Plan: | Loenen en Veldhuizen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1067-vas2 |
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
Naast de algemene bouwregels van artikel 27 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 3.3 genoemde afwijkingsbevoegdheden.
Bebouwing | Maximale oppervlakte/inhoud | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Bedrijfsgebouwen |
6 m | 8,5 m | - de afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,5 m - het maximale oppervlak aan kassen bedraagt 120% van het bestaande oppervlak aan kassen (3.3 a) - de afstand van op te richten kassen tot niet bij het bedrijf behorende woningen bedraagt ten minste 30 m |
|
Bedrijfswoningen | 600 m³ | 4 m | - voor het bepalen van de inhoud worden de deel, inpandige garages en bergingen meegeteld; - per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan; - de afstand van de bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,5 m - voor het splitsen van de bedrijfswoning in twee wooneenheden geldt het bepaalde in lid 3.3; - de afstand van een op te richten bedrijfswoning tot bestaande niet bij het betreffende bedrijf behorende kassen bedraagt ten minste 30 m |
|
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen | 75 m² | 3 m | 5 m | - bijgebouwen en overkappingen mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan worden opgericht (3.3 c) - De afstand van bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,5 m |
Bouwwerken geen gebouwen zijnde - Mestsilo's - Sleufsilo's - Overige silo's - Erf- en terreinafscheidingen - Antenne-installaties - Bouwwerken voor teeltondersteunende voorzieningen - Paardenbakken - Overig |
2.500m² |
6 m 4 m 10 m 1,5 m 15 m 1,5 m 2 m 6 m |
- bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen en bouwwerken geen gebouwen zijnde voor teeltondersteunende voorzieningen; - Voor zover erfafscheidingen zijn gelegen binnen het bouwvlak en achter de voorgevel van de bedrijfswoningen of het verlengde daarvan bedraagt de hoogte ten hoogste 2 m (3.3 e) - indien de paardenbak geen onderdeel vormt van de bedrijfsactiviteiten zoals bepaald in lid 1 geldt dat er ten hoogste één paardenbak per bedrijfswoning is toegestaan - de afstand van een paardenbak tot (bedrijfs)woningen van derden bedraagt minimaal 50 meter; - uitsluitend in samenhang met een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.4.3 zijn bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van een paardenbak buiten het bouwvlak toegestaan |
Omgevingsvergunningen als bedoeld in dit lid kunnen alleen worden verleend voor zover de aldaar in het gebied voorkomende waarden dan wel het in het plan beoogde stedebouwkundige en landschappelijke beeld niet onevenredig worden aangetast.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.2 bepaalde:
Naast de algemene gebruiksregels van artikel 28 gelden de volgende specifieke regels:
Behoudens bestaande bedrijven zijn niet toegestaan:
Het is niet toegestaan de gronden gelegen buiten het bouwvlak te gebruiken ten behoeve van paardenbakken.
Buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten is niet toegestaan. Nevenactiviteiten zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. Het maximale vloeroppervlak ten behoeve van de nevenactiviteiten bedraagt 85 m2.
Ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' gelden de volgende regels:
Omgevingsvergunningen als bedoeld in dit lid kunnen alleen worden verleend voor zover de aldaar in het gebied voorkomende waarden dan wel het in het plan beoogde stedebouwkundige en landschappelijke beeld niet onevenredig worden aangetast. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.4 bepaalde:
Met dien verstande dat :
Omgevingsvergunningen als bedoeld in dit lid kunnen alleen worden verleend voor zover de aldaar in het gebied voorkomende waarden dan wel het in het plan beoogde stedebouwkundige en landschappelijke beeld niet onevenredig worden aangetast. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.1 onder sub b en lid 3.4.4 bepaalde teneinde:
Afwijken als bedoeld in dit lid is alleen mogelijk voor zover de aldaar in het gebied voorkomende waarden dan wel het in het plan beoogde stedebouwkundige en landschappelijke beeld niet onevenredig worden aangetast. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.1 onder sub i bepaalde teneinde:
Alvorens op een aanvraag om omgevingsvergunning , als bedoeld in 3.6.1 onder a, sub 1 tot en met 6, te beschikken, winnen burgemeester en wethouders het advies in van de Consulent voor het Natuurbehoud van Staatsbosbeheer van Gelderland voorzover het betreft de aspecten van natuur en landschap en van de Provinciale Dienst Landinrichting en Landbouw van Gelderland voorzover het betreft het landbouwkundig aspect.
Onverminderd het in hoofdstuk 8 van de Bouwverordening (slopen) bepaalde is het ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag cultuurhistorisch waardevolle bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen.
Het in lid 3.7.1 vervatte verbod geldt niet voor sloopwerkzaamheden:
Alvorens het bevoegd gezag beslist omtrent de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in lid 3.7.1 wint het advies in bij een deskundige.
Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit lid mag alleen plaatsvinden voor zover de in het gebied voorkomende waarden dan wel het in het plan beoogde stedebouwkundige en landschappelijke beeld niet onevenredig worden aangetast.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van: