direct naar inhoud van 3.6 Archeologie en cultuurhistorie
Plan: Pannerden; Uuleveld 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0196.6911Uuleveld-VG01

3.6 Archeologie en cultuurhistorie

3.6.1 wettelijk kader

In 1992 heeft Nederland het Verdrag van Valletta ondertekend met als doel om het cultureel erfgoed dat zich in de bodem bevindt beter te beschermen. In 1998 heeft het Nederlandse parlement het Verdrag van Valletta goedgekeurd en in 2006 heeft het met de nieuwe Monumentenwet doorwerking gekregen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd, waarna de uitkomsten hiervan volwaardig in de ruimtelijke belangenafweging wordt betrokken.

Uit de cultuurhistorische waardenkaart van de Provincie Gelderland blijkt dat voor het plangebied een middelhoge verwachtingswaarde geldt. Voorts blijkt uit de Archeologische Monumentenkaart (AMK) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed dat het plangebied niet is aangewezen als AMK terrein.

3.6.2 archeologisch onderzoek

Door Becker & Van de Graaf is archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd voor het onderhavige plan (21 december 2005, nr. 14903).

Met het bureauonderzoek wordt met behulp van bestaande bronnen informatie verzameld over bekende of verwachte archeologische waarden binnen het plangebied. Hieruit blijkt dat de onderzoekslocatie en omgeving op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed staan aangegeven als gebied met een lage trefkans voor archeologische waarden.

Uit het veldonderzoek, waarin veldwaarnemingen en boringen zijn uitgevoerd, blijkt dat er in het onderzochte gebied, dat groter is dan het projectgebied, nog maar één archeologisch interessant niveau aanwezig is. De indicatoren bestaan uit houtskool in combinatie met verbrand leem (boring 4 en 6 uit het onderzoek). Daarvan is onduidelijk of deze van natuurlijke of antropogene afkomst zijn. In het rapport wordt aangegeven dat als in het gedeelte van het terrein dat wordt opgehoogd de toekomstige verstoringen niet tot onder 10m +NAP (dat betekent niet dieper dan 2 á 2,5 m onder het toekomstige maaiveld) reiken, aanvullend archeologisch onderzoek niet nodig is. Mocht bij de aanleg van kelders of leidingen de verstoring toch dieper reiken, dan is verder onderzoek aan te raden. Wat de wadi betreft, wordt een proefsleuvenonderzoek aanbevolen indien deze aangelegd wordt ter plaatse van de mogelijke vindplaats in boring 6 of de mogelijke stroomrug in boring 4 (oostzijde plangebied). Aanbevolen wordt om dit onderzoek uit te voeren voordat het terrein wordt opgehoogd. Dit om de graafdiepte te beperken.

3.6.3 vooroverlegreactie provincie Gelderland

Naar aanleiding van een vooroverlegreactie van de provincie Gelderland, 15 mei 2007, nr. 2007-007242 heeft de provincie aangegeven dat wanneer de verstoring dieper gaat dan 10 m + NAP er een aanvullend onderzoek uitgevoerd moet worden, bijvoorbeeld door archeologische begeleiding van de werkzaamheden. Het oostelijk deel van het projectgebied zal niet worden bebouwd. Wel zullen hier werkzaamheden uitgevoerd moeten worden ten behoeve van de projectontwikkeling. Naast het ophogen van de aanwezige gronden en de aanleg van een parkeerplaats zal ook een wadi (met de daarbij behorende infra) aangelegd moeten worden. Deze werkzaamheden zullen de huidige grond beneden het bestaande maaiveld niet verstoren. Indien de grond in het gebied van boring 4 en 6 toch 30 cm beneden bestaand maaiveld geroerd dient te worden, dan zal alsnog aanvullend onderzoek door middel van ploefsleuven moeten worden uitgevoerd. Het terrein wordt opgehoogd en pas daarna wordt de wadi aangelegd met een diepte van 30 cm.

Tijdens de grondverstorende werkzaamheden wordt nauwkeurig gelet op de aanwezigheid van
archeologische waarden. Het betreft niet alleen artefacten, maar bijvoorbeeld ook verkleuringen in de grond of andere restanten van voormalige menselijke activiteit. Als een vermoeden bestaat dat er archeologische waarden in het projectgebied aanwezig zijn, dan geldt er conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988 een meldingsplicht.

Bij de werkzaamheden voor de realisatie van het plan wordt de bovenstaande advisering opgevolgd.