Plan: | Bestemmingsplan Kanaalzone-Zuid - Kayersmolen |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1003-onh1 |
De wijziging van het bestemmingsplan heeft slechts voor een gedeelte van het gebied gevolgen voor de waterhuishouding, namelijk de ontwikkeling van Kanaalzone Zuid vlek 2, 3A en 4. Deze waterparagraaf zal zich toespitsen op de gevolgen voor de waterhuishouding van dit deelgebied.
Indicatief ligt de gemiddelde grondwaterstand op 1,5 à 1,7 m onder maaiveld, de gemiddeld hoogste grondwaterstand op 0,9 à 1,2 m onder maaiveld en de gemiddeld laagste grondwaterstand op 1,9 à 2,1 m onder maaiveld. Op basis van deze gegevens wordt verwacht dat het terrein niet of slechts gedeeltelijk moet worden opgehoogd. De grondwaterstanden vormen verder geen beperking voor de bouwplannen. Bovenstaande grondwaterstanden zijn indicatief en afkomstig van een peilbuis gelegen buiten het plangebied. Indien relevant is de ontwikkelaar zelf verantwoordelijk voor het uitvoeren van een gedegen en op de projectlocatie toegespitst geohydrologisch onderzoek.
Het gebied ligt niet in de door provincie Gelderland aangewezen grondwaterfluctuatiezone.
Eventuele kelders onder grondwaterniveau dienen waterdicht te worden uitgevoerd. Eventuele tijdelijke grondwaterstandsverlagende maatregelen tijdens de bouw dienen afgestemd te worden met de gemeente en de provincie. De provincie is het bevoegd gezag voor het verlenen van onttrekkingsvergunningen in het kader van de Grondwaterwet.
Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater of waterafhankelijke natuur aanwezig. Binnen de nieuwe ontwikkelingen zal ook geen nieuw oppervlaktewater worden gecreëerd. Aan de oostzijde van het plangebied ligt het Apeldoorns Kanaal. Afgekoppeld hemelwater zal incidenteel uit een berging/infiltratievoorziening overlopen naar het Kanaal. Dit heeft voor het Kanaal geen nadelige invloed.
Het gemeentelijk beleid is er op gericht om bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen de afvoer van hemelwater niet op de riolering aan te sluiten. In de Bouwverordening is bepaald dat het hemelwater dat afkomstig is van daken en verhardingen in principe in de bodem moet worden geïnfiltreerd door middel van een infiltratievoorziening van voldoende capaciteit op eigen terrein.
Bij het bepalen van de manier waarop het hemelwater wordt afgevoerd, hanteert de gemeente de Beslisboom voor Hemelwater. Deze beslisboom geeft de volgende voorkeursvolgorde voor het afvoeren van hemelwater:
De materialen die in aanraking komen met het hemelwater mogen niet uitlogen en dienen volgens Duurzaam Bouwen geselecteerd te zijn. Bij de infiltratie van hemelwater mag de bodem niet verontreinigd raken door met het hemelwater afgevoerde vervuilende stoffen.
In dit gebied dient de afvoer van hemelwater aan de volgende voorwaarden te voldoen:
Het hemelwater van verhardingen wordt niet aangesloten op het bestaande gemengde riool, maar grotendeels geïnfiltreerd in de bodem. In het noordelijke plandeel worden hiervoor de grindbermen aan weerszijden van de bestaande wegen gebruikt. In het zuidelijke plandeel is nog geen definitieve oplossing gekozen, maar zijn (stedelijke) wadi's en/of waterdoorlatende verhardingen mogelijke oplossingen. Voor alle voorzieningen geldt dat er zandvangen en bladafscheiders worden toegepast. De voorzieningen krijgen een bergend vermogen van 20 mm. Indien er in korte tijd meer neerslag valt, kunnen de voorzieningen overlopen naar het Kanaal. Hiertoe moet op 1 of 2 plaatsen de spoordijk worden gekruist.
Door het voorkomen van de toepassing van uitlogende bouwmaterialen wordt voorkomen dat het te infiltreren hemelwater het grond- en/of oppervlaktewater verontreinigd.
Nieuwe gebouwen dienen te worden voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en hemelwater, zoals dat op grond van het Bouwbesluit verplicht is. De vuilwaterafvoer van de bebouwing wordt aangesloten op het gemeentelijke gemengde rioolstelsel. Het bestaande rioolstelsel om het plangebied heeft voldoende capaciteit voor de extra vuilwaterafvoer van de nieuwbouw.
Aandachtspunt bij de herontwikkeling van het gebied is de wateroverlast in de Lepelaarweg / Aalscholverweg. Door afkoppelen van hemelwater, het aanpassen van de weghoogtes en het wijzigen van de hemelwaterafvoer in de betreffende wegen kan deze overlast worden verminderd. In de verdere uitwerking van de plannen dient hier rekening mee worden gehouden.
Op 12 februari 2008 is in een eerste wateroverleg de waterhuishoudkundige inrichting met het Waterschap Veluwe besproken.
De eisen aan de waterhuishoudkundige inrichting zoals die nu worden opgenomen voldoen aan de eisen van het waterschap. Het uiteindelijke waterhuishoudingsplan zal ter controle aan het waterschap worden toegezonden.