direct naar inhoud van 2.4 Gemeentelijk beleid
Plan: Loenen en Veldhuizen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1067-vas2

2.4 Gemeentelijk beleid

2.4.1 Structuurvisie Apeldoorn

Voor het plangebied als geheel vormt op het gebied van de ruimtelijke ordening de gemeentelijke structuurvisie 'Buitenstad 2030, Apeldoorn biedt ruimte' het integrale beleidskader. De structuurvisie geeft een doorkijk tot 2030 en vervangt de structuurvisie voor het stedelijke gebied uit 2002.

De structuurvisie is opgesteld op de overgang naar een echt andere tijd. De onzekerheid over de toekomst is groot. Door zo veel mogelijk (beleids)ruimte te bieden aan het onvoorspelbare, krijgt Apeldoorn de ruimte zich te blijven ontwikkelen. Iedereen die een bijdrage kan leveren aan de Buitenstad Apeldoorn wordt uitgenodigd daaraan bij te dragen.

Ruimte bieden is niet vrijblijvend. Ruimte wordt geboden binnen kaders. Allereerst door voort te bouwen op de belangrijkste kwaliteiten van de gemeente; het beste van stad én landschap, het beste van modern én historisch, het beste van een centrale ligging én wonen in de luwte, het beste van bereikbaarheid én nabijheid, het beste van een solide én vernieuwende economie.

De kwaliteiten van de Buitenstad vormen samen het fundament van de structuurvisie. Denk aan de Veluwe, de beken, sprengen en enken, de fijnmazige voorzieningenstructuur, het Weteringengebied, de spoor- en snelwegen en de parken & lanen. Zij maken Apeldoorn tot Buitenstad. Het fundament van Apeldoorn wordt gekoesterd en versterkt. Beheer en vernieuwing van het fundament is de belangrijkste opgave van de structuurvisie.


Het plangebied behoort in zijn geheel tot het fundament van de Buitenstad. Het gebied vormt, op de overgang tussen de Veluwe en de IJsselvallei, een aantrekkelijk kleinschalig landschap met beekdalen en enken, dat op een prachtige manier is verweven met onder andere de dorpen Loenen en Zilven.

In het fundament zijn de kernkwaliteiten van de Buitenstad samengebracht. Die kwaliteiten worden in bestemmingsplannen verankerd. Vanwege hun betekenis voor Apeldoorn als geheel investeren de gemeente in het op kwaliteit houden van het fundament (beheer) en zal dat waar mogelijk ook doen bij het uitbouwen ervan (ontwikkeling), bijvoorbeeld door het herstel van beken en sprengen en het versterken van de gebruikswaarde van het weteringenlandschap.

In veel dorpen moeten we de komende jaren rekening houden met afname of stabilisatie van de bevolking. Handhaving van de (vaak relatief goede) voorzieningenniveau's in de dorpen zal vooral gedragen moeten worden door het inzetten op leefbaarheid, op het multifunctioneel maken van voorzieningen, door het maken van slimme combinaties en door versterking van het draagvlak dat toerisme en recreatie biedt. Daarom zet de gemeente in op:

  • ontwikkeling van de dorpen gericht op het binden van inwoners (leefbaarheid);
  • het verbeteren van de kansen voor dorpse voorzieningen door het bevorderen van multifunctionaliteit en het combineren van functies;
  • versterking van het draagvlak voor winkelvoorzieningen door verhoging van de toeristische attractiviteit en verblijfstijd (meer toeristen die ook nog eens langer blijven).


De structuurvisie is opgesteld in een tijd van veel onzekerheden. Duidelijk is dat we rekening moeten houden met minder groei en veel ruimere bandbreedten. Apeldoorn beschikt tot zeker 2030 over voldoende ontwikkelruimte. Nieuwe locaties worden in de structuurvisie dan ook niet aangewezen.

Aanpassingen aan de bestaande woningvoorraad worden belangrijker, bijvoorbeeld om woningen levensloopbestendig te maken of energiezuiniger. Ook omdat het aantal toe te voegen woningen op nieuwbouwlocaties terugloopt, neemt het accent op de bestaande stad en dorpen toe.

2.4.2 Structuurvisie Loenen

De structuurvisie 'Loenen, een dorp om te zoenen!' geeft een beeld van de gewenste ontwikkeling van het dorp en directe omgeving tot ongeveer 2020. De visie is tot stand gekomen in intensief overleg met de dorpsraad Loenen, de ondernemersvereniging van Loenen en woningstichting Beter Wonen en is op 8 oktober 2009 vastgesteld door de gemeenteraad van Apeldoorn.

In de visie voor Loenen is ingezet op behoud en versterken van de kwaliteiten die het dorp nu heeft en die een positieve uitwerking op de leefbaarheid van het dorp kunnen hebben. Een belangrijk uitgangspunt voor de ontwikkeling van Loenen is het behoud van de ruimtelijke eenheid en het karakter van de bebouwingsconcentraties ten opzichte van elkaar. Te onderscheiden zijn het dorp Loenen, de buurtschappen Zilven en Veldhuizen en het voormalig militair terrein Veldhuizen met ieder hun eigen identiteit. Om de gewenste groei van het dorp te kunnen realiseren is voor de jaren tot ongeveer 2020 in de visie een toename van ca. 375 woningen in Loenen opgenomen. Daarvan is 30% goedkope/betaalbare woningen vooral voor startende huishoudens.

Loenen

Het dorp Loenen is voornamelijk ontwikkeld rondom historische linten. De afwisseling langs deze linten van losse huizen op ruime kavels met weilandjes bepalen voor een groot deel het dorpse beeld van Loenen. Daarom moet voorzichtig omgesprongen worden met het volbouwen van de linten in het dorp en kan slechts op sommige plekken in het lint een woning worden toegevoegd. Wel is het belangrijk dat de openbare ruimte (groen en speelplekken) in het dorp niet onder druk komt te staan door nieuwe ontwikkelingen. De meeste ruimte voor woningbouw in het dorp wordt gevonden op plekken waar bedrijven of voorzieningen verdwijnen door verplaatsing of bedrijfsbeëindiging.

In Loenen heeft zich nooit een echt dorpshart ontwikkeld. De structuur van Loenen leent ook niet echt om alsnog een nieuw centrum te ontwikkelen. Bovendien is het draagvlak voor nieuwe voorzieningen als winkels in Loenen zeer klein. Wel zijn er enkele maatschappelijke functies in het dorp die op een centrale plek geconcentreerd kunnen worden. Het dorpshuis de Brink heeft een centrale functie. Door ruimte te bieden direct rond de Brink kan dit gebiedje zich verder ontwikkelen tot een centrale plek in het dorp.

Verspreid in de dorpskern van Loenen liggen relatief veel kleine bedrijven. Dit draagt bij aan de levendigheid en het zorgt voor werkgelegenheid in het dorp. Door bedrijfsbeëindiging en verplaatsing verdwijnen wel regelmatig bedrijven uit het dorp, wat weer ruimte biedt voor woningbouw. Bedrijven in de wat zwaardere milieucategorieën (tot en met categorie III) kunnen terecht op, het nog uit te breiden, bedrijventerrein Kieveen. Bedrijventerrein Kieveen levert een bijdrage aan behoud van voorzieningen en werkgelegenheid in Loenen.

Op het gebied van zorg, welzijn en onderwijs is Loenen goed voorzien. Het dorpshuis de Brink met in de kelder jongerencentrum Spritshz kan nog lange tijd een goed draaiende voorziening voor sociaal culturele activiteiten zijn.

Loenen wordt doorsneden met de provinciale weg N786 Eerbeekseweg/Beekbergerweg. Het (vracht)verkeer van en naar de bedrijvigheid in Eerbeek en Loenen rijdt via deze weg naar en van de aansluiting Immenberg op de A50 en zorgt daarmee voor overlast in Loenen. In 2007 is deze weg heringericht. Maar voor de lange termijn is een structurele oplossing nodig. Een alternatief tracé voor de N786 buiten het dorp om wordt daarom onderzocht.

Zilven en Veldhuizen

De buurtschappen Zilven en Veldhuizen hebben elk een eigen karakter. Beide buurtschappen kennen zeer lage dichtheden, grote kavels, overwegend vrijstaande woningen, een aantal kleine bedrijven, bebouwing afgewisseld met groene open ruimtes, weilandjes of moestuinen, grindbermen langs de meeste wegen. Zilven is een oude nederzetting en ligt op de flank van de stuwwal. Het kent een min of meer organische structuur en is dooraderd door het landschap. Veldhuizen is een relatief jonge ontwikkeling die samenhangt met de (industriële) ontwikkeling van het kanaal. Het bestaat voornamelijk uit lintbebouwing langs de Hoofdweg, het kanaal en de Boterweg. Het ligt in het lagere en dus nattere deel van het landschap. Dit is herkenbaar door de slootjes op de kavelgrenzen. De buurtschappen kunnen vanuit ruimtelijk oogpunt nog aangevuld worden met enige bebouwing, hoewel de bouwmogelijkheden in Veldhuizen beperkt zullen zijn door aanwezige milieubelemmeringen. Nieuwe woningen dienen te passen in het karakter van de buurtschappen.

Uitbreidingsruimte

Naast kleinschalige woningbouwlocaties in het dorp, werd in de structuurvisie Loenen geconstateer dat er ook behoefte is aan uitbreidingsruimte voor grotere aantallen woningen. Grotere uitbreidingslocaties, met 60-80 woningen per locatie, zijn gevonden aan de zuidrand van Loenen (Hameinde, ter plaatse van de voormalige kassen) en op het voormalig militair terrein Veldhuizen. Deze locaties zijn bedoeld voor de behoefte op korte en middellange termijn (5 – 10 jaar). De door de provincie in het streekplan aangewezen zoekzones voor uitbreiding zijn niet allemaal volledig opgenomen in de structuurvisie. Bij nader onderzoek naar de capaciteit van de verschillende locaties bleken niet alle zoekzones nodig voor de jaren tot 2020.

In een in 2007 uitgevoerde gebiedsstudie is al voor het voormalig militair terrein Veldhuizen een globaal programma van eisen geformuleerd dat bestaat uit 60-80 woningen om tegemoet te komen aan de woningbehoefte van Loenen en daarnaast ruimte voor een museale functie. Daarbij wordt gedacht aan de VSM, de Veluwse Stoomtrein Maatschappij, eventueel aangevuld met een andere recreatieve functie. Tevens kan ruimte voor een klein aantal woonwerkcombinaties worden gecreëerd. Daarbij zal het altijd gaan om werkfuncties in de lichte milieucategorie.

MOB-Veldhuizen blijft, bij ontwikkeling van woningbouw en/of andere functies, een zelfstandige eenheid met een geheel eigen karakter door gebruik te maken van de bestaande structuur van het terrein en de bosachtige beplanting in de randen te behouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1067-vas2_0009.png"

Structuurvisie Loenen (Bron: gemeente Apeldoorn, 2009)

De landschappelijke ambities uit de structuurvisie van Loenen geven de gewenste ontwikkelingsrichting aan van Loenen en omgeving. Deze landschappelijke ambities zijn niet direct opgenomen in het bestemmingsplan en vallen deels buiten het plangebied.

Beken en sprengen

Ontwikkelingen in of aan de rand van Loenen worden gebruikt om de beken en sprengen weer meer zichtbaar te maken, en de cultuurhistorische, natuur- en landschapskwaliteiten te verbeteren. Herstel van dit systeem zal dan ook in positieve zin bijdragen aan de identiteit van het dorp. Het openhouden van ruimte rondom sprengkoppen en de sprengen samen met het herstel van de gedempte en/of ondergronds gebrachte delen zal resulteren in het opnieuw “leesbaar” maken van het sprengensysteem. Verdere verdichting van het dorp rondom deze plekken is niet wenselijk. Kansen om ruimte te maken rondom deze landschappelijke elementen moeten zoveel mogelijk worden aangegrepen.

De beek en beekzone bieden kansen om duurzaam om te gaan met water. Door water langer vast te houden, te infiltreren en dan pas af te voeren, waarbij de beekzone bijvoorbeeld als ruimte voor infiltratie gebruikt kan worden, kan de Loenense beek een bijdrage leveren aan duurzaam waterbeheer. Ook kan de beek recreatieve waardes bieden door bijvoorbeeld een pad langs de beek of spelen in de beek.

Toekomstige (bouw)plannen dienen rekening te houden met de beek en de beek als kwaliteit te gebruiken. Zo kan bij nieuwbouw bijvoorbeeld water afgekoppeld worden in de beekzone, maar kan dit tegelijkertijd gebruikt worden als speelplek of wandelpad. Belangrijk is dat de beek(zone) voldoende ruimte krijgt en niet ondergronds wordt gebracht. Waar mogelijk bestaande beken bovengronds brengen.

Hooilanden

Hooilanden zijn van oorsprong natte kwelgebieden. Karakteristiek voor deze gebieden is de kleinschalige slotenverkaveling, verspreide verbouwing met beplanting en beplating langs de wegen. Bijzonder is de doorsnijding van het gebied door een aantal beeklopen. Het ruimtelijk aanzetten van de deze beken met beplanting kan hierbij de herkenbaarheid van de beeksystemen verder versterken.

Een belangrijk kenmerk van het gebied is dat de beplanting enigszins transparant, soms als een onderbroken lijn, onderdeel is van het landschap. Er is geen ondergroei. Dit kleinschalige en transparante karakter en sloten dient behouden te worden. Ontwikkelingen in dit gebied dienen ingepast te worden in deze structuur en bij te dragen aan de ontwikkeling hiervan. Op enkele plekken moet beplanting toegevoegd worden.

De hooilanden meer ten noorden van Loenen kenmerken zich door zware gesloten houtwallen en kamerstructuren.

Houtwallenstructuur

Het gebied ten noordoosten van Loenen, (bosontginningen) wordt gekenmerkt door een grootschalige, houtwallen structuur. De houtwallen zijn minimaal 15 meter breed en werken als een afbakening van de ruimte. De kavels die ze begrenzen hebben een wat grotere maat dan die in de natte hooilanden. Dit karakter dient behouden te blijven en ontwikkeling dienen te worden ingepast binnen deze structuur. (Bouw)plannen moeten hier rekening mee houden.

Bolle essen en bosrand van de Veluwe

Het kenmerk van deze essen is het sterke microreliëf en de openheid met verschillende zichtlijnen, zoals bijvoorbeeld vanaf de Beekbergerweg naar het oude kerkje van Loenen. (zie visiekaart). Op enkele plekken is de bosrand ver tot op de es doorgegroeid waardoor het open zicht (en daarmee de kwaliteit) verdwenen is. Het is het streven hier de openheid terug te brengen. In het essengebied wordt niet gebouwd en met aanbrengen van beplanting dient zeer zorgvuldig omgegaan te worden.

Daarnaast is het wenselijk om het agrarische gebruik van deze gebieden gericht op dit open beeld te stimuleren. Opengrond teelten (zoals granen) en graslanden kunnen dit open karakter mogelijk maken.

Kasteel ter Horst en tuin

Rondom het kasteel ter Horst is de oude lanenstructuur en kleine boscomplexen nog zichtbaar. In de toekomst zal er ingezet moeten worden op mogelijk herstel en in ieder geval conservering van de landgoedstructuur. Aan de zuid en oostzijde van het kasteel ligt een oude tuin, ontwerp door L.A. Springer met een gemengde stijl. Deze tuin is cultuur erfgoed uit het verleden. Behoud en restauratie van deze tuin is wenselijk.

De structuurvisie 'Loenen' is gedetailleerder van inhoud dan de nieuwe gemeentelijke structuurvisie 'Apeldoorn biedt ruimte'. De structuurvisie 'Loenen' blijft van kracht, voor zover niet strijdig met de inhoud van deze nieuwe gemeentelijke structuurvisie. Is dat wel het geval dan gaat de structuurvisie 'Apeldoorn biedt ruimte' vóór.

2.4.3 Woningbouwprogrammering

Voor de uitbreiding van woningbouw is de in november 2012 door de raad vastgestelde woningbouwprogrammering het beleidsmatig kader. Daarmee komen de doelstellingen van de structuurvisie 'Loenen' over het onderwerp wonen grotendeels te vervallen.

Doestelling van de nieuwe woningbouwprogrammering is om een realistisch en haalbaar programma te schetsen, gebaseerd op lange termijn prognoses en aansluitend bij de huidige woningmarkt.

Voor Loenen betekent dit een toevoeging aan de woningvoorraad van bijna 130 woningen voor de periode 2010-2019. Hiervoor zijn de volgende locaties in beeld:

  • Eerbeekseweg/Horstweg 30 woningen;
  • Engelenweg/Rabobank 16 woningen;
  • Hameinde 40 woningen;
  • Molenallee 7 woningen;
  • Zilven 7 woningen;
  • kleine initiatieven 10 woningen (inclusief 3 woningen Eerbeekseweg 55 met aparte planprocedure).


Het woningbouwprogramma is vastgesteld als een vertrekpunt voor toevoeging van woningen tot 2029. Gedurende deze periode zullen de ontwikkelingen op de woningmarkt actief gevolgd worden. Dit kan leiden tot bijstelling van het programma. We noemen dit adaptief programmeren.

Anno 2013 wordt gekozen voor een restrictief beleid aangaande nieuwe vaak kleinschalige initiatieven. Dit betekent dat er een zwaarwegend maatschappelijk belang mee gediend moet worden en dat kans op realisatie op de korte- tot middenlange termijn realistisch wordt geacht. Er zal een kwalitatieve programmatische afweging worden gemaakt. Hierbij wordt gekeken naar de relatie met andere projecten en de bestaande bouw.


Bestaande bouw

De Apeldoornse dorpen kennen allemaal hun eigen karakteristieken die hen aantrekkelijk maakt en waarom mensen hier graag wonen. Deze karakteristieken die dorpen aantrekkelijk woonmilieu bieden, dienen in stand te blijven. De bestaande bouw concurreert hierbij met de meer duurzame nieuwbouwwoningen. De gemeente Apeldoorn streeft daarom ook naar een duurzame ontwikkeling van de bestaande woningvoorraad. Het gaat hierbij onder andere om isolatie en energieopwekking, maar ook om modernisering van de bestaande voorraad.

2.4.4 Functieverandering vrijkomende (agrarsiche) bedrijfsbebouwing

Voor woningbouwinitiatieven is het in november 2012 door de raad vastgestelde woningbouwprogramma het beleidsmatig kader. Dit heeft er toe geleid dat met nieuwe initiatieven van functieverandering naar wonen zeer terughoudend wordt omgegaan. Dit betekent dat er een zwaar wegend maatschappelijk belang mee gediend moet zijn en dat kans op realisatie op de korte- tot middenlange termijn realistisch wordt geacht. Er zal een kwalitatieve programmatische afweging worden gemaakt. Hierbij wordt gekeken naar de relatie met andere projecten en de bestaande bouw.

2.4.5 Strategische economische beleidsvisie Apeldoorn 2000-2020

In dit document staan de belangrijkste uitgangspunten en ambities voor het economische beleid van Apeldoorn tot 2020. Voor verschillende economische sectoren zijn gedetailleerde uitvoeringsplannen gemaakt. Als ambitie kiest Apeldoorn voor verdere economische ontwikkeling. Speerpunten zijn:

  • een evenwichtige economische basis behouden;
  • de productiestructuur verbreden (clusterspecialisatie);
  • de kwaliteit van toerisme en recreatie verbeteren;
  • de binnenstad en vier wijkcentra versterken;
  • de plattelandseconomie verstevigen.

De gemeente heeft 18 concrete activiteiten en projecten vastgesteld op verschillende economische terreinen; kantoren en bedrijven, wijkeconomie, zorgsector, detailhandel en horeca, toerisme en recreatie, plattelandsontwikkeling en -economie, arbeidsmarkt en relatiebeheer.

Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan 'Loenen en Veldhuizen' ligt tegen de Veluwe aan, een belangrijk toeristisch gebied. In die zin zijn er voor Loenen mogelijkheden tot het uitbreiden en versterken van toeristische voorzieningen. Deze zijn echter in de beleidsvisie niet concreet voor het dorp benoemd.

Net buiten het plangebied is de plattelandsontwikkeling van belang. Hier is de landbouw de belangrijkste economische drager, maar deze functie komt meer onder druk te staan. Om de leefbaarheid van het platteland op peil te houden, is het van belang dat er meer economische sectoren bij komen. Dit dient echter te passen binnen ecologische, landschappelijke en economische kaders.

2.4.6 Detailhandelsvisie

In 2003 is de Detailhandelsvisie 'Een boodschap voor iedereen' vastgesteld. Het belangrijkste doel van de detailhandelsvisie is te komen tot een sterke en evenwichtige detailhandelsstructuur, zowel vanuit het oogpunt van de consument (het verzorgingsniveau) als vanuit de optiek van het bedrijfsleven (het economische functioneren). De visie beoogt daarmee het bepalende beleid te zijn voor de uitwerking van (deel)plannen op wijk- en buurtniveau en voor het opstellen en wijzigen van bestemmingsplannen.

In de nota is een aantal uitgangspunten geformuleerd. Essentie is dat binnen de mogelijkheden die de gemeentelijke overheid daarvoor heeft, wordt gekozen voor het handhaven en versterken van een fijnmazige structuur van de detailhandel op buurtniveau in plaats van deze op te heffen ofwel opschaling. Dit betekent het behoud van winkelcentra op buurtniveau.

De kleinere kernen Beekbergen, Loenen, Klarenbeek, Hoenderloo en Uddel zijn in de visie als één deel van de gemeente opgenomen. Het streven voor deze kernen is om een buurtvoorziening te behouden met een lokale verzorgende functie.

De aanwezigheid van een supermarkt is van grote waarde. Zonder supermarkt zijn de mogelijkheden voor andere (dagelijkse) winkels beperkt. Naast de inwoners van de kernen zijn verblijfstoeristen mee te rekenen in het draagvlak van de voorzieningen.

In Loenen staat een goede detailhandelsstructuur onder druk door het winkelaanbod in Eerbeek. Het streven is om voor Loenen een kwalitatief aanvaardbaar aanbod te behouden. Wel moet daarbij rekening worden gehouden met de economische ruimte: vraag en aanbod moeten op elkaar aansluiten.

2.4.7 Verkeersbeleid

Het gemeentelijk verkeersbeleid is vastgelegd in de 'Verkeersvisie 2010-2020' (juli 2009). Hierin zijn de hoofdlijnen van het gemeentelijk mobiliteitsbeleid opgenomen. Doel is het behouden en liefst vergroten van de verkeersveiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid. Dit kan onder meer door het stimuleren van alternatieven voor de auto, het gebruik van de bestaande verkeersruimte slim te verdelen en het bundelen van autoverkeer op een beperkt aantal hoofdwegen.


Auto

Binnen de bebouwde kom wordt het verkeer gebundeld op een aantal hoofdwegen met een maximum snelheid van 50 km/h, met daarnaast autoluwe verblijfgebieden. In deze verblijfsgebieden geldt een maximum snelheid van 30 km/h.

In het buitengebied wordt gekozen voor het bundelen van autoverkeer op een aantal hoofdwegen met een maximum snelheid van 80 km/h, met daarnaast autoluwe verblijfsgebieden met een maximum snelheid van 60 km/h.

Inwoners van de omliggende dorpen en regio moeten Apeldoorn goed kunnen bereiken. De belangrijkste verbindingen moeten dus goed zijn: verkeersveilig en met een goede doorstroming. Ook de aansluiting op het stedelijk wegennet moet goed zijn.


Drukke doorgaande wegen door de dorpen zorgen voor overlast en verminderen de leefbaarheid en verkeerveiligheid. Dit speelt het meest prominent in Loenen, waar de N786 dwars door het dorp loopt. Op de N786 rijden dagelijks ongeveer 12.000 motorvoertuigen. Dat is te veel voor die weg op die locatie. De provincie doet onderzoek naar een oplossing voor deze situatie. De inzet van de gemeente is om de leefbaarheid in Loenen te verbeteren door de verkeersdruk te verminderen. Bij voorkeur met een route ten oosten van het Kanaal met een nieuwe aansluiting op de A50.


Fiets

Om het gebruik van de fiets te stimuleren is er buiten de stad Apeldoorn sprake van een fijnmazig netwerk van fietspaden, fietsstroken en woonstraten waar gefietst wordt. Van belang zijn goede fietsvoorzieningen tussen stad en dorpen. In het buitengebied wordt veel gefietst, onder andere door recreanten en scholieren.


Openbaar vervoer

Vanuit het buitengebied en de dorpen moeten inwoners vanaf 7.00 uur tot 24.00 uur naar Apeldoorn kunnen reizen. Dit moet kunnen met de TaxiBUS, de buurtbus of een reguliere buslijn. De grote dorpen, met meer dan 1.500 inwoners, worden met een reguliere buslijn bediend. Daarbij gaat het onder meer om Loenen.


De provincie Gelderland is opdrachtgever voor het openbaar vervoer in de provincie, ook voor de stadsdienst in Apeldoorn. De rol van de gemeente is dus indirect, via de provincie.


Parkeren

Door het toepassen van de parkeernormen wordt overlast als gevolg van autoverkeer beperkt, maar deze overlast wordt niet overal in dezelfde mate ervaren.


Voor de parkeernorm bij woningen anticipeert de gemeente hierop: veel van die mogelijk extra stilstaande auto's zullen bij de woning staan. De gemeente stelt geen maximum aan het aantal parkeerplaatsen bij de woning, de parkeernorm geeft aan wat in ieder geval aangelegd moet worden. Het staat ontwikkelaars en bewoners vrij op eigen terrein meer plaatsen te maken. Deze parkeerplaatsen zijn onlosmakelijk aan de woning verbonden en kunnen niet los verkocht worden.


Op dit moment zijn de parkeernormen voor woningen, bedrijven en diverse voorzieningen uit de 'Actualisatie Parkeernota' (2004) van kracht.

2.4.8 Groenbeleid

Nota uitgiftebeleid snippergroen

De stukken openbaar groen die niet van algemeen belang zijn, komen in aanmerking voor uitgifte aan burgers in de vorm van verkoop of verhuur. De uitgifte kan plaatsvinden binnen het stedelijk gebied van de gemeente Apeldoorn, met uitzondering van de bedrijventerreinen.

Op uitgiftekaarten is aangegeven welke stukken groen voor uitgifte in aanmerking komen. In de nota zijn de voorwaarden voor uitgifte vastgelegd.

Alleen openbaar groen op buurtniveau binnen de bestemming Wonen en Verkeer - Verblijfsgebied komt, onder voorwaarden, voor uitgifte in aanmerking.

Het herzien van bestemmingsplannen kan een doorwerking hebben op de uitgiftekaarten. Als bestemmingen veranderen, veranderen daarmee ook de uitgiftemogelijkheden.

Bijzondere bomen

Groen is één van de kernkwaliteiten van de gemeente Apeldoorn. Vooral bomen bepalen in belangrijke mate de ruimtelijke kwaliteit van het groen. De gemeente wil zorgvuldig omgaan met de aanwezige bijzondere bomen. Het beleid voor de bijzondere bomen houdt daarom in dat deze bomen altijd worden gehandhaafd.

In voorliggend bestemmingsplan 'Loenen en Veldhuizen' is de bescherming van bijzondere bomen geregeld.

2.4.9 Kampeerbeleid

In de Nota Kampeerbeleid Apeldoorn uit 2009 heeft de gemeente beleid geformuleerd voor de verschillende vormen van kamperen. Het betreft kampeerterreinen, kleinschalig kamperen, natuurkampeerterreinen, verenigingskamperen of groepskamperen, vrij kamperen en kamperen voor eigen gebruik, paalkamperen en Gereguleerde Overnachtings Plaatsen (GOP's). Het beleid gaat onder andere in op de omvang van de recreatieve eenheden. Voor zover mogelijk dienen deze normen in het bestemmingsplannen te worden opgenomen.

2.4.10 Waterbeleid

Europese Kaderrichtlijn Water

Op 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) in werking getreden. De KRW geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat:

  • Aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed;
  • Verbetering van het aquatisch milieu wordt bereikt, onder andere door een forse vermindering van lozingen en emissies;
  • Duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn;
  • Er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.

Voor de KRW zijn ecologische èn fysisch-chemische doelen geformuleerd die afhankelijk zijn van de functie van een watergang en/of het beschermingsniveau van het grondwater. De KRW heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor bijvoorbeeld riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijk beleid.

Nationaal Waterplan 2009-2015

Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de 4e Nota Waterhuishouding uit 1998 en hét rijksplan voor het waterbeleid in Nederland. Water krijgt een meer prominente rol bij de inrichting van Nederland. De beleidslijnen van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw en het Nationaal bestuursakkoord Water, die inspelen op de verwachte klimaatsveranderingen, zijn een belangrijke impuls voor de koers van het nieuwe waterbeleid. Het hoofdthema is: Nederland, een veilige en leefbare delta, nu en in de toekomst. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebiedbeheerplannen op grond van de Europese Kaderrichtlijn Water. Tevens bevat het Nationaal Waterplan een eerste beleidsmatige uitwerking van de kabinetsreactie op het advies van de Deltacommissie.

Watertoets

De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten van ruimtelijke plannen en besluiten. In 2000 is de watertoets geïntroduceerd door de Commissie Waterbeheer 21e Eeuw en in 2001 vastgesteld door Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen. De watertoets wordt toegepast bij locatiekeuzen en bij inrichtingsplannen. De uitkomst van de watertoets is een advies van de waterbeheerder, dat door de initiatiefnemer wordt meegewogen met andere belangen en wordt vertaald in een waterparagraaf. Deze maakt deel uit van het ruimtelijke plan.

Vanaf november 2003 is de waterparagraaf onder andere verplicht voor streekplan, regionaal structuurplan, gemeentelijk structuurplan, bestemmingsplan(wijziging) en vrijstelling van een bestemmingsplan. De overlegverplichting geldt voor een structuurplan, bestemmingsplan, regionaal structuurplan en de vrijstelling van een bestemmingsplan.

Waterplan Gelderland 2009-2015

Het Waterplan Gelderland is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan Gelderland is tegelijk opgesteld met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd.

In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen. Voor een aantal functies, zoals landbouw, natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermings- gebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd.

Voor de realisatie van bepaalde waterdoelen zijn ruimtelijke maatregelen nodig. Hiervoor krijgt het Waterplan Gelderland op basis van de nieuwe Waterwet de status van structuurvisie. In het Waterplan Gelderland is beschreven welke instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening de provincie wil inzetten.

Binnen het plangebied van bestemmingsplan 'Loenen en Veldhuizen' is een aantal HEN-wateren gelegen. In het bestemmingsplan is de ecologische functie van de wateren beschermd middels een dubbelbestemming 'Waarde-Beken en Sprengen'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1067-vas2_0010.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1067-vas2_0011.png"

Uitsnede functiekaart Provinciaal Waterplan
(Bron: provincie Gelderland, 2010)

Stroomgebiedsvisies

De Provincie Gelderland heeft stroomgebiedsvisies opgesteld. Hierin wordt een indeling gehanteerd in meer en minder sturende wateropgaven voor de ruimtelijke inrichting van Gelderland. Hieronder is aangegeven welke wateropgaven als sturend en welke als mee-ordenend zijn aangemerkt.

Sturende wateropgaven

Dit zijn opgaven die alleen zijn op te lossen door er ruimte voor te reserveren en aan de bestemming water prioriteit te geven boven andere bestemmingen. Bij het combineren met andere functies geldt de noodzakelijke ruimte voor water minimaal als vertrekpunt.

Als sturende opgaven zijn aangemerkt:

  • Wateroverlast: ruimteclaim voor het regionaal systeem voor berging van water in verbrede waterlopen en in aan te wijzen bergingsgebieden;
  • Natuur: bescherming van waterlopen met hoge ecologische doelstelling (HEN) en de zogenaamde natte natuurparels en prioritaire gebieden, inclusief de daarbij behorende beïnvloedingsgebieden;
  • Drinkwater: bescherming van de 25-jaars grondwaterintrekgebieden.

Mee-ordenende wateropgaven

Voor deze opgaven bestaan meerdere alternatieven voor de invulling van de noodzakelijke ruimte voor water. De ruimte voor water is op creatieve wijze te combineren met andere bestemmingen in deze gebieden via meervoudig ruimtegebruik.

Mee-ordende wateropgaven zijn:

  • Wateroverlast: gebieden waar een toenemende kans op wateroverlast kan optreden door verandering in het grondwaterpeil. Dit speelt met name in de grondwaterfluctuatiezone.
  • Natuur: bescherming van waterlopen met een niet-prioritaire ecologische doelstelling (SED) en de stroomgebieden van de bovenlopen van de SED-wateren. Bescherming van de niet-prioritaire natte natuur, inclusief de daarbij behorende beïnvloedingsgebieden. Bescherming van de 'blauwe motoren' van het grondwatersysteem en bescherming van de herstelgebieden voor natte natuur.
  • Drinkwater: bescherming van oppervlaktewater voor drinkwaterwinning, de zoekgebieden voor drinkwaterwinning en de 100-jaars grondwater-intrekgebieden voor drinkwaterwinning.

Waterbeheersplan Veluwe

Waterschap Veluwe is in zijn beheersgebied verantwoordelijk voor de waterhuishouding en de waterkering. Het waterbeheersplan geeft de strategische visie op de waterschapstaken uitgewerkt in concrete doelen en een uitvoeringsstrategie. De doelen vloeien voort uit Europese, nationale en provinciale wet- en regelgeving. Zeven stroomgebiedsuitwerkings-plannen (SUP's) vormen het vertrekpunt van het nieuwe waterbeheersplan. Ze vormen de basis voor het beleid tot en met 2010. Het jaar 2015 is een markant ijkpunt. In het Nationaal Bestuursakkoord Water-actueel en in de Kaderrichtlijn Water is bepaald dat in dat jaar het watersysteem op orde moet zijn.

Apeldoorn is gelegen in vijf SUP's:

  • Apeldoorns kanaal – Grift;
  • Noordelijke IJsselvallei;
  • Zuidelijke IJsselvallei;
  • Harderwijk Nunspeet;
  • Ermelo- Putten.

Waterschap Veluwe maakt in de SUP's, kenbaar waar werkzaamheden moeten worden uitgevoerd. In ieder SUP staan de doelen beschreven voor het betreffende deelstroomgebied, alsmede de bijbehorende soorten maatregelen. Kortom: wat gaat het waterschap waar doen, op welke manier en wanneer? Het opstellen van de SUP's heeft plaatsgevonden samen met inwoners, mede-overheden en belangenorganisaties. De doelen in de plannen vloeien voort uit Europese, Nationale en provinciale wet-, regelgeving en beleid.

De soorten maatregelen om deze doelen te bereiken zijn in dit SUP genoemd; ze zijn echter nog niet concreet. Ze geven een indicatie over hoe en wanneer Waterschap Veluwe de doelen wil bereiken. Hierbij is een mate van flexibiliteit gewenst. Over deze soorten maatregelen en de uitvoeringsperiode is inspraak geweest.

Lokaal beleid

Gemeentelijk waterplan Apeldoorn

Om te anticiperen op (beleids)ontwikkelingen en om de leefkwaliteit van de stad te vergroten heeft Apeldoorn gezamenlijk met het waterschap Veluwe en Vitens in 2005 een gemeentelijk waterplan opgesteld. Het waterplan is door de gemeenteraad vastgesteld en gekozen is voor het ambitieniveau Actief Duurzamer. De hoofdlijnen van het waterplan zijn.

Afkoppelen en bergen
Bij herontwikkeling, herinrichting en herstructurering zal het verhard oppervlak in het stedelijk gebied zoveel mogelijk afgekoppeld worden om het watersysteem op orde te krijgen. Ten westen van het Apeldoorns Kanaal infiltreren we het water in de bodem of houden het regenwater zoveel mogelijk vast in een groenzone naast iedere beek. Deze zones richten de gemeente en het waterschap voor waterberging in waar dat maar mogelijk is. Ten oosten van het kanaal bergen de gemeente en het waterschap het regenwater in de vijvers.

Herstel van beken en sprengen
Gemeente en het Waterschap herstellen het beken- en sprengensysteem in het stedelijk gebied van de stad en de dorpen. De naast de beek liggende waterbergingen krijgen een recreatieve functie voor wandelaars en fietsers. De cultuurhistorische waarde van beken gaat de gemeente samen met het waterschap herstellen en beschermen ze de hoge natuurwaarden. Het sprengenwater wordt verzameld in de beek de Grift en kan ten noorden van Apeldoorn geïnfiltreerd worden op de Veluwe voor drinkwaterbereiding.

Saneren verontreinigd diep grondwater
Het verontreinigde grondwater wil de gemeente saneren en beheersen. Het beheersen wil zij doen door grondwater dat vrijkomt bij het bestrijden van wateroverlast aan te wenden voor duurzame energie. Bijvoorbeeld door het water te gebruiken bij koude/warmteopslag of –onttrekking. Vervolgens gaat het water naar de beken, daarna naar het kanaal en tot slot is het bestemd voor de infiltratie voor de drinkwaterbereiding bij Vitens.

Saneren verontreinigde waterbodems

Een deel van de watergangen en vijvers is verontreinigd met bagger. De waterdiepte en waterkwaliteit worden hierdoor nadelig beïnvloed. De komende jaren tot 2012 wordt deze baggerlaag gesaneerd. He waterschap voert het werk uit en werkt hierbij samen met de gemeente.

Gemeentelijk Rioleringsplan Apeldoorn

In het gemeentelijk rioleringsplan 2006 – 2010 is aangegeven hoe de gemeente Apeldoorn voor de planperiode het beheer en onderhoud van de riolering vormgeeft. Naast de reguliere onderhouds- en vervangingsopgave vanuit de Wet Milieubeheer is het ambitieniveau Actief Duurzamer uit het waterplan uitgangspunt voor het beleid. In het GRP is aangegeven welke maatregelen worden uitgevoerd, wat de kosten zijn en hoe de kosten gedekt worden.

Voor de planperiode zijn de volgende maatregelen voorzien:

  • Afkoppelen regenwater bij herstructurering.
  • Afkoppelen regenwater autonoom (bv bij rioolvervangingen).
  • Voldoende waterberging in beekzones en afvoer via beken.
  • Maatregelen voortvloeiend uit de basisinspanning en het waterkwaliteitsspoor.
  • Baggeren van vervuilde waterbodems.
  • Inlopen achterstand vervanging riolering.

Het GRP is in 2005 door de gemeenteraad vastgesteld.

2.4.11 Beleidsvisie externe veiligheid

De gemeente Apeldoorn wil haar burgers en bedrijven een veilige leef- en werkomgeving bieden. In die zin draagt zij een belangrijke verantwoordelijkheid als het gaat om externe veiligheid (EV). Om invulling te geven aan die verantwoordelijkheid heeft de gemeente Apeldoorn externe veiligheidsbeleid geformuleerd. Dit beleid is vast gelegd in de Beleidsvisie Externe Veiligheid Apeldoorn, d.d. juni 2008.

De gemeente streeft naar een beheersbare externe veiligheidssituatie, waarbij:

  • de externe veiligheid risico's binnen de gemeente goed in beeld zijn gebracht en ambtenaren, bestuurders en burgers zich bewust zijn van de aanwezige risico's;
  • een zorgvuldige afweging plaatsvindt tussen nut en noodzaak van nieuwe ontwikkelingen en hun gevolgen voor de externe veiligheid;
  • door middel van beleidsuitvoering en handhaving wordt gezorgd voor de beheersbaarheid van bestaande en toekomstige EV risico's;
  • communicatie met de burger plaatsvindt over de aanwezige risico's en de te volgen gedragsrichtlijn in geval van een calamiteit.

De externe veiligheid wordt bepaald met behulp van de risiconormen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Voor het plaatsgebonden risico dient voldaan te worden aan de wettelijke grenswaarden. Het groepsrisico mag de oriëntatiewaarde niet overschrijden.

Voorliggend bestemmingsplan 'Loenen en Veldhuizen' moet wat betreft het aspect 'externe veiligheid' uitvoerbaar zijn. In paragraaf 5.1.6 is hieraan nader aandacht besteed.

2.4.12 Duurzaamheidsbeleid

De uitgangspunten van duurzame ontwikkeling binnen de Gemeente Apeldoorn zijn vastgelegd in de nota's 'Apeldoorn ontwikkelt Duurzaam, Aanpasbaar en Flexibel' (DAF-nota) en 'Apeldoorn Duurzaam, zo doen we dat hier', in de Woonvisie 2010, in het Meerjaren Ontwikkelings Programma (MOP) 2005-2009 en in diverse collegebesluiten, waaronder die over het Bestuursakkoord Nieuwe Stijl-klimaatprogramma. De ambities ten aanzien van duurzaamheid in Apeldoorn zijn hoog. Een belangrijk uitgangspunt bij deze duurzame ontwikkeling vormt het besluit van de gemeenteraad om als stad energieneutraal te zijn in 2020.

Bij de uitvoering van het duurzaamheidsbeleid wordt onder andere gestreefd naar een optimale energie-infrastructuur, waarbij duurzame bronnen als wind- en zonne-energie en bodemwarmte zoveel mogelijk worden benut. Daarnaast worden nieuwe energiebesparende technieken ingezet. Het herstellen van de natuurlijke waterhuishouding van stad en landschap, onder meer door het vasthouden van (regen)water in het stedelijk gebied, is eveneens van belang.

Naast deze beleidsdoelstellingen die een kwaliteitverhoging op korte en lange termijn dienen te bevorderen, worden in de DAF-nota ook instrumenten aangegeven waarmee kan worden gewerkt. Ook wordt beschreven hoe het beleid intern en extern kan worden gerealiseerd.

De uitgangspunten voor duurzaam waterbeheer zijn vastgelegd in de in 2005 vastgestelde nota 'Werken aan water', het Apeldoorns waterplan 2005 - 2015. Dit waterplan zal ook als basis dienen voor de wettelijk verplichte watertoets.

In het Bouwbesluit zijn eisen geformuleerd met betrekking tot energie en binnenmilieu, zoals de energieprestatienormering. Andere wettelijke instrumenten zijn de Wet milieubeheer en de Bouwverordening. Maatregels die een duidelijke relatie hebben met ruimtelijke ordening, zoals dichtheden, zongerichte oriëntatie van kavels en de hoeveelheden groen, open water en verhard oppervlak, kunnen worden opgenomen in bestemmingsplannen. De ambities van de gemeente Apeldoorn reiken echter verder dan het wettelijke vangnet.

Op grond van doelstellingen uit het Gelders Milieubeleidsplan en het Gelderse Grote Steden Ontwikkelingsbeleid heeft de provincie met gemeenten, waaronder Apeldoorn, afspraken gemaakt over duurzaamheid.

Voor de realisatie van de gemeentelijke ambities en voor het nakomen van de afspraken met de provincie is aanvullend instrumentarium ontwikkeld. Van zowel gemeentelijke als externe partijen wordt verwacht dat zij volop medewerking verlenen aan het realiseren van deze ambities. In veel gevallen zijn door innovatieve oplossingen win-winsituaties mogelijk.

2.4.13 I-Cultuur

De nota I-cultuur is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 februari 2006. Kern van de nota is dat cultuurhistorie van essentieel belang is voor de identiteit van Apeldoorn.

De kwaliteiten van de woonwijken, de binnenstad, de dorpen en het afwisselende buitengebied gelden als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen. Cultuurhistorie levert bouwstenen aan om ruimtelijke projecten mogelijk te maken met behoud van identiteit. Hiervoor wordt een cultuurhistorische analyse (Cha) van een gebied gemaakt. Daarmee ontstaat inzicht in de aanwezige (boven- en ondergrondse) cultuurhistorische waarden. Naast het vastleggen van kennis over landschap, geomorfologie, stedenbouw, archeologie en architectuur geeft de analyse aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen. Bij de nota horen een archeologische en een cultuurhistorische beleidskaart.

Archeologische beleidskaart

De archeologische beleidskaart doet op perceelsniveau een uitspraak over de trefkans van archeologische resten. In bestemmingsplannen wordt voor de archeologische monumenten en de gebieden met een hoge trefkans een beschermende regeling opgenomen, waarbij met name gedacht moet worden aan een verbod om zonder archeologisch onderzoek dieper te graven dan 0,35 meter. Dit wordt vertaald door middel van een omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en/of in de bouwregels.

Cultuurhistorische beleidskaart

Op deze kaart staat de mate waarin de cultuurhistorische waarden een rol zullen spelen bij ruimtelijke plannen. De attentiewaarde kent drie gradaties:


Bij een hoge attentiewaarde geldt het streven naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch onderzoek verplicht. Bij een gemiddelde attentiewaarde geldt het streven naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch bureauonderzoek verplicht. Bij een lage attentiewaarde wordt aanbevolen om cultuurhistorische waarden te behouden, herstellen en/ of versterken. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is een cultuurhistorische quick-scan naar objecten verplicht.


Het plangebied Loenen en Veldhuizen kent 3 attentiewaardes op de beleidskaart, waarbij met name de westelijke rand een hoge attentiewaarde heeft. Bij toekomstige ontwikkelingen kan op grond van de attentiewaarde specifieker onderzoek vereist zijn.


Overeenkomstig de nota I-cultuur dienen gebieden met een hoge attentiewaarde in het bestemmingsplan een beschermende regeling te krijgen, waarmee de karakteristiek gewaarborgd is, zeker in combinatie met het welstandsbeleid. Ontwikkelingen blijven mogelijk mits deze voldoen aan een hoge ruimtelijke kwaliteit die passend is. De Cha geeft een analyse van welke elementen cultuurhistorisch waardevol zijn. De elementen die hoog gewaardeerd zijn in de Cultuurhistorische analyse worden via het bestemmingsplan beschermd.

2.4.14 Historische grindbermen

Bijzonder aandachtspunt voor de openbare ruimte vormt het behoud en het terugbrengen van de historische grindbermen in het gebied. De grindbermen die vroeger langs veel wegen lagen dragen bij aan het typische karakter van het gebied.


De bijzondere cultuurhistorische en landschappelijke waarde van grindbermen is beleidsmatig verankerd in de Visie Grindbermen (2008). Uitgangspunt van de visie is dat grindbermen in zowel stad als landelijke kernen behouden blijven en waar mogelijk weer worden hersteld en onderling verbonden. Hiermee wordt een voor Apeldoorn uniek cultuurhistorisch gegeven in het straatbeeld teruggebracht wat een bijdrage levert aan het versterken van de lokale identiteit.


Voor het plangebied Loenen gaat het daarbij concreet om behoud van de grindbermen langs onder andere de Bergakkerweg, Horstweg, Reuweg, De Kempe, Hameinde en Droefakkers.

2.4.15 Welstandsbeleid

Artikel 12a van de Woningwet verplicht alle gemeenten om een welstandsnota vast te stellen. Die welstandsnota moet, in de vorm van beleidsregels, criteria bevatten voor de welstandstoetsing.

Om te voldoen aan deze verplichting heeft de gemeenteraad in juli 2004 de kadernota 'Over welstand geschreven' vastgesteld. De nota geeft de kaders voor het welstandsbeleid. Hiermee worden bouwplannen getoetst aan redelijke eisen van welstand, om de fraaie leefomgeving in de stad te behouden en te versterken.

In deze nota wordt voor ieder perceel in Apeldoorn één welstandsthema en één welstandsniveau aangewezen. Het niveau geeft aan hoeveel welstandsaandacht de gemeente aan een gebied geeft, waarbij de niveaus variëren van zwaar tot welstandsvrij. Het thema wordt bepaald door de bouwstijl of bouwperiode van de bebouwing.

In sommige gevallen kunnen aanvullende eisen gelden, omdat een gebouw in de zone van een, eveneens in de nota aangewezen, hoofdstructuur valt. De combinatie van structuur, thema en niveau bepaalt uiteindelijk welk toetsingskader van toepassing is.

In een bestemmingsplan wordt het specifieke karakter van het gebied geregeld voor zover dit gaat om bebouwingsregels en gebruik. Het welstandsbeleid is hierop aanvullend en heeft betrekking op situering, massa en vorm, gevelkarakteristiek en detaillering, kleur en materiaalgebruik.

Beeldkwaliteitplan Loenen en Veldhuizen

Voor Loenen en Veldhuizen is gebiedsgericht welstandsbeleid in de vorm van een Beeldkwaliteitplan opgesteld. Dit welstandsbeleid is gericht op de ontwikkelingen die in het gebied gaan plaatsvinden en heeft als uitgangspunt het faciliteren, stimuleren en prikkelen van kwaliteit door het scheppen van goede voorwaarden.

Het Beeldkwaliteitplan maakt helder welke ambities en eisen er worden gesteld aan de ruimtelijke verschijningsvorm van gebouwen en de openbare ruimte in de beide dorpskernen. Hierin wordt uitgelegd dat dit enerzijds wordt bereikt met behulp van een Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit en anderzijds ook door middel van regels.

De ambitie voor de beeldkwaliteit van Loenen en Veldhuizen beschreven in de vorm van een Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit. Een Handreiking helpt bij het maken van plannen en ontwerpen die passen binnen de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van een gebied. Het geeft vooral inspiratie en reikt aanbevelingen, suggesties en ideeën aan om tot mooie en haalbare plannen te komen. Een Handreiking prikkelt, stimuleert en enthousiasmeert en is een echt hulpmiddel voor iedereen die bouwt, verbouwt, verbetert of verandert in de dorpen. Een Handreiking heeft dan ook geen juridische status.

De Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit is een belangrijk instrument om het dorpse karakter van Loenen, Zilven en Veldhuizen te versterken. Toch is dat niet voldoende. De wetgeving vraagt namelijk ook regels om zo voldoende rechtszekerheid te geven aan alle belanghebbenden. Daarom is de ambitie van de Handreiking waar nodig vertaald in het bestemmingsplan en in het Welstandskader van het Beeldkwaliteitplan.

Het beeldkwaliteitplan is tegeklijkertijd met het ontwerpbestemmingsplan in procedure gebracht.