Plan: | Pannerden; Uuleveld 2010 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0196.6911Uuleveld-VG01 |
In deze paragraaf wordt beschouwd met welke milieuaspecten rekening gehouden moet worden in de planvorming. Ten behoeve van de ontwikkeling van het plan Uuleveld, zijn er meerdere (milieu)onderzoeken uitgevoerd. Er is bekeken of er mogelijk milieuaspecten aanwezig zijn die de onderhavige ontwikkeling zouden kunnen belemmeren. De resultaten van deze onderzoeken zijn samengevat in deze toelichting verwerkt.
Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is verplicht voor besluiten van de overheid over initiatieven van particulieren of marktpartijen, zoals bij de bouw van olieraffinaderijen, kerncentrales, chemische installaties en de aanleg van auto(snel)wegen, spoorwegen, vliegvelden, pijpleidingen voor gas of olie en (stuw)dammen. Een milieueffectrapportage kan ook verplicht zijn voor plannen van de overheid, zoals een structuurvisie, bestemmingsplan of waterhuishoudingsplan.
In het Besluit MER staat wanneer een m.e.r. procedure of een m.e.r.-beoordelingsprocedure doorlopen moet worden. Er wordt gekeken naar de activiteit, de omvang van de activiteit en ander kenmerken en het besluit dat de activiteit mogelijk maakt.
In de onderdelen C en D van de bijlagen bij het Besluit MER is per categorie van activiteiten een drempelwaarde gegeven. Indien de activiteit groter is dan de drempelwaarde in de C-lijst moet er altijd een m.e.r.-procedure worden doorlopen. De activiteit is direct m.e.r.-plichtig.
Boven de drempelwaarde in de D-lijst moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden. Onder de D-lijst drempel moet het bevoegd gezag expliciet motiveren of een m.e.r.-beoordeling al dan niet nodig is.
In het kader van onderhavig bestemmingsplan is beoordeeld of dit plan m.e.r.-beoordelingsplichtig is.
Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om maximaal 60 woningen, groen en de bijbehorende infrastructuur te realiseren. Deze ontwikkeling wordt niet genoemd in de C-lijst en met dit aantal blijft het bestemmingsplan ruim onder de D-lijst drempel (D 11.2, Staatsblad 2011, 102, Besluit van 21 februari 2011 tot wijziging van het Besluit milieueffectrapportage en het Besluit omgevingsrecht (reparatie en modernisering milieueffectrapportage)) van het Besluit MER. Het bevoegd gezag moet expliciet motiveren of een m.e.r.-beoordeling al dan niet nodig is.
De milieuaspecten uit het bestemmingsplan zijn beoordeeld om te bezien in hoeverre zij aanleiding geven tot significante effecten die aanleiding geven tot een m.e.r.(beoordelings)plicht.
Externe veiligheid
In het bestemmingsplan is het door de gemeente Rijnwaarden uitgevoerde onderzoek naar externe veiligheid opgenomen. Daarbij zijn risicobronnen in de directe omgeving van het plangebied geïnventariseerd en beoordeeld. Machinefabriek GSP slaat enkele gevaarlijke stoffen op. Het gaat om kleine hoeveelheden waarbij een veiligheidsafstand van 10 meter in acht moet worden genomen. Het bedrijf Derksen heeft in verband met brandgevaar een veiligheidsafstand van 50 meter, deze wordt in acht genomen. De risicokaart.nl geeft geen andere informatie.
Geconcludeerd kan worden dat voor het thema externe veiligheid geen m.e.r.-beoordeling hoeft plaats te vinden.
Geluid
Het beoogd plangebied is een geluidgevoelige bestemming in het kader van de Wet geluidhinder (Wgh). Voor het aspect wegverkeer is het plangebied gelegen binnen de zones van enkel 30 kilometer wegen. Voor deze wegen is een onderzoek naar de geluidsbelasting niet van toepassing. Met betrekking tot het geluid van de industrie geldt voor het gebied een ambitieniveau van 48 dB(A) en een plafondwaarde van 52 dB(A). Conclusie is dat aan de wettelijke voorschriften kan worden voldaan door een geluidsmaatregel aan de bron (geluidwal van max. 4,6 meter hoog) en de uitvoer van de bovenste etages van de dichtstbijzijnde gelegen woningen in een dove gevel zonder te openen delen.
Geconcludeerd kan worden dat voor het thema geluid geen m.e.r.-beoordeling hoeft plaats te vinden.
Luchtkwaliteit
Projecten die 'niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging, hoeven niet meer afzonderlijk getoetst te worden aan de grenswaarden voor de buitenlucht.
Gelet op de omvang en het aantal woningen valt het project binnen de reikwijdte van het Besluit NIBM en voldoet het aan de Wet luchtkwaliteit. Derhalve is voor luchtkwaliteit een m.e.r. beoordeling niet nodig.
Bedrijven en milieuzonering
Nabij het plangebied zijn drie relevante bedrijven gelegen. Palletfabriek Derksen, Sportaccommodatie de Pauwengaard en GSP Machinefabriek. Voor de Palletfabriek Derksen is een afstand van 50 meter noodzakelijk. Vanaf de sporthal tot aan de eerste woningen dient een afstand van 16 meter aangehouden te worden. De woningen liggen op circa 60 meter afstand. Op grond van het geluid zijn de woningen op 100 meter vanaf GSP Machinefabriek geprojecteerd. De nieuwe woningen vormen geen belemmeringen voor de bedrijfsactiviteiten.
Geconcludeerd kan worden dat voor het thema bedrijven en milieuzonering geen m.e.r.-beoordeling hoeft plaats te vinden.
Bodemtoets
Voor het bestemmingsplan is een uitgebreide inventarisatie van de bodemkwaliteit ter plaatse uitgevoerd. Geconcludeerd is dat er geen aanleiding is voor het doen van vervolgonderzoeken, omdat de gemeten concentraties kleiner zijn dan de betreffende tussen- en interventiewaarden.
Geconcludeerd kan worden dat voor het thema bodem geen m.e.r.-beoordeling hoeft plaats te vinden.
Archeologie
Het plangebied is op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed aangegeven als behorend tot een gebied met een lage archeologische verwachting. Uit het veldonderzoek blijkt dat er in het onderzochte gebied nog maar een archeologisch interessant niveau aanwezig is. Onduidelijk is of deze natuurlijk zijn of antropogeen. Bij werkzaamheden dieper dan 10m + NAP is aanvullend onderzoek noodzakelijk. Het terrein zal worden opgehoogd alvorens de wadi aan te leggen.
Geconcludeerd kan worden dat voor het thema archeologie geen m.e.r.-beoordeling hoeft plaats te vinden.
Cultuurhistorie
Binnen het plangebied zijn geen gemeentelijke of van rijkswege beschermde monumenten gelegen.
Geconcludeerd kan worden dat voor het thema cultuurhistorie geen m.e.r.-beoordeling hoeft plaats te vinden.
Flora en fauna
Uit onderzoek is gebleken dat de ecologische waarde van de onderzoek locatie gering is. Het bebouwen van het plangebied is niet strijdig met de Vogel- en Habitatrichtlijn, omdat er geen sprake is van significante negatieve effecten op het gebied. Per 1 oktober 2005 heeft Nederland de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in nationale wetgeving verankerd. De Natuurbeschermingswet (Nb-wet).
Geconcludeerd kan worden dat voor het thema flora en fauna geen m.e.r.-beoordeling hoeft plaats te vinden.
Water
Gezien de aard van het gebied is de uitgebreide watertoetsprocedure doorlopen. In een startoverleg tussen ontwikkelaar, gemeente en waterschap is gezamenlijk bepaald welke wateraspecten een rol spelen en tot welk detailniveau deze uitgewerkt dienden te worden. Ook betekent dit dat een waterhuishoudkundig en rioleringsplan met een geohydrologisch onderzoek of een analyse van het huidige watersysteem vereist is. Het waterhuishoudkundig en rioleringsplan omvat tenminste de navolgende aspecten:
Momenteel wordt een waterhuishoudkundig- en rioleringsplan opgesteld. Het waterschap is akkoord met de daarin meegenomen uitgangspunten.
Geconcludeerd kan worden dat voor het thema water geen m.e.r.-beoordeling hoeft plaats te vinden.
Conclusie
Gesteld kan worden dat op basis van de beoordeling van alle milieuaspecten geen sprake is van significante effecten, die een m.e.r.(beoordelings)plicht noodzakelijk maken.
Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) moeten ruimtelijke plannen worden getoetst op geluidsniveaus die maximaal toelaatbaar zijn op de gevel van een geluidgevoelige bestemming. De Wgh hanteert voor de geluidbelasting twee begrippen; de voorkeursgrenswaarde en de maximaal toelaatbare geluidbelasting. Als de geluidbelasting hoger is dan de maximale geluidbelasting dan kunnen geluidgevoelige bestemmingen niet worden verwezenlijkt. Ligt de geluidbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximaal toelaatbare geluidbelasting dan kunnen aan de realisatie van geluidgevoelige bestemmingen voorwaarden worden verbonden en dient er daarnaast een ontheffing “hogere grenswaarde” verleend te worden. Is de geluidbelasting lager dan de voorkeursgrenswaarde dan is realisatie geen probleem. Voor wegverkeerslawaai geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB en een maximaal toelaatbare geluidbelasting van 63 dB (met ontheffing). Een onderzoek naar de geluidbelasting dient plaats te vinden binnen de aan een weg verbonden zone. In uitzondering daarop gelden geen zones voor woonerven en voor wegen waarvan de maximale snelheid is bepaald op 30 km/u.
Alle nieuwe wegen binnen het plangebied en de omringende bestaande wegen zijn 30 km wegen.
In het kader van onderhavig project is een actualiseringsonderzoek (d.d. 27 mei 2008, notitienummer 031263.EW1815) uitgevoerd door Alcedo B.V..Dit onderzoek is een aanvulling op het eerder verrichte relevante onderzoek (Milieuplanologisch onderzoek, Alcedo B.V. d.d. 23 november 2005, gewijzigd op 13 juni 2006) dat tevens ingaat op de geluidsniveaus vanwege het wegverkeer. De door de gemeente Rijnwaarden aangeleverde verkeersgegevens hebben betrekking op een prognose voor het jaar 2014. Door rekening te houden met een autonome groei van het verkeer van 2% per jaar, zijn deze gegevens geëxtrapoleerd naar het jaar 2017. Vanwege de realisatie van het project “Uuleveld” is rekening gehouden met 5 extra verkeersbewegingen per nieuw te bouwen woning per dag.
Ten tijde van de uitvoering van het onderzoek (2005) beschikte de gemeente Rijnwaarden niet over een geluidbeleidsplan. Inmiddels is dit plan wel aanwezig. In het geluidbeleidsplan is het gebied Uuleveld, net als het grootste gedeelte van de bebouwde kom van Pannerden getypeerd als “buiten centrum”. Voor wat betreft wegverkeerslawaai geldt voor dit gebied een ambitieniveau van 50 dB(A). Dit niveau is nog gebaseerd op de Wet geluidhinder zoals deze gold tot 1 januari 2007. Inmiddels is deze wet aangepast. Onderdeel van de aanpassing is een wijziging van de eenheid voor geluidsbelasting. Dit was een equivalent geluidsniveau in dB(A) en is gewijzigd in een etmaalgemiddeld niveau Lden in dB. Een niveau van 50 dB(A) volgens de oude wet komt min of meer overeen met een niveau van 48 dB volgens de nieuwe wet.
In het geluidsonderzoek is reeds geanticipeerd op de wetswijziging en is al getoetst aan de nieuwe grenswaarde van 48 dB. De voorkeursgrenswaarden van 48 dB worden bij geen enkele woning overschreden. Het bouwplan voldoet zowel aan de Wgh als aan het gemeentelijk geluidsbeleidsplan.
Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd met als gegeven dat het bouwplan 58 woningen bevat. Het bestemmingsplan maakt de bouw van 60 woningen mogelijk. Op basis van overleg met de afdeling milieu van de gemeente Rijnwaarden in november 2010 is gebleken dat de verkeersgegevens nog steeds actueel zijn. Er zijn geen andere ontwikkelingen in de kern Pannerden die een wijziging in de verkeersgegevens zullen veroorzaken tot 2021. Een toename van 10 extra verkeersbewegingen heeft geen noemenswaardige invloed op de geluidsbelastingen op de woningen. Het bouwplan voldoet aan de Wgh.
Voor wat betreft industrielawaai geldt voor het gebied een ambitieniveau van 48 dB(A) en een plafondwaarde van 52 dB(A). In het milieuplanologisch onderzoek is destijds (in overleg met de gemeente Rijnwaarden), aangezien toen nog geen geluidsbeleid voorhanden was, uitgegaan van een grenswaarde van 50 dB(A). Aan deze grenswaarde wordt voldaan. Aan de plafondwaarde van 52 dB(A) wordt derhalve ook voldaan. Uit onderzoek met betrekking tot de geluidemissie van de pallethandel is gebleken dat met de aanleg en bouw van een geluidwal met een totale hoogte van 4,50 m en het toepassen van maatwerkvoorschriften bij Derksen zelf, aan de toetsingswaarde kan worden voldaan.
DGMR heeft een notitie (6 januari 2010, nr. M.2008.1645.01.N004) geschreven betreffende het aspect geluid met het oog op de palletfabriek R. Derksen B.V., gebaseerd op het vastgestelde geluidsbeleid van de gemeente voor fase 1 van het bouwplan. Hierin worden de door palletfabriek R. Derksen B.V voorgenomen organisatorische maatregelen ten behoeve van beperking van geluidsoverlast besproken en getoetst.
De dichtstbijgelegen nieuw te bouwen woningen bestaan maximaal uit drie bouwlagen. De bovenste bouwlaag betreft geen geluidsgevoelige ruimte. Deze bouwlaag zal geen te openen geveldelen bevatten. Dit gegeven wordt privaatrechtelijk vastgelegd bij de verkoop van de woningen. Deze gegevens leiden ertoe dat de beoordelingshoogte zich beperkt tot 1,5 meter boven het maaiveld gedurende de dagperiode en 5,0 meter boven het maaiveld gedurende de avond- en nachtperiode.
Conclusie is dat aan de wettelijke voorschriften kan worden voldaan door een geluidsmaatregel aan de bron (bij palletfabriek R. Derksen B.V) en in het tussengebied (geluidswal) te treffen. Voor een gedeelte van de nieuwbouw wordt echter een overschrijding geconstateerd. Gekozen is voor het hanteren van de maatregelenvariant die tot gevolg hebben dat voldaan wordt aan 48/43/38 dB(A) op de gevel van de woningen gedurende respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Concreet houd dit de volgende maatregelen in:
De maatwerkvoorschriften voor Derksen zijn in 2010 vastgesteld.
Sinds het uitvoeren van het hierboven genoemde onderzoek zijn er twee woningen toegevoegd aan het bouwplan. Deze twee woningen komen te liggen binnen de zone waar een overschrijding geconstateerd is. DGMR heeft opnieuw gekeken of woningbouw een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van palletfabriek R. Derksen B.V. In dit onderzoek zijn de twee extra woningen in fase 1 meegenomen. Het onderzoek (Aanvullende geluidbeperkende maatregelen Derksen, 11 januari 2011, M.2008.1645.03.N002) wijst uit dat door het treffen van aanvullende geluidbeperkende bronmaatregelen in combinatie met overdrachtsmaatregelen er ter plaatse van de woningen in fase 1 en 2 kan worden voldaan aan de geldende toetsingskaders.Het rapport geeft aan dat inpassing van het plan technisch mogelijk is.
De Wet Bodembescherming 1986 had tot doel het voorkomen, beperken of ongedaan maken van veranderingen van hoedanigheden in de bodem, die een vermindering of bedreiging betekenen van de functionele eigenschappen die de bodem voor mens, plant of dier heeft. Deze wet bevat algemene bepalingen voor de bescherming van de bodem en sanering in geval van verontreiniging van de bodem. Per 1 januari 2006 is de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. De Wbb wil bodemsaneringen beter aan laten sluiten bij de maatschappelijke dynamiek. Het doel is te komen tot een effectiever bodembeleid. Door de Nota Ruimte en het streekplan wordt een nadrukkelijke koppeling gelegd tussen de Wbb en ruimtelijke ontwikkelingen. Deze koppeling maakt het noodzakelijk om de toestand van de bodem na te gaan voordat een locatie tot ontwikkeling kan worden gebracht.
Voor het projectgebied is een verkennend milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd in oktober 1997 door Fugro Milieu Consult B.V. te Arnhem, plannummer D-7258/110. In het rapport wordt geconcludeerd dat in de Noordwesthoek van het terrein tot een maximale diepte van 2,0 m plaatselijk puin en kooldeeltjes zijn aangetroffen. In het verleden heeft hier een gebouwtje gestaan. De gemeten overschrijdingen zijn echter dermate gering, dat zij geen beperkingen stellen aan het gebruik van het terrein. Hergebruik van de grond kan onder voorwaarden plaatsvinden.
In april 2002 heeft Fugro Milieu Consult het tweede deel van het terrein onderzocht, plannummer 82020128. In het tweede deel van het terrein zijn geen verontreinigingen aangetroffen. Dit deel van de locatie is niet-verdacht. Beide onderzoeken zijn gedateerd en kunnen principe niet meer benut worden. De gemeente Rijnwaarden heeft echter aangegeven, dat gezien het feit dat het gebruik van de locatie Renbaan-Nieuwstraat onveranderd is gebleven, er geen hernieuwd bodemonderzoek hoeft te worden uitgevoerd.
In opdracht van bouwonderneming Veluwezoom Verkerk B.V. te Zevenaar heeft Aveco de Bondt een verkennend onderzoek uitgevoerd naar asbest op de locatie (27 juli 2006, nr. 06.1437 R-BDR/254). In het rapport wordt geconcludeerd dat de locatie kan worden beschouwd als onverdacht voor de aanwezigheid van asbest. De afgelopen jaren had het terrein een agrarisch gebruik. Op de onderhavige gronden was alleen een tijdelijk gronddepot aanwezig. Verwacht wordt dat de kwaliteit van de bovengrond niet is gewijzigd ten opzichte van de reeds uitgevoerde onderzoeken.
Ten behoeve van een actualisatie van de reeds in 1997 en 2002 uitgevoerde bodemonderzoeken is een nieuw verkennend bodemonderzoek verricht door Oranjewoud (10 juli 2008, nr. 186442). In de bovengrond is een licht verhoogd gehalte aan PAK aangetroffen. Er is echter geen aanleiding tot het uitvoeren van vervolgonderzoek, omdat de gemeten concentraties kleiner zijn dan de betreffende tussen- en interventiewaarde. Daarnaast wordt in het rapport aanbevolen dat bij eventueel toekomstig grondverzet rekening wordt gehouden met de bodemopbouw ter plaatse en lichte bijmengingen met puin en kolengruis. Eventueel grondverzet dient in overeenstemming met het gemeentelijke beleid te worden uitgevoerd.
Het aspect bodem vormt gezien het bovenstaande geen milieuhygiënische belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied.
Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit (Wlk) in werking getreden. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De Wlk kent een aantal nieuwe begrippen zoals het begrip 'niet in betekenende mate' (NIBM). Een belangrijk verschil met het Besluit luchtkwaliteit (Blk) 2005 is, dat de nieuwe regelgeving een flexibele koppeling kent tussen ruimtelijke activiteiten en gevolgen voor de luchtkwaliteit. Projecten die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging, hoeven niet meer afzonderlijk getoetst te worden aan de grenswaarden voor de buitenlucht. Dit is het geval in de volgende situaties.
Gelet op de omvang en het aantal woningen valt het project binnen de reikwijdte van het Besluit NIBM en voldoet het aan de Wlk.
In de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de VNG, uitgave maart 2009 worden in verband met de aanwezigheid van milieubelastende functies indicatieve richtafstanden voorgeschreven (milieuzonering) tot milieugevoelige functies.
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige functies worden hinder en gevaar voorkomen.
Voor de locatie zijn twee milieu planologische onderzoeken uitgevoerd door Alcedo, voor het effect van de aangrenzende sportaccommodatie (rapportnr 031263.04, d.d. 21 april 2006) en voor het effect van de bedrijvigheid van het aangrenzende bedrijfsterrein ((Milieuplanologisch onderzoek, Alcedo B.V. d.d. 23 november 2005, gewijzigd op 13 juni 2006). Het Milieuplanologisch onderzoek is gebaseerd op de destijds actuele VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering”. In juli 2011 is door Alcedo opnieuw onderzoek gedaan naar de akoestische situatie rondom de sportaccommodatie, gezien de bouw van een nieuwe tribune met omroepinstallatie.
Palletfabriek R. Derksen B.V.
Voor wat betreft het aspect gevaar is voor het bedrijf Derksen volgens de publicatie van 2007 een afstand van 50 meter van toepassing. Aangezien de woningen op minimaal 50 meter afstand vanaf het bedrijf van Derksen geprojecteerd zijn, vormt deze woningbouw geen belemmering voor de bedrijfsuitoefening van Derksen (zie kopje Externe Veiligheid).
Voor het bedrijf Derksen worden vanwege de aspecten geur en trillingen geen beperkingen voor het project verwacht. Indien de NeR-grenswaarden voor stofemissie worden nageleefd, zal er ook geen relevante hinder van stofemissie optreden.
Ter plaatse van de nieuwe woningen kan lichtinstraling door de lichtmasten optreden. Dit kan worden voorkomen met praktische maatregelen door bijvoorbeeld de richting van de betreffende lichtmasten aan te passen en het gebruik van afschermende lichtarmaturen.
Ten aanzien van geluid is in paragraaf 3.3.2 'Geluid Industrielawaai' beschreven dat door het treffen van aanvullende geluidsbeperkende bronmaatregelen in combinatie met een geluidsscherm voldaan wordt aan het geldende toetsingskader.
Sportaccommodatie De Pauwengaard
Door Alcedo is akoestisch onderzoek uitgevoerd voor de sportaccommodatie De Pauwengaard, gevestigd aan de Renbaan 1A te Pannerden. Uit het onderzoek (2006 en in 2011) blijkt, dat op alle beoordelingspunten voldaan kan worden aan de gestelde eisen uit het Activiteitenbesluit voor de langtijdgemiddeld beoordelingsniveaus, de maximale geluidsniveaus en de indirecte hinder voor zowel bedrijfssituatie 1 als 2.
Conform het geluidsbeleid liggen de nieuwe woningen binnen het gebiedstype 'buitencentrum'. Voor 'buitencentrum' geldt voor bedrijven als ambitieniveau een geluidsniveau van 48 dB(A) en een plafondwaarde van 52 dB(A). In de bedrijfssituatie 2 blijkt dat op beoordelingspunt 001 in dagperiode het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau 50 dB(A) bedraagt. Het ambitieniveau wordt met 2 dB overschreden. De plafondwaarde van 52 dB(A) wordt niet overschreden. De overige beoordelingspunten hebben een langtijdgemiddeldbeoordelingsniveau onder de ambitiewaarde van 48 dB(A).
Maatgevend voor de overschrijding is het gebruik van de omroepinstallatie tijdens wedstrijddagen. Het gaat hierbij effectief om circa 15 minuten spraak en circa 15 minuten muziekgeluid. Het rekenmodel gaat er echter vanuit dat er geen bedrijfsduurcorrectie bij muziekgeluid wordt toegepast. Tevens is een strafcorrectie van 10 dB ten gevolge van het muziekgeluid toegepast. Het verder verlagen van het geluidsniveau van de omroepinstallatie heeft gezien de korte tijdsduur van de installatie over de gehele dagperiode ons inziens geen relevante invloed op de totale geluidsbeleving van de inrichting.
Op het terrein van de Pauwengaard is een sporthal met kantine aanwezig. Voor wat betreft mogelijk gevaar voor brandoverslag geldt het volgende. Op grond van het Bouwbesluit mag de stralingsbelasting op een afstand gelijk aan 2 keer de afstand van de sporthal tot het hart van de weg niet groter zijn dan 15 kW per m2. Bij deze belasting bestaat geen relevant risico op brandoverslag. De afstand van de sporthal tot het hart van de weg bedraagt circa 8 meter. De kritische afstand is derhalve 16 meter vanaf de sporthal. De woningbouw is geprojecteerd op een afstand van circa 60 meter. Er bestaat derhalve geen risico op brandoverslag.
GSP Machinefabriek De Oude Rijn
Voor het bedrijf GSP is geluid het maatgevende aspect. Aan de geldende milieuvergunning van het bedrijf GSP zijn geluidsvoorschriften verbonden. De voorschriften komen er samengevat op neer dat de equivalente geluidniveaus op enig punt op 50 meter afstand niet hoger mag zijn dan 55 dB.
Middels extrapolatie van de geluidsvoorschriften is bepaald op welke afstand van het bedrijf de geluidsbelasting niet hoger is dan de toelaatbaar geachte geluidsbelasting van 50 dB. Dit blijkt een afstand van 100 meter te zijn. In de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” van 16 april 2007 een indicatieve afstand tussen woningen en bedrijven aangegeven die aangehouden dient te worden bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor de bedrijfscategorie machine en apparatenfabrieken met een productieoppervlak kleiner dan 2.000 m2 (SBI-code 29.0, nummer 1) is voor het aspect geluid een richtafstand van 100 m aangegeven. In voorliggende situatie komen de nieuw te bouwen woningen op een afstand van 100 m van de bedrijfsterreingrens van GSP te liggen. Het milieuaspect geluid dient in principe niet nader te worden onderzocht. Hier is echter wel voor gekozen om er zeker van te zijn dat geluid geen relevante hinderfactor betreft.
In het geluidbeleidsplan is het gebied Uuleveld, net als het grootste gedeelte van de bebouwde kom van Pannerden getypeerd als “buiten centrum”. Voor wat betreft industrielawaai geldt voor dit gebied een ambitieniveau van 48 dB(A).
In opdracht van de gemeente Rijnwaarden heeft DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V. een akoestisch onderzoek uitgevoerd ten behoeve van de realisatie van woningbouwplan Uuleveld in Pannerden. De conclusie van het rapport luidt:
Toetsing van de optredende langtijdgemiddeld beoordelingsniveaus (LAr,LT) aan de gekozen voorkeursgrenswaarde (55, 50 en 45 dB(A) voor bestaande woningen en 45, 40 en 45 dB(A) voor nieuwbouwwoningen gedurende respectievelijk de dag-, de avond- en de nachtperiode) levert zowel in de huidige representatieve bedrijfssituatie als in de toekomstige bedrijfssituatie geen overschrijding op. Ditzelfde geldt voor de toetsing van de optredende langtijdgemiddeld beoordelingsniveaus (LAr,LT) aan de in de vigerende Wet milieubeheervergunning genoemde geluidsvoorschriften (55, 50 en 45 dB(A) op de gevel van de dichtst bijgelegen bestaande woningen van derden en op 50 m van de grens van de inrichting). Toetsing van de optredende maximale geluidsniveaus (LAmax) aan de gekozen voorkeursgrenswaarde (70, 65 en 60 dB(A) op de gevel van (nieuwbouw-)woningen gedurende respectievelijk de dag-, de avond- en de nachtperiode) levert geen overschrijding op.
Het project vormt daarmee, zowel op grond van de Wgh als op grond van het gemeentelijk geluidsbeleid, geen belemmering voor de uitvoering van de activiteiten van Machinefabriek De Oude Rijn. Daarnaast kan geconcludeerd worden dat GSP geen belemmering oplevert voor de ontwikkeling van woningbouw op deze locatie.