Plan: | Bestemmingsplan Kanaalzone - De Vlijt |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1039-onh1 |
Het bestemmingsplan Kanaalzone - De Vlijt ligt in bestaand stedelijk gebied. Het plangebied bevindt zich niet binnen enige Keurzone en niet binnen de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland in het streekplan heeft aangegeven.
Door het langgerekte karakter van het plangebied kan geen eenduidige uitspraak worden gedaan over de hoogte van de grondwaterstand. Per ontwikkellocatie dient een geohydrologisch onderzoek naar de bodemgesteldheid en hoogte van het grondwater te worden uitgevoerd. Het plangebied ligt in de grondwaterfluctuatiezone, zoals de provincie Gelderland deze heeft gedefinieerd.
Dit betekent dat rekening moet worden gehouden met hogere grondwaterstanden in de toekomst als gevolg van klimaatontwikkelingen. De provincie werkt aan een prognose, waarin meer gebiedsspecifieke informatie wordt gegeven. Bij de bouw van ondergrondse voorzieningen voor parkeren etc. dient rekening te worden gehouden met de waterdichte uitvoering van de constructie. Voor grondwaterkwaliteit en specifiek bodemverontreinigingen: zie de paragraaf Milieu- en risicoaspecten.
Het bestemmingsplan gebied wordt aan de west- en oostzijde globaal begrensd door de (te herstellen) Grift en het Apeldoornskanaal.
Binnen het plangebied komt geen ander oppervlaktewater voor. De Grift wordt bovengronds gebracht in het plangebied. Het ontwerp waterpeil van de Grift bedraagt circa NAP 14,60 m ter hoogte van de Deventerstraat en circa NAP 9,30 m ter hoogte van de Anklaarseweg. De Grift vormt een ecologische verbindingszone in de stad. Het Apeldoorns kanaal heeft een peil van NAP 13,2 m bovenstrooms van de Apeldoornse sluis. Ten noorden van de sluis bedraagt het peil NAP 10,8 m.
In het plangebied en de omgeving daarvan ligt een gemengd rioolstelsel waarmee vuil- en hemelwater gezamenlijk worden afgevoerd. De capaciteit van dit riool is voldoende om bij de maatgevende regenbui die eens per 2 jaar optreedt geen water op straat te veroorzaken.
Het gemeentelijk beleid is er op gericht om bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen de afvoer van hemelwater niet op de riolering aan te sluiten. In de Bouwverordening is bepaald dat het hemelwater dat afkomstig is van daken en verhardingen in principe in de bodem moet worden geïnfiltreerd door middel van een infiltratievoorziening van voldoende capaciteit op eigen terrein.
Bij het bepalen van de manier waarop het hemelwater wordt afgevoerd, hanteert de gemeente de Beslisboom voor Hemelwater. Deze beslisboom geeft de volgende voorkeursvolgorde voor het afvoeren van hemelwater:
1. gebruik van hemelwater (in grijswatercircuit of door vegetatiedak);
2. infiltratie in de bodem;
3. afvoer naar oppervlaktewater;
4. afvoer via rioolstelsel.
De materialen die in aanraking komen met het hemelwater mogen niet uitlogen en dienen volgens Duurzaam Bouwen geselecteerd te zijn. Bij de infiltratie van hemelwater mag de bodem niet verontreinigd raken door met het hemelwater afgevoerde vervuilende stoffen.
Voor de afvoer van hemelwater wordt onderscheid gemaakt in te handhaven woningen en bedrijven en nieuwbouw op te herontwikkelen inbreidingslocaties. Voor de bestaande bebouwing zal het schone dakwater bij voorkeur rechtstreeks geloosd worden op het Apeldoorns Kanaal door de aanleg van een aparte regenwaterleiding. De bedrijfsterreinen, doorgaande wegen (zoals de Vlijtseweg) en belendende verhardingen blijven aangesloten op de vuilwaterriolering.
Bij inbreidingslocaties met nieuwbouw geldt dat het schone dakwater van woningen en gebouwen geïnfiltreerd wordt in de bodem of rechtstreeks afgevoerd wordt naar het Apeldoorns Kanaal. De aanwezige verhardingen zoals woonstraten en particuliere erven kunnen via een bodempassage lozen op het Apeldoorns Kanaal. De bodempassage dient een bepaalde bergingscapaciteit te krijgen en ligt bij voorkeur bovengronds. In overleg met de waterkwaliteitsbeheerder lozen schone oppervlakken rechtstreeks op de Grift of het Apeldoorns Kanaal.
Voor bovengrondse berging dient ruimte gereserveerd te worden in het plan of een functiecombinatie te worden toegepast met bijvoorbeeld groenzones.
De nieuwe gebouwen dienen te worden voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en hemelwater, zoals op grond van het Bouwbesluit verplicht is. De vuilwaterafvoer van de bebouwing wordt aangesloten op het gemeentelijke gemengde rioolstelsel. Het bestaande rioolstelsel in en om het plangebied heeft voldoende capaciteit voor deze extra vuilwaterafvoer van de nieuwbouw.
In het kader van de Watertoets is bij het opstellen van het bestemmingsplan het waterschap betrokken. Het waterschap is verzocht een wateradvies te geven op grond van de huidige plannen voor de herinrichting van de Kanaalzone. Het wateradvies is met name van belang voor de ontwikkelingslocaties en voor de herinrichting van de zone van de Grift. Het wateradvies is vertaald in de juridische regeling van het bestemmingsplan van voorschriften en plankaart.
In aanvulling op bovenstaande wateraspecten zijn voor de twee specifieke ontwikkellocaties in het plangebied de volgende aanvullingen van toepassing. De ontwikkellocatie ten zuiden van de Apeldoornse sluis (De Vlijt 1) krijgt een woonfunctie en wordt gekenmerkt door rustige woonstraten met uitsluitend bestemmingsverkeer. Bij de toepassing van duurzame (niet uitlogende) bouwmaterialen zijn er geen waterkwaliteitsrisico's te verwachten en kunnen de verhardingen rechtstreeks afvoeren naar het Apeldoorns Kanaal. Alleen relatief vuile oppervlakten (bijvoorbeeld parkeren met hoge wisselfrequentie) dienen via een bodempassage af te wateren op het Apeldoorns Kanaal. Omdat in het nieuwe gebied geen sprake is van relatief vuile oppervlakten, gaat de voorkeur gaat uit naar een bovengrondse afvoer van regenwater.
De andere ontwikkellocatie ter hoogte van het voormalige ROC (Sportvelden) grenst aan de te herstellen Grift. In het plangebied is ruimte gereserveerd voor de opvang van hemelwater uit het plangebied zelf en ruimte voor waterberging bij piekafvoeren van de Grift. Het regenwater uit het plangebied zal bovengronds worden afgevoerd naar verlaagde groenzones langs de Grift en vervolgens infiltreren in de bodem. De bovengrondse afvoer is een belangrijke randvoorwaarde voor de bovengrondse inrichting en het maaiveldverloop.
Er zal bij de groenvoorzieningen een overloop worden aangebracht om bij extreme neerslaghoeveelheden het water af te voeren naar de Grift. Bij de bouw moet de toepassing van uitlogende bouwmaterialen worden voorkomen.