direct naar inhoud van 6.4 Algemene regels en overgangs- en slotregels
Plan: Buitengebied Noord-Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1044-vas2

6.4 Algemene regels en overgangs- en slotregels

In HOOFDSTUK 3 (Algemene regels) zijn regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen.


Algemene bouwregels

In artikel 23 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden.

In lid 23.1 is onder andere de bepaling over ondergronds bouwen opgenomen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen in het hele plangebied (zowel binnen als buiten het bouwvlak) is toegestaan. De ondergrondse ruimten dienen een functionele eenheid te vormen met en dienstbaar te zijn aan de woon- kantoor- en werkfuncties in de omgeving. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen alleen daar is toegestaan waar ook bovengronds gebouwd mag worden, mits er een functionele relatie bestaat met de bovengronds toegelaten functie.

Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken, die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt.


Lid 23.2 bevat de afdekbepaling. Hierin is bepaald dat gebouwen altijd van een kap moeten worden voorzien, uiteraard mits ze hoger worden gebouwd dan de ter plaatse aangegeven maximale goothoogte.


Algemene gebruiksregels

In artikel 24 staan de algemene gebruiksregels. In lid 24.1 en 24.2 is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd is met de bestemming. Onderdeel hhiervan verdient bespreking. De archeologische beleidskaart geeft voor het gehele grondgebied van Apeldoorn aan hoe hoog de trefkans op archeologische resten per gebied is. Gebieden met een hoge trefkans hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie hoog gekregen, gebieden waar die trefkans middelhoog is, hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie middelhoog gekregen. De overige gebieden, waar de trefkans op archeologische resten laag is, hebben geen dubbelbestemming gekregen. Daarvoor geldt onderdeel g van de Algemene gebruiksregels. Daarin is bepaald dat het verstoren van archeologische waarden in die gebieden door het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden over een oppervlakte van ten minste 1.000 m2 en dieper dan 0,50 m onder maaiveld in strijd is met de bestemming, tenzij uit archeologisch onderzoek is gebleken dat die waarden niet onevenredig worden verstoord. Indien de archeologische waarde van het terrein al uit andere informatie (bij voorbeeld eerder uitgevoerd onderzoek) bij de gemeente bekend is, is het niet nodig nieuw archeologisch onderzoek uit te voeren.

In lid 24.1.2 en 24.2.2 is het daadwerkelijke strijdig gebruik strafbaar gesteld. Dit is noodzakelijk voor vormen van gebruik waarvoor het niet mogelijk en wenselijk is een omgevingsvergunning te verlenen en waarvoor de strafbaarstelling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, derhalve niet van toepassing is.


Gebiedsaanduidingen

In hoofdstuk 3 zijn ook de regels voor de gebiedsaanduidingen opgenomen. Dit zijn regels voor gebiedsaanduidingen die in meerdere bestemmingen voorkomen. Hier is onder andere een regeling opgenomen voor de bomen die door het bevoegd gezag als bijzondere boom zijn aangewezen. Bijzondere bomen vinden hun voornaamste bescherming in de Algemene Plaatselijke Verordening, waarin is bepaald dat het verboden is om zonder vergunning bomen te kappen en dat er geen vergunning tot het kappen van bijzondere bomen wordt afgegeven, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situatie. Dit geheel biedt reeds een aanzienlijke bescherming van de bijzondere bomen. In het bestemmingsplan is een aanvullende regeling opgenomen. De bijzondere bomen zijn met een (gebieds)aanduiding op de plankaart aangegeven. In de regels is bepaald dat, daar waar de aanduiding 'bijzondere boom' voorkomt, de afstand van bebouwing tot het hart van de boom ten minste 10 m dient te bedragen; onder voorwaarden kan het bevoegd gezag afwijken van de bouwregels voor het verkleinen van deze afstand tot 5 m. Ter verdere bescherming van de bomen is een aantal werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden binnen een afstand van 5 m uit het hart van de als monumentale boom aangeduide boom slechts toegestaan indien een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is verleend.


Regeling karakteristieke panden

In het bestemmingsplan zijn karakteristieke panden aangeduid als 'karakteristiek'. Dit komt enerzijds voort uit het nieuwe rijksbeleid Modernisering Monumentenzorg, waarin wordt bepaald dat cultuurhistorische belangen moeten worden meegewogen in de ruimtelijke ordening. Dit beleid is omarmd door de gemeenteraad van Apeldoorn. Anderzijds komt de opname van karakteristieke panden voort uit de Raadsmotie van 22 april 2010, waarin wordt verzocht om bescherming van cultuurhistorisch waardevolle en beeldbepalende panden. Aan deze aanduiding van de karakteristieke panden is een 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' voor het geheel of gedeeltelijk slopen van het bouwwerk gekoppeld. Deze vergunning wordt alleen verleend wanneer de kosten van renovatie zo hoog zijn dat handhaven van het pand redelijkerwijs niet meer kan worden geëist. De aanvrager dient dit met een rapport van een deskundige aan te tonen.

Karakteristieke panden zijn vanwege hun aanzienlijke cultuurhistorische en ruimtelijke waarde belangrijk om te behouden. Ze komen vooral vanwege aantasting op detailniveau niet in aanmerking voor de status van beschermd monument.

Mede op grond van de Cultuurhistorische Analyse van het gebied en de gemeentedekkende Inventarisatie waardevolle bebouwing en structuren uit 1993, is in 2011 een selectie gemaakt, waarbij gebouwen zijn gewaardeerd op ruimtelijke waarde, historische waarde en objectwaarde. Het onderzoek is vervat in het rapport Ruimtelijke en cultuurhistorische waardering van de karakteristieke bebouwing in het bestemmingsplangebied 'Buitengebied Noordoost', Apeldoorn. Het rapport is als Bijlage 3 bij deze toelichting opgenomen.


Wijzigingsbevoegdheden

De laatste jaren is met name op provinciaal nivo nieuw beleid opgesteld, onder andere verwoord in de Structuurvisie Gelderland (inclusief uitwerkingen als 'Waterberging' ) en het Reconstructieplan Veluwe. Daarnaast is door de gemeente zelf over een aantal specifieke zaken als woningsplitsing en paardenbakken beleid vastgesteld.

Op basis van dat beleid zijn regelingen en wijzigingsbevoegdheden opgenomen. De belangrijkste regelingen betreffen het toestaan van dependances en overschijding van bepaalde maatvoeringen.


Overige regelingen

In de gemeentelijke notitie 'Woningsplitsing in het buitengebied' is een modelplanregel opgenomen voor woningsplitsing, welke is overgenomen in de regels. Zowel burgerwoningen als bedrijfswoningen kunnen bij recht worden gesplitst in twee wooneenheden. Eén van de voorwaarden is, dat de wooneenheden samen de maximale inhoud van één woning niet mogen overschrijden.

In de provinciale Structuurvisie en de uitwerking 'Waterberging' wordt ingegaan op bescherming van het drinkwater en de (tijdelijke) berging van water. Op basis daarvan zijn in de standaard regelingen opgenomen over die onderwerpen.

Waterberging wordt geregeld in de vorm van een specifieke aanduiding en binnen de bestemming 'Water'. In de algemene bouw- en gebruiksbepalingen en de aanlegvergunningregel zijn regels opgenomen ter bescherming van de (tijdelijke) waterberging.

Watergangen met een functie voor de waterhuishouding zijn eveneens in de vorm van een aanduiding op de plankaart opgenomen. Bij A-watergangen omvat de aanduiding de watergang zelf en 10 m aan weerszijden hiervan. Bescherming van de watergangen is geregeld in de algemene bouw- en gebruiksbepalingen en het aanlegvergunningplanregel.

Voor uitbreiding van bestaande niet-agrarische bedrijvigheid in het landelijk gebied geldt een maximum van 10% van het bebouwd oppervlak. In lijn hiermee is een regeling opgenomen voor de uitbreidingsmogelijkheden binnen de bestemmingen 'Bedrijf' en 'Maatschappelijk'.


Verder zijn in de regels de procedureregels opgenomen die bij het stellen van nadere eisen moeten worden toegepast. Ook is aangegeven welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.

HOOFDSTUK 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.