direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Klarenbeek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1008-vas1

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijven;
  • b. één bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. watergangen;
  • d. recreatief medegebruik (wandelen, fietsen en paardrijden);
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. behoud, herstel en versterking van de landschappelijke waarden,

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

3.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. gebouwen ten behoeve van het agrarisch bedrijf mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bouwvlak bedragen;
    • 3. bijgebouwen bij de bedrijfswoning mogen niet vóór (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning worden opgericht;
    • 4. de maatvoering van een gebouw dient te voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte / inhoud   Goothoogte in m   Bouwhoogte in m  
Bedrijfsgebouw  
 
6 m   8,5 m  
Bedrijfswoning inclusief aan- en uitbouwen
 
600 m3
 
3 m
 
8,5 m
 
Bijgebouwen en overkappingen behorende bij de bedrijfswoning   75 m²   3 m   5 m  

  • b. De bouwhoogte van andere bouwwerken binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande, dat:
    • 1. de bouwhoogte van mestsilo's niet meer mag bedragen dan 6 m;
    • 2. de bouwhoogte van sleufsilo's niet meer mag bedragen dan 2 m;
    • 3. de bouwhoogte van overige silo's niet meer mag bedragen dan 10 m;
    • 4. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 m.

  • c. Buiten het bouwvlak zijn alleen bouwwerken toegestaan ten behoeve van terreinafscheiding en beheer met een bouwhoogte van niet meer dan 1.20 m.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. lid 3.2 onder a.1 voor het buiten het bouwvlak oprichten van bouwwerken met een grondoppervlakte van maximaal 50 m² per agrarisch bedrijf en een bouwhoogte van maximaal 2,7 m, mits zulks noodzakelijk is in verband met een doelmatige bedrijfsvoering en de bebouwing niet in het bouwvlak zelf kan worden opgericht;
  • b. lid 3.2 onder a.6. teneinde de maximaal toegelaten grondoppervlakte van bijgebouwen bij burgerwoningen buiten het bestemmingsvlak 'Wonen' met maximaal 50 m² stalruimte uit te breiden, indien direct aansluitend bij (het erf van) de woning minimaal 1 ha grond hoort;
  • c. lid 3.2 onder a.6. voor het bouwen van bijgebouwen bij de bedrijfswoning tot een oppervlakte van 75 m², mits dit geen afbreuk doet aan de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving en de openheid van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. lid 3.2 onder a.4 indien dit uit stedenbouwkundig en landschappelijk oogpunt niet onaanvaardbaar is;
  • e. lid 3.2 onder b.2 voor het bouwen van sleufsilo's tot een bouwhoogte van maximaal 4 m;
  • f. lid 3.2 onder a.3 teneinde de agrarische bedrijfswoning te splitsen in maximaal twee bedrijfswoningen, mits:
    • 1. de bedrijfswoningen tezamen de maximaal toegestane inhoud van de bedrijfswoning niet overschrijden;
    • 2. de cultuurhistorische/karakteristieke waarde niet onevenredig wordt aangetast;
    • 3. splitsing geen belemmering vormt voor de naastgelegen agrarische bedrijven;
    • 4. de maximale oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning niet wordt overschreden, met dien verstande dat er in ieder geval minimaal 20 m² aan bijgebouwen per bedrijfswoning aanwezig moet zijn;
  • g. lid 3.2 onder a.6 voor het overschrijden van de maximale toegelaten bouwhoogte van bedrijfsgebouwen met niet meer dan 3,5 m tot een maximum van 1/3 van de oppervlakte van het gebouw ten behoeve van ondergeschikte bouwdelen, waaronder in ieder geval begrepen installatieruimten;
  • h. lid 3.2 onder a.6 voor een goothoogte van 3,5 m ten behoeve van een gedeeltelijk open kapschuur met een asymmetrisch zadeldak voor (hobbymatig) agrarisch gebruik.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
3.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Behoudens het in lid 3.4.2 bepaalde, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of aanbrengen van oppervlakteverhardingen ten behoeve van parkeren;
  • b. het aanleggen en verharden van wegen en paden en aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van bomen ten gevolge hebben of kunnen hebben.

3.4.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in lid 3.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van de goedkeuring van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 3.4.1 sub e voor zover de regels inzake het bewaren van houtopstanden van de Algemene Plaatselijke Verordening daarop van toepassing zijn.