direct naar inhoud van Artikel 33 Algemene wijzigingsregels
Plan: Buitengebied Het Woud
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1052-vas1

Artikel 33 Algemene wijzigingsregels

33.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:

  • a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt;
  • b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages; met dien verstande dat de maat voor de inhoud van een (bedrijfs)woning niet gewijzigd kan worden en dat het bepaalde in in 3.5.2 en 3.5.3 niet gewijzigd kan worden.
  • c. teneinde voor antenne-installaties een grotere bouwhoogte dan 40 meter toe te staan indien dat noodzakelijk is voor het beoogde gebruik, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 60 meter mag bedragen.
33.2 Wijzigingsbevoegdheid naar bestemming Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de bestemming 'Agrarisch' om te zetten in bestemming 'Natuur', waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid vindt plaats ter uitvoering van de volgende natuurdoelen:
    • 1. behouden en versterken van de het karakteristieke landschap;
    • 2. realiseren van de ecologische hoofdstructuur;
  • b. wijziging vindt plaats met inachtneming van het provinciaal beleid inzake bos- en natuurcompensatie en de Boswet.
33.3 Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van dependance

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door aan vlakken met de bestemming 'Agrarisch', 'Bedrijf' of 'Wonen' de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-dependance' toe te voegen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. de oppervlakte van een dependance bedraagt niet meer dan 65 m²;
  • b. de totale oppervlakte aan bijgebouwen, overkappingen en dependances bij een (bedrijfs)woning bedraagt niet meer dan 75 m2;
  • c. een dependance heeft geen zelfstandig recht op bijgebouwen;
  • d. bij een dependance zijn geen dakkapellen, erkers en balkons toegestaan.
33.4 Voorwaarden voor wijziging
  • a. Toepassing van wijzigingsbevoegdheden mag alleen plaatsvinden voor zover:
    • 1. het in het plan beoogde stedenbouwkundig en landschappelijke beeld niet onevenredig worden aangetast;
    • 2. de in het gebied voorkomende waarden niet onevenredig worden aangetast;
    • 3. wordt voorzien in een kwalitatief zorgvuldige inpassing in het landschap, indien nodig geacht met behulp van het aanbrengen van beplanting;
    • 4. er geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat;
    • 5. er geen onevenredige nadelige invloed ontstaat op de op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
    • 6. er, indien de wijziging nieuwvestiging van een geluidgevoelig object betreft, geen voorkeursgrenswaarde krachtens de Wet geluidhinder of maximaal toelaatbare geluidsbelasting krachtens het Besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart wordt overschreden;
    • 7. is vastgesteld dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt.
  • b. Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 33.1 onder c voor een antenne-installatie met een bouwhoogte van meer dan 80 meter boven NAP mag alleen plaatsvinden indien de antenne-installatie niet leidt tot een onaanvaardbare vermindering van de werking van de radar, blijkend uit een advies ter zake van de beheerder van de radar.