Plan: | Buitengebied Het Woud |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1052-vas1 |
Het plangebied vervult een belangrijke agrarische functie. Het grootste deel van het plangebied heeft daarom de bestemming 'Agrarisch' gekregen. Binnen deze bestemming staat het behoud en de ontwikkeling van de agrarische sector voorop, met inachtname van de Reconstructieregelgeving, Ecologische Hoofdstructuur en de kenmerkende landschapswaarden.
Binnen de agrarische bestemming “Agrarisch” zijn diverse vormen van agrarische bedrijvigheid toegestaan:
Omdat het plangebied deel uitmaakt van het reconstructiegebied Veluwe, moet het reconstructiebeleid worden doorvertaald in het bestemmingsplan (art. 11 en art. 27 Reconstructiewet). Het plangebied bestaat uit 'verwevingsgebied'.
Het Reconstructieplan Veluwe heeft voor wat betreft het aspect intensieve veehouderij een rechtstreekse doorwerking in het bestemmingsplan. Dit betekent dat alle veehouderijen met een intensieve hoofd- of neventak onder de regels van het Reconstructieplan vallen. De in het Reconstructieplan vastgelegde zonering (verwevingsgebied) is bepalend voor de regeling van intensieve veehouderij in het bestemmingsplan. Deze zonering wordt op de verbeelding weergegeven door middel van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – intensieve veehouderij verwevingsgebied”.
In figuur 6.1 is aangegeven welke regels in het bestemmingsplan voor intensieve veehouderijen zijn opgenomen.
Regeling intensieve veehouderij in bestemminsplan | Verwevingsgebied | ||
Nieuwvestiging (op nieuw agrarisch bouwvlak | Nee | ||
Hervestiging (op bestaand agrarisch bouwvlak | Ja | ||
Uitbreiding intensieve bedrijfsbebouwing (op bestaand agrarisch bouwvlak) | Ja, mits dit aantoonbaar noodzakelijk is voor een doelmatige en duurzame agrarische bedrijfsvoering (uitbreiding bouwvlak tot maximaal 1 ha) | ||
Vergroten agrarisch bouwvlak | Ja, mist de uitbreiding noodzakelijk is om intensieve veehouderijtakken te concentreren op één locatie, de intensieve takken elders worden beëindigd, dit aantoonbaar noodzakelijk is voor een doelmatige en duurzame agrarische bedrijfsvoering, er veterinaire en/of bedrijfseconomisch voordelen zijn en de ruimtelijke kwaliteit in zijn totaliteit verbeterd (uitbreiding bouwvlak tot maximaal 1,5 ha). |
Figuur 6.1 - Regeling voor intensieve veehouderijen
Een agrarisch bouwvlak wordt opgenomen als er sprake is van agrarische activiteiten die bedrijfsmatig worden uitgeoefend. Het hobbymatig houden van een beperkte hoeveelheid vee is dus géén agrarisch bedrijf ('hobbyboeren'). Wanneer de agrarische activiteiten een omvang hebben van minder dan 20 nge, is er sprake van het hobbymatig houden van vee. Een agrarische bestemming is dan niet (meer) passend. De hoofdfunctie is dan leidend voor de bestemmingslegging.
De grens van 20 nge is gebaseerd op het onderzoek van Alterra en wordt eveneens in het planMER gehanteerd (zie paragraaf 6.3.5).
Het bestemmingsplan maakt het niet mogelijk dat agrarische bedrijven op nieuwe, nog onbebouwde locaties worden opgericht. Hier zijn verschillende redenen voor.
Op de verbeelding zijn agrarische bouwvlakken opgenomen. Het bouwen ten behoeve van het agrarisch bedrijf is toegestaan binnen de op de kaart aangegeven agrarische bouwvlakken. In principe dient alle bebouwing en verharding, inclusief mestbassins, sleufsilo's, paardenbakken, opslag van kuilvoer en erfverharding, binnen het bestaande bouwvlak te worden gesitueerd.
Bij de toekenning van de omvang van de bouwvlakken hebben de volgende aspecten een rol gespeeld:
Hobbyboeren (met een omvang van minder dan 20 nge) hebben geen agrarische bestemming gekregen, omdat er geen sprake (meer) is van een reële agrarische bedrijfsvoering. Hier is een woonbestemming aan toegekend.
Het vergroten van agrarische bouwvlakken is mogelijk tot maximaal 1,5 ha, tenzij het gaat om intensieve veehouderijen (zie paragraaf 6.2.3). Voor het vergroten van het agrarisch bouwvlak zal aan de volgende voorwaarden moeten worden voldaan:
Gelet op het reconstructiebeleid kunnen agrarische bouwvlakken een maximale omvang hebben van 1 ha. Deze maximale oppervlakte geldt ook voor de sterlocatie in het verwevingsgebied. Wanneer de gemeente aan de sterlocatie een ruimer bouwvlak wil toekennen, moet de gemeente aangeven dat wordt voldaan aan de maatgevende criteria voor een sterlocatie uit het Recontructieplan. Aangezien de gemeente niet is overgegaan tot een formele aanwijzing als sterlocatie, blijft het beleid voor het verwevingsgebied (vooralsnog) van toepassing.
Een aantal bedrijven hebben een agrarisch bouwvlak van meer dan 1 ha. In deze situaties is er zoveel agrarische bedrijfsbebouwing aanwezig, dat dit niet binnen een agrarisch bouwvlak van 1 ha past. Het gaat om intensieve agrarische bedrijven.
Bij het bepalen van de situering van het agrarische bouwlak zijn een aantal uitgangspunten aangehouden:
Het splitsen van een bouwvlak in twee aparte bouwvlakken is niet toegestaan. Een splitsing wordt gezien als het oprichten van een agrarisch bedrijf en zal daarmee aan alle voorwaarden voor nieuwvestiging moeten voldoen. Door splitsing niet mogelijk te maken wordt voorkomen dat mogelijkheden ontstaan om extra bedrijfswoningen op te richten die voor de agrarische bedrijfsvoering niet strikt noodzakelijk zijn. Wel is het mogelijk om met meerdere agrarische bedrijven één bouwvlak te gebruiken. Dit heeft geen invloed op de gebruiksmogelijkheden, zoals deze op basis van het bestemmingsplan mogelijk zijn.
Bij ieder agrarisch bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan met een maximale inhoudsmaat van 700 m³. Bouwvlakken waar geen bedrijfswoning aanwezig is en waar een nieuwe agrarische bedrijfswoning niet is toegestaan, zijn voorzien van een symbool. Dit geldt ook voor agrarische bouwvlakken waar twee of meer bedrijfswoningen aanwezig zijn.
Bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning zijn aan een maximale maatvoering gekoppeld en worden apart benoemd.
De huidige moderne bedrijfsvoering van het agrarisch bedrijf maakt een tweede agrarische bedrijfswoning steeds minder noodzakelijk. De gemeente maakt dit dan ook niet in haar planregels mogelijk. In specifieke uitzonderingssituaties zal een aparte planologisch procedure moeten worden gevolgd. Daarnaast is ook het beleid voor mantelzorg van toepassing (zie paragraaf 6.6.3).
Agrarische bedrijfsgebouwen moeten binnen het agrarisch bouwvlak worden opgericht. Wel dient men over een omgevingsvergunning te beschikken. Ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering worden ook voedersilo's binnen het bouwvlak bij recht toegestaan. Voor de maatvoering wordt aangesloten bij de Apeldoornse standaardregels.
Uit de PlanMER is gebleken dat er beperkingen moeten worden opgelegd aan de uitbreidingsmogelijkheden van de veestapel (zowel intensief als grondgebonden veehouderijen).
Voor intensieve veehouderijen geldt dat uitsluitend de bestaande oppervlakte aan bebouwing, die binnen een bouwvlak voor de intensieve veehouderij als stalruimte in gebruik is, voor de intensieve veehouderij gebruikt mag worden (specifieke gebruiksregel).
Voor grondgebonden veehouderijen geldt dat uitsluitend de bestaande oppervlakte aan bebouwing, die binnen een bouwvlak voor een grondgebonden veehouderij als stalruimte in gebruik is, voor de grondgebonden veehouderij mag worden gebruikt (specifieke gebruiksregel).
Via een afwijkingsbevoegdheid is het mogelijk om de bestaande oppervlakte aan bebouwing bij veehouderijen te vergroten, mits aan diverse voorwaarden wordt voldaan.
In het bestemmingsplan is voorzien in een regeling voor teeltondersteunende voorzieningen. Binnen het agrarisch bouwvlak zijn deze rechtstreeks toegestaan. Buiten het agrarisch bouwvlak zijn permanente teeltondersteunende voorzieningen niet toegestaan. Dit omdat permanente voorzieningen in principe binnen het agrarisch bouwvlak dienen te worden opgericht en permanente voorzieningen in strijd zijn met de landschappelijke waarden.
Samengevat komt het beleid voor teeltondersteunende voorzieningen op het volgende neer:
Teeltondersteunende voorzieningen | Agrarisch | |
1. Permanent: | ||
- Binnen agr. bouwvlak | Ja | |
- Buiten agr. bouwvlak | Nee | |
2. Tijdelijk: af | ||
- Binnen agr. bouwvlak | Ja | |
- Buiten agr. bouwvlak tot 1,5 m hoog | Ja | |
- Buiten agr. bouwvlak vanaf 1,5 m hoog | Via afwijking |
Figuur 6.2 - Regeling teeltondersteunende voorzieningen
Omdat tijdelijk teeltondersteunende voorzieningen niet permanent aanwezig zijn (maximaal een aaneengesloten gebruik van 3 maanden per jaar) en deze tot een hoogte van 1,5 m doorzichten niet aantasten, kunnen deze worden toegestaan. Als het om hogere tijdelijke voorzieningen gaat, ligt dit genuanceerder en kan dit via een afwijkingsbevoegdheid worden getoetst op de gevolgen voor de landschappelijke waarden.
Vanouds zijn agrarische bedrijven gericht op het verkrijgen van een gezinsinkomen door middel van de teelt van gewassen en/of het houden van vee. De laatste jaren richten agrarische bedrijven zich in toenemende mate ook op andere dan deze reguliere agrarische activiteiten. Te denken valt aan een zorgboerderij, agro-toerisme ('kamperen bij de boer', 'plattelandskamers'), detailhandel en bewerking van agrarische producten. Ook kan het gaan om de levering van 'groene' en 'blauwe' diensten ten gunste van natuur en waterbeheer. Tevens wordt met deze nieuwe activiteiten ingespeeld op veranderende wensen van de consument. Dit wordt ook wel landbouw met verbrede doelstelling genoemd en vormt een wezenlijk onderdeel van plattelandsvernieuwing. Door deze verbreding kan de sociaal-economische basis van de agrarische sector en van het buitengebied in het algemeen worden versterkt.
Een neventak hoeft niet per definitie agrarisch gelieerd te zijn. Een neventak kan voor de agrariër een welkome aanvulling betekenen op het inkomen en hem zo in staat stellen om de agrarische activiteiten (de kernactiviteiten) voort te zetten.
Nevenactiviteiten die kleinschalig zijn en geen wezenlijke effecten op de omgeving hebben, kunnen rechtstreeks worden toegelaten. Het gaat daarbij om categorie 1 bedrijven van de Lijst van toegelaten nevenactiviteiten.
Van overige nevenactiviteiten kan niet bij voorbaat worden gesteld dat deze geen wezenlijk effect op de omgeving hebben. Daarom wordt voor deze nevenactiviteiten een afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Aan deze afwijking worden onder meer de volgende voorwaarden verbonden:
Daarnaast zullen er in het plangebied ook situaties voorkomen waarin agrarische bedrijven zullen stoppen. De vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen raken hun agrarische functie kwijt. Met deze vrijkomende bedrijfsgebouwen (functieverandering) kan als volgt worden omgegaan:
Voor het gelderse deel van de Stedendriehoek is hier beleid voor opgesteld in de nota 'Waar de stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies' (2008). In dit bestemmingsplan wordt op het beleid uit deze nota aangesloten. Dit betekent dat wanneer de gemeente verzoeken voor functieverandering of Rood voor Rood krijgt, deze passen binnen het beleid, de gemeente hieraan wil meewerken en aan de onderzoeksverplichtingen is voldaan, deze verzoeken in principe zoveel mogelijk worden meegenomen in dit bestemmingsplanproces.