direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijf
Plan: Klarenbeek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1008-vas1

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    • 1. bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten;
    • 2. een constructiebedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - constructiebedrijf';
    • 3. een bestratingsbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bestratingsbedrijf';
    • 4. een kwekerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kwekerij';
    • 5. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
    • 6. één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' dan wel het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen';
    • 7. het behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle panden, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
    • 8. tuinen, erven en terreinen;
    • 9. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

  • b. De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn niet bestemd voor:
    • 1. inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 juncto Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;
    • 2. risicovolle inrichtingen;
    • 3. detailhandelsbedrijven, met uitzondering van:
      • I. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van nijverheid en industrie, in ter plaatse vervaardigde goederen, niet zijnde detailhandel in textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotmiddelen en huishoudelijke artikelen;
      • II. detailhandelsbedrijven die zich uitsluitend toeleggen op postordeactiviteiten en/of verkoop via internet;
      • III. bestaande detailhandelsbedrijven.

4.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag het bebouwingspercentage maximaal het aangegeven bebouwingspercentage bedragen, met dien verstande dat indien geen bebouwingspercentage staat aangegeven, het bouwvlak voor 100% mag worden bebouwd;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' zijn gebouwen toegestaan waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogten maximaal de aangegeven hooogten in meters bedragen.

  • b. Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte voor andere bouwwerken mag maximaal 3 m. bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m mag bedragen;
    • 3. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' is een luifel dan wel overkapping met een oppervlakte van niet meer dan 200 m² toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen.

4.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. De niet bebouwde grond mag uitsluitend voor bedrijven, tuin, erf en/of parkeervoorziening worden gebruikt, met dien verstande dat gebruik als opslagterrein voor de voorste voorgevelbouwgrens en het verlengde daarvan aan de wegzijde niet is toegestaan.

  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' gelden de volgende regels:
    • 1. de op grond van lid 4.2 toegestane bebouwing mag worden gebruikt als technische ruimte, zoals werkplaatsen en als servicegebouw, waaronder in ieder geval begrepen detailhandel, magazijn en sanitaire ruimten, zulks ten dienste van het verkooppunt motorbrandstoffen;
    • 2. binnen het onder 1. genoemde servicegebouw zijn afzonderlijke ruimten voor detailhandel toegestaan tot en oppervlakte van maximaal 75 m²;
    • 3. al dan niet zelfstandige horecaruimten in de zin van café/bar, restaurant, snackbar et cetera zijn niet toegestaan. Buffetverkoop en verkoop uit automatiek zijn, als onderdeel van de detailhandelsactiviteiten, wel toegestaan;
    • 4. bij beëindiging van het verkooppunt motorbrandstoffen dienen ondergeschikte nevenactiviteiten in de zin van detailhandel eveneens te worden beëindigd.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in lid 4.1 onder a bepaalde, teneinde de vestiging van bedrijfstypen toe te staan, die niet zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten, dan wel voorkomen in een hogere categorie dan is toegestaan en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijfstypen die ter plaatse bij recht zijn toegestaan. De omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5.1 Vergunningplicht

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is het verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag cultuurhistorisch waardevolle bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen.

4.5.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in lid 4.5.1 vervatte verbod geldt niet voor sloopwerkzaamheden:

  • a. ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag;
  • b. waarvoor eerder een vergunning is afgegeven;
  • c. die in redelijkheid kunnen worden aangemerkt als zijnde van ondergeschikte aard en omvang, zodat enige wezenlijke invloed op de in lid 4.1 bedoelde cultuurhistorisch waardevolle bebouwing niet te verwachten is.
4.5.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
  • a. De in lid 4.5.1 bedoelde sloopwerkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien uit een nadere onderbouwing van de aanvraag blijkt dat handhaving van het pand redelijkerwijs niet kan worden geëist, gezien de huidige bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw in verhouding tot de kosten van waardedaling en renovatie. De aanvrager dient daartoe bij de aanvraag om de hier bedoelde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een deskundigenrapport te overleggen dat ingaat op de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw in relatie tot de economische waarde(daling) en de kosten van renovatie.
  • b. Het overleggen van een deskundigenrapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag uit andere beschikbare informatie afdoende bekend is dat de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw dermate slecht is respectievelijk zijn dat handhaving van het pand redelijkerwijs niet kan worden geëist.