Plan: | Bestemmingsplan Kanaalzone - De Vlijt |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1039-onh1 |
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
Bij de herinrichting van de Kanaalzone heeft de gemeente zich geconformeerd aan de gedachten van Stad & Milieu. De Structuurschets Kanaalzone (2005) geeft een beeld van het gewenste eindresultaat. Een duurzame ontwikkeling met wonen en bedrijven naast elkaar waarbij het liefst geen milieuhinder boven de norm plaats zal vinden. Het aspect van voldoende beperking van milieuhinder en risico's is relevant.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieu- en risicoaspecten beschreven. Het betreft de thema's bodem, geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid en duurzaamheid.
Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar oud zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingsplanwijziging.
Indien er sprake is van bouwactiviteiten, is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. Deze bodemonderzoeken mogen wettelijk niet ouder zijn dan 5 jaar.
Hiernaast geldt dat de gemeente Apeldoorn bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit wordt hergebruik van licht verontreinigde grond mogelijk gemaakt. De gemeente Apeldoorn heeft hiervoor beleid opgesteld dat is vastgelegd in bodemkwaliteitskaarten en een bodembeheerplan.
Onderzoeksresultaten bodem
In de Kanaalzone komt vanouds op diverse plaatsen zware en minder zware bodemverontreiniging voor. Bekend is dat er sterke verontreinigingen aanwezig zijn in een groot deel van De Vlijt. Voorafgaand aan de bouw zal daar waar wettelijke verplicht is de bodem gesaneerd worden.
In onderstaande figuur zijn de bekende bodemgegevens samengevat. Op grond van deze gegevens wordt geconcludeerd dat er voldoende inzicht is in de bodemkwaliteit ter plaatste van het bestemmingsplangebied. Voor het deelgebied De Vlijt 1 is de bodem nader onderzocht en zijn gevallen van ernstige bodemverontreiniging aangetoond (zie bijlagen).
Op grond van historisch bodemonderzoek worden voor het deelgebied Sportvelden geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging verwacht.
figuur Bodemverontreinigingskaart 2006
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weining verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.
Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. Het gemengd gebied kent door de aanwezige variatie aan functies en situering al een hogere milieubelasting. Dit kan aanleiding zijn om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Een geadviseerde afstand van 30 meter kan dan bijvoorbeeld worden gecorrigeerd tot 10 meter en een geadviseerde afstand van 100 meter tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.
De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk | richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied en woonwijk in de stad |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussenbedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied. Binnen(hiervoor aangewezen) gebieden met functiemenging zijn milieubelastende en milieugevoelige functies op korte afstand van elkaar gesitueerd. Bij gebiedenmetfunctiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Voor gebieden met functiemenging wordt een aparte afweging gemaakt ten aanzien van de aan te houden afstand en de te nemen maatregelen in relatie tot het gewenste woon- en leefklimaat. Voor de toelaatbaarheid van activiteiten binnen gebieden met functiemenging gelden randvoorwaarden. Het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid en de activiteiten vinden hoofdzakelijk inpandig en overdag plaats.
Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.
De Vlijt 1 kan volgens de VNG typering worden ingedeeld onder het omgevingstype 'gemengd gebied'. Dit omgevingstype doet recht aan de bestaande structuur van de wijk waarin bedrijvigheid wordt gecombineerd met woningbouw. De bestaande kleinschalige bedrijvigheid is hierdoor inpasbaar.
De omgeving van de Sportvelden kan worden getypeerd als 'woonwijk in de stad'. Het gebied is gelegen in de binnenstad, direct grenzend aan de ringweg, bedrijventerrein en draagt zorg voor de ontsluiting voor allerlei stedelijke voorzieningen. Een verricht akoestisch onderzoek bevestigt de karakterisering van de omgeving als 'woonwijk in de stad'. Door deze gebiedstypering kunnen de richtafstanden van de betreffende milieucategorieën worden teruggebracht met één afstandsstap voor wat betreft het hinderaspect geluid. Voor een bedrijf dat bijvoorbeeld in de milieucategorie 3.1 zit mag in plaats van 50 meter een afstand van 30 meter worden gehanteerd.
De reductie van de richtafstanden leidt overigens niet tot een lager beschermingsniveau voor milieuhinderlijke activiteiten met stof en geur, en activiteiten met gevaar, omdat de activiteiten waar gevaar maatgevend is voor de aan te houden afstand, zoals hiervoor al gezegd, uit in de bedrijvenlijst zijn gehaald en trouwens vrijwel altijd onder specifieke regelgeving vallen, die voor gaat voor de regeling van het bestemmingsplan, zoals het Bevi en het Vuurwerkbesluit.
Onderzocht is tevens zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.
Onderzoeksresultaten milieuzonering
Zoals hiervoor is aangegeven, onderscheidt de VNG publicatie, die als handreiking dient voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk, een tweetal omgevingstypen, te weten rustige woonwijk en gemengd gebied. Volgens de VNG publicatie moet bij het laatstgenoemde gebied sprake zijn van een gebied met een sterke functiemenging. Naast woningen komen er ook andere functies zoals winkels, horeca en kleine bedrijven voor. Ondanks dat het gebied Sportvelden gelegen is in de binnenstad, grenzend direct aan de ringweg, bedrijventerrein en voor de ontsluiting van allerlei stedelijke voorzieningen zorgdraagt, gaat een vergelijking naar de letter met het begrip gemengd gebied niet geheel op, aangezien sprake is van invulling met alleen woningbouw. Duidelijk is echter dat evenmin sprake is van een rustige ligging van deze buurt in een roerige en gemengde omgeving met tal van functies. De vraag werpt zich op om wat voor soort gebied het nu gaat.
Om te bepalen van wat voor soort gebied hier nu wel sprake is, heeft een onderzoek plaatsgevonden naar het omgevingsgeluid (Know How Acoustics, 22 oktober 2007; zie bijlage). De resultaten van de metingen worden gebruikt voor de karakterisering van de akoestische omgeving waarin de woningbouw Sportvelden is gepland.
Uit het onderzoek blijkt dat het gebied wat betreft het omgevingsgeluid te karakteriseren is als woonwijk in de stad. Dit begrip is ontleend aan de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening. Deze Handreiking wordt gebruikt bij de toetsing van vergunningaanvragen in het kader van de Wet milieubeheer. Zowel in de dag- als in de nachtperiode is het omgevingsgeluid niet vergelijkbaar met een normale rustige woonomgeving. In de conclusies van het onderzoek naar het omgevingsgeluid is het geluid afkomstig van het gebruik van de sportvelden niet betrokken. Het begrip 'woonwijk in de stad' geeft goed aan om wat voor omgeving het gaat als het gebied moet worden benoemd.
De conclusie uit het onderzoek, dat sprake is van een woonwijk in de stad (of anders geformuleerd drukke woonomgeving), rechtvaardigt dat hier sprake is van een omgeving waarbij een kleinere richtafstand voor in de bedrijvenlijst opgenomen bedrijven kunnen worden aangehouden. Het betreft bedrijven die met name op het hinderaspect van geluid een stap lager kunnen worden ingeschaald, omdat deze omgeving nu eenmaal al een hogere geluidbelasting kent. Dat betekent dat de richtafstand met één afstandsstap kan worden gecorrigeerd, zoals in de volgende paragraaf is aangegeven.
Aan de overzijde van de Vlijtseweg zal het bedrijventerrein De Vlijt blijven functioneren hetgeen binnen dit bestemmingsplan middels de bedrijfsbestemmingen wordt gefaciliteerd. In beide invullocaties binnen het stedelijke gebied is potentieel meer geluid en verkeershinder aanwezig dan bij een rustige woonwijk. Aan de zuidzijde van het plangebied bevindt zich van oudsher een gemengde woon-werkomgeving. Ook hier kan correctie wat betreft het hinderaspect geluid plaatsvinden. In de omgeving van de Vlijt 1 is dan ook sprake van een gemengd gebied.
Ten behoeve van het toepassen van de milieuzonering zijn eerst alle aanwezige bedrijven in het plangebied op de westelijke én de oostelijke oever van het Kanaal in kaart gebracht en is onderzocht tot welke milieucategorie volgens de VNG- standaard bedrijvenlijst deze behoren.Het doel hiervan was om een eerste inzicht te krijgen in de milieucontouren per bedrijf in het gebied, waarmee met de afstand van de nieuwe woonfuncties rekening zou moeten worden gehouden.
De beoordeling van de bedrijven is gebeurd op basis van een door de gemeente gemaakte inventarisatie van de milieusituatie van de bedrijven, een inventarisatie van het gebied door Buro Vijn (in 2005), een controle van de bedrijvenlijst van de afdeling milieu en een overzicht van de rechten volgens de vigerende bestemmingsplannen. Ook zijn de bedrijven buiten het plangebied op de oostelijke oever van het Kanaal en de instellingen langs de Edisonlaan bij de locatie Sportvelden op deze wijze in kaart gebracht.
Deze inventarisatie heeft ten grondslag gelegen aan het toedelen van bedrijfsbestemmingen aan de betreffende gronden. Hierbij is aangesloten bij de indeling in milieucategorieën van het overgrote deel van de zich in een gebied bevindende bedrijven. Bedrijven die vanwege de aard van het bedrijf niet binnen de betreffende bestemming vallen zijn expliciet benoemd.
Op basis van het onderzoek is het plangebied verdeeld in bestemmingen/milieuzones die zijn gebaseerd op de overheersende aanwezige bedrijfsfuncties. Bij de bestemming van de bedrijven is aangegeven welke milieucategorieën zijn toegestaan. Deze zijn gebaseerd op de VNG-lijst. Binnen het plangebied De Vlijt komen echter diverse bedrijven voor die naar aard en invloed van de veroorzaakte milieuhinder niet voldoen aan de voorgestelde basisbestemming. Omdat het hier gaat om reeds gevestigde bedrijven die op grond van de verouderde bestemmingsregeling en op basis van hun milieuvergunning op de huidige locatie kunnen blijven functioneren, wordt in dit bestemmingsplan een aparte regeling getroffen voor de bedrijven op de huidige locatie. De reeds aanwezige bedrijven die naar aard en invloed niet passen binnen de voor het betreffende gebied gewenste milieucategorie, zijn voorzien van een branchespecifieke bestemming ('maatbestemming').
Bedrijven met een specifieke aanduiding kunnen ter plaatse functioneren en mogen uitsluitend worden vervangen door een soortgelijke inrichting respectievelijk een bedrijf uit de milieucategorie 1 en 2 als het bedrijf zich in milieuzone 2 bevindt. Met de bij deze maatbestemming behorende hinderafstand, ten opzichte van milieugevoelige functies, wordt in het bestemmingsplan rekening gehouden.
Onderstaand zal per gebied worden ingegaan op de aanwezige bedrijvigheid en de voorgestelde regeling.
Noordelijk deel (tussen Anklaarseweg en Edisonlaan)
Dit meest noordelijk deel van het plangebied is gelegen tussen de sportvelden en het Kanaal. Het is een gebied waar diverse soorten van bedrijvigheid gevestigd zijn. Het gebied kan, gezien de aard van het merendeel van de bedrijvigheid, een bedrijfsbestemming krijgen waar bedrijven tot en met milieucategorie 3.1 zijn toegestaan. Hierbij geldt een (ongecorrigeerde) richtafstand van 50 meter van de bestemmingsgrens tot aan woningen.
Eén bedrijf wijkt echter af de toegestane categorieën, te weten Schrijver BV, "handel in afval en schroot". Dit bedrijf behoort volgens de VNG indeling tot de categorie 3.2, die niet in de bedrijvenlijst van het bestemmingsplan is opgenomen. Het bedrijf wordt in verband met de afwijking van de bedrijvenlijst als aparte functie op de plankaart aangeduid. Deze aanduiding houdt in dat ter plaatse van de aanduiding naast de algemeen in deze zone toegestane bedrijven ook een groothandel in afval en schroot is toegestaan.
Direct aan de noordzijde van de Edisonlaan is naast bedrijvigheid van milieucategorie 1 en 2 ook dienstverlening en perifere detailhandel toegestaan. De aanwezige "perifere" detailhandel, zoals bouwmarkten, woninginrichtingzaken en andere winkels in volumineuze artikelen zijn positief bestemd. De onderliggende bedrijvencategorie is milieucategorie 1 en 2. In de visie van de gemeente worden de winkelvoorzieningen op termijn afgebouwd. Huidige functies kunnen worden gehandhaafd, maar het geniet de voorkeur ze op termijn te verplaatsen naar de groeiclusters (De Voorwaarts, Europaweg). Detailhandel in dagelijkse artikelen, zoals levensmiddelen zijn gevestigd in wijk- en buurtcentra en zijn niet toegestaan op perifere locaties.
Edisonlaan tot aan het Diosynth-terrein
Gezien de aanwezige lichtere bedrijvigheid zijn in dit deelgebied bedrijven uit de categorieën 1 en 2 toegestaan. Voor deze bedrijven geldt een (ongecorrigeerde) afstand van 30 meter. Eén bedrijf, Bakkerij Fuite, past niet binnen deze indeling. De bakkerij wordt daarom afzonderlijk als functie in het bestemmingsplan aangeduid.
Aan de zuidzijde van de Edisonlaan is net als aan de noordzijde perifere detailhandel toegestaan, daar waar deze reeds zijn gevestigd. Vestiging van winkels in de dagelijkse sector (levensmiddelen) wordt hier niet gewenst geacht op grond van het gemeentelijk beleid, dat pleit voor een goede dagelijkse verzorging in buurt- en wijkcentra. Volgens het gemeentelijk winkelbeleid hoort hier daarom geen supermarkt thuis. Er is echter wel een supermarkt aanwezig. Deze zal door middel van een aanduiding positief worden bestemd, hetgeen betekent dat deze supermarkt gevestigd kan blijven.
Het Diosynth-terrein
Organon N.V. heeft in de Kanaalzone een vestiging voor de productie van actieve ingrediënten voor de farmaceutische industrie (zogeheten Diosynth-terrein). Het bedrijf zal echter naar verwachting per januari 2013 al haar bedrijfsmatige activiteiten stopzetten. Ter zijner tijd zal daarom ook het milieudeel van de omgevingsvergunning ingetrokken worden. Tot die tijd dient rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van Organon N.V.
In het onderhavige bestemmingsplan wordt ervoor gekozen het Diosynth-terrein onder de bestemming Bedrijventerrein voor categorie 1 en 2 te brengen. De overgangsregeling van het bestemmingsplan biedt voldoende waarborgen om de bedrijfsactiviteiten binnen de planperiode af te bouwen.
Remeha-terrein
Het deel van het plangebied waar voorheen Remeha, een bedrijf waar verwarmingsketels werden vervaardigd, was gevestigd, wordt bestemd voor categorieën 1 en 2.
Gebied ten zuiden van het Diosynth-terrein (De Vlijt 1)
De bedrijvigheid in dit deelgebied is met name bedrijvigheid gericht op dienstverlening en (perifere) detailhandel. Detailhandelsvoorzieningen worden bij voorkeur afgebouwd; vestiging van nieuwe vormen van perifere detailhandel is uitgesloten. Vandaar dat het wenselijk is terughoudend om te gaan met initiatieven die voorzien in uitbreiding van bestaande detailhandelsbedrijven. Bij beëindiging van detailhandelsactiviteiten is het gewenst de eventueel aanwezige winkelbestemming om te zetten in een algemene bedrijfsbestemming.
Het gros van de bedrijvigheid valt binnen de categorieën 1 en 2. Het bestemmingsplan staat deze bedrijven dan ook toe. Zwaardere bedrijven worden op de plankaart aangeduid. Dit zijn Wassink (steenhandel), Boels (verhuur van machines). Deze bedrijven kunnen dan ook hun activiteiten voortzetten.
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied ligt op ruime afstand van de spoorlijn. Hier hoeft verder geen rekening mee gehouden te worden.
Wegverkeerslawaai: geluidgevoelige bestemmingen nabij bestaande wegen
Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.
Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:
De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg in binnen- of buitenstedelijk gebied.
Wanneer woningen worden geprojecteerd binnen een geluidzone moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevels van die woningen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. Bij een hogere geluidbelasting moet worden gekeken of er maatregelen getroffen kunnen worden om de geluidbelasting te reduceren.
Indien maatregelen onvoldoende effect geven en/of onmogelijk zijn en de geluidsbelasting niet hoger is dan de maximale grenswaarde van 63 dB (Lden, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh) kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen. De voorwaarde die de gemeente Apeldoorn daaraan stelt is dat daarvoor een grond aanwezig is. Die gronden zijn vastgelegd in de gemeentelijke beleidsregel Hogere waarden Wet geluidhinder gemeente Apeldoorn.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moeten in een akoestisch onderzoek ook de wegen zonder geluidzone worden beschouwd. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de kaders van de Wgh.
Onderzoeksresultaten
De Boerhaavestraat, Laan van Kerschoten en Vlijtseweg vallen onder de 30 km/u regime. Akoestisch onderzoek is hier niet noodzakelijk, maar in het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn deze wegen wel meegenomen in het akoestisch onderzoek (zie bijlage).
Kanaal Noord is wel een weg waarvoor een geluidszone met een grenswaarde geldt. De geluidsbelasting van deze weg is getoetst aan de Wet Geluidhinder (Wgh). Er is nog geen rekening gehouden met de aanleg van de Noordelijke Radiaal, aangezien deze ontwikkeling nog niet is vastgesteld.
In 2008 is onderzoek uitgevoerd naar de geluidssituatie bij nieuw te bouwen geluidsgevoelige objecten (woningen). Hierbij is de geluidsbelasting bepaald voor 2018 en op basis van dit onderzoek is een beschikking Hogere grenswaarde verleend door het college van burgemeester en wethouders. Het voorgenoemde onderzoek is geactualiseerd en de geluidssituatie is opnieuw bepaald voor 2020 en een aangepast stedebouwkundig -en bestemmingsplan. De uitgangspunten en rekenresultaten zijn opgenomen in het akoestisch onderzoek van 14 februari 2011 van Sain milieuadvies.
Net als in het onderzoek van 2008 wordt vanwege de Noorderlaan/Kanaal Noord de voorkeurgrenswaarde uit de Wet geluidhinder voor nieuwe situaties overschreden, maar wordt wel voldaan aan de maximaal toelaatbare grenswaarde van 63 dB. Uitgaande van het aangepaste plan is de geluidssituatie in 2020 vergelijkbaar met de situatie in 2018. Op grond van het voorgenoemde onderzoek is opnieuw een verzoek om hogere grenswaarde ingediend en een positieve beschikking afgegeven.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ook de geluidsbelasting vanwege de niet geluidgezoneerde Vlijtseweg opnieuw beschouwd op de nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen. Deze geluidsbelasting bedraagt maximaal 48 dB en staat daarmee een goede ruimtelijke ordening niet in de weg.
Industrielawaai
Als een bestemmingplan het mogelijk maakt op een industrieterrein bepaalde geluidshinderlijke bedrijven (de bedrijven als genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer) te vestigen, is de gemeenteraad verplicht gelijktijdig met het vaststellen van het bestemmingsplan, een geluidzone rond dit terrein vast te stellen. In het onderhavig bestemmingsplan is dit niet het geval.
In de Wet milieubeheer zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De belangrijkste stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Apeldoorn al jaren voldaan. Dit blijkt uit de jaarlijkse monitoringsrapporten over luchtkwaliteit.
Bij ontwikkelingen in het kader van, onder andere, de Wet op de ruimtelijke ordening moet worden aangetoond dat die ontwikkeling "niet in betekenende mate bijdraagt" aan de luchtverontreiniging. Voor activiteiten die slechts een beperkt effect hebben op de luchtkwaliteit is geen onderzoek nodig. In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen", zijn deze activiteiten vastgelegd.
Het betreft:
Verder is een bepaalde combinatie van woningen en kantoren zonder nader onderzoek mogelijk en is er voor sommige inrichtingen geen onderzoeksplicht.
Voor alle andere ontwikkelingen moet worden onderzocht wat het effect op de luchtkwaliteit is. Blijkt uit onderzoek dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging, is er voor het onderdeel luchtkwaliteit geen bezwaar vanuit de Wet milieubeheer. Is de bijdrage wel in betekenende mate, maar wordt er geen grenswaarde overschreden, is er evenmin een bezwaar.
Indien de bijdrage wel in betekende mate is, én de grenswaarde wordt overschreden, kan de ontwikkeling eventueel door projectsaldering of opname in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) worden gerealiseerd. In het NSL worden de autonome ontwikkeling van de luchtkwaliteit samen met de verwachte emissies van alle aangemelde projecten in Nederland, gesaldeerd met de verwachte effecten van landelijke en lokale maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. De balans valt tot nu toe ruimschoots positief uit. Hierdoor kunnen de in het NSL opgenomen projecten zonder nader luchtkwaliteitsonderzoek worden gerealiseerd.
Onderzoeksresultaten
De Kanaalzone is al vanaf het begin als grootschalig project opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Omdat door saldering van alle projecten en maatregelen geen overtredingen van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit voorkomen, kunnen de NSLprojecten, en dus ook het project Kanaalzone, zonder nader luchtkwaliteitsonderzoek worden gerealiseerd.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe hanteren het Bevi en het externe veiligheidsbeleid ten aanzien van transportassen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt.
Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een Bevi-bedrijf geldt een verantwoordingsplicht voor de gemeente voor het toelaten van gevoelige functies.
Bevi-inrichting Organon
In het plangebied is tot naar verwachting januari 2013 op Vlijtseweg 118 het bedrijf Organon N.V. gevestigd. Ondanks dat dit bedrijf de activiteiten per die datum zal beëindigen en in aanloop daarvan zal afbouwen, is onderzoek gedaan naar de ruimtelijke invloed van dit bedrijf.
Het bedrijf Organon produceert farmacologisch actieve grondstoffen door middel van chemische processen. Ten behoeve van deze productie is in één van de gebouwen een opslag van meer dan 10 ton gevaarlijke stoffen aanwezig en een ammoniakkoelinstallatie met een inhoud groter dan 400 kg. Vanwege het productieproces, de opslag van gevaarlijke stoffen en de ammoniakkoelinstallatie valt dit bedrijf onder de werkingssfeer van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
Voor bepaalde installaties (voor Organon betreft het de ammoniakkoelinstallatie en de opslag van gevaarlijke stoffen) en activiteiten zijn voor de toetsing van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico standaard afstanden vastgesteld. Deze afstandseisen zijn opgenomen in de Regeling externe veiligheid inrichtingen, de Revi. Zodoende heeft in het kader van dit besluit een toetsing plaatsgevonden aan het gestelde in het Bevi en de Revi. Daarnaast is in het kader van de milieuvergunningprocedure een risicobeschouwing opgesteld. Hierin zijn ten aanzien van de aanwezige risicobronnen voor diverse scenario's effectberekeningen uitgevoerd. De resultaten van deze risicobeschouwing zijn weergegeven in de milieuvergunning van Organon.
Ammoniakkoelinstallatie
Voor de ammoniakinstallatie zijn in de Revi standaard afstanden tot al dan niet geprojecteerde kwetsbare- en beperkt kwetsbare objecten opgenomen voor de beoordeling van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor de ammoniakkoelinstallatie, met een inhoud van 550 kg, volgt uit de Revi dat er geen 10-6-contour is voor het plaatsgebonden risico en dat er geen relevant invloedsgebied is voor de beoordeling van het groepsrisico. Dit wordt tevens bevestigd door de risicobeschouwing in de milieuvergunningaanvraag. Hieruit komt ook naar voren dat er bij een calamiteit met de koelinstallatie geen dodelijk letsel buiten de inrichting te verwachten is.
Opslag van gevaarlijke stoffen > 10 ton
Voor de opslag van gevaarlijke stoffen van meer dan 10 ton, zijn in de Revi ook standaard afstanden tot al dan niet geprojecteerde kwetsbare- en beperkt kwetsbare objecten opgenomen voor de beoordeling van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Bij Organon is één opslagloods aanwezig waarvoor deze risicocontouren gelden. Voor opslagloods nr. 63 (nummering uit de milieuvergunning van Organon), met een oppervlak van 500 m2 en beschermingsniveau 1, geldt op basis van de Revi een 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico van 20 meter rondom de opslag. Deze afstand komt overeen met de minimumafstand van 20 meter met het oog op de bereikbaarheid van de opslagplaats bij brand en het voorkomen van brandoverslag. Het invloedsgebied voor de bepaling en verantwoording van het groepsrisico voor deze activiteit bedraagt op basis van de Revi 90 meter rondom de opslag. Uit de risicobeschouwing van de milieuvergunning blijkt echter dat het invloedsgebied in het geval van Organon veel kleiner is. Hieronder zal echter het worst case invloedsgebied uit de Revi worden geanalyseerd.
Plaatsgebonden risico (PR)
Binnen 20 meter van voornoemde opslag zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig. De 10-6 PR-contour ligt geheel binnen de inrichtingsgrens van het bedrijf.
Het bestemmingsplan laat realisatie van (beperkt) kwetsbare objecten binnen een 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico ook niet toe. Er wordt voor dit aspect derhalve voldaan aan de eisen uit het Bevi.
fFiguur: 10-6-contour (20 meter) voor het plaatsgebonden risico rondom de opslag van gevaarlijke stoffen > 10 ton op Vlijtseweg 118/130
Groepsrisico (GR)
Het invloedsgebied voor de bepaling en verantwoording van het groepsrisico vanwege de opslag van gevaarlijke stoffen, op basis van de standaardafstanden uit de Revi, ligt voor het grootste gedeelte over het eigen terrein en over het kanaal. Het invloedsgebied ligt aan de oost- en zuidzijde buiten de huidige inrichtingsgrens.
0
Figuur 11 Invloedsgebied op basis van de Revi (90 m rondom de opslag) voor de bepaling en verantwoording van het groepsrisico vanwege de opslag van gevaarlijke stoffen > 10 ton op Vlijtseweg 118/130.
In geval van een calamiteit is er, gezien de ligging langs het kanaal, voldoende bluswater aanwezig. Daarnaast heeft Organon diverse voorzieningen getroffen om de gevolgen van een calamiteit te beperken. De percelen binnen het invloedsgebied hebben een bedrijfsbestemming, wat betekent dat er voornamelijk zelfredzame mensen (mensen die ingeval van een calamiteit zichzelf kunnen redden) aanwezig zullen zijn.
Het groepsrisico ten gevolge van de opslag van gevaarlijke stoffen vormt gezien het voorgaande geen belemmering voor de actualisatie van bestemmingsplan De Vlijt.
Eindconclusie
Zoals gezegd: het bedrijf beëindigt de activiteiten naar verwachting per januari 2013, en is in de aanloop daarvoor aan het afbouwen. Uit het verrichte onderzoek naar de bedrijfsactiviteiten tot die periode kan het volgende worden geconcludeerd.
Zowel de activiteiten met gevaarlijke stoffen als de opslag van gevaarlijke stoffen en de ammoniakkoelinstallatie op het terrein van Organon N.V. vormen geen onaanvaardbaar risico voor de omgeving en geen belemmering voor de actualisatie van bestemmingsplan Kanaalzone - De Vlijt en de daarin (voorgenomen) woningbouwontwikkeling De Vlijt 1 en Sportvelden.
Zoals reeds vermeld heeft de gemeenteraad op 10 juli 2008 de Beleidsvisie externe veiligheid Apeldoorn vastgesteld. Hierin is onder andere vastgelegd dat er buiten de grote industrieterreinen geen Bevi-bedrijven gerealiseerd mogen worden. Op basis van deze beleidsvisie is het derhalve niet mogelijk dat er een nieuw Bevi-bedrijf in het plangebied wordt gerealiseerd. In de regels behorende bij de bedrijfbestemming is dit ook opgenomen.
Leidingen
In of nabij het plangebied zijn echter geen hogedruk-aardgastransportleidingen gelegen. Er wordt hier derhalve niet verder op ingegaan.
Transport gevaarlijke stoffen
In Apeldoorn zijn geen speciale routes voor gevaarlijke stoffen aangewezen. Over de Vlijtseweg vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats ten behoeve van Organon. N.V. Over het Apeldoorns Kanaal (waterweg) vindt geen transport van gevaarlijke stoffen plaats. In de nabijheid van het plangebied is geen spoortraject gelegen waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Transport gevaarlijke stoffen Organon
In het plangebied is bevindt zich het farmaceutische grondstoffenfabriek, Organon N.V., gelegen aan de Vlijtseweg 118-130. Van en naar deze locatie vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats, waaronder toxische stoffen. Voor de volledigheid is onderzocht of dit transport leidt tot een plaatsgebonden en groepsrisico.
Daarnaast loopt een deel van de ring (Edisonlaan) door het plangebied waarover (beperkt) transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Door adviesbureau Save, onderdeel van ingenieursbureau Oranjewoud, is op 5 mei 2008 een notitie opgesteld (kenmerk 180220 080455 - DB22) aangaande een indicatieve berekening van het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) als gevolg van transport van gevaarlijke stoffen van en naar Organon. Organon N.V. heeft hiervoor de benodigde transportgegevens aangeleverd.
Uit deze notitie blijkt dat er geen 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico aanwezig is en er geen significant groepsrisico is. Het transport van gevaarlijke stoffen van en naar Organon brengt derhalve geen significante veiligheidsrisico's met zich mee en levert geen beperkingen op. Na intrekking van het milieudeel van de omgevingsvergunning zal er ook geen transport van gevaarlijke stoffen over de Vlijtseweg meer plaatsvinden en zijn externe veiligheidsrisico uit te sluiten.
Over de Edisonlaan, als onderdeel van de ring, vindt slechts zeer beperkt transport van (overige) gevaarlijke stoffen plaats. Gelet op de bevindingen in de Uitvoeringsnotitie verantwoording groepsrisico Apeldoorn, d.d. december 2009 geeft de hoeveelheid transport gevaarlijke stoffen in combinatie met de bevolkingsdichtheid geen aanleiding om het groepsrisico nader te verantwoorden. Bij een, ophanden zijnde, calamiteit met gevaarlijke stoffen op de Edisonlaan kunnen personen in het plangebied het gebied onder andere ontvluchten via de Vlijtseweg.
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen hoogspanningsleidingen.