direct naar inhoud van 3.1 (Cultuur-) historie en landschap
Plan: Loenen en Veldhuizen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1067-vas2

3.1 (Cultuur-) historie en landschap

3.1.1 Historie

Het dorp Loenen en de buurtschappen Zilven en Veldhuizen maken deel uit van een reeks kernen die zijn ontstaan op de overgang van de stuwwal van de Veluwe naar het erosiedal van de IJsselvallei. De stuwwal van de Veluwe, die is gevormd in de laatste Ijstijd, strekt zich uit van Hattem tot Dieren en vormt van oudsher een geschikte vestigingsplaats. De ligging van de kernen op de rand van de stuwwal, tussen de hoge en droge gronden van de Veluwe en de lage en natte gronden van de IJsselvallei, was bijzonder geschikt voor de ontwikkeling van een landbouwcultuur. Dankzij de natuurlijke bronnen die ontspringen aan de voet van het Veluwemassief was een goede watervoorziening gegarandeerd. Kenmerkend voor het landschap is het hoogteverschil, dat in de huidige situatie rond Loenen nog goed zichtbaar is. De bossen op de stuwwal, ten westen van de kern, liggen op een hoogte van circa 35 meter + NAP; een hoogte die in westelijke richting nog oploopt (tot ruim 80 meter + NAP ten westen van de A50). Enkele droogdalen in de helling van de stuwwal zorgen voor een glooiend beeld. De gronden ten oosten van Loenen liggen op een hoogte van 15 tot 20 meter boven NAP.

Agrarische ontwikkeling

De vroegste vermelding van Loenen ('Lona') en Zilven ('Sulvenda') stamt uit 838. Beide dorpen zijn ontstaan in de vroege middeleeuwen en bestonden oorspronkelijk uit groepen boerderijen rond brinken aan de doorgaande weg van Beekbergen naar Eerbeek. Ten westen van de dorpen bevonden zich de heidevelden en zandverstuivingen van het destijds nog grotendeels onbeboste Veluwemassief. De hogere gronden ten westen en zuidwesten van de kernen werden ontgonnen als akkerland. Deze enken (akkercomplexen) waren gemeenschappelijke akkers die zich uitstrekten vanaf de rand van de woeste gronden tot aan de kernen. De gronden ten oosten van Loenen en Zilven zijn, vanwege hun natte karakter, van oudsher in gebruik als hooilanden. De kwelbronnen aan de voet van het Veluwemassief werden vanaf de middeleeuwen benut door de aanleg van kunstmatige waterlopen (sprengen) in het agrarisch gebied. Deze sprengen waren in eerste instantie van groot belang voor de waterhuishouding van de agrarische gronden. Vanaf de 17e eeuw vormden ze een belangrijke krachtbron voor de papierindustrie.


Naast de concentratie van agrarische bebouwing rond de brinken bevond zich rondom de enken enige verspreide bebouwing. De enken zijn echter nooit grootschalig bebouwd of beplant, waardoor het kenmerkende open landschap tot op de dag van vandaag behouden is gebleven. Door het opbrengen van heideplaggen ontstond een karakteristieke bolle vorm, die in de huidige situatie westelijk van het dorp op een aantal locaties nog herkenbaar is. Deze oude landbouwgebieden werden begrensd door een wildgraaf, een wal beplant met eikenhout, die de akker beschermde tegen het wild. Toen aan het eind van de 19e eeuw het accent in de agrarische sector verschoof van landbouw naar veeteelt, werden de hooilanden ten oosten van Loenen en Zilven beter ontsloten en ontwaterd, zodat ook dit gebied kon worden gebruikt en bewoond. Rond deze periode kwam ook de buurtschap Veldhuizen, gelegen in het lager gelegen gebied, tot ontwikkeling. Tegelijkertijd raakten de heidegebieden en zandverstuivingen op het Veluwemassief steeds verder bebost.

Industriële ontwikkeling

Naast de ontwikkelingen op agrarisch gebied is met name de papierindustrie en wasserijen van belang geweest voor de ontwikkeling van het gebied. De beken en sprengen die door het gebied lopen, werden vanaf de 17e eeuw benut als krachtbron voor de watermolens. Langs de beken en sprengen werden watermolens gerealiseerd (in 1647 telde Loenen er negen), die later in een aantal gevallen opgingen in papierfabrieken. In de eerste helft van de 17e eeuw werd de Molenbeek gegraven. De bestaande beken en sprengen werden naar de Molenbeek geleid, die via de Klarenbeek en de Voorst uitmondt in de IJssel. In de 19e eeuw werd een aantal nieuwe sprengen gegraven. De Vrijenbergspreng en Veldhuizerspreng, ten noordwesten van Loenen, werden aan het eind van de 19e eeuw gegraven om het waterpeil in het Apeldoorns Kanaal (mede) op peil te houden.

Naast de ontwikkeling van papierindustrie en wasserijen langs de beken en sprengen, betekende met name de aanleg van het Apeldoorns Kanaal een economische impuls voor het gebied. Het Apeldoorns Kanaal is aangelegd in twee fases en vormde, na de voltooiing in 1866, een zeer belangrijke nieuwe infrastructurele lijn. Ten zuiden van de buurtschap Veldhuizen werd in de loop van de 20e eeuw het bedrijventerrein Kieveen ontwikkeld aan de oevers van het kanaal.

Beken, sprengen en watermolens

De beken en sprengen zijn belangrijke elementen in het Loenense landschap, zowel binnen als buiten het dorp. De beken en sprengen zijn bepalend voor de (agrarische en industriële) ontwikkeling van Loenen en verbinden het dorp en buitengebied met elkaar. De beken en sprengen hebben hun economische functie voor de papierindustrie en wasserijen verloren en hebben nu vooral een ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarde. Aan de randen van de kern Loenen bevinden zich de Zilvense beek (zuidzijde) en de Loenense beek (oostzijde). Deze worden gevoed door water afkomstig van de hoger gelegen stuwwal. De Loenense beek stroomt, na samenvoeging met de Stroobroeksebeek, in oostelijke richting en wordt met een duiker onder het Apeldoorns Kanaal doorgeleid. De beken en sprengen worden gedeeltelijk begeleid door houtopstanden. Een kenmerkende houtopstand in de kern Loenen is langs de Loenense beek te vinden, op het gedeelte dat parallel loopt aan de Horstweg.

Ten aanzien van de cultuurhistorische karakteristiek wordt in de rapportage 'Cultuurhistorische analyse Loenen' opgemerkt dat Loenen zich onderscheidt van andere dorpen rond Apeldoorn door de sterke verbinding van de ontwikkeling van het dorp met de Molenbeek en het Apeldoorns Kanaal. Over de waardering van de bebouwing langs de sprengen en beken wordt gesteld: 'Dankzij de ligging aan zowel de Molenbeek (en aanverwante beken en sprengen) als het Kanaal heeft Loenen zich al vroeg sterk industrieel ontwikkeld. In Loenen en Zilven is deze vroeg industriële ontwikkeling beperkt gebleven tot kleine industrie en nijverheid, die deels een agrarisch karakter heeft. Oostelijk van Loenen aan het kanaal ligt een aantal kleinere papierfabrieken. Meer oostelijk is een molenlokatie uitgegroeid tot een groot moderne industrieel complex. Vanuit de cultuurhistorie zijn alle (papier)molenlocaties van belang als onderdeel van de ontwikkeling van Loenen en van de bijbehorende industrie. Een aantal locaties is herkenbaar aan hun historische bebouwing, in combinatie met watervallen, aquaducten en sporadisch een waterrad. Andere locaties worden juist gekenmerkt door moderne fabriekscomplexen, waarin soms nog historische restanten aanwezig zijn, maar in andere gevallen ook niet."

Op de volgende locaties zijn restanten van watermolens te vinden:

  • Hoofdweg 94: Strobroeksmolen;
  • Imbos 30: Hunekampsmolen/De Hunekamp;
  • Kanaal Zuid 499: De Middelste Molen;
  • Kieveen 20: papiermolen gebroeders Van de Berg;
  • Klarenbeekseweg 13: wasserij De Lelie;
  • Molenallee 20: Bovenste Molen;
  • Molenallee 27: Kleine- en Grote Slatsmolen;
  • Molenallee: aquaduct;
  • Molenbeek (tussen de Middelste en Achterste Molen): Bekendijk;
  • Voorsterweg 94: Achterste Molen;
  • Beekbergerweg: de Loenense waterval en een brug in de Beekbergerweg.

Een aantal ervan ligt buiten het plangebied.

Cultuurhistorisch waardevolle lijnen en gebieden

In de kern Loenen en de buurtschap Zilven is een aantal lijnen en vlakken aanwezig met een cultuurhistorische waarde. Het betreft met name het eerder genoemde Apeldoorns Kanaal en de historische dorpslinten, die nog altijd structuurbepalend zijn. Verder is het landschap rondom de kern en de relaties tussen de kern en het omringende landschap van cultuurhistorische waarde. Met name het enkenlandschap tussen Loenen en de bossen van de Veluwe wordt hoog gewaardeerd.


Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

In Loenen en Zilven bevindt zich een aantal rijks- en gemeentelijke monumenten. In paragraaf 5.5 is een lijst met monumenten opgenomen en is aangegeven hoe hiermee in het bestemmingsplan is omgegaan. In het deelgebied van het MOB-complex bevinden zich geen rijks- of gemeentelijke monumenten. Daarnaast kent Loenen een behoorlijk aantal karakteristieke panden. De hoogst gewaardeerden daarvan worden beschermd.

Ontwikkeling kernen

Door de verschuivingen in de agrarische sector, waarbij boerderijen zich meer en meer naar het buitengebied verplaatsten, groeiden de brinkdorpen aan het begin van de 20e eeuw uit tot lintvormige kernen met burgerwoningen, winkels en bedrijfjes. Deze ontwikkeling is met name in Loenen te zien, waar rondom de brink en langs de dorpslinten verdichting van de bebouwing plaatsvond. De buurtschappen in de omgeving, waaronder Zilven en Veldhuizen, hebben hun agrarische karakter en de daarmee gepaard gaande open bebouwingsstructuur met verspreid staande gebouwen langer behouden.


Op de topografische kaart uit 1911 is te zien dat de bebouwing in Loenen is geconcentreerd rondom de hervormde kerk en logement 'De Eikenboom', die zich bevonden op de kruising van de huidige Beekbergerweg en Eerbeekseweg. Aan de Hoofdweg (de doorgaande route richting Zutphen en Deventer) was in deze periode ook bebouwing aanwezig, tussen de oorspronkelijke dorpsbrink en het kasteel Ter Horst, ten noordoosten van Loenen. Verder in noordelijke richting kruiste de Hoofdweg de spoorlijn van Apeldoorn naar Dieren. Op deze locatie was in het begin van de 20e eeuw een station gesitueerd, dat inmiddels weer is gesloopt. Ter hoogte van de buurtschap Veldhuizen was een zuivelfabriek aanwezig. Ten zuiden van de kern Loenen stond verspreid bebouwing in en rond de buurtschap Zilven. Deze bebouwing bevond zich zowel langs de doorgaande route naar Eerbeek (de huidige Eerbeekseweg) als langs landwegen ten zuiden van deze weg.


Vanaf het eind van de 19e eeuw ontwikkelden Loenen en omgeving zich in hoog tempo. De verbindingen met Beekbergen, Eerbeek en Deventer/Zutphen verbeterden en de spoorlijn Apeldoorn-Dieren werd aangelegd. In combinatie met de zich ontwikkelende papierindustrie en wasserijen groeiden de dorpen. In eerste instantie vond de groei plaats door verdichting van de bebouwing langs de bestaande linten en de ontwikkeling van nieuwe bebouwingslinten. In de tweede helft van de 20e eeuw vond in de kern Loenen ook planmatige uitbreiding plaats, door de realisering van nieuwe woonbuurten tussen de bebouwingslinten. Deze groei vond met name plaats op de gronden ten oosten van de Beekbergerweg/Eerbeekseweg. Door deze eenzijdige groei is in de huidige situatie nog sprake van een directe relatie tussen de historische dorpslinten Beekbergerweg en Eerbeekseweg en het cultuurhistorisch waardevolle enkenlandschap ten westen en zuidwesten van de kern. Veldhuizen is nog als aparte buurtschap herkenbaar.

3.1.2 Landschap

Het landschap op de overgang van de beboste stuwwal van de Veluwe naar het lager gelegen dal met weiden is in de huidige situatie op diverse plaatsen vanuit de bebouwde kom goed waarneembaar. Westelijk van de enken begint het bosgebied van de Veluwe. Het 'Loenense bos' onderscheidt zich van de bosgebieden in de omgeving door zijn veel dichtere verkaveling, de onregelmatige rechtlijnige en vooral kleine akkers en de verspreide heideveldjes. In dit bosgebied ligt tevens de Erebegraafplaats, waarvan de inrichting een bosachtig karakter heeft. De Loenermark die nog zuidelijker ligt, wordt gekenmerkt door een aantal grotere heidevelden. Dit open landschap wordt omsloten door naaldbossen met een onregelmatige rechtlijnige verkaveling en verspreid door het gebied op enkele plaatsen grillig verkaveld loofbos. Aan de oostzijde van Loenen en Zilven liggen de natte broeklanden. Dit landschap kenmerkt zich door de rechte lijnen van zowel wegen als watergangen en de overheersende aanwezigheid van weidegronden. Ruimtelijk gezien is het gebied open, met restanten van beplanting langs enkele percelen.

De bebouwing van Loenen wordt omgeven door weilanden en akkers, waarbij aan de westzijde de bosrand van de Veluwe zichtbaar is. Op een aantal plekken, vooral in het oosten en zuidwesten van de kern Loenen, lopen de weilanden door tot tussen de bebouwing. Ten noordoosten van de Loenen ligt kasteel ter Horst, dat wordt omgeven door bebossing en een aantal bomenlanen. Ook ligt hier het Lonapark, waar sportvelden zijn gesitueerd. De landschappelijke setting van het kasteel bestaat voornamelijk uit een aantal statige bomenlanen, lijnvormige waterpartijen en een bos- en boomgaardcomplexen. De rechte lijnen van het landschap rond het kasteel sluiten aan bij het omliggende landschap, waarin rechte wegen en sloten kenmerkend zijn. Er is geen duidelijke verbinding/verankering met het dorp meer, maar de laanbeplanting langs de Horstweg sluit wel aan op de lanen van Ter Horst en Lonapark. Aan de westzijde van Loenen is de relatie tussen dorp en landschap nog sterk aanwezig. Op deze locatie ligt ook de historische oorsprong van het dorp. De open enken sluiten goed aan bij de aanwezige losse bebouwing en boerderijtjes. Het aanwezige hoogteverschil versterkt de relatie tussen dorp en buitengebied. Op een aantal locaties is de ruimtelijke beleving groot, dankzij een combinatie van vergezichten of een glooiende akker als horizon, met daarin enkele bebouwings- of beplantingselementen. Wel zijn aan deze zijde van de kern enkele afwijkende elementen aanwezig die qua maat, schaal en functie niet passen in de open landschapsstructuur.


In de Structuurvisie Loenen 2020 wordt naast de verdere stedenbouwkundige ontwikkeling van het dorp en zijn omgeving ook een doorkijk gegeven naar versterking van het waardevolle cultuurlandschap in en rondom het dorp. In Loenen en omgeving bestaan de ruimtelijke kwaliteiten vooral in de scherpe begrenzingen tussen verschillende landschappelijke eenheden en daarmee samenhangend grote contrasten tussen de deelgebieden. Opvallend zijn de sterke ruimtelijke relaties met de westelijke Veluwse Bossen, de oostelijke Loenense Hooilanden en de tussenliggende enken. Een bijzondere plaats in het landschap wordt ingenomen door landgoed Ter Horst.