie van het realiseren van afscherming tussen weg en de woning (in de vorm van een scherm) en het uitvoeren van dove gevels en/of gevels met daarachter niet geluidgevoelige ruimten kan leiden tot een uitvoerbaar plan. In bijlage 8 bij de regels is weergegeven welke maatregelen minimaal noodzakelijk zijn.

De voorkeursgrenswaarde wordt, ondanks de voorgenoemde maatregelen, nog steeds overschreden. Verdere maatregelen zijn onvoldoende doeltreffend of er zijn overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke en/of financiële aard. Daarnaast blijkt uit toetsing aan de beleidsregel Hogere Waarden Wet geluidhinder Gemeente Apeldoorn dat er wordt voldaan aan deze beleidsregel. De grond voor het verlenen van een hogere grenswaarde betreft het opvullen van een open plaats tussen aanwezige bebouwing en woningen worden verspreid gesitueerd. Een aanvullende voorwaarde voor de uitvoering van het plan is zodoende vaststelling van een hogere waarde. Deze procedure wordt gelijktijdig met de bestemmingsplanprocedure doorlopen.

Hoofdweg naast nr. 146

In het onderzoek 'Geluidbelasting ten gevolge van wegverkeer, voor een drietal geplande woningen aan de Hoofdweg/Boterweg te Loenen d.d. 17 oktober 2011 (kenmerk T1302-2-GB) opgenomen in bijlage 9 van de toelichting, is deze locatie beschouwd. Voor deze woning gelden dezelfde resultaten, conclusies en voorwaarden als voor de locatie Hoofdweg naast 132a. Gelijktijdig met de bestemmingsplanprocedure wordt een procedure Hogere Grenswaarde doorlopen.

Hoofdweg naast nr. 164

In het onderzoek 'Rapport Akoestisch onderzoek' d.d. 17 december 2011 (kenmerk 10.148) en de 'Rapportage van een maatregelenonderzoek, aanvulling op het akoestisch onderzoek Hoofdweg 164a' d.d. 14 november 2011, opgenomen in bijlage 10 van de toelichting, is deze locatie beschouwd. Uit het onderzoek kan worden afgeleid dat ter plaatse van deze locatie de voorkeursgrenswaarde van 48 dB en de maximaal toelaatbare grenswaarde van 53 dB worden overschreden. Het realiseren van woning is alleen mogelijk na het treffen van geluidbeperkende maatregelen. Uit het rapport is op te maken dat alleen een combinatie van het realiseren van afscherming tussen weg en de woning (in de vorm van een scherm) en het uitvoeren van dove gevels en/of gevels met daarachter niet geluidgevoelige ruimten kan leiden tot een uitvoerbaar plan.

De volgende maatregelen/randvoorwaarden zijn van toepassing:

  • de woning ligt minimaal 2,5 meter verder van de weg af dan de naastgelegen woningen;
  • de voorgevel en de bovenverdieping van de zijgevels zullen als dove gevels worden uitgevoerd; de zijgevels van de benedenverdieping zullen eveneens een deel als dove gevel worden uitgevoerd;
  • de woning wordt aan beide zijden voorzien van een scherm dat 3 meter uit de voorgevellijn ligt en 2 meter hoog is. Aan de noordzijde zal het scherm 2 meter lang moeten zijn en aan de zuidzijde 3 meter lang.

De voorkeursgrenswaarde wordt, ondanks de voorgenoemde maatregelen, nog steeds overschreden. Verdere maatregelen zijn onvoldoende doeltreffend of er zijn overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke en/of financiële aard. Daarnaast blijkt uit toetsing aan de beleidsregel Hogere Waarden Wet geluidhinder Gemeente Apeldoorn dat er wordt voldaan aan deze beleidsregel. De grond voor het verlenen van een hogere grenswaarde betreft het opvullen van een open plaats tussen aanwezige bebouwing en woningen worden verspreid gesitueerd. Een aanvullende voorwaarde voor de uitvoering van het plan is zodoende vaststelling van een hogere waarde. Deze procedure wordt gelijktijdig met de bestemmingsplanprocedure doorlopen.

Boterweg naast nr. 19

In het onderzoek 'Geluidbelasting ten gevolge van wegverkeer, voor een drietal geplande woningen aan de Hoofdweg/Boterweg te Loenen d.d. 17 oktober 2011 (kenmerk T1302-2-GB) opgenomen in bijlage 9 van de toelichting, is deze locatie beschouwd. Uit het onderzoek blijkt dat ter plaatse van deze locatie de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. Er wordt wel voldaan aan de maximaal toelaatbare grenswaarde. De realisatie van een woonbestemming is mogelijk met een hogere grenswaarde. Op grond van het onderzoek kan worden geconcludeerd dat verdere maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn dan wel dat er overwegende bezwaren zijn van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke en/of financiële aard. Daarnaast blijkt uit toetsing aan de beleidsregel Hogere Waarden Wet geluidhinder Gemeente Apeldoorn dat er wordt voldaan aan deze beleidsregel. De grond voor het verlenen van een hogere grenswaarde betreft het opvullen van een open plaats tussen aanwezige bebouwing en woningen worden verspreid gesitueerd. De procedure Hogere Grenswaarde wordt gelijktijdig met de bestemmingsplanprocedure doorlopen.

Hameinde 1 en Hameinde naast nr. 2c

In het 'Onderzoek akoestiek en luchtkwaliteit' d.d. 24 januari 2012, opgenomen in bijlage 11 van de toelichting, is deze locatie beschouwd. Uit het onderzoek blijkt dat ter plaatse van deze locatie wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB en dat woningbouw zonder meer mogelijk is.

Locatie Hameinde naast nr. 2c is tegenover Hameinde 1 gelegen. De conclusie voor locatie Hameinde 1 is ook voor deze locatie toepasbaar.

Voorsterweg 45

In het 'Onderzoek akoestiek en luchtkwaliteit' d.d. 24 januari 2012, opgenomen in bijlage 11 van de toelichting, is deze locatie beschouwd. Hier bedraagt de geluidbelasting op een groot deel van de locatie meer dan 48 dB. De Voorsterweg en Kanaal Zuid veroorzaken op delen van de locatie zelfs een hogere geluidbelasting dan de maximaal toelaatbare grenswaarde van 53 dB. Tot en met 53 dB is woningbouw op deze locatie alleen mogelijk na het treffen van maatregelen en/of het vaststellen van een hogere grenswaarde. Gelet op het onderzoek is het plan wel uitvoerbaar, maar dient een uitgebreid (maatregelen)onderzoek te worden uitgevoerd voor het uiteindelijke wijzigingsplan.

Spoorweglawaai: geluidgevoelige bestemmingen nabij bestaande spoorwegen

Op grond van de Wgh hebben spoorlijnen van rechtswege een geluidzone. Het traject Apeldoorn-Dieren heeft een geluidzone van 200 meter. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen zo'n geluidzone moeten ter zake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde woningen (en andere geluidgevoelige bestemmingen) de grenswaarden uit het Besluit geluidhinder spoorwegen in acht genomen worden. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 55 dB. Bij een hogere geluidsbelasting moet worden gekeken of er maatregelen getroffen kunnen worden om de geluidsbelasting te reduceren. Indien maatregelen onvoldoende effect geven en/of onmogelijk zijn en de geluidsbelasting niet hoger is dan de maximale grenswaarde van 68 dB (Lden) kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen. De voorwaarde die de gemeente Apeldoorn daaraan stelt is dat daarvoor een grond aanwezig is. Die gronden zijn vastgelegd in de gemeentelijke beleidsregel voor de voorkeurswaarden en de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting.

Onderzoeksresultaten spoorweglawaai

Binnen de geluidzone van de spoorlijn worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. In casu is het aspect spoorweglawaai niet relevant en verder niet onderzocht.

Industrielawaai: nieuwe geluidgevoelige bestemmingen nabij bestaand bedrijventerrein

Bij het projecteren van woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen nabij een industrieterrein zal men een akoestisch onderzoek in moeten stellen naar de te verwachten geluidsbelasting op de gevels van deze nieuwe bestemmingen. Dat geldt in ieder geval voor geluidgevoelige bestemmingen binnen de zone van een industrieterrein in de zin van de Wgh (terrein waar zich bedrijven als genoemd in Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht kunnen vestigen). In het kader van een goede ruimtelijke ordening geldt dat ook voor geluidgevoelige bestemmingen nabij een bedrijventerrein dat niet geluidgezoneerd is maar waar de gevestigde en te vestigen bedrijven cumulatief wel een relevante geluidsbelasting kunnen veroorzaken. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de kaders van de Wgh. Voor geluidgevoelige bestemmingen nabij een afzonderlijke bedrijfsbestemming wordt verwezen naar de paragraaf Milieuzonering

De geluidsbelasting afkomstig van alle bedrijven op een industrieterrein mag buiten de zone niet hoger zijn dan 50 dB(A) (Letmaal). De vastgestelde zone legt daarmee enerzijds beperkingen op aan de industrie (via bestemmingsplan en omgevingsvergunning) en anderzijds aan de bouw van nieuwe woningen in de zone rondom het industrieterrein. Voor nieuwe geluidgevoelige bestemmingen binnen de zone geldt een voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Bij een hogere geluidsbelasting moet worden gekeken of er maatregelen getroffen kunnen worden om de geluidsbelasting te reduceren. Indien maatregelen onvoldoende effect geven en/of onmogelijk zijn en de geluidsbelasting niet hoger is dan de maximale grenswaarde van 55 dB(A) (Letmaal) kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen. De voorwaarde die de gemeente Apeldoorn daaraan stelt is dat daarvoor een grond aanwezig is. Die gronden zijn vastgelegd in de gemeentelijke beleidsregel voor de voorkeurswaarden en de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting.

Onderzoeksresultaten industrielawaai

In het 'Onderzoek akoestiek en luchtkwaliteit' d.d. 24 januari 2012, opgenomen in bijlage 11 van de toelichting, is dit aspect beschouwd.

Uit dit onderzoek blijkt dat alleen de locatie aan de Voorsterweg 45 gedeeltelijk in de zone van het industrieterrein Kieveen ligt. In regel 30.2 lid c van het bestemmingsplan is gesteld dat ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone – industrie' geen gebouwen ten behoeve van geluidgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder zijn toegestaan. Er mogen volgens deze regel dus geen woningen binnen de geluidzone van industrieterrein Kieveen worden gerealiseerd. Er blijft binnen de locatie genoeg ruimte over voor de realisatie van 8 woningen en het plan is zodoende uitvoerbaar.

5.1.4 Milieuzonering

Algemeen

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.


Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.


Richtafstanden 

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" uit 2009 (hierna BMZ 2009). Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende functies (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en voor de aan te houden afstand.

milieucategorie   richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk   richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied  
1   10 m   0 m  
2   30 m   10 m  
3.1   50 m   30 m  
3.2   100 m   50 m  
4.1   200 m   100 m  
4.2   300 m   200 m  
5.1   500 m   300 m  
5.2   700 m   500 m  
5.3   1.000 m   700 m  
6   1.500 m   1.000 m  

De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Als bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.


Hoe gevoelig een gebied is voor bedrijfsactiviteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden uit de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype "rustige woonwijk". Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring van verkeer. Het is daarmee een van de gevoeligste omgevingstypen. Voorbeelden van andere omgevingstypen zijn een gemengd gebied en een (hiervoor aangewezen) gebied met functiemenging. Als een gebied al een hogere milieubelasting kent dan een rustige woonwijk, kan dit aanleiding zijn om gemotiveerd een kleinere richtafstand aan te houden, indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt. Voor één of meer milieuaspecten kan dan een afstandsstap lager worden aangehouden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Een geadviseerde afstand van 30 meter kan dan bijvoorbeeld worden gecorrigeerd tot 10 meter en een geadviseerde afstand van 100 meter tot 50 meter. Uitzondering hierop vormt in principe de afstand voor het aspect gevaar.


Functiescheiding

Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussen bedrijfslocaties en woningen in een rustige woonwijk of een gemengd gebied. Binnen (hiervoor aangewezen) gebieden met functiemenging zijn milieugevoelige en milieubelastende functies op korte afstand van elkaar gesitueerd. Bij gebieden met functiemenging kan gedacht worden aan stad- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd. In deze gebieden worden geen richtafstanden gehanteerd, maar wordt een aparte afweging gemaakt ten aanzien van het gewenste woon- en leefklimaat.

Functiemenging

De volgende randvoorwaarden voor de toelaatbaarheid van activiteiten binnen een functiemengingsgebied uit BMZ 2009 zijn van toepassing:

  • I. het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  • II. productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
  • III. de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
  • IV. activiteiten met een grote verkeersaantrekkende werking beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.

Ten aanzien van de toegestane activiteiten in gebieden met functiemenging zijn in Apeldoorn in principe activiteiten met een milieucategorie van maximaal 2 toegestaan en maximaal milieucategorie 1 voor het aspect gevaar. Per gebied dient te worden bepaald welke activiteiten wenselijk zijn.


Milieuwetgeving 

Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG uitgave "Bedrijven en milieuzonering", kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwetgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving (Wgv) of de veiligheidsregelgeving (Bevi/Revi). Deze wetgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.

Gebiedstypering

Het overgrote deel van het plangebied is te kwalificeren als rustige woonwijk. Hier dienen in principe de richtafstanden uit de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering 2009' te worden aangehouden. In voorliggend bestemmingsplan worden bestaande bedrijven positief bestemd. Voor elk bedrijf is een specifieke aanduiding opgenomen, waarmee de vestiging van dat bedrijf is toegestaan. Dit heeft tot gevolg dat het bestaande legaal aanwezige bedrijfstype kan worden voortgezet maar niet kan worden omgezet in een ander bedrijfstype met een hogere milieucategorie dan ter plaatse aanvaardbaar is. Verder zijn bedrijfsactiviteiten tot maximaal milieucategorie 1 uit de bedrijvenlijst toegestaan. In het plangebied komen ook gebieden voor die van oudsher al een menging van woon- en bedrijfsfuncties kennen. Daarbij is het goed om onderscheid te maken in de volgende typen gebieden.


Gemengd gebied

Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies: naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot het omgevingstype gemengd gebied. Een gemengd gebied kan bestaan uit overwegend een woonfunctie, maar kan ook overwegend bedrijfsmatige functies omvatten. Afhankelijk van de aard van het gebied kan een passende milieuzonering worden toegepast. Gezien de aanwezigheid van verschillende functies of de ligging nabij drukke wegen kent het gemengd gebied al een hogere milieubelasting. Dat rechtvaardigt het verlagen van de richtafstanden voor het aspect geluid met één stap. De richtafstand van 30 meter voor een bedrijf in milieucategorie 2 kan dan bijvoorbeeld worden verkleind tot 10 meter en de richtafstand van 100 meter voor een bedrijf in milieucategorie 3.2 kan verlaagd worden tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt in principe niet verlaagd.

Het gebied langs de Voorsterweg in de 'Driehoek Veldhuizen' kenmerkt zich als een gemengd gebied. Dit gebied is historisch zo gegroeid. In dit gemengde gebied moet voorzichtig worden omgegaan met het toevoegen van gevoelige objecten vanwege de eisen voor een goede ruimtelijke ordening.

Gebied met functiemenging

Een gebied met functiemenging kenmerkt zich door de menging van woningen met andere kleinschalige functies. Aan de Eerbeekseweg en een deel van de Hoofdweg is een gebied met functiemenging aanwezig (zie afbeelding). Voortzetting van deze functiemenging en zelfs intensivering wordt wenselijk geacht, omdat dit kan leiden tot grotere leefbaarheid en omdat dit mogelijkheden biedt voor de versterking van het lokale voorzieningenniveau. In dit gebied is een menging van functies onder voorwaarden wenselijk en toelaatbaar. In het bestemmingsplan is deze gebiedstypering niet juridische verankerd op de plankaart. De bestaande bedrijven zijn positief bestemd. De gebiedstypering is van belang wanneer zich een nieuw initiatief aandient in het gebied. Bij toetsing op haalbaarheid kan rekening worden gehouden met de gebiedstypering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1067-vas2_0038.jpg"  






afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1067-vas2_0039.jpg"
 
Gebied met functiemenging langs de Eerbeekseweg en Hoofdweg   Gemengd gebied langs de Voorsterweg  

Ontwikkelingen

Voor de ingediende verzoeken is onderzocht of ze gelegen zijn binnen een milieuzone van een nabijgelegen bedrijf.

Leeuwenbergweg naast nr. 12

Het oostelijk deel van het perceel Leeuwenberg 12 is gelegen binnen de milieuzone van 50 meter van de brandweerpost aan de Leeuwenbergweg 13. De gewenste woning wordt buiten deze milieuzone geprojecteerd. Deze zone vormt daarmee geen belemmering voor de bouw van de woning.

Verder zijn binnen het onderzoeksgebied voor milieuzonering (50 à 100 meter rond het plangebied) geen bedrijven en instellingen gelegen die een belemmering vormen voor de woningbouwontwikkeling.

Reuweg naast nr. 41

Binnen het onderzoeksgebied voor milieuzonering (50 à 100 meter rond het plangebied) zijn geen bedrijven en instellingen gelegen die een belemmering vormen voor de woningbouwontwikkeling.

Horstweg naast 17

Binnen het onderzoeksgebied (50 à 100 meter rond het plangebied) zijn geen bedrijven en/of instellingen gelegen die een belemmering vormen voor de woningbouwontwikkeling.

Hameinde 1

In de nabijheid van de planlocatie zijn enkele bedrijven/instellingen gelegen. Voor de ontwikkeling is alleen Eerbeekseweg 54 B (rijwielhandel) relevant. Deze grenst direct aan de planlocatie. Een rijwielhandel heeft een milieuzone van 10 meter. De gewenste woningen dienen buiten de (feitelijke) milieuzone van de rijwielhandel geprojecteerd te worden. Dit zal bij het uitvoeren van de wijzigingsbevoegheid uitgangspunt zijn (geen milieuhygiënische belemmering).

Hameinde naast nr. 2c

In de nabijheid van de planlocatie zijn enkele bedrijven gelegen. De planlocatie is gelegen binnen de milieuzones van het bouwbedrijf Maalderink Reusken en de azaleakwekerij Blom. Voor het bouwbedrijf Maalderink Reusken is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de realisatie van 2 woningen onder voorwaarde van bedrijfsbeëindiging (geen milieuhygiënische belemmering). Voor de ontwikkeling van een woning op de locatie Hameinde naast nr. 2c geldt deze zelfde voorwaarde. Voor de ontwikkeling is daarnaast de azaleakwekerij Blom op Hameinde 12 relevant. Een klein deel van de planlocatie is gelegen binnen de geldende milieuzone van 100 meter voor de (mogelijke) opslag van afgedragen gewas e.d. De gewenste woning dient buiten de (feitelijke) milieuzone van de azaleakwekerij geprojecteerd te worden. Dit zal bij het uitvoeren van de wijzigingsbevoegheid uitgangspunt zijn.

Eerbeekseweg naast nr. 70

De planlocatie was gelegen binnen de planologische milieuzone van de Bergakkerweg 4 te Loenen. Op de locatie gold een agrarische bestemming met een milieuzone van 30 meter voor de planologisch toegestane activiteit (bedrijfsgebouw bij akkerbouw of fruitteelt). In voorliggend bestemmingsplan is de agrarische bestemming echter omgezet naar een woonbestemming waarbinnen de milieubelastende activiteiten niet meer zijn toegestaan. Door deze bestemmingswijziging zijn er geen belemmeringen voor de ontwikkeling van een nieuwe woning.

Eerbeekseweg naast nr. 71

De planlocatie is gelegen buiten de milieuzones van het recreatiepark aan Reuweg 51 (zie ook 5.1.6 externe veiligheid “propaantank Marshoeve”). In de directe omgeving van de planlocatie is agrarisch gebied gelegen. Omdat er in dit gebied geen sprake is van een agrarisch bouwblok is het vestigen van een agrarisch bedrijf niet aan de orde en zijn er geen belemmeringen voor de ontwikkeling van een nieuwe woning.

Hoofdweg tussen nr. 132a en nr. 136

Binnen het onderzoeksgebied voor milieuzonering is het op het perceel Voorsterweg 45 een bedrijf gelegen. De locatie Hoofdweg 132 is gelegen op ca. 120 meter en buiten de milieuzone van 100 meter van het bedrijf, waardoor dit bedrijf geen belemmering vormt voor de woningbouwontwikkeling.

Hoofdweg naast nr. 146 en aan Boterweg naast nr. 19

Binnen het onderzoeksgebied (50 à 100 meter rond het plangebied) zijn geen bedrijven en/of instellingen gelegen die een belemmering vormen voor de woningbouwontwikkeling.

Hoofdweg naast nr. 164

Binnen het onderzoeksgebied (50 à 100 meter rond het plangebied) zijn geen bedrijven en/of instellingen gelegen die een belemmering vormen voor de woningbouwontwikkeling.

5.1.5 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.

Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  • het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of
  • de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of, bij een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregel of effect, per saldo verbetert, of
  • het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen, of
  • de ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

Niet in betekenende mate bijdragen

In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een bijdrage is "niet in betekenende mate" als de toename maximaal drie procent van de jaargemiddelde grenswaarde van fijn stof of stikstofdioxide bedraagt. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:

  • woningbouwlocaties met niet meer dan 1.500 nieuwe woningen en één ontsluitingsweg;
  • woningbouwlocaties met niet meer dan 3.000 woningen en twee ontsluitingswegen;
  • kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 100.000 m2 en één ontsluitingsweg;
  • kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 200.000 m2 en twee ontsluitingswegen.

Verder is een bepaalde combinatie van woningen en kantoren zonder nader onderzoek mogelijk en is er voor sommige inrichtingen geen onderzoeksplicht.

Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit

In het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) staan enerzijds maatregelen die gemeenten, provincies en rijk nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren en anderzijds grootschalige, "in betekenende mate" projecten die tot verslechtering kunnen leiden. Per saldo kan Nederland hiermee in 2011 overal aan de grenswaarden van fijn stof voldoen en in 2015 aan de grenswaarden voor stikstofdioxide. Nederland heeft op basis van het NSL van de Europese Commissie uitstel gekregen van de inwerkingtreding van de grenswaarden.

Toepasbaarheidsbeginsel

Op locaties die niet voor het publiek toegankelijk zijn, op het terrein van inrichtingen, op rijbanen van wegen en in de middenbermen van wegen hoeft de luchtkwaliteit niet te worden beoordeeld (het "toepasbaarheidsbeginsel").

Voor alle andere ontwikkelingen moet worden onderzocht wat het effect op de luchtkwaliteit is. Blijkt uit het onderzoek dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging, dan vormt het onderdeel luchtkwaliteit geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Is de bijdrage wel in betekenende mate maar wordt er geen grenswaarde overschreden, dan is er evenmin een belemmering.

Onderzoeksresultaten luchtkwaliteit

In het bestemmingsplan Loenen en Veldhuizen wordt de realisatie van een beperkt aantal woningen mogelijk gemaakt. Bij alle locaties, en ook wanneer alle woningen bij elkaar worden opgeteld, wordt voldaan aan de Regeling Niet In Betekenende Mate Bijdragen omdat het totaal aantal woningen minder is dan 1500. Er is dus geen nader onderzoek nodig naar de luchtkwaliteit en er zal worden voldaan een de luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer.

5.1.6 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.


Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe hanteert het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het externe veiligheidsbeleid ten aanzien van transportassen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.


Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.


Het groepsrisico (GR) is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.


Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.


Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)

Voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen dient op dit moment de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen te worden gehanteerd. Op dit moment wordt echter wel gewerkt aan nieuwe wet- en regelgeving, met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet.


Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

"Voor de beoordeling van de risico's van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt vanaf 1 januari 2011 het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)."


Beleidsvisie Externe Veiligheid Apeldoorn

In juli 2008 is de beleidsvisie Externe Veiligheid Apeldoorn vastgesteld. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de grote industrieterreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen kunnen door middel van een ontheffing mogelijk worden gemaakt op de grote industrieterreinen. Als voorwaarde geldt wel dat de PR 10-6 contour (plaatsgebonden risico) zich niet buiten de inrichtinggrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het industrieterrein. Daarnaast is in de beleidsvisie bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde.


Onderzoeksresultaten

Door het Projectbureau Externe Veiligheid van de Regionale Stedendriehoek is op 1 april 2010 een adviesnotitie voor het bestemmingsplan 'Loenen en Veldhuizen' afgegeven. In het advies is ingegaan op de aanwezigheid van risicobronnen in het plangebied en de bijbehorende invloed op het bestemmingsplan.

Uit de inventarisatie blijkt dat de volgende relevante risicobronnen binnen of nabij de planlocatie zijn gelegen:

  • N786 en N789;
  • Brandstofbuisleiding;
  • Aardgasontvangststation inclusief hogedrukaardgasbuisleiding;
  • Propaantank Marshoeve.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1067-vas2_0040.jpg"

Ligging risicobronnen in/nabij plangebied (Bron: Projectbureau Externe Veiligheid van de Regionale Stedendriehoek, 1 april 2010)

N786 en N789

De provinciale wegen zijn doorgaande routes voor vervoer van gevaarlijke stoffen. De transportaantallen over de N789 en de N786 zijn echter dermate laag dat de drempelwaarden voor het plaatsgebonden risico 10-6 niet wordt bereikt.

In 2009 heeft het projectbureau externe veiligheid de notitie ‘Uitvoeringsnotitie verantwoording groepsrisico’ opgesteld. Hierin is een aanvullend beoordelingskader voor het groepsrisico geïntroduceerd voor de provinciale wegen in het buitengebied. Wanneer het aantal LPG en propaantransporten kleiner is dan 140 transporten per jaar en de personendichtheid blijft onder de 140 personen per hectare is er geen sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Het transport van benzine en diesel draagt zelfs bij zeer hoge intensiteiten niet bij aan het groepsrisico. De huidige risico’s van de transportassen zijn in het kader van deze notitie integraal beschouwd in samenspraak met de VNOG en in het licht van de rampenbeheersing en bestrijding. Er doen zich in de huidige situatie geen knelpunten voor.

Omdat het bestemmingsplan voorziet voorlasnog in deze fase niet in nieuwe bouwtitels. Hierdoor is geen toename van het groepsrisico te verwachten. Een berekening alsmede een verantwoording van het groepsrisico is derhalve niet aan de orde.

Brandstofbuisleiding

Bij de vaststelling van het bestemmingsplan dient rekening gehouden te worden met het zakelijke recht- strook van 5 meter aan weerszijden van de buisleiding.


Aardgasontvangststation inclusief hogedrukaardgastransportleiding

Op basis van het activiteitenbesluit bedraagt de maximaal aan te houden afstand voor het aardgasontvangststation 25 meter. Het ontvangststation, gelegen op industrieterrein Kieveen, heeft geen invloed op het bestemmingsplan.

In de nabijheid van het plangebied ligt een aardgasbuisleiding. De aardgasleiding heeft een diameter van 4 inch en een druk van 40 bar. De maximale effectafstand bedraagt daarmee 45 meter. De hogedrukaardgasbuisleiding heeft derhalve geen invloed op het bestemmingsplan.


Propaantank Marshoeve

Binnen de inrichting van de Marshoeve is een propaantank aanwezig van 9 m3. Het toetsingskader voor propaantanks tot 13 m3 is vastgelegd in het Activiteitenbesluit. De propaantank van de Marshoeve is gelegen op circa 80 meter van het plangebied. De maximaal aan te houden afstand tot kwetsbare objecten bedraagt op basis van artikel 3.28 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer 25 meter. De propaantank levert geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

Ontwikkelingen

In voorliggend bestemmingsplan is een aantal woningbouwontwikkelingen opgenomen. Per locatie is bekeken te worden of nader onderzoek naar externe veiligheid noodzakelijk is.

Leeuwenbergweg naast nr. 12

Op circa 170 meter van de planlocatie zijn de provinciale wegen de N786 en N789 gelegen waarover significant transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Op basis van de gegevens die ter beschikking staan zijn de transportaantallen dermate laag dat er geen plaatsgebonden risico 10-6 aanwezig is. Door de gewenste ontwikkeling neemt het aantal personen in het invloedsgebied van 200 meter met enkele personen toe. Deze toename zal geen significante verhoging van het groepsrisco veroorzaken. Een nadere berekening van het groepsrisico is niet noodzakelijk.

Reuweg naast nr. 41

In de nabijheid van de planlocatie zijn geen risicobronnen aanwezig die een belemmering vormen voor de woningbouwontwikkeling.

Horstweg naast nr. 17

In de nabijheid van de planlocatie zijn geen risicobronnen aanwezig die een belemmering vormen voor de woningbouwontwikkeling.

Hameinde 1 en Hameinde naast nr. 2c

Op ca. 30 meter van de planlocaties is de Eerbeekseweg (provinciale weg N786 ) gelegen. Op basis van de gegevens die ter beschikking staan zijn de transportaantallen dermate laag dat er geen plaatsgebonden risico 10-6 aanwezig is. Door de gewenste ontwikkelingen neemt het aantal personen in het invloedsgebied van 200 meter met enkele personen toe. Deze toename zal geen significante verhoging van het groepsrisco veroorzaken. Een nadere berekening van het groepsrisico is niet noodzakelijk.

Eerbeekseweg naast nr. 70

De planlocatie is direct gelegen aan de provinciale weg N 786. Op basis van de gegevens die ter beschikking staan zijn de transportaantallen dermate laag dat er geen plaatsgebonden risico 10-6 aanwezig is. Door de gewenste ontwikkeling neemt het aantal personen in het invloedsgebied van 200 meter met enkele personen toe. Deze toename zal geen significante verhoging van het groepsrisco veroorzaken. Een nadere berekening van het groepsrisico is niet noodzakelijk.

Eerbeekseweg naast nr. 71

Op 5 meter van de planlocatie is de provinciale weg N786 gelegen. Op basis van de gegevens die ter beschikking staan zijn de transportaantallen dermate laag dat er geen plaatsgebonden risico 10-6 aanwezig is. Door de gewenste ontwikkeling neemt het aantal personen in het invloedsgebied van 200 meter met enkele personen toe. Deze toename zal geen significante verhoging van het groepsrisco veroorzaken. Een nadere berekening van het groepsrisico is niet noodzakelijk.

Hoofdweg naast nr. 132a

Aangrenzend aan de planlocatie is de provinciale weg N786 gelegen. Op basis van de gegevens die ter beschikking staan zijn de transportaantallen dermate laag dat er geen plaatsgebonden risico 10-6 aanwezig is. Door de gewenste ontwikkeling neemt het aantal personen in het invloedsgebied van 200 meter met enkele personen toe. Deze toename zal geen significante verhoging van het groepsrisco veroorzaken. Een nadere berekening van het groepsrisico is niet noodzakelijk.

Hoofdweg naast nr. 146 en Boterweg naast nr. 19

Aangrenzend aan de planlocatie is de provinciale weg N786 gelegen. Op basis van de gegevens die ter beschikking staan zijn de transportaantallen dermate laag dat er geen plaatsgebonden risico 10-6 aanwezig is. Door de gewenste ontwikkeling neemt het aantal personen in het invloedsgebied van 200 meter met enkele personen toe. Deze toename zal geen significante verhoging van het groepsrisco veroorzaken. Een nadere berekening van het groepsrisico is niet noodzakelijk.

Hoofdweg naast nr. 164

Aangrenzend aan de planlocatie is de provinciale weg N786 gelegen. Op basis van de gegevens die ter beschikking staan zijn de transportaantallen dermate laag dat er geen plaatsgebonden risico 10-6 aanwezig is. Door de gewenste ontwikkeling neemt het aantal personen in het invloedsgebied van 200 meter met enkele personen toe. Deze toename zal geen significante verhoging van het groepsrisco veroorzaken. Een nadere berekening van het groepsrisico is niet noodzakelijk.

Conclusie

Uit de inventarisatie van risicobronnen in en nabij het plangebied kan geconcludeerd worden dat er vanuit externe veiligheid geen belemmeringen bestaan voor vaststelling van het bestemmingsplan.

5.1.7 Elektromagnetische straling

De minister van VROM heeft bij brief van 3 oktober 2005 geadviseerd om bij de vaststelling van nieuwe plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla (µT).


De aanleiding voor dit advies is een Engels onderzoek waarbij een licht statistisch verband naar voren is gekomen tussen het langdurig aanwezig zijn van kinderen binnen een de 0,4 microTesla (µT) magneetveldzone van bovengrondse hoogspanningslijnen en leukemie bij kinderen (0-15 jaar). Het is nog niet duidelijk wat de achterliggende oorzaak hiervan is. Op basis van het voorzorgsprincipe wordt daarom geadviseerd om in nieuwe situaties rekening te houden met deze 0,4 µT - zone rondom hoogspanningslijnen. Gelet op de maatschappelijke kosten-baten afweging en ook gezien de huidige onzekerheden over de mogelijke gezondheidsrisico's adviseert VROM dat er geen directe aanleiding is om maatregelen te nemen in bestaande situaties.


Nieuwe situaties zijn nieuwe bestemmingsplannen en/of wijziging van bestaande bestemmingsplannen en/of plaatsing van nieuwe hoogspanningslijnen dan wel wijzigingen aan bestaande hoogspanningslijnen.


Gevoelige bestemmingen zijn locaties waar kinderen langdurig verblijven, zoals woningen, scholen en crèches.


Onderzoeksresultaten


Hoogspanningslijnen

Binnen het plangebied 'Loenen - Veldhuizen' bevinden zich geen bovengrondse hoogspanningslijnen.


Zendmasten

Ter hoogte van de Eerbeekseweg/Reuweg zijn volgens het Antenneregister twee zendmasten aanwezig. De maximale aan te houden zone ten opzichte van de aanwezige antennes vanwege elektromagnetische straling bedraagt 3,20 meter recht voor de antennes en 0,5 meter recht onder de antennes. Binnen deze afstand maakt voorliggend bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk.

Ontwikkelingen

In voorliggend bestemmingsplan is een aantal woningbouwontwikkelingen opgenomen.

Uit de inventarisatie van risicobronnen in en nabij het plangebied kan geconcludeerd worden dat er vanuit Elektromagnetische straling geen belemmeringen bestaan voor vaststelling van het bestemmingsplan.

5.1.8 Milieueffectrapportage

Algemeen

Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.).

De activiteiten zijn onderverdeeld in:

  • 1. activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel C van de bijlage bij Besluit m.e.r.);
  • 2. activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben milieu (onderdeel D van de bijlage bij Besluit m.e.r.).

Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld.

Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde wordt overschreden. De verplichting geldt (sinds 1 april 2011) ook als de drempelwaarde niet wordt overschreden maar toch niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.

Gevolg van dat laatste is dat in een bestemmingsplan voor een activiteit die voorkomt in onderdeel D maar waarbij de omvang onder de drempelwaarde ligt, gemotiveerd moet worden of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor deze toets gelden geen vormvereisten en daarom wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.

Onderzoeksresultaten

Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Het bestemmingsplan maakt de bouw van een aantal woningen mogelijk. Dit is een activiteit die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r., onder de noemer van een stedelijk ontwikkelingsproject. Het gaat in plan echter om een beperkt aantal woningen verspreid over 13 locaties. Het aantal woningen ligt ver beneden de drempelwaarde zoals opgenomen in het Besluit m.e.r. (i.c. 2000 woningen).

Conclusie

In de verschillende paragrafen in hoofdstuk 5 zijn de verschillende milieueffecten beschouwd. Hieruit blijkt dat er door de ontwikkelingen geen sprake zal zijn van nadelige milieugevolgen. Het is daarom, mede gelet op de beperkte omvang van de activiteit, niet noodzakelijk een m.e.r.-beoordeling uit te voeren.