direct naar inhoud van 3.5 Landschap en natuur
Plan: Buitengebied Het Woud
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1052-vas1

3.5 Landschap en natuur

3.5.1 Ontstaansgeschiedenis

Het plangebied ligt in de IJsselvallei. De IJsselvallei was grotendeels een nat gebied tussen de rand van het Veluwemassief en de zandige oeverwallen dichtbij de IJssel. De eerste bewoners van de vallei vestigden zich op de Veluwerand en de oeverwallen.

De oostoever van de IJssel ontpopte zich in de Late Middeleeuwen tot een 'metropolitane' regio van Hanzesteden. Maar het gebied tussen IJssel en Veluwe bleef overwegend luw en agrarisch. Het gebied direct west van de IJssel kende minder dynamiek dan de overzijde of de andere Rijntakken in Gelderland.

Verschillende partijen drukten hun stempel op de ontginning van de IJsselvallei. De natte zandgronden ten westen van de oeverwal, die met een uiterst moeizame afwatering kampten, waren uitsluitend geschikt als grasland en bos.

Op de oostflank van het Veluwemassief ontspringen talrijke beken en sprengen. In de Middeleeuwen ontstond hier nijverheid die gebruik maakte van het schone water en de waterkracht. Als onderdeel van het ambitieuze moderniseringsprogramma van Koning Willem I, besloot men in 1828 om één van de middeleeuwse hoofdweteringen (Grift) om te bouwen tot het Apeldoorns kanaal, zodat de vele papiermolens en wasserijen in het gebied werden ontsloten. Hierdoor werd de basis gelegd voor het samenspel tussen waterbeheer, landbouw, transport, industrie en verstedelijking in deze regio.

3.5.2 Landschap

Het Woud maakt onderdeel uit van het landschap van de IJsselvallei. Kenmerkend is het (half)open ontginningslandschap: een overwegend open gebied met afwisselend bebouwing en beplantingselementen (met name laanbeplanting). Incidenteel komen (restanten van) houtwallen, houtsingels en bossages voor. Vanaf de wegen zijn er doorzichten naar het agrarisch gebied.

Dit landschaptype wordt gekenmerkt door merendeels rechtlijnige verkavelings- en wegenpatronen. De bebouwing is geconcentreerd langs de wegen en komt verspreid in het gebied voor.

Het landschap wordt begrensd door de rijksweg A1 in het noorden van het plangebied en doorsneden door de A50 in het westen van het plangebied.

3.5.3 Natuur
3.5.3.1 Gebiedsbescherming

Er zijn drie categorieën beschermde natuurgebieden in ons land. Het gaat om eenduidig ruimtelijk begrensde gebieden:

  • de Ecologische Hoofdstructuur;
  • Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijngebieden en Habitatrichtlijngebieden);
  • Beschermde Natuurmonumenten.

Gebieden van de Ecologische Hoofdstructuur kunnen ook zijn aangewezen als Beschermd Natuurmonument of als Natura 2000-gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1052-vas1_0012.jpg"

Afbeelding 3.1: PEHS (Bron: Provincie Gelderland, juli 2009)

Natura 2000

Binnen de Europese Unie wordt beoogd een samenhangend netwerk van leefgebieden en soorten te realiseren, Natura 2000 genaamd. De Vogel- en Habitatrichtlijngebieden maken hiervan deel uit. Voor beschermde Natura 2000-gebieden geldt dat er door projecten en handelingen geen verslechtering van de kwaliteit van de habitats of een verstorend effect op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen mag optreden.

  • De Veluwe: Het Natura 2000-gebied "De Veluwe" ligt nabij het plangebied aan de westzijde van het Apeldoorns Kanaal. De kortste afstand van het plangebied tot het Natura 2000-gebied is circa 200 m. De Veluwe bestaat overwegend uit droge bossen, droge en natte heide, vennen en stuifzanden. Tot 1900 was de Noord-Veluwe één uitgestrekt stuifzandgebied. Tegenwoordig is er in totaal nog 1400 hectare stuifzand op de Veluwe. Plaatselijk komen in de heiden natte of droge heischrale graslanden, jeneverbesstruwelen, vennen, natte heide en hoogveenkernen voor. Langs de randen van de Veluwe ontspringen de (sprengen)beken, waar beekvegetaties en zeer plaatselijk bronbossen voorkomen.
  • Landgoederen Brummen (Gemeente Brummen): Het plangebied grenst aan de zuidoostzijde aan het Natura 2000-gebied "Landgoederen Brummen". Landgoederen Brummen bestaat uit de deelgebieden Leusveld, Landgoed Voorstonden en de Empesche en Tondensche Heide. Deze terreinen (op de overgang van de Veluwe naar het IJsseldal) danken hun bijzondere ecologische kwaliteit aan kwel- en bronwater. In het verleden is hier op uitgebreide schaal blauwgrasland aanwezig geweest. De schraalland- en veenrestanten vormen een refugium (de locatie van een geïsoleerde of relicte populatie van een eens wijdverspreide plant- of diersoort) voor elders verdwenen planten en dieren. Deze kunnen bij de geplande regionale herstelmaatregelen een uitbreiding van hun geschikte leefgebied tegemoet zien. Eén van de belangrijke soorten hier is de kamsalamander, die op de hele reeks van landgoederen in de flanken van het IJsseldal een geschikt leefgebied vindt.
  • Uiterwaarden IJssel: De uiterwaarden IJssel omvatten het merendeel van de buitendijkse delen van het rivierengebieden van de IJssel; de hoofdstroom zelf is niet in het richtlijngebied meebegrensd. Een beperkt deel hiervan is aangemeld onder de Habitatrichtlijn.

In artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 wordt het verbod op uitvoering van activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op instandhoudingsdoelstellingen zonder een vergunning expliciet aangegeven. Wanneer het niet zeker is of er een negatief effect zal optreden, moet men een vergunning aanvragen. Tijdens de vergunningenprocedure wordt vervolgens getoetst of er daadwerkelijk een kans op een negatief effect is, en zo ja of dit effect significant is. Bij een significant negatief effect wordt alleen in uitzonderingsgevallen vergunning verleend.

Voor beide Natura 2000-gebieden is het dus van belang te weten wat de instandhoudingsdoelstellingen zijn. Dit wordt vastgelegd in een beheersplan. In een beheersplan wordt aangegeven hoe en wanneer de doelen voor een gebied gehaald worden (instandhoudingsdoelstellingen). Activiteiten in en rondom Natura 2000-gebieden (landbouw, recreatie, waterbeheer) die negatieve effecten op de natuur(doelen) hebben, kunnen ook in het beheerplan geregeld worden. Voor de Veluwe is een werkexemplaar van het beheersplan in ontwikkeling. Hierin wordt echter niet ingegaan op de externe werking. Voor de landgoederen Brummen (Gemeente Brummen) is nog geen beheersplan. Zolang het beheerplan de externe werking niet nader benoemt, zijn plannen, projecten en handelingen in de nabijheid van Natura 2000-gebieden vergunningplichtig (externe werking). Op dit moment wordt een vergunning ingevolge de Natuurbeschemingswet getoetst aan de Verordening Stikstof en Natura 2000 Gelderland d.d. 14 oktober 2011.


Ecologische Hoofdstructuur

Door nieuwe natuur te ontwikkelen, kunnen natuurgebieden met elkaar worden verbonden. Zo kunnen planten zich over verschillende natuurgebieden verspreiden en dieren van het ene naar het andere gebied gaan. Het totaal van al deze gebieden en de verbindingen ertussen vormt de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) van Nederland. Op afbeelding 3.1 is de (provinciale) Ecologische Hoofdstructuur weergegeven.

De begrenzing van de gebieden vindt plaats door provincies binnen door het Rijk gestelde kader. Deze bruto-begrenzing heeft plaatsgevonden op grond van actuele én potentiële waarden en kenmerken. Na begrenzing van de netto Ecologische Hoofdstructuur door de provincies worden pas de beschrijvingen van de (gewenste) natuurkwaliteit opgesteld. Deze beschrijvingen vinden plaats in termen van landelijke natuurdoelen. Uitwerking van deze natuurdoelen geschiedt door provincies in de vorm van natuurgebiedsplannen.

Voor gebieden binnen de Ecologische Hoofdstructuur geldt dat er geen aantasting mag plaatsvinden van de wezenlijke kenmerken van waarden van een gebied, tenzij er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang dat niet elders of op andere wijze gerealiseerd kan worden. Deze afweging vindt plaats binnen de met de aantasting samenhangende bestuurlijke besluiten. Het bevoegd gezag is dus het gezag dat het bestuurlijk besluit neemt waardoor aantasting Ecologische Hoofdstructuur mogelijk is.

Het afwegingskader bestaat uit de volgende stappen:

  • 1. activiteiten moeten worden getoetst op hun effecten op natuur;
  • 2. bij negatieve effecten moet eerst worden bekeken of er geen alternatieve oplossingen of locaties zijn;
  • 3. als die ontbreken moet er sprake zijn van dwingende redenen van groot openbaar belang (nee, tenzij);
  • 4. als dat belang aanwezig is, moeten negatieve effecten van de activiteit op de natuurwaarden worden gecompenseerd (compensatiebeginsel).

Een aantal bijzondere onderdelen uit de Ecologische Hoofdstructuur zijn de volgende:

  • Ecologische Poort Beekbergse Poort: Door allerlei ontwikkelingen is de natuurkwaliteit van overgangsgebieden nabij de Veluwe sterk afgenomen. Om deze tendens te keren is het concept van de ecologische poorten ontwikkeld. De Beekbergse Poort verbindt de Veluwe met de IJssel. Het doel van het programma Beekbergse Poort is om te komen tot een ruimtelijke en kwalitatieve verbetering van het gebied. De Beekbergse Poort is gedeeltelijk gerealiseerd. De Beekbergse Poort beoogt:
    • 1. herstel van natuur- en landschapswaarden;
    • 2. realiseren van een duurzaam en veerkrachtig watersysteem;
    • 3. versterking van een economisch en ecologisch duurzame landbouw;
    • 4. verruimen van bestaansmogelijkheden van bestaande en nieuwe landbouw;
    • 5. versterken van recreatieve mogelijkheden en planologische bescherming.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1052-vas1_0013.jpg"

Afbeelding 3.2: Visie Beekbergse Poort

  • Natuurontwikkeling Beekbergerwoud: Het Beekbergerwoud ligt tussen de kernen Apeldoorn en Klarenbeek. In 1870 werd het Beekbergerwoud, het enige nog aanwezige oerbos in Nederland, drooggelegd, gekapt en omgezet naar landbouwgrond.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1052-vas1_0014.jpg"

Afbeelding 3.3: Visie Beekbergerwoud

Beide projecten zijn nader toegelicht in paragraaf 3.5.3.3.

zeer kwetsbare gebieden

In het plangebied zijn geen zeer kwetsbare gebieden als bedoeld in de WAV gelegen. Deze gebieden zijn wel aangrenzend aan het plangebied in zowel de gemeente Apeldoorn (nabij Albaplas), Voorst als in de gemeente Brummen gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1052-vas1_0015.png" Afbeeldi ng zeer kwetsbare gebieden

De groene gebieden zijn zeer kwetsbare gebieden als bedoeld in de Wet ammoniak en veehouderij.

3.5.3.2 Soortbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet is iedere handeling verboden die schade kan toebrengen aan de op grond van de wet beschermde planten en dieren en/of hun leefgebied. Op grond van artikel 75 van de wet kan ontheffing van het verbod worden verleend en op grond van de ex artikel 75 vastgestelde AMvB gelden enkele ontheffingen van het verbod.

Het systeem werkt als volgt.

  • algemene soorten: Voor de (met naam genoemde) algemene soorten geldt (onder andere) voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing van het verbod.
  • overige soorten: Voor de overige (met naam genoemde) soorten geldt (onder andere) voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing van het verbod, mits die activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Wanneer er geen (goedgekeurde) gedragscode is, is voor die soorten een ontheffing nodig; de ontheffingsaanvraag wordt voor deze soorten getoetst aan het criterium 'doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort'.
  • soorten bijlage IV Habitatrichtlijn/bijlage 1 AMvB: Voor de soorten die zijn genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en bijlage 1 van de AMvB artikel 75 is voor activiteiten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling een ontheffing nodig. De ontheffingsaanvraag wordt getoetst aan drie criteria:
  • 1. er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang (daaronder valt de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling); en
  • 2. er is geen alternatief; en
    • a. doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort.


Vogels vormen een aparte groep: activiteiten die verstorend zijn gedurende de broedperiode van voorkomende broedvogels zijn niet toegestaan; een ontheffingsmogelijkheid ontbreekt dan ook. Daarnaast is voor aantasting van vaste verblijfplaatsen van vogels (nesten die jaarlijks terugkerend worden bezocht) buiten de broedperiode een ontheffingsprocedure van belang.

Behalve de bescherming van natuurgebieden, zijn bepaalde planten- en diersoorten ook wettelijk beschermd op basis van de Flora en Faunawet. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van in het wild levende planten- en diersoorten.

3.5.3.3 Natuurontwikkeling

In de gebieden Beekbergsepoort en Beekbergerwoud worden concrete maatregelen uitgevoerd ten behoeve van natuurontwikkeling.

Natuurontwikkeling Beekbergerwoud

Ten zuidoosten van Apeldoorn is Natuurmonumenten een nat bosgebied aan het ontwikkelen: het Beekbergerwoud. Ooit lag hier een oerbos dat het landschapsbeeld bepaalde. In 1871 werd dit oerbos geveld.

Natuurmonumenten streeft ernaar om het hele terrein van het oorspronkelijke Beekbergerwoud om te vormen tot een nieuw natuurgebied. Dat wil zeggen dat niet alleen in het westelijk deel, waar Natuurmonumenten al bezittingen heeft, maar ook in het oostelijk deel, dat nog in landbouwkundig gebruik is, gronden zullen worden aangekocht.

De uitwisselingsmogelijkheden voor planten en dieren tussen het Beekbergerwoud en omliggende natuurgebieden zullen worden verbeterd door de aanleg van verbindingszones, met name langs de Beekbergse Beek en langs de A50. Ook kan het Beekbergerwoud door zijn omvang een rol spelen in de grotere verbinding tussen Veluwe en het IJsseldal. De A50 die door het woud blijft lopen is de belangrijkste barrière. Voorzieningen langs de weg als ecoducten of duikers maken het mogelijk de invloed van deze barrière te verminderen.

Voor het Beekbergerwoud kiest Natuurmonumenten in principe voor extensieve begrazing van de vochtige randgebieden. Hierdoor kan een afwisseling van bloemrijk grasland en vochtig bos in stand blijven. Er worden runderen ingezet die het gebied begrazen. Ook reeën hebben zich hier al op eigen kracht gevestigd. Het hele gebied zal vochtiger gemaakt worden, zonder dat er bij het omringende gebied wateroverlast zal ontstaan.

De werkzaamheden voor de eerste 54 ha bos zijn in de zomer van 2006 gestart en inmiddels afgerond. Om weer een soortenrijk nat bos te creëren, wordt het water in dit gebied langer vastgehouden. Daarom zijn er greppels en sloten dichtgegooid en is er een stuw geplaatst. Ook zijn er poelen aangelegd en met het vrijgekomen grond zijn horsten (ca 70 cm. hoge heuveltjes) opgeworpen. Deze horsten zijn beplant met boomsoorten die uit het gebied verdwenen zijn, zoals zoete kers, haagbeuk en winterlinde. In de lage delen kunnen zich soorten vestigen als het knikkend nagelkruid, goudveil, bittere veldkers, slanke sleutelbloem, gele lis en kale jonker. Op de hogere, drogere delen krijgen gulden boterbloem, bosanemoon, gevlekte aronskelk en zwartblauwe rapunzel nieuwe kansen. Naast de weilanden staan nog rijk gevulde houtwallen met resten van de oorspronkelijke vegetatie.
In het voorjaar van 2007 is een wandelpad voltooid en werd er een parkeerplaats aangelegd langs de Woudweg. Ook is een uitkijktoren geplaatst.

Fasering is afhankelijk van onder meer het verwerven van gronden.

Bij de verdere herinrichting van het gebied ten behoeve van natuurontwikkeling zal rekening worden gehouden met de cultuurhistorische waarde van de ontginning van het Beekbergerwoud, zoals die tot uiting komt in de landschappelijke hoofdstructuur van het wegenkruis en de ringsloot

Beekbergsepoort

Het gebied ten zuiden van Apeldoorn tot aan de IJssel is een afwisselend gebied met beekdalen, kleinschalig cultuurlandschap en natuurgebieden. De druk op het gebied is echter groot. De verstedelijking vanuit de stedendriehoek Apeldoorn-Deventer-Zutphen rukt op en het gebied wordt doorsneden door de A50, twee provinciale wegen en een groot aantal lokale wegen. Het project de Beekbergse Poort is bedoeld om van het gebied weer een geheel te maken. Het gebied wordt hersteld tot een gaaf landelijk gebied met natuur, landbouw, recreatie, cultuurhistorie en landgoederen.

Naast het realiseren van 256 hectare nieuwe natuur en 29 hectare agrarisch natuurbeheer, komen er ook kleinere landschapselementen. Er komen kleinere ecopassages, waar onder meer de das van profiteert. Ter versterking van de landbouw en het aanleggen van nieuwe natuur wordt kavelruil toegepast in delen van het gebied. Verbrede landbouw wordt gestimuleerd en de recreatieve mogelijkheden worden vergroot door de aanleg van wandel- en fietspaden.

De huidige krapte op de grondmarkt kan het proces van natuurrealisatie ernstig vertragen. Voldoende ruilgronden in de hogere aangrenzende gebieden en een grondstrategieplan met vergaande instrumenten om grond te verwerven, is noodzakelijk. De provincie Gelderland werkt hier aan.

Compensatie Beekbergsebroek-Biezematen

In het kader van de voorgenomen bedrijfsontwikkeling Beekbergsebroek-Biezematen zijn de compensatieplannen "Beekbergsebroek" en "Biezematen" opgesteld. Het totale areaal aan natuurcompensatie bedraagt ongeveer 12,7 ha. Ter voorkoming van een 'ecologisch gat' dient deze compensatie minimaal 3 jaar voor de daadwerkelijke bedrijfsontwikkeling te worden gerealiseerd.