direct naar inhoud van 3.4 Water
Plan: Pannerden; Uuleveld 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0196.6911Uuleveld-VG01

3.4 Water

Per 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Ook in deze wet is afstemming van ruimtelijke ontwikkelingen en water voor ruimtelijke plannen opgenomen. Al sinds enige jaren wordt in ruimtelijke plannen aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met de waterhuishouding. Hiervoor wordt het watertoetsproces doorlopen waarbij de conclusies ten aanzien van alle wateraspecten in een waterparagraaf worden beschreven.

In artikel 3.1.1 Bro is bepaald dat het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan daarbij overleg pleegt met o.a. de waterschappen. In artikel 3.1.6. Bro is aangegeven dat in de toelichting op een ontwerpbestemmingsplan is beschreven op welke wijze in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. Voor projectbesluiten is dit aangegeven in artikel 5.1.1 en 5.1.3.  Door vroegtijdig overleg te voeren en afronden in het stadium voordat het ontwerpplan ter visie wordt gelegd hebben de gemeente en waterschap gezamenlijk op een goede wijze invulling gegeven aan de verschillende wateraspecten en daarmee voldaan aan de wettelijke plicht.

3.4.1 provinciaal beleid

Het meest recente provinciale beleid op het gebied van water is neergelegd in het Waterplan Gelderland 2010-2015. In de nota wordt gesteld dat stedelijk waterbeheer meer dan voorheen aandacht vraagt. Specifieke aandacht is nodig voor 'droge voeten', schoon en aantrekkelijk water en het voorkomen van riooloverstorten en overbelasten van het riolerings- en zuiveringssysteem bij hevige regenval. Het afkoppelen van hemelwaterafvoer is daarbij een belangrijk instrument.

3.4.2 beleid Waterschap Rijn en IJssel

De locatie ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Rijn en IJssel. Dit waterschap is verantwoordelijk voor de waterhuishouding, waaronder het waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheer en de zorg voor de waterkeringen. Het beleid van het Waterschap Rijn en IJssel is gericht op het realiseren en in stand houden van een duurzaam veerkrachtig watersysteem, waarbij veilig water, voldoende water en schoon water uitgangspunten zijn.

Voor 'stedelijke' gebieden is het uitgangspunt dat schoon regenwater van daken en verhardingen niet via de riolering wordt afgevoerd. Bij nieuwe rioolstelsels dient eerst te worden gekeken of infiltratie van regenwater mogelijk is en pas daarna of het regenwater geloosd kan worden op het oppervlaktewater. Een verbeterd gescheiden rioolstelsel is hierbij het uitgangspunt. Bij het aanpassen van de bestaande riolering staat eveneens het reduceren van de vuillast naar het oppervlaktewater voorop.

Waterschap Rijn en IJssel heeft een watertoets tabel ontwikkeld waarmee met een aantal vragen in beeld te brengen is welke wateraspecten relevant zijn en met welke intensiteit het watertoetsproces doorlopen dient te worden. De vragen zijn gericht op de locatie van de ruimtelijke ontwikkeling en welke veranderingen er mogelijk worden gemaakt.

Uit de navolgende tabel kan worden afgeleid dat voor de ontwikkeling Uuleveld de uitgebreide watertoetsprocedure doorlopen moet worden. Dit betekent dat vooroverleg over invulling en uitwerking van de waterparagraaf gewenst is. Ook betekent dit dat een waterhuishoudkundig en rioleringsplan met een geohydrologisch onderzoek of een analyse van het huidige watersysteem vereist wordt. Het waterhuishoudkundig en rioleringsplan omvat tenminste de navolgende aspecten:

  • Verwerken vuilwaterstromen: systeemkeuze, dimensioneren en aansluiting op bestaan riool;
  • Verwerken hemelwater: Systeemkeuze, dimensies bergingsvoorziening, koppeling bestaande (legger)waterlopen;
  • Verwerken grondwater: Ophoogadvies, afvoer drainagewater, risico grondwaterverontreiniging.

Thema   Toetsvraag   Relevant   Intensiteit#  
Veiligheid
 
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire
waterkering, regionale waterkering of kade)
2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier?  
Nee

Nee  
2

2  
Riolering en Afvalwaterketen   1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1m3/uur?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap?  
Ja
Nee
Nee  
2
1
1  
Wateroverlast (oppervlaktewater)
 
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500m2?
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500m2?
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden,
beekdalen, overstromingsvlaktes?  
Ja
Ja
Ja
Nee  
2
1
1
1  
Oppervlakte-
waterkwaliteit  
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd?
 
Ja
 
1  
Grondwater-
overlast  
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
3. Is in het plangebied sprake van kwel?
4. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?  
Ja
Ja
Ja  
1
1
1  
Grondwater-
kwaliteit  
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?   Nee   1  
Inrichting en beheer   1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  
Nee

Nee  
1

2  
Volksgezondheid
 
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  
Nee


Nee  
1


1  
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur?
4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?  
Nee
Nee
Nee
Nee  
2
2
1
1  
Verdroging   1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied?   Nee   1  
Recreatie   1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?  
Nee  

2  
Cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?   Nee   1  

# de intensiteit van het watertoetsproces is afhankelijk van de antwoorden op bovenstaande vragen. Als er op een categorie 2

vraag een 'ja' is geantwoord is een uitgebreide watertoets noodzakelijk. Is er op geen van de categorie 2 vragen een 'ja' geantwoord dan kan een verkorte watertoets doorlopen worden. Als er alleen met 'nee' is geantwoord dan is het RO-plan waterhuishoudkundig niet van belang en hoeft er geen wateradvies bij het waterschap gevraagd te worden.

3.4.3 onderzoek

Voor het plangebied Uuleveld is een "Hydrologisch onderzoek Uuleveld te Pannerden" (Aqu 'Aries Advies, rapportnr 20060211, maart 2006) gemaakt. De conclusies uit het rapport luiden:

Gezien de samenstelling van de ondergrond en de heersende grondwatersituatie is infiltratie van afgekoppeld hemelwater niet zonder meer mogelijk. Alleen na ophoging van het plangebied is de inrichting van infiltratievoorzieningen mogelijk. Het gehele terrein wordt tussen de 1,0 en 1,5 meter opgehoogd.

Berging van hemelwater is mogelijk binnen het plangebied in de waterpartij aan de oostzijde. Voor hemelwater afkomstig van de wegverharding is voorzuivering aan te bevelen. Bij een systeem van berging en voorzuivering via bodempassage in een wadi is daarvoor een bodemopppervlakte van circa 650m² nodig. Een typische wadi heeft een diepte van 30 cm.

Op grond van dit advies wordt er een wadi aangelegd met een diepte van circa 30 cm.

In de voorbereiding op het plan is het hydrologisch onderzoek op 25 januari 2007 besproken met de initiatiefnemer, de gemeente Rijnwaarden en het Waterschap Rijn en IJssel. Er is afgesproken dat de toekomstige waterpartij aan de oostzijde van het plangebied uitgevoerd wordt als wadi, waarin schoon hemelwater uit het plangebied wordt opgevangen. Het beheer en onderhoud van deze wadi komt bij de gemeente te berusten. Verder wordt in de vooroverlegreactie van 1 mei 2007, nr. 07.04551, door het waterschap duidelijk gemaakt dat zij adviseren om het bouwterrein voldoende op te hogen ter voorkoming van eventuele toekomstige wateroverlast. In het bouwplan wordt rekening gehouden met de waterhuishoudkundige eisen die voortkomen uit dit onderzoek en het overleg met het waterschap en de gemeente.

Daarnaast is een "Effectanalyse wijzigingen watersystemen" (4 juli 2008) gemaakt in opdracht van de gemeente Rijnwaarden. Op basis van de rapportage zijn de volgende conclusies getrokken:

  • de ontwikkeling heeft een positief effect op de verwerking van hemelwater en het 'water op straat' neemt in de toekomst af, mits de afvoercapaciteit is gegarandeerd;
  • de ontwikkeling heeft een negatief effect op de ontwateringsdiepte in het plangebied, maar deze voldoet ook bij ophoging aan de normen;
  • de invloed van de rivieren neemt in de toekomst toe door de ontwikkeling van de Lobberdense Waard. Hierdoor kunnen bij langdurig hoogwaterstanden op de Rijn periodiek hogere grondwaterstanden optreden. Deze stijging is afhankelijk van de duur en het peil.
3.4.4 watertoetsprocedure

De watertoetsprocedure is doorlopen en er is overleg gevoerd met de waterbeheerders in de personen van de heer R. Kruizenga (Waterschap Rijn & IJssel) en de heer A. Kersten en de heer A. Schenk (gemeente Rijnwaarden). Verder is voor de beschrijving geput uit de beschikbare literatuurgegevens uit eerdere onderzoeken, hierboven genoemd en zoals vermeld in de Wateratlas van de provincie Gelderland. Het resultaat is samengevat in de navolgende waterparagraaf.

In de watertoetsprocedure zijn eerst de mogelijke aandachtspunten geïnventariseerd en is bepaald of voor de ontwikkeling een waterparagraaf vereist is. Vervolgens is per relevant thema het aandachtspunt beschreven en toegelicht welke oplossingsrichting gewenst is vanuit beleid. Op basis van dit overzicht zijn afspraken gemaakt met de waterbeheerders over de te nemen vervolgstappen.

Knel- en aandachtspunten

De relevante aspecten uit de watertoetstabel zijn navolgend puntsgewijs weergegeven. Per relevant thema zijn de huidige en de gewenste situatie beschreven. Niet relevant voor het plangebied zijn veiligheid, grondwaterkwaliteit, volksgezondheid, natte natuur, recreatie en cultuurhistorie.

Riolering

De ontwikkeling Uuleveld ligt tegen de kern van Pannerden. Er is nog geen riolering aanwezig in het plangebied. In de toekomstige situatie worden woningen gerealiseerd en ontstaat een vuil- en een regenwaterafvoer. Bij voorkeur wordt deze gescheiden conform de afkoppelbeslisboom van het waterschap. Het regenwater van de verharde oppervlakken wordt afgevoerd naar bodem of het oppervlaktewater. Het vuilwater wordt aangesloten op de bestaande riolering in de kern en afgevoerd naar de RWZI.

Wateroverlast (oppervlaktewater)

Als het infiltreren van regenwater niet mogelijk is, zal een koppeling gemaakt moeten worden naar een leggerwaterloop (zie kaart 1). Bekend is dat er een duiker aanwezig is nabij het sportterrein. In het waterhuishoudkundig- en rioleringsplan moet getoetst worden of deze over voldoende afvoercapaciteit beschikt. Daarnaast geldt voor het aankoppelen van vuilwater op het bestaande rioolstelsel bepaald moet worden of de toename opgevangen kan worden en wat de meest logische plek is voor de aansluiting.

Waterberging / wateroverlast

In de huidige situatie zijn er twee greppels aanwezig in het plangebied. Deze vervullen een beperkte rol in het bergen van oppervlaktewater. Er is geen verharding aanwezig. In de toekomstige situatie wordt het gebied grotendeels verhard en de greppels gedempt. Om wateroverlast tegen te gaan is aanvullende berging vereist in het plangebied. De norm die het waterschap hanteert is T100+10%. Oftewel, een bui T100+10% dient binnen het plangebied geborgen te kunnen worden. Tot T100 jaar mag het surplus via een noodoverlaat afgevoerd worden naar de leggerwaterlopen.

(Oppervlakte)waterkwaliteit

In de huidige situatie zijn er geen aspecten die het afstromend regenwater verontreinigen. In de toekomst worden er woningen gebouwd en wegen aangelegd. Om te voorkomen dat verontreinigingen via het afstromend dak- en wegwater in het oppervlaktewater terechtkomen, dient gebouwd te worden conform het convenant duurzame bouwen en zoals vastgesteld in het bouwbesluit. Daarnaast vindt de afvoer bij voorkeur plaats middels een bodempassage.

Grondwateroverlast

Het plangebied is zeer laag gelegen ten opzichte van de omgeving. Hierdoor heeft het een beperkte ontwateringsdiepte. Ook staat het plangebied periodiek onder invloed van kwel uit de nabij gelegen Rijn. Dit maakt dat de grondwaterstanden in de huidige situatie tot het maaiveld kunnen reiken of zelfs daarboven. Hiermee is de huidige maaiveldhoogte onvoldoende voor woningbouw. In de toekomstige situatie dient de ontwateringsdiepte voldoende boven de hoogste grondwaterstand gesitueerd te zijn. Alleen voor het afvangen van 'dijkse' kwel is het toepassen van drainage toegestaan. De gemiddelde grondwaterstanden mogen niet verlaagd worden middels drainage.

Opgemerkt wordt dat door de lage ligging van het plangebied drainerende werkt op de omgeving. Ophogen van het plangebied mag niet leiden tot grondwaterstandstijgingen in de omgeving. Effecten van de ontwikkeling moeten inzichtelijk worden gemaakt en aangetoond moet worden dat er geen vernatting te verwachten is.

Daarnaast geldt dat ten westen van het plangebied een grondwaterverontreiniging aanwezig is. Hiervan dient vastgesteld te worden of deze zich kan verplaatsen ten gevolge van de realisatie van het plan. Indien het een mobiele verontreiniging betreft, dient maatregelenpakket opgesteld te worden op verplaatsing bij onttrekkingen tegen te gaan.

Aanvullende informatiebehoefte

Als laatste is beoordeeld of er voldoende informatie beschikbaar is om te komen tot een goede uitwerking van de waterhuishouding. Geconstateerd is dat er hiaten bestaan ten aanzien van de navolgende punten. Deze dienen vroegtijdig in beeld gebracht te worden om het opstellen van het waterhuishoudkundig en rioleringsplan mogelijk te maken.

  • Inventarisatie grondwaterverontreiniging;
  • Inmeten maaiveldhoogte en monitoren grondwaterstanden voor ophoogadvies;
  • Inmeten afvoertracé tot leggerwaterloop langs sportterrein.

Op basis van deze uitgebreide watertoetsprocedure zal een waterhuishoudingsplan en een rioleringsplan worden opgesteld.