direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Diezerpoort, Binnenhofjes
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP13014-0003

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

De wijk Dieze-Oost is een naoorlogse wijk en de afgelopen jaren zijn er vanuit verschillende hoeken ontwikkelingen in gang gezet om de wijk te verbeteren. Een van de projecten, die in Dieze-Oost wordt gestart, is de herontwikkeling van de drie Binnenhofjes.

De bestaande portieketage woningen worden gesloopt. Hiervoor in de plaats worden grondgebonden eengezinswoningen mogelijk gemaakt, in combinatie met de bestaande mogelijkheid voor meergezinshuizen. De buitenruimte wordt hierbij heringericht. Aan de achterzijde van de woonblokken in een woonstempel wordt een parkeerhof gerealiseerd.

1.2 Doel

Het doel van het bestemmingsplan is de herontwikkeling van de Binnenhofjes in Dieze-Oost tot een aantrekkelijk en karakteristiek stedelijk woongebied mogelijk te maken. Dit plan geldt na inwerkingtreding als nieuw toetsingskader en treedt voor het betreffende plangebied in de plaats van het op dit moment geldende bestemmingsplan.

1.3 Plangebied

Het plangebied wordt globaal omsloten door de Geert Grootestraat, Van Schoonhovenstraat, Radewijnsstraat en de Van Ummenstraat.

Het betreft de kadastrale percelen ZLE00, sectie A, nummers 07347, 06643, 06638, 06637 (eigendom woningstichting SWZ) en de kadastrale percelen ZLE00, sectie A, nummers 08521 en 08512 (eigendom gemeente Zwolle).

Op de afbeelding hieronder is een indicatie van de ligging van het plangebied aangegeven. De exacte begrenzing van het plangebied is te bekijken op de plankaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP13014-0003_0001.png"

afbeelding: luchtfoto met indicatie ligging plangebied

1.4 Geldend bestemmingsplan

Het plangebied valt in het bestemmingsplan 'Diezerpoort'. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 13 mei 2013 onder besluitnummer EC1303-0113. Op 8 augustus 2013 is het bestemmingsplan in werking getreden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP13014-0003_0002.png"

afbeelding: uitsnede plankaart bestemmingsplan Diezerpoort

Het gebied heeft in het bestemmingsplan Diezerpoort de bestemmingen 'Wonen - Meergezinshuis', 'Tuin', 'Groen' en 'Verkeer - Erftoegangsweg'. Binnen de bestemming Wonen - Meergezinshuis zijn bouwvlakken opgenomen met maximum goot- en bouwhoogtes van 9, 12 en 15 meter. De opgenomen maximum goot- en bouwhoogte per maatvoeringsvlak zijn aan elkaar gelijk.

Hoofdstuk 2 Beschrijving bestaande situatie

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Ten noordoosten van de Zwolse binnenstad ligt de grote wijk Diezerpoort, een stadsgebied met een rijke geschiedenis, ontwikkeld vanuit de kleine voorstad, die in de middeleeuwen was ontstaan langs de uitvalsweg naar Berkum en Meppel. Een eeuwenoud stratenpatroon was het uitgangspunt voor een ogenschijnlijk organisch tot ontwikkeling gekomen, intensief bebouwde "nieuwstad", die uiteindelijk vaste vormen kreeg na de laatste grote wijzigingen aan de vestinggordel rond de binnenstad van Zwolle. Op de Bagijneweide, van oudsher domicilie van onder andere blekerijen, ontstond na de komst van de HBS en het Ziekenhuis een woonbuurt met arbeiderswoningen én voorname herenhuizen.

Op de uitgestrekte Diezerenk groeide vanaf het eerste kwart van de 20ste eeuw in fasen een grote woonwijk, die een rijk geschakeerd beeld geeft van de opeenvolgende stedenbouwkundige en architectonische opvattingen gedurende de vorige eeuw. De Diezerpoort huisvestte vooral arbeiders, voor wie door woningbouwverenigingen en particulieren verschillende complexen zijn gerealiseerd. Voor de Tweede Wereldoorlog gebeurde dat in eenvoudige tuindorpachtige structuren, na 1950 volgens de modernistische uitbreidingsplannen.

Ten oosten van de Hogenkampsweg, waar het plangebied is gelegen, ligt een aantal buurten met een hoge bebouwingsdichtheid binnen een modernistisch stratenplan, dat deels wordt bepaald door de wigvorm van het gebied tussen Meppelerstraatweg en A28. Centraal element in dit wijkdeel is een groen assenkruis met een singel en plantsoenen, waaraan halverwege het Simon van Slingelandtplein is gekoppeld, het oorspronkelijke buurtcentrum. De zuidzijde van het plein maakt deel uit van een langgerekte oost-westas door Dieze-Oost, gevormd door de Isaac van Hoornbeekstraat en de Zerboltstraat.

De noordrand van Dieze-Oost wordt begrensd door de A28, die wordt afgeschermd door een langgerekte parkaanleg met veel groen en vijvers en een vrij stevige, expressieve bebouwingsrand met etagewoningen in grote, merendeels vierlaags blokken. Het stedenbouwkundig plan voor de noordrand van Dieze-Oost is deels ontworpen naar de oorspronkelijke plannen van Dudok, deels volgens de nieuwe plannen van Van Emden, in samenwerking met N.P.H.J. Roorda van Eysinga.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP13014-0003_0003.png"

afbeelding: luchtfoto 1962 plangebied en omgeving, links Geert Grootestraat, rechts Radewijnsstraat

2.2 Bestaande situatie

In deze paragraaf wordt achtereenvolgens de bestaande situatie beschreven met betrekking tot de archeologische, de ruimtelijke en de functionele structuur.

2.2.1 Archeologische structuur

In de Wet voor de archeologische monumentenzorg en het daarop gebaseerde archeologiebeleid binnen de gemeente Zwolle is vastgelegd dat de archeologische waarden in de bestemmingsplannen vastgelegd moeten worden met de erbij horende consequenties.

De archeologische dienst van de gemeente Zwolle heeft de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (AWZ) opgesteld, die fijnmazig van karakter is. Het archeologische potentieel van de verschillende gebieden wordt hierop in de volgende percentages uitgedrukt:

0% archeologisch leeg, geheel verstoord of reeds opgegraven.
10% archeologische waarde onbekend; proefonderzoek wordt aanbevolen.
50% archeologisch waardevol; een opgraving is noodzakelijk en de vondstkans is 1:2. Voor de binnenstad betekent een 50% locatie meestal dat de eerste meter bodemarchief verdwenen is, maar dat de onderste lagen nog bewaard zijn gebleven.
90% archeologisch zeer waardevol; een opgraving is noodzakelijk en de vondstkans is nagenoeg 100%.
100% archeologische toplocatie; indien bescherming niet kan is een opgraving altijd noodzakelijk, de vondstkans is uiteraard 100%.

Het plan is op de Archeologische Waarderingskaart Zwolle gekwalificeerd als een gebied met een verwachtingswaarde van 10%. Doordat in de bestaande situatie reeds bebouwing aanwezig is, is de verwachting van de vondstkans nihil en is een proefonderzoek niet nodig.

2.2.2 Cultuurhistorische structuur

In 2010 is voor de wijk Diezerpoort een algemene cultuurhistorische analyse opgesteld (Diezerpoort, cultuurhistorische analyse, september 2010).

De volgende onderdelen komen in de analyse o.a. aan de orde:

  • Beschrijving van de historisch-ruimtelijke ontwikkelingen van de Diezerpoort in hoofdlijnen;
  • Beschrijving en overzicht van de aanwezige cultuurhistorische waarden (structuren, objecten);
  • Kwalificatie van de cultuurhistorische kwaliteit van alle aanwezige bebouwing (indifferent, attentiewaarde, waardevol, zeer waardevol);
  • Duiding van de cultuurhistorische waarden, in woord en beeld (Cultuurhistorische kaart)

In het hoofdstuk 'cultuurhistorische kwaliteit' wordt ten aanzien van de naoorlogse stadsuitbreiding: Dieze Oost onder meer het volgende aangegeven: "Zwolles eerste grote stadsuitbreiding van na Tweede Wereldoorlog is nadrukkelijk en nog grotendeels in de oorspronkelijke toestand aanwezig in het oostelijke deel van Diezerpoort. Het is een voor de vroegnaoorlogse Nederlandse "moderne" stedenbouw zeer karakteristieke wijk, waarin het aspect van de wijkgedachte is uitgewerkt in een mix van allerlei woningtypen in laag- en hoogbouw, met voor iedereen bereikbare onderwijsvoorzieningen, kerkgebouwen, buurtwinkelcentra en recreatieve voorzieningen, grotendeels in een opvallend groene entourage. Dieze Oost heeft een hoge cultuurhistorische waarde als uitstekend voorbeeld van vroeg naoorlogse moderne stedenbouw, naar ontwerp van twee landelijk bekende bureaus (Dudok en Van Embden). De planomslag is nog duidelijk zichtbaar, het gebied is wat betreft stratenplan, groencomponent én de architectonische invulling, die onlosmakelijk gerelateerd is aan het stedenbouwkundig plan, grotendeels gaaf gebleven."

Als verdieping op de algemene cultuurhistorische analyse Diezerpoort zijn in 2013 de cultuurhistorische waarden van het plangebied nader beschreven en gewaardeerd en is de transformatieruimte beschreven (rapport 'Stempels Dieze Oost, Zwolle, Waardestelling en transformatieruimte', juli 2013). Het rapport geeft enerzijds aan wat de aanwezige waarden en kwaliteiten zijn van het betreffende gebied en anderzijds waar de mogelijkheden zitten om het aan te passen zonder deze waarden en kwaliteiten ernstig aan te tasten of onherkenbaar te veranderen. De aanwezige cultuurhistorische waarde van de Binnenhofjes is hierin als volgt samengevat: "De vier stempels zijn van cultuurhistorische waarde als voorbeeld van nieuwe oplossingen en een reactie op de eentonigheid van voorgaande naoorlogse bebouwing. Het is een ontwerpprincipe dat vrij veel in naoorlogse wijken is toegepast, waarvan de waarde mede wordt bepaald door de vorm van de architectuur, de wijze van inrichting van de openbare ruimte, en de sociale opbouw en samenhang."

2.2.3 Ruimtelijke structuur

In deze paragraaf wordt de bestaande ruimtelijke structuur van het plangebied omschreven op het gebied van het verkeer, het groen, het water en de bebouwing.

2.2.3.1 Verkeersstructuur

Categorisering wegen
Om de gewenste afstemming tussen vormgeving en functie van de weg te kunnen bereiken, is het Zwolse wegennet gecategoriseerd naar een aantal te onderscheiden verkeersfuncties.

De wegen in het plangebied (Van Ummenstraat, Regelandistraat en Hemerkenstraat) zijn in de Mobliteitsvisie aangewezen als erftoegangsweg. De wegen die langs het plangebied lopen (Geert Grootestraat, Radewijnsstraat en Van Schoonhovenstraat) zijn aangewezen als erftoegangsweg. Op erftoegangswegen staat het verblijfskarakter centraal en geldt een maximum snelheid van 30 km/uur.

Via de Hogenkampsweg en de Meppelerstraatweg kunnen de Ceintuurbaan en de Rijksweg A28 bereikt worden. De Meppelerstraatweg is aangewezen als een gebiedsontsluitingsweg type B. Dit wegtype heeft een functie voor de bereikbaarheid van wijken. De doorstroming van het autoverkeer is hier van belang, vandaar dat op deze wegen een maximumsnelheid van 50 km/uur van toepassing is. De Ceintuurbaan heeft als functie de stadsdelen te ontsluiten en vormt een regionale verbinding voor verkeer van en naar de richting van Raalte. Deze weg is aangewezen als gebiedsontsluitingsweg type A met een maximum snelheid van 70 km/uur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP13014-0003_0004.png"

afbeelding: foto Van Ummenstraat in zuidelijke richting

2.2.3.2 Groenstructuur

Stedelijke Hoofdgroenstructuur
In de stedelijke hoofdgroenstructuur moet zorg worden besteed aan behoud en versterking van het beeldbepalende groen en wordt terughoudendheid betracht met verharding en bebouwing, en met het kappen van bomen.

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de stedelijke hoofdgroenstructuur.

2.2.3.3 Waterstructuur en riolering

Waterstructuur Diezerpoort
De waterstructuur in de wijk Diezerpoort is in de periode 1910-1970 tot stand gekomen. Van de oorspronkelijk in noordelijke richting afwaterende watergangen is geen enkel relict meer aanwezig. Ten behoeve van de waterhuishouding, waterberging en als ontvangend water voor enkele riooloverstorten zijn bij de ontwikkeling van het woongebied Dieze-oost enkele waterpartijen aangelegd langs de Middelweg, de zuidoostelijke teen van de hooggelegen rijksweg A28 en de Van Schoonhovenstraat c.a. Deze vijvers staan door middel van duikers met elkaar in verbinding en lozen via een lange duiker uiteindelijk op de Westerveldse Aa nabij het Aapark.

Drooglegging
In plangebied wordt een ontwateringsdiepte van minimaal 0,7 meter gehanteerd. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld.

Riolering
Het afvalwater vanuit het plangebied wordt afgevoerd met behulp van een gemengd rioolstelsel.

2.2.3.4 Bebouwingsstructuur

Oorsprong
Het stedenbouwkundig plan voor de noordrand van Dieze-Oost is deels ontworpen naar de oorspronkelijke plannen van Dudok, deels volgens de nieuwe plannen van Van Emden, in samenwerking met N.P.H.J. Roorda van Eysinga. Het plan kenmerkt zich door:

  • de volledig open verkaveling;
  • een in stempels opgezette bebouwing waarbij 6 gebouwen een ensemble vormen;
  • groen als ordeningsprincipe, onderscheid tussen publiek, collectief en openbaar.

Architectonische opzet
De portiekflats zijn opgeleverd in 1959. Ze vormen een grid in het blok tussen de Radewijnsstraat en de Geert Grootestraat en omzomen de voor het bestemmingsverkeer bestemde zijstraten. De flats zijn daarbij in stempels binnen een open verkaveling gerangschikt. De sfeer is intiem binnen een ruime parkachtige setting. De opbouw van de bebouwing is levendige door de afwisseling in bouwhoogtes. De materialisatie is markant met bakstenen gevels.

Ritme en reeksen
De huidige karakteristiek van de stempel is ritme en reeksen. Langs de Radewijnsstraat wordt het beeld vooral bepaald door het ritme van koppen die haaks op de straat staan. Samen met de lagere tussenliggende woningen ontstaat een ritme van hoog en laag gelijk als aan de Zerboltstraat aan de overzijde. In de zijstraten gaat het veel meer om vernauwing en verwijdering waarbij het eindblok aan de Radewijnsstraat een belangrijke beëindiging vormt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP13014-0003_0005.jpg"

afbeelding: luchtfoto 2012 plangebied en omgeving, links Geert Grootestraat, rechts Radewijnsstraat en Zerboltstraat

Huidige stedenbouwkundige kwaliteiten

De stempelstructuur is nog altijd duidelijk aanwezig. Binnen de stempel vormen 6 gebouwen een ensemble. De hoofdopzet van de wijk met het groene assenkruis met een singel en plantsoenen is ook altijd nog duidelijk aanwezig. De Binnenhofjes grenzen met de oost- en zuidzijde aan deze centrale groene ruimte. De groene structuur van licht, lucht en ruimte is door de ruime grasbermen en groene binnenruimtes nog altijd duidelijk aanwezig. De hoofdvorm van de bebouwing in Dieze is sober. De verfijning zit hem in de aandacht voor specifieke architectonische details van gevels. Dit zit hem in details in het metselwerk, kozijnen, dakeinden en entrees.

Het groene ordeningsprincipe in 3 niveaus is altijd nog duidelijk zichtbaar:

- voortuinen collectief groen zonder hekken of heggen, profielen lijken daardoor ruimer;
- de groene ruimtes vormen een buffer tussen openbaar en privé;
- achtertuinen zijn privé met erfafscheidingen;
- de Binnenhofjes zijn collectief en vormen een ontmoetingsplek.

Stempelstructuur

  • Grid tussen de Radewijnsstraat en Geert Grootestraat
  • 6 Gebouwen binnen de stempel vormen een ensemble
  • Volledig open verkaveling

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP13014-0003_0006.png"

Hoofdopzet van de wijk

  • Groen assenkruis met singel en plantsoenen
  • Zijstraten zijn voor bestemmingsverkeer

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP13014-0003_0007.png"

Licht, lucht en ruimte

  • Intiem woonbuurtje
  • Ruime parkachtige setting

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP13014-0003_0008.png"

Maat en schaal

  • Levendige opzet door variatie in bouwhoogtes
  • Samenhang binnen de oude stempel behouden

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP13014-0003_0009.png"

2.2.4 Functionele structuur

Wonen

In het woongebied van de Binnenhofjes in Dieze-Oost is ingericht met appartementengebouwen (flats), ook wel meergezinshuizen genoemd.

Beroep en bedrijf aan huis

In het huidige bestemmingsplan bestaat al de mogelijkheid voor het uitoefenen van beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis. Naast beroep aan huis wordt in dit aan de binnenstad grenzend gebied met een wat meer gemengd karakter ook bedrijf aan huis toegestaan, mits niet hinderlijk voor de woonomgeving.

Detailhandel: winkelcentrum Hogenkampsweg

In de nabijheid van het plangebied, aan de Hogenkampsweg, is een winkelcentrum gerealiseerd dat in hoofdzaak het omliggend woongebied bedient. Rondom de supermarkt (Jumbo) bevindt zich hier een compleet aanbod in de foodsector. Er zijn 12 winkels gevestigd, met een verkoopvloeroppervlak van ruim 2.000 m².

Maatschappelijke voorzieningen

In de nabije omgeving van het plangebied zijn verschillende maatschappelijke voorzieningen aanwezig, zoals basisonderwijs Eliëzerschool en Obadjaschool (Zerboltstraat 63a), woonzorgcentrum Arcadia (Hogenkampsweg 150) en een aantal kinderdagverblijven.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

3.2 Ruimtelijk beleid

3.2.1 Rijksbeleid

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van kracht geworden. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken.

Op 1 oktober 2012 is aan het Barro een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de eerder aangekondigde onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Aan artikel 3.6.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking (SER-ladder) toegevoegd. Dit artikel bepaalt dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een verantwoording dient te bevatten dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.

Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructuurbeleid in 13 nationale belangen. Met de uitbreiding van het Barro en het Bro is de juridische verankering van de SVIR nagenoeg compleet.

Toepassing van de SER-ladder

Aan artikel 3.6.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd. Dit artikel bepaalt dat in een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Onderzoek en conclusie

Bij a.

De woningen voorzien in een actuele regionale behoefte. De onderbouwing hiervan is opgenomen in de woonvisie. Voor een nadere toelichting worden verwezen naar hoofdstuk 3.7 Volkshuisvestingsbeleid van de plantoelichting .

Bij b.

Er wordt door middel van herstructurering gebruik gemaakt van reeds beschikbare ruimte binnen het bestaand stedelijk gebied, want de ontwikkeling is beoogd op de bestaande locatie van het plangebied. De gemeente Zwolle zet in op een aantrekkelijk en karakteristiek stedelijk woongebied.

Bij c.

De beoogde ontwikkeling wordt gerealiseerd in bestaand stedelijk gebied, daarom behoeft deze stap niet verder te worden uitgewerkt.

Er wordt geconcludeerd dat de beoogde ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten van de SER-ladder.

De visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland staat beschreven in de Nota Ruimte. In deze nota is het ruimtelijk beleid tot 2020 vastgelegd met een doorkijk tot 2030. De nota heeft een strategisch karakter en richt zich op de hoofdlijnen van het beleid.

Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid kan worden samengevat als: ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Gelet op de beperkte ruimte in Nederland dient dit efficiënt en duurzaam te geschieden. Het kabinet heeft gekozen voor een dynamisch en op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid, met als uitgangspunt 'decentraal waar dat kan, centraal waar dit moet'.

De Nota Ruimte bevat geen beleid dat rechtstreeks doorwerkt naar ontwikkelingen binnen het plangebied.

3.2.2 Provinciaal beleid

De provincie Overijssel heeft op 1 juli 2009 de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. Hierin is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd. In het beleid van de provincie staan de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. Deze elementen zijn derhalve binnen de hele omgevingsvisie terug te vinden. De sturingsfilosofie van de provincie is als volgt samen te vatten: als sprake is van een bepaalde ontwikkeling, dan moet eerst worden nagegaan, aan de hand van de generieke beleidsuitgangspunten die in de omgevingsvisie zijn opgenomen, of er behoefte is aan de ontwikkeling. Indien dat zo is, moet worden nagegaan of de gekozen plek geschikt is voor het aldaar doorvoeren van de ontwikkeling. Om antwoord te kunnen geven op die laatste vraag dient de ontwikkelingsperspectievenkaart bekeken te worden. Wanneer uit die kaart blijkt dat een ontwikkeling, zoals gepland, niet in strijd is met deze kaart, kan verder worden bezien hoe de ontwikkeling vormgegeven moet worden. Hierbij heeft de provincie gekozen voor een vierlagenbenadering, in welke benadering vier kaarten/lagen worden onderscheiden. Dit zijn de natuurlijke laag, de laag van het agrarische cultuurlandschap, de stedelijke laag en de lust- en leisurelaag. Samen met de catalogus gebiedskenmerken kan worden geconstrueerd welke kenmerken per laag van belang zijn om rekening mee te houden bij de planvorming.

Ontwikkelingsperspectief

Uit de kaart Ontwikkelingsperspectieven blijkt dat de locatie in het gebied ligt dat is aangemerkt voor 'veelzijdige leefmilieus, breed spectrum woon-, werk- en mixmilieus' met de subcategorie 'woonwijk' en de beleidsaanduiding 'beekdal'. In de gebieden aangemerkt als 'woonwijk' is ruimte voor herstructurering, inbreiding en transformatie naar diverse woon- werk- en gemengde stadsmilieus.

Gebiedskenmerken

Op de Gebiedskenmerken kaarten blijkt dat de natuurlijke laag van het plangebied aangemerkt dient te worden als 'dekzandvlakte'. Het agrarische cultuurlandschap wordt aangeduid als 'bebouwing' en de stedelijke laag als 'bebouwing: woonwijken 1955 - nu'. De vierde laag, de lust en leisurelaag is niet aangeduid.

Gezien de bovenstaande ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerken valt de herontwikkeling van de binnenhofjes in het generieke beleid van de provincie.

3.2.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie

De gemeenteraad van Zwolle heeft op 16 juni 2008 ingestemd met het Structuurplan Zwolle 2020. Met het Structuurplan Zwolle 2020 geeft de gemeente richting aan de noodzakelijke groei van woningbouw en bedrijvenlocaties. Daarmee wordt de positie van Zwolle als regionale centrumstad versterkt en komen er kaders waarbinnen de stad zich de komende jaren kan ontwikkelen. Toekomstvisie en draagvlak moeten zorgen voor een evenwichtige groei van Zwolle met behoud van groen, leefbaarheid, bereikbaarheid en duurzaamheid.

In het structuurplan wordt het plangebied aangemerkt als 'woongebied' met een stedelijk karakter. De diversiteit binnen dit gebiedstype is groot. In dit gebied wordt gewoond en gewerkt. Tussen de woningen tref je bedrijven aan van maximaal milieucategorie 3a. De naoorlogse wijken bestaan vooral uit gestapelde woningen afgewisseld met grondgebonden woningen en er is veel openbaar groen.

Visie Diezerpoort Ben Ik

Op 11 mei 2009 heeft de raad deze ontwikkelingsvisie vastgesteld. De ontwikkelingsvisie presenteert geen blauwdruk van de wijk in 2020. Hoe de wijk er in zijn geheel uiteindelijk uit gaat zien kan nu nog niet worden voorspeld, laat staan bepaald. Wat wel zeker is dat de gemeente en corporaties met deze visie een weg inslaan naar een structurele verbetering van de wijk in een richting die door bewoners en ondernemers in de wijk is aangegeven.

Ambities

In deze visie worden vijf ambities voor de wijk omschreven. De opgaven voor de buurt Dieze-Oost liggen op het gebied van al deze vijf ambities.

  • 1. Sociaal krachtig
  • 2. Levensfase-proof
  • 3. Gezonde leefomgeving
  • 4. Stedelijke pionier: welkom!
  • 5. Authentieke wijk

Opgaven voor Dieze-Oost

In Dieze-Oost moet over de hele linie, sociaal, economisch én fysiek, een inhaalslag worden gemaakt. Doel is om haar rol als betaalbaar ‘startersmilieu’ te behouden en, vooral wat het ondernemen betreft, te versterken. De buurt mag echter niet verworden tot een plek voor mensen 'die niets te kiezen hebben'. Dat betekent meer balans en 'fine tuning' tussen jongeren, studenten, jonge gezinnen en senioren, zodat de sociale cohesie gaat groeien en het gebied weer tegen een stootje kan. De woningcorporaties staan voor een grootscheepse renovatie van hun woningen. Dit biedt een uitgelezen kans om het 'licht, lucht en ruimte' van de wederopbouw als selling point voor het voetlicht te brengen. Selectieve sloop-nieuwbouw is alleen mogelijk als dat de differentiatie ten goede komt.

Projecten

Dieze-Oost wordt als project genoemd waarbij over de hele linie, sociaal, economisch én fysiek, een inhaalslag moet worden gemaakt. Doel is om haar rol als betaalbaar 'startersmilieu' te behouden en te versterken.

Convenant 'Samen voor een duurzame voorraad'

De gemeente Zwolle en de woningbouwcorporaties SWZ en DeltaWonen hebben de intentie uitgesproken om samen op te trekken bij de herstructurering van Dieze-Oost, een wederopbouwwijk in de wijk Diezerpoort uit de vijftiger jaren van de vorige eeuw.

Tijdens de uitwerking van de visie 'Diezerpoort ben ik' is door de gemeente Zwolle en de Zwolse woningbouwcorporaties in juli 2009 het convenant 'Samen voor een duurzame voorraad' getekend. Het convenant bevat prestatieafspraken over duurzaamheid voor de huurwoningvoorraad.

Programma van Eisen Binnenhofjes

Op 9 juli 2013 heeft het college van burgemeester en wethouders het Programma van Eisen Binnenhofjes vastgesteld. In dit programma zijn de randvoorwaarden voor de herontwikkeling van de Binnenhofjes vastgelegd. Bijlage 3 Programma van Eisen Binnenhofjes

Welstandsnota

Algemeen

De welstandsnota is op 11 maart 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Het doel van de Welstandsnota is het bieden van een toetsingskader voor de ruimtelijke kwaliteit van de stad. De nota kent twee belangrijke gebruikers. Voor de overheid biedt de nota een toetsingskader voor ingediende bouwinitiatieven. Voor de burger biedt de welstandsnota vooraf het kader en de randvoorwaarden voor de ontwikkeling van nieuwe bouwinitiatieven.

De welstandstoets wordt uitgevoerd op basis van relatieve criteria. Eigen aan het gebruik van 'relatieve' criteria is dat zij niet uitkomen op één resultaat, maar dat zij meerdere uitkomsten mogelijk maken.

Relatieve criteria vragen dus om nadere oordeelsvorming, bijvoorbeeld de bepaling dat kleurgebruik van een bijgebouw hetzelfde karakter moet hebben als dat van het hoofdgebouw. Om een goede kwaliteit van de ontwerpresultaten te bevorderen, kunnen er aanvullende richtlijnen worden geformuleerd.

Het bestemmingsplan is altijd kaderstellend voor de welstandstoetsing. Wat in het bestemmingsplan is toegelaten of is voorgeschreven aan bouwhoogte, bouwvolume, functie enzovoorts, kan door het welstandsbeleid niet worden ingeperkt. Soms gaan bestemmingsplannen verder en worden ook regels gegeven voor bijvoorbeeld plaatsing in de rooilijn of voor kappen en dakkapellen. Dan is er sprake van enige overlap met welstand.

Door het relatieve karakter van de welstandscriteria ontstaat er geen strijdigheid met eventuele bestemmingsplaneisen. Bij de herziening van bestemmingsplannen, zoals dit plan voor de Binnenhofjes, is de aansluiting met de welstandsnota een belangrijk aandachtspunt..

Gebiedsgericht welstandsbeleid

Voor de buurt Diezerpoort is in de Welstandsnota beschrijving nummer 3 'Oudere uitbreidingswijken' van toepassing. Hieronder zijn van de beleidskeuzes die hier in het kader van welstand gemaakt zijn samengevat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP13014-0003_0010.png"

Beleidskeuzes

waardering

De planmatige opzet van de oudere uitbreidingswijken heeft geresulteerd in bijzonder gewaardeerde woongebieden. De grote diversiteit aan woningentypologieën, openbare ruimte en de samenhangende groenstructuur vormen hiervoor de basis.

dynamiek

Woningen worden door middel van kleinschalige uitbreidingen aangepast aan de veranderende woonwensen. Door de sterke samenhang in de wijk en de planmatige opzet is de noodzaak voor veranderingen in de wijken gering.

beleid

  • Het niveau van de welstandstoetsing is regulier.
  • Behouden van de samenhangende ruimtelijke structuur van de wijken en de karakteristieken van de bebouwing.
  • Behouden van de samenhangende straatprofielen met verspringende rooilijnen en geïntegreerde overgangen van privé en openbaar (voor- en achtertuinen).
  • Behouden van de architectonische kenmerken van de vooroorlogse woningbouw: de ambachtelijke detaillering, het eenduidig materiaal- en kleurgebruik, de diverse kapvormen met overstek en de bijzondere accenten aan de gevel.
  • Respecteren van de verfijnde compositie van massa en dakvorm en aandacht voor architectonische accenten aan de gevel bij veranderingen aan naoorlogse woningen.
  • Behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit en het monumentale karakter van de historische lijnen (Diezerenk, Holtenbroekerweg).

Overige voor welstand relevante beleidsstukken:

  • bestemmingsplan;
  • reclamebeleid.

Welstandscriteria

plaatsing

  • De perceellering, de positie en de oriëntatie van de bebouwing in de directe omgeving zijn richtinggevend.
  • Bestaande rooilijnen zijn richtinggevend.

massa en vorm

  • De bestaande schaal van de bebouwing in de omgeving is uitgangspunt bij uitbreiding en vervanging van de bebouwing.
  • Bij verandering van kapvorm de samenhang binnen de complexen bewaren.
  • In het bouwwerk bestaat samenhang tussen de samenstellende delen van dat bouwwerk.
  • Massa en vorm reageren op de belendende bebouwing.
  • De bestaande kapvorm en kaprichting zijn richtinggevend. Het toevoegen van een extra laag of een kap respecteert het straatbeeld en de architectuur van de hoofdmassa.
  • Bij- en aanbouwen zijn ondergeschikt aan de hoofdmassa.

gevels

  • Bij verbouw en renovatie is respect voor de oorspronkelijke gevelopbouw en is het oorspronkelijke materiaal- en kleurgebruik het uitgangspunt.
  • Bij nieuwbouw vormt de bebouwing in de omgeving voor wat betreft stijlkenmerken, materialisering en kleurgebruik het uitgangspunt.
  • De maat en schaal van de gevelindeling wordt gerespecteerd.
  • Er is eenheid in de architectuur van de gehele gevel.
  • Bij verbouw en renovatie wordt zorgvuldig omgegaan met karakteristieken zoals hoekoplossingen, entreepartijen en erkers.

detaillering, kleur en materiaal

  • De detaillering bij aanpassing, verbouw of renovatie krijgt eenzelfde mate van aandacht als die bij de bestaande architectuur.
  • Bij aanpassing, verbouw of renovatie is het oorspronkelijke kleurgebruik uitgangspunt.
  • Bij nieuwbouw is het oorspronkelijke kleurgebruik in de omgeving uitgangspunt.
  • Bij verbouw of renovatie is het oorspronkelijk materiaalgebruik uitgangspunt.

erfafscheidingen

  • Bij erfafscheidingen aan de openbare weg de eenheid in bestaande oplossingen respecteren.

3.3 Archeologisch en cultuurhistorisch beleid

Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Archeologiewet. Gebieden die volgens de archeologische waarderingskaart een vondstkans hebben van 50% of meer krijgen de dubbelbestemming 'Archeologisch waardevol gebied'. In dit geval dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bepaalde ingrepen in de bodem in het belang van de archeologische monumentenzorg een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Aan een reguliere omgevingsvergunning kunnen in dit verband regels worden verbonden.

Gronden met een vondstkans van 50% of meer zijn niet aanwezig in het plangebied, zodat de dubbelbestemming niet hoeft te worden opgenomen.

3.4 Verkeersbeleid

Mobiliteitsvisie

Het op dit moment vigerende Zwolse mobiliteitsbeleid vloeit voort uit het rijks – en provinciaal beleid en is verwoord in de Mobiliteitsvisie. De Mobiliteitsvisie is door de gemeenteraad vastgesteld op 2 februari 2009.

Uit de Mobiliteitsvisie komt naar voren dat de verdere groei van de mobiliteit niet opgevangen kan worden door de mobiliteitsvraag te faciliteren met nieuwe infrastructuur. Zwolle heeft een gunstige positie qua ontwikkeling. In de na te streven doelen op het gebied van duurzaamheid, milieu, bereikbaarheid, economische groei, leefbaarheid en dergelijke is het daarom noodzakelijk om prioriteiten te stellen. De hoofddoelstelling voor het Mobiliteitsbeleid van de Gemeente Zwolle luidt daarom als volgt:

De kwaliteiten van Zwolle als bereikbare en gezonde stad vasthouden door, naast de noodzakelijke uitbreiding van de infrastructuur, de samenleving te mobiliseren om de groeiende vraag naar mobiliteit om te buigen in een duurzame richting.

Op een lager schaalniveau geldt voor het plangebied dat de erftoegangswegen moeten worden uitgevoerd als verblijfsgebied (30 km-gebied; volgens de principes van Duurzaam Veilig).

3.5 Groenbeleid

Groenbeleidsplan en Structuurplan

De Raad heeft met het vaststellen van het gemeentelijke Groenbeleidsplan (1998) de Stedelijke Hoofdgroenstructuur aangewezen, welke bestaat uit een samenspel van groen- en waterelementen die tezamen een betekenis hebben voor de stad als geheel. Deze groenstructuur moet stevig genoeg zijn om duurzaam in stand te worden gehouden en zal meerdere functies vervullen, zal natuurwaarden in zich bergen en duidelijk herkenbaar zijn in de stad.

In het Structuurplan 2020 (2008) wordt dit beleid overgenomen door aan het Stedelijk Hoofdgroenstructuur de kwalificatie Structuurgroen te geven. Groene structuren en voorzieningen op wijkniveau worden in het Groenbeleidsplan gerekend tot het Wijkgroen en in het Structuurplan 2020 tot het Buurtgroen.

Bomenverordening

Het gemeentelijk beleid rond bomen is vastgelegd in de Bomenverordening (2013). Voor het vellen van een boom met een omtrek groter dan 30 cm, die staat op een perceel van 400 m2 en groter, is een (kap)vergunning nodig als deze boom zich bevindt binnen de groengebieden die op de Groene Kaart staan aangegeven. De Stedelijke Hoofdgroenstructuur is één van deze gebieden. Onder vellen valt ook het rooien, het verplanten en het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand ten gevolge kunnen hebben. Een ernstige beschadiging kan bijvoorbeeld optreden wanneer de wortels aangetast worden. Daarbij geldt als vuistregel dat de ruimte die bovengronds wordt ingenomen door de kroon, ondergronds wordt ingenomen door het wortelgestel. Daarom is het niet alleen ongewenst dat er gebouwd wordt binnen de projectie van de kroon op de grond, maar ook dat daar bijvoorbeeld verharding wordt aangebracht, wordt afgegraven of opgehoogd.

Bijzondere bomen
Bomen die vanwege ouderdom, omvang, soort of andere redenen bijzonder zijn, staan geregistreerd als bijzondere boom. Voor deze bomen geldt dat ze in principe niet gekapt mogen worden, tenzij daarvoor een uitzonderlijke reden is. Voor een kapvergunning is een aparte, zwaardere procedure vereist.

Kapvergunning met compensatie
Het basisprincipe is dat bij kap van bomen herplant plaats vindt; voor iedere gekapte boom een nieuwe boom. Wanneer bij functiewijziging er absoluut geen mogelijkheden zijn voor (voldoende) herplant, moet er financiële compensatie plaatsvinden. De waarde van de bomen wordt daarbij bepaald volgens de actuele methode van de Nederlandse Vereniging van Beëdigde Taxateurs van Bomen. Dit geld wordt gebruikt om in de stad bomen kwantitatief of kwalitatief te verbeteren.

Bij functiewijziging van een gebied dient in het vroegste stadium geïnventariseerd te worden welke bomen en groenstructuur gehandhaafd dient te blijven en of er Bijzondere Bomen staan. Alleen op basis van een goede doorwrochte groeninventarisatie en een verantwoorde afweging kan een kapvergunning worden aangevraagd en worden verleend. Er kan van compensatie worden afgeweken als daar vanuit de groenfunctie redenen voor aan te voeren zijn, namelijk omdat de resterende boombeplanting door de kap meer ruimte krijgt om zich tot volwassen boom te kunnen ontwikkelen of omdat de herplant niet gewenst is vanwege natuurwetenschappelijk belang, cultuurhistorische aspecten van het groen, landschappelijke kwaliteiten en/of recreatief gebruik.

3.6 Waterbeleid

Europees en nationaal beleid

Duurzaam, schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn, heel in het kort, de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw (WB21), die voortaan samengaan via het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW).

Provinciaal beleid

De Provincie Overijssel heeft haar beleid vastgelegd in een omgevingsvisie en een omgevingsverordening. Op 1 juli 2009 zijn de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. In de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening is het ruimtelijk en milieubeleid van de provincie vastgelegd, dat onder meer in de plaats treedt van het Streekplan Overijssel 2000+ en de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving. De Omgevingsvisie heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de nieuwe Waterwet, de status van Provinciaal Waterhuishoudingsplan onder de Wet op de waterhuishouding tot de inwerkingtreding van de Waterwet, en de status van Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.

Waterschapsbeleid

Het algemene beleid van Waterschap Groot Salland is verwoord in het waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, de Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Het beleid van het waterschap sluit nauw aan bij de uitgangspunten van WB21. In 2007 is de nota "Leven met Water in stedelijk gebied" vastgesteld. Deze nota beschrijft de voor het waterschap gewenste situatie in bestaand en nieuw stedelijk gebied. Om deze situatie te bereiken wil het waterschap het beheer en onderhoud van deze wateren overnemen van de gemeenten. Op watergangen van het Waterschap Groot Salland is de keur van toepassing. In de keur is aangegeven wat wel en niet mag bij watergangen, waterkeringen en kernzones. Bijvoorbeeld regels voor bouwwerken op of langs watergangen. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van Waterschap Groot Salland. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wgs.nl.

Gemeentelijk beleid

De gemeente Zwolle heeft haar waterbeleid in 2008 vastgelegd in het Stedelijke Waterplan. Hierin zijn de ambities met betrekking tot de beleving en de kwaliteit van water beschreven. De gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van hemelwaterinfiltratie vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordening. Verder zijn in het gemeentelijk rioleringsplan ontwerprichtlijnen en beleidskeuzes beschreven waaraan voldaan moet worden.

De ontwikkelingen in het plangebied zijn niet in strijd met het bovengenoemde waterbeleid.

3.7 Volkshuisvestingsbeleid

Woonvisie 2005-2020 / Woonagenda 2013-2017

Het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid, waaronder de woningbouw, is vastgelegd in de Woonvisie 2005-2020 (vastgesteld raad april 2005). De woonvisie 2005-2020 geeft de gemeentelijke koers voor de woningbouw in de komende jaren weer. Naast blijvende aandacht voor het realiseren van productieaantallen (bouwopgave) ligt de ambitie in een versterking van de woonmilieudifferentiatie waarbij wordt ingespeeld op de woonwensen vanuit de leefstijlprofielen.

Vanaf medio 2008, dus na de vaststelling van de Woonvisie, is de woningmarkt echter sterk teruggevallen als gevolg van de financiële en economische crisis. De wereld om ons heen is sindsdien ingrijpend gewijzigd, dit geldt ook voor de woningbouw. De raad heeft in december 2012 ingestemd met de gedachte dat het beleid minder programmerend moet zijn, en meer faciliterend. Tevens is besloten de verwachtingen omtrent de woningproductie in de komende vijf jaar te halveren tot gemiddeld 400 woningen per jaar, waarvan de helft op locaties in bestaand stedelijke gebied. Voor de jaren na 2017 zou van een iets hogere productie mogen worden uitgegaan.

Deze nieuwe inzichten zijn uitgewerkt in de Woonagenda 2013-2017 (vastgesteld raad juni 2013). In de Woonagenda is ondermeer vastgelegd dat voor ontwikkelaars op woningbouwlocaties in beginsel programmatische vrijheid bestaat, maar dat de plannen worden beoordeeld op basis van de 'kleurenwaaier'. De kleurenwaaier heeft als toekomstbeeld: toevoeging sociale huurwoningen, geen grootschalige clustering van koopwoningen met matige kwaliteit, toevoeging van de vrije sector huurwoningen, toevoeging ruime en goede middeldure koopwoningen, realiseren bijzondere architectuur en/of woonmilieus, realiseren functiemenging, realiseren pauzewoningen.

Prestatieafspraken gemeente-provincie 2010-2015

De prestatieafspraken gemeente-provincie hebben betrekking op de periode 2010 t/m 2014. Met de review van juni 2012 zijn deze afspraken geactualiseerd. Er zijn afspraken gemaakt over duurzaamheid & woonkwaliteit, wonen zorg & welzijn, en over binnenstedelijke vernieuwing & woningbouwprogramma.

Op het punt van de woningproductie is afgesproken om in de vijfjarenplanperiode gemiddeld 480 woningen per jaar aan de voorraad toe te voegen, waarvan tweederde deel op binnenstedelijke locaties. De sloop-en-vervangende-nieuwbouwopgave bedraagt 500 woningen in de hele planperiode.

3.8 Milieubeleid

Algemeen

De gemeenteraad van Zwolle heeft in 2005 de milieuvisie 'Milieu op scherp' vastgesteld. De milieuvisie geeft de richting aan van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie worden ambities en doelstellingen geformuleerd en worden prioriteiten gesteld in de ontwikkeling en uitvoering van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie is de strategie geformuleerd die Zwolle wil hanteren om te komen tot een effectief en efficiënt milieubeleid. Er worden parallelle sporen gevolgd.

Per sector (geluid, bodem, externe veiligheid, luchtkwaliteit enz.) wordt beleid geformuleerd. Op dit moment is voor de sectoren energie, duurzaam bouwen, bodem, grondwater, geluid, afval en externe veiligheid beleid vastgesteld.

Zwolle heeft daarnaast in 2006 gebiedsgericht milieubeleid ontwikkeld. De drie hoofdprincipes van gebiedsgericht milieubeleid zijn:

  • Niet overal in de stad streven we dezelfde ambities na;
  • Bestaande kwaliteiten worden behouden;
  • In sommige gebieden wordt een hoge milieudruk geaccepteerd, zolang de leefbaarheid in z'n totaliteit gewaarborgd blijft door de hinder zo veel mogelijk te beperken en/of te compenseren.

Om aan deze principes handen en voeten te geven, worden binnen het Gebiedsgericht Milieubeleid twaalf milieugebiedstypen beschreven. Voor elk milieugebiedstype zijn voorlopige ambitieniveaus en grensniveaus (basiskwaliteit) vastgesteld voor de diverse milieuaspecten.

De consequenties van het beleid voor de aspecten die relevant zijn voor het plangebied Bagijneweide zijn beperkt. In de volgende paragrafen wordt eerst kort het beleidskader beschreven en is vervolgens omschreven welke (mogelijke) beperkingen er zijn.

Geluid

In de milieuvisie 'Milieu op scherp' wordt de ambitie voor geluid als volgt omschreven. Zwolle is een dynamische stad met geluidniveaus die passen binnen de wettelijke grenswaarden. Er zijn alleen geluiden die passen bij de functie van een gebied. Een belangrijke doelstelling is het verminderen van geluidshinder in bestaande woningen en voorkomen van geluidshinder bij renovatie en nieuwbouw. Een belangrijke maatregel om deze doelstelling te bereiken is het toepassen van stillere wegdeksoorten. Een andere maatregel is het meenemen van de geluidsdoelstellingen bij de ruimtelijke planontwikkeling, zoals het ontwerp van het stedenbouwkundig plan.

In de door de gemeenteraad vastgestelde 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle' (juli 2007) en in de beleidsregel Hogere waarden Wet geluidhinder (9 februari 2007) worden de ambities en de grenswaarden per gebiedstype genoemd. Is de geluidsbelasting lager dan de grenswaarde uit het Gebiedsgericht Milieubeleid dan kan na een eenvoudige administratieve toets de hogere waarde worden vastgesteld. Dit betekent dat hogere grenswaarden kunnen worden vastgesteld indien aan één of meer van de volgende criteria wordt voldaan:

  • 1. door de gekozen situering of bouwvorm gaan de woningen een doelmatige akoestisch afschermende functie vervullen voor andere woningen of voor andere geluidsgevoelige objecten, of
  • 2. de woningen zijn ter plaatse noodzakelijk om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid, of
  • 3. door de gekozen situering vullen de woningen een open plaats tussen aanwezige bebouwing op, of
  • 4. de woningen worden ter plaatse gesitueerd als vervanging van bestaande bebouwing.

Is de geluidsbelasting hoger dan de grenswaarde uit het Gebiedsgericht Milieubeleid, maar onder het wettelijke maximum dan is een diepergaande beoordeling noodzakelijk. Bij de beoordeling komt het onderzoeken van varianten nadrukkelijk aan bod en wordt gekeken naar mogelijkheden van bijvoorbeeld een geluidsluwe gevel, aangepaste indeling van de woning (hoofdslaapkamer aan de geluidsluwe gevel), een balkon of tuin aan de geluidsluwe zijde van de woning, indien het balkon aan de voorzijde is gesitueerd wordt gekeken naar mogelijkheden om deze afsluitbaar te maken, waardoor akoestische compensatie wordt verkregen.

Het plangebied behoort tot het gebiedstype 'gemengd gebied'. Hiervoor gelden de onderstaande toetsingswaarden.

Gebiedstype   Ambitie   Voorkeurs-
grenswaarde  
Grenswaarde   Maximale
Ontheffingswaarde Wgh  
Centrumstedelijk   48 dB   48 dB   58 dB   63 dB  


Hogere grenswaarden worden slechts dan vastgesteld indien de toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de verwachte geluidsbelasting van de gevel van de betrokken woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen tot de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, onvoldoende doeltreffend zal zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeers- of vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.

Externe Veiligheid

Externe Veiligheid gaat over het beheersen van risico's die mensen lopen door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen in hun omgeving. De beleidsvisie externe veiligheid is op 6 maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad. De gemeente Zwolle streeft ernaar voor haar gehele grondgebied te voldoen aan de basisveiligheid.

Op 20 januari 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders het gebiedsgerichte beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid dat aansluit op het gebiedsgerichte milieubeleid. Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van een mogelijke toename van het groepsrisico. Tevens is op basis van dezelfde kenmerken van een gebiedstype bepaald of er plaats is voor nieuwe risicobronnen.

Een afwijkend gebiedstype vormen de stroomzones. Stroomzones zijn gebieden rondom infrastructuur (spoorlijnen, wegen en waterwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Voor stroomzones is een apart beleidskader geformuleerd. Het plangebied Binnenhofjes is gelegen in de Stroomzone A28.

Het beleidskader voor de stroomzone is, anders dan de overige gebieden, niet normatief (t.a.v. het groepsrisico) maar is vooral gericht op een goede borging van de externe veiligheid belangen in het gebiedsontwikkelingsproces. Dit betekent dat er bij het ontwerpproces op voorhand geen maximaal groepsrisiconiveau voorgeschreven wordt maar dat er gezamenlijk gezocht wordt naar een verantwoorde ontwikkeling. Dit gebeurt door vanuit het beleidskader randvoorwaarden, uitgangspunten en handreikingen aan het ontwerp mee te geven ten aanzien van functies, inrichting en eventuele maatregelen. Op deze manier zal het groepsrisico zoveel mogelijk beperkt worden en kan het bestuur een verantwoord besluit nemen over het eventueel te accepteren restrisico.

Het bovengenoemde beleidsaspect is verwerkt in paragraaf 4.2.5 Externe veiligheid.

Bodem

Op 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit in werking getreden. In dat kader heeft de gemeente Zwolle op 9 december 2008 een bodemfunctieklassenkaart vastgesteld, waarop voor de hele gemeente wordt aangegeven welke functie de bodem heeft of welke functie in de toekomst wordt nagestreefd. De functieklassenindeling is gebaseerd op het gebiedsgericht milieubeleid van de gemeente. Daarnaast is op 1 december 2009 door de gemeente een bodemkwaliteitsklassenkaart vastgesteld. De indeling van deze kwaliteitsklassen is gebaseerd op de huidige bodemkwaliteit van de deelgebieden.

Volgens het gemeentelijke Bodembeleidsplan (van kracht per 11 januari 2010) mag de bodemkwaliteitsklassenkaart als kwaliteitsbewijs worden gebruikt bij het herontwikkelen van een locatie. Eventueel vrijkomende grond mag volgens het bodembeleid binnen de gemeente worden hergebruikt met de bodemkwaliteitsklassenkaart als kwaliteitsbewijs. Voorwaarde hiervoor is dat de locatie niet verdacht wordt van bodemverontreiniging op basis van het huidige of historische gebruik, en er geen (al dan niet gesaneerd) geval van bodemverontreiniging bekend is.

Indien er aanwijzingen zijn dat de bodemkwaliteit niet geschikt is voor de functie, kan een bodemonderzoek nodig zijn om te bepalen of de locatie gesaneerd dient te worden. In principe worden verontreinigingen in de bovengrond functiegericht gesaneerd. Dit houdt in dat een locatie geschikt wordt gemaakt voor de functie. De terugsaneerwaarde is afhankelijk van de functie van de locatie en gericht op het voorkomen van eventuele risico's. Bij een functiegerichte sanering wordt daarom vaak een leeflaag aangebracht, die contact met de verontreinigde grond moet voorkomen.

Met de invoering van het Besluit bodemkwaliteit zijn de kwaliteitsklassen AW2000, wonen en industrie ingevoerd. De kwaliteitsklasse 'wonen' is gelinkt aan de functies 'wonen met tuin', 'kinderspeelplaats' en 'groen met natuurwaarden'. De kwaliteitsklasse 'industrie' heeft een link met de functies 'bebouwing', 'infrastructuur', 'industrie' en 'openbaar groen'. De functies 'moestuinen', 'volkstuinen', 'natuur' en 'landbouw' zijn niet gelinkt aan een kwaliteitsklasse omdat de bodem 'schoon' moet zijn teneinde geschikt te zijn voor deze functies. In het kader van het Besluit bodemkwaliteit houdt 'schoon' in dat de kwaliteit voldoet aan de achtergrondwaarden (AW2000).

Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. De wet maakt een onderscheid in projecten die "in betekenende mate" (IBM) en "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarnaast worden er bestemmingen genoemd die extra gevoelig zijn voor luchtvervuiling (gevoelige bestemmingen).

Uiteraard moet niet alleen bij gevoelige bestemmingen maar bij alle projecten sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. Uit dit oogpunt moet afgewogen worden of het aanvaardbaar is om een bepaald project op een bepaalde plaats te realiseren. Hierbij speelt de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol, ook als het project zelf hier niet of nauwelijks aan bijdraagt. Projecten die "niet in betekende mate" leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit hoeven volgens de Wet luchtkwaliteit niet afzonderlijk getoetst te worden op de grenswaarde(n), tenzij een dreigende overschrijding van één of meerdere grenswaarden te verwachten is. Volgens de gelijknamige AMvB ligt de grens van "niet in betekenende mate" bij 3% van de grenswaarde van een stof.
De concentraties in de buitenlucht van zowel zwevende deeltjes (PM10) als stikstofdioxide mogen met niet meer dan 3% toenemen.

Het luchtkwaliteitsplan gemeente Zwolle 2007-2011 beschrijft de luchtkwaliteitsituatie in Zwolle, de opgave, de ambitie en de aanpak om de vastgestelde doelen te bereiken. Zwolle wil, binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit.

Duurzaamheid

Klimaatbeleid-interimbeleid 2009
In 2009 heeft het college een interimklimaatbeleid vastgesteld met betrekking tot nieuwbouw van woningen en utiliteitsgebouwen om het verouderde gemeentelijk klimaatbeleid in overeenstemming te brengen met het rijksbeleid vooruitlopend aan de vaststelling van nieuw gemeentelijk klimaatbeleid. Daarbij is ondermeer de volgende doelstelling geformuleerd: het aandeel duurzame energie van het totale energiegebruik voor een nieuw te bouwen woning of gebouw bedraagt tenminste 60%.
De toepassing van koude warmte opslag (KWO) draagt in belangrijke mate bij niet alleen aan de doelstellingen van het interimklimaatbeleid, maar ook aan de doelstellingen van de Visie op de Ondergrond en het daarvan afgeleide gebiedsbeheersplan.
Andere maatregelen om genoemde doelstellingen te bereiken zijn de toepassing van zonne-energie (PV en/of zonnecollectoren) en verbeterde isolatie.

Visie op de ondergrond
Zwolle wil de evenwichtige groei en duurzame ontwikkeling van de stad voortzetten en goed regelen. Bij een optimale inrichting en ruimtegebruik is ook de ondergrondse dimensie een factor van betekenis. De gemeenteraad heeft hiervoor in oktober 2007 de Visie op de ondergrond vastgesteld en besloten de basisprincipes uit deze visie toe te passen in projecten. Deze basisprincipes zijn verder uitgewerkt in het gebiedsbeheersplan voor het centrumgebied van Zwolle, waartoe het plangebied Binnenhofjes behoort.
Belangrijke uitgangspunten zijn ondermeer het structureel en georganiseerd toepassen van koude en warmte opslag (KWO), het koppelen van KWO aan grondwatersaneringsopgaven en de beheersing van grondwaterverontreinigingen in het centrumgebied.

Duurzaam bouwen
Op 8 januari 2007 heeft de gemeenteraad de Beleidsvisie Duurzaam Bouwen vastgesteld. Het beleid is van toepassing op gebouwen en grond.-, weg- en waterbouw en is erop gericht dat overal een minimaal niveau voor duurzaamheid bereikt moeten worden. De beleidsvisie biedt 2 methodieken voor het realiseren van het minimale niveau. Bouwpartijen kunnen een keuze kunnen maken voor één van beide. De methodes verschillen in flexibiliteit:

  • De toepassing van GPR Gebouw geeft maximale flexibiliteit voor de bouwpartijen. GPR (Gemeentelijke Praktijk Richtlijn) Gebouw is een computerprogramma dat ontwerpgegevens van een gebouw omzet in kwaliteit- en duurzaamheidprestaties, verdeeld over de thema's energie, materialen, afval, water, gezondheid en woonkwaliteit. Het programma is bruikbaar voor zowel woningbouw als utiliteitsbouw (kantoren en scholen). Het minimaal te bereiken niveau van kwaliteit- en duurzaamheidprestaties (GPR=7) komt overeen met de toepassing van de vaste, kostenneutrale maatregelen uit het Nationaal Pakket Duurzame (Utiliteits)bouw (maatregelen, die altijd technisch goed toepasbaar zijn en in de regel kostenneutraal zijn). De gemeente stelt het computerprogramma ter beschikking van de ontwikkelende partij. In gezamenlijk overleg wordt het te realiseren prestatieniveau vastgelegd.
  • Toepassing van de lijst van 8 maatregelen, waaruit minimaal 5 maatregelen gekozen moeten worden. Dit geeft minder flexibiliteit aan bouwpartijen, maar wel duidelijkheid.

Hoofdstuk 4 Beperkingen

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op aspecten die beperkingen met zich meebrengen bij het toekennen van bestemmingen. Het betreft zowel de diverse milieuaspecten als de ligging van kabels, leidingen en straalpaden.

4.2 Milieu

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op aspecten die beperkingen met zich meebrengen bij het toekennen van bestemmingen. Het betreft zowel de diverse milieuaspecten als de ligging van kabels, leidingen en straalpaden.

4.2.1 Geluid

Binnen het plangebied Binnenhofjes worden woningen gerealiseerd, deels appartementen en deels grondgebonden woningen. Het plangebied ligt in de geluidzones van de A28, de Rijnlaan, de Hogenkampsweg en binnen de invloedssfeer van enkele 30 km/uur-wegen.
Door het Expertisecentrum van de gemeente Zwolle is voor het plangebied een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar wegverkeerslawaai (d.d. 17 december 2013, kenmerk ECO/WL171213).Bijlage 2 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

Rijksweg A28

De voorkeurswaarde van 48 dB wordt overschreden op de noordgevels op de vierde bouwlaag. Op het meest oostelijke bouwblok wordt de voorkeursgrenswaarde ook overschreden op de oost- en westgevel van de vierde bouwlaag en de noordgevel van de derde bouwlaag. Op alle overige beoordelingspunten van de voorgenomen bouwplan wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Rijnlaan/Hogenkampsweg

De maximale gevelbelasting ten gevolge van het verkeer op de Rijnlaan/Hogekampsweg voldoet op alle woningen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

30 km/uur wegen

De voorkeurswaarde van 48 dB wordt overschreden op de middelste van de drie meest zuidelijke woningen. Dit komt door het verkeer op de Radewijnsstraat. Als de tuin van deze woning aan de straatzijde volledig groen wordt ingevuld, kan op deze woning wel voldaan worden aan de voorkeursgrenswaarde. Op de overige woningen wordt voor alle 30 km/uur-wegen voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB (inclusief 5 dB aftrek).
Omdat de overschrijding beperkt is tot 1 dB en er ruim wordt voldaan aan de grenswaarde uit het Gebiedsgericht Milieubeleid, is de geluidsbelasting wel aanvaardbaar. Voor 30 km/uur-wegen hoeft er geen hogere grenswaarde procedure doorlopen te worden. Deze procedure is alleen van toepassing op in het kader van de Wet geluidhinder gezoneerde wegen.

Maatregelafweging

Uit het onderzoek is gebleken dat de voorkeursgrenswaarde vanwege de Rijksweg A28 wordt overschreden. In situaties waar nieuw te bouwen geluidsgevoelige bestemmingen een geluidsbelasting ondervinden boven de voorkeursgrenswaarde dient allereerst onderzocht te worden of deze geluidsbelasting gereduceerd kan worden door het treffen van maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied. Voor wat betreft vermindering van het wegverkeerslawaai kan gedacht worden aan verbetering van het wegdektype en/of het toepassen van schermen.
Onlangs zijn bij de Rijksweg A28 in het kader van sanering en reconstructie ter hoogte van het plangebied bron- en overdrachtsmaatregelen toegepast. Er is zodoende geen verdere geluidsreductie te behalen met een stiller wegdektype. Ook is een verdere verhoging en/of plaatsing van andere, nieuwe geluidsschermen of wallen in het plangebied in de voorliggende situatie stedenbouwkundig en financieel niet realistisch.

Hogere waarden

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat niet overal kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor verkeerslawaai van de A28. Met de hoogst berekende belasting van 52 dB blijft de geluidbelasting wel onder de maximaal toegestane grenswaarde van 53 dB uit de Wet geluidhinder. Voor de punten waar overschrijdingen zijn berekend dienen hogere waarden te worden vastgesteld.

4.2.2 Bedrijvigheid (Wet milieubeheer)

In de directe nabijheid van het plangebied liggen geen bedrijven die van invloed zijn op het plangebied.

4.2.3 Luchtkwaliteit

Uit eerdere berekeningen in het kader van de jaarlijkse rapportage blijkt dat in het plangebied Binnenhofjes voor de stoffen NO2, CO, benzeen en fijn stof (PM10) de grenswaarde voor het jaargemiddelde niet worden overschreden.

De herinrichting van het plangebied Binnenhofjes leidt niet tot een toename van verkeer. Redelijkerwijs valt een toename van het aantal verkeersbewegingen door deze aanpassingen niet te verwachten en kan het project worden gekarakteriseerd als "niet in betekenende mate". Een verder onderzoek naar de luchtkwaliteit is niet nodig.

4.2.4 Bodemkwaliteit

Vanuit historisch onderzoek is bekend dat de bodem in het te ontwikkelen plangebied Binnenhofjes geschikt is voor de geplande functies. Uit het bodeminformatiesysteem is gebleken dat in het plangebied geen verontreinigingen bekend zijn.

4.2.5 Externe veiligheid

De situatie met betrekking tot de hoeveelheid aanwezigen in het gebied en de zelfredzaamheid van de personen in het gebied verandert niet ten gevolge van het plan. Het gaat om bestaande bebouwing die deels wordt gesloopt ten behoeve van nieuwe bebouwing. Daarbij betreft het de woonfunctie in ofwel eengezinswoningen ofwel meergezinswoningen. Het groepsrisico wijzigt niet en blijft onder de oriëntatiewaarde. Het plan wijkt daarmee niet af van het gebiedsgerichte beleidskader externe veiligheid.

Door de galerij en het parkeerterrein aan de luwe kant te positioneren, is de situatie met betrekking tot externe veiligheid gunstig. Hulpdiensten kunnen het plangebied binnenkomen via twee ingangen. Het parkeerterrein wordt op termijn wellicht afgesloten voor niet-ingezetenen; voorwaarde is dat de hulpdiensten dan via een ingang aan de straatzijde binnen kunnen komen.

4.2.6 Ecologie

Inleiding

Door ecologisch adviesbureau Ecoresult is een vogel en -vleermuisonderzoek uitgevoerd voor Dieze - Oost, waar het plangebied van dit bestemmingsplan onderdeel van uitmaakt. Uit dit onderzoek is gebleken dat er mitigerende maatregelen voor gewone dwergvleermuis uitgevoerd dienen te worden. Dit om negatieve effecten op de soort door de geplande activiteiten te voorkomen. Vervolgens is er mitigatieplan opgesteld waarin de maatregelen zijn benoemd die hierin voorzien. Dit rapport is toegevoegd aan de regels als Bijlage 3 Migatieplan Dieze - Oost 

Beschermde soorten

Alle in Nederland voorkomende vleermuissoorten zijn strikt beschermd in de Europese Habitatrichtlijn Bijlage IV en de Flora- en faunawet. In de Flora- en faunawet zijn naast de individuen de zogenaamde vaste verblijfplaatsen zoals kraamkolonies, paarverblijven en winterverblijven - het zwaarst beschermd.

In februari 2009 heeft de Raad van State een uitspraak gedaan, waardoor het beoordelingskader voor de Flora- en faunawet gewijzigd is. Voor soorten uit bijlage IV van de Habitatrichtlijn, waaronder ook vleermuizen, wordt geen ontheffing meer afgegeven voor belang j (de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting). Hierdoor dient een aanvrager er voor te zorgen dat hij door de uitvoering van het project soorten niet benadeelt. Dan is er geen sprake van een overtreding. Hierdoor dient men reeds vóórafgaand aan iedere ingreep werkzame mitigerende maatregelen getroffen te hebben.

Van veel broedvogels zijn nesten alleen gedurende het broedseizoen beschermd. Nestlocaties kunnen dan buiten het broedseizoen zonder overtreding van de Flora- en faunawet verstoord of verwijderd worden. Voor een aantal broedvogelsoorten geldt echter dat de nestlocaties inclusief de functionele omgeving jaarrond beschermd zijn.

Resultaten onderzoeken

Gewone dwergvleermuis

Gedurende de onderzoeksperiode zijn 8 verschillende paarverblijfplaatsen van gewone dwergvleermuis aangetroffen, waarvan 2 in het plangebied van dit bestemmingsplan (zie regels Bijlage 3 Migatieplan Dieze - Oost)

In het plangebied zijn geen andere vaste rust-- en verblijfplaatsen in de aanwezige gebouwen of bomen aangetroffen. De waarnemingen die middernacht zijn gedaan geven ook geen aanleiding om een winterverblijfplaats in het plangebied te verwachten. De 2 paarverblijfplaatsen bevonden zich allen in de aanwezige flatgebouwen. De locaties van de paarverblijfplaatsen zijn ook met daglicht gecheckt. In het plangebied zijn veel waarnemingen van roepende dieren gedaan. Op veel plekken in het plangebied zijn potentieel zeer geschikte paarverblijfplaatsen aanwezig. Bijvoorbeeld al de kopse kanten van flatgebouwen. Ook ten westen en zuiden van het onderzoeksgebied is potentieel geschikt paarverblijfplaats te vinden. Door de geplande activiteiten kunnen de 2 paarverblijfplaatsen in het plangebied verdwijnen.

Huismus

In het onderzoeksgebied zijn 2 bezette nesten van huismus aangetroffen . Deze bevinden zich niet in het plangebied van dit bestemmingsplan. (zie bijlage 4 van het mitigatieplan )

  • Geert Grootestraat 34 boven ventilatierooster (flatgebouw);
  • Geert Grootestraat 150 onder hoek dakgoot (woonblok hoekwoning).

Buiten het onderzoeksgebied zijn minimaal 19 bezette nesten aangetroffen. Deze bevinden zich buiten de invloedssfeer van de geplande activiteiten. De geplande activiteiten resulteren in het verwijderen van 2 vaste rust–en verblijfplaatsen (lees: bezette nesten) van huismus.

Roek

In het plangebied zijn geen bezette nesten aangetroffen. Buiten het plangebied zijn op 1 locatie circa 20 bezette nesten aangetroffen. Deze kolonie bevindt zich in de groenstrook voor de Anthonie Heinsiusstraat en mogelijk binnen de invloedsfeer van de geplande activiteiten. De afstand van de gevel tot de kern van de kolonie is ca. 27 meter.

Mitigerende maatregelen

Geconcludeerd wordt dat door de geplande activiteiten de 2 paarverblijfplaatsen van de Gewone dwergvleermuis verdwijnen. Als gevolg van de doorvoering van de 'Aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen Flora- en faunawet is het in veel gevallen niet meer noodzakelijk om ontheffing van de Flora- en faunawet aan te vragen. Door het uitvoeren van de hierna beschreven maatregelen worden negatieve effecten (zie hoofdstuk 2) voorkomen. Deze maatregelen leiden tot behoud van de ecologische functionaliteit van het plangebied. De maatregelen zijn gericht op het behoud van de kwaliteit van het object of gebied maar ook op de kwantiteit. Er zijn maatregelen beschreven die al aanwezig zijn en functioneren voordat de werkzaamheden plaats gaan vinden. De gunstige staat van instandhouding van de soort komt niet in het geding. Omdat het stelsel van de lokale populatie in stand kan blijven indien de maatregelen worden uitgevoerd.

Conclusie

Overtreding van de Flora- en faunawet kan in voorliggende situatie worden voorkomen door te werken volgens een ecologisch werkprotocol. Om te voorkomen dat de Flora–en faunawet wordt overtreden dienen mitigerende maatregelen te worden genomen voor de gewone dwergvleermuis, Er zijn maatregelen beschreven voorafgaand tijdens en na de geplande activiteiten en in het kader van de zorgplicht (zie hoofdstuk 3 van het mitgatieplan).

Voor het geschikt maken van de nieuwe bebouwing voor vleermuizen is, in de bestemming Woongebied hiertoe in artikel 6.2.6 Voorwaardelijke verplichting en voorwaardelijke verplichting opgenomen dat bij de aanvraag voor omgevingsvergunning voor het bouwen aangetoond dient te worden dat de maatregelen, zoals opgenomen in "Bijlage 3 Migatieplan Dieze - Oost zijn verzekerd. Deze voorwaardelijke verplichting is in de bestemming Woongebied door middel van de aanduiding 'ecologie" op de verbeelding opgenomen.

4.2.7 Waterbeheer

Waterkering

In of grenzend aan het plangebied is geen waterkering aanwezig.

Overstromingsrisico

Het plangebied (zie figuur 4.1) is gelegen in dijkring 53, Salland. Deze dijkring wordt omsloten door de Vecht aan de noordzijde, de IJssel aan de westzijde en het Zwarte Water aan de noordwestzijde. Omdat het bestemmingsplan ruimte biedt aan de ontwikkeling van niet incidentele overstromingsgevoelige functies en omdat het plangebied gelegen is in dijkring 53 is een overstromingsrisicoparagraaf verplicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP13014-0003_0011.jpg".

Figuur 4.1 Dijkring 53

Risico-inventarisatie

Voor de keringen van dijkring 53 is de overschrijdingskans genormeerd op 1/1.250e per jaar. Op basis van de provinciale risicokaart wordt de maximale waterdiepte, in Zwolle voor dijkring 53 tijdens een overstroming, geschat tussen de 0,8 en 2,0 meter. De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als ondiep (figuur 4.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP13014-0003_0012.png"

afbeelding: maximale waterdiepte tijdens een overstroming

Afhankelijk van de locatie waar een dijk doorbreekt zal water dijkring 53 binnen stromen. In figuur 3 zijn twee maatgevende locaties (Olst en Berkum) weergegeven die uiteindelijk zullen leiden tot een waterstand weergegeven in figuur 4.2 en de snelheid waarmee het water dijkring 53 instroomt (figuur 4.3).

Door deze herinrichting van het plangebied blijft het risico gelijk aan bestaand situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP13014-0003_0013.png"

afbeelding: boven: dijkdoorbraak Olst, onder: dijkdoorbraak Berkum (Zwolle)

Waterwinning

Het plangebied is niet gelegen in een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied.

4.2.8 Energie en duurzaam bouwen

Door zoveel mogelijk zongericht te bouwen wordt optimaal gebruik gemaakt van passieve en actieve zonne-energie (actief wil zeggen toepassing van pv-panelen en zonneboiler). Daarmee wordt een essentiële bidrage geleverd aan de doelstelling van het gemeentelijk klimaatbeleid (Interimbeleid 2009).

4.3 Kabels, leidingen en straalpaden

Buiten het plangebied lopen langs de rijksweg A28 hoofdtransportleidingen voor drinkwater. Langs de rijksweg A28 loopt tevens een hoge druk gastransportleiding. Buiten het plangebied loopt een rioolpersleiding van het rioolgemaal aan de Van Schoonhovenstraat naar de Ceintuurbaan en de Meppelerstraatweg.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de doelstelling en de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.

5.1.1 Doelstelling

Het doel van het bestemmingsplan is de herontwikkeling van de Binnenhofjes in Dieze-Oost tot een aantrekkelijk en karakteristiek stedelijk woongebied mogelijk te maken. Dit plan geldt na inwerkingtreding als nieuw toetsingskader en treedt voor het betreffende plangebied in de plaats van het op dit moment geldende bestemmingsplan.

5.1.2 Uitgangspunten

In het Programma van Eisen 'De Binnenhofjes' zijn de randvoorwaarden en stedenbouwkundige eisen voor de herontwikkeling van de Binnenhofjes vastgelegd. Het Programma van Eisen vormt de basis voor het bestemmingsplan. Het programma is als Bijlage 3 Programma van Eisen Binnenhofjes toegevoegd aan de toelichting.

5.2 Plangebied

Het plangebied wordt globaal omsloten door de Geert Grootestraat, Van Schoonhovenstraat, Radewijnsstraat en de Van Ummenstraat.

5.3 Ontwikkeling

5.3.1 Bebouwingsstructuur

In het Programma van Eisen voor de Binnenhofjes (juni 2013) zijn de wensen, eisen en randvoorwaarden vastgelegd waaraan de plannen voor de ontwikkeling van het gebied moeten voldoen.

5.3.1.1 Stedenbouw

Hieronder volgen enkele passages uit het Programma van Eisen die gaan over de hoofdopzet van de bebouwingsstructuur en de openbare ruimte. Tevens is de samenvatting van de stedenbouwkundige eisen te lezen.

Bebouwingsstructuur: stempels, rooilijnen

Bij de nieuwe ontwikkeling wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de bestaande stempelstructuur. Dit betekent dat zoveel mogelijk de oude stempel wordt aangehouden. Op een aantal plaatsen zijn de woningen naar voren geschoven waardoor meer ruimte ontstaat aan de achterzijde. Daarnaast is een deel van het blok aan de Radewijnsstraat omgedraaid om te voorkomen dat hier langs de doorgaande weg achterkanten ontstaan.

De bouwblokken moeten aansluiting hebben bij het bestaande Dieze-Oost. Binnen de stempel kan daarbij variatie in opbouw en typologie zitten. De verschillende stempels worden in verschillende fases uitgevoerd, daarbij is het belangrijk dat zij hun onderling samenhangen behouden. De eerste stempel is richtinggevend voor de andere stempels. Aandachtspunt bij de ontwikkeling van de stempels vanaf de oostzijde richting de westzijde is dat de stempelstructuur zowel aan de zijde van de Geert Grootestraat als aan de Radewijnsstraat geert.

Openbare ruimte

De hoofdopzet van de groenstructuur langs de Radewijnsstraat en in de zijstraten moet gehandhaafd blijven. De gemeente richt het openbaar gebied in. De inrichting is basic en aansluitend op de rest van Dieze-Oost.

Samenvatting stedenbouwkundige eisen

Plaatsing:

  • intiem woonbuurtje;
  • ruime groene setting;
  • nieuwe stempel volgt op de bestaande structuur;
  • ritme in koppen aan de Radewijnsstraat;
  • vernauwing op de kop van de zijstraat;
  • ruime groene voorruimtes;
  • binnen de stempel bevinden zich verschillende sferen;
  • de stempelstructuur moet in de straat zichtbaar zijn.

Massa en vorm:

  • bestaande schaal in de omgeving is uitgangspunt;
  • samenhang binnen stempel behouden;
  • variatie aanbrengen door verschil bouwhoogtes/kap;
  • herkenbare koppen die zich onderscheiden van de andere woningen.

Gevels/ Detaillering:

  • simpele hoofdvorm verfijning in specifiek architectonische details van gevels: metselwerk, kozijnen, dakeinden en entrees;
  • aandacht voor hoekoplossingen entrees en erkers;
  • gevels van gebakken materiaal die qua kleur aansluit bij zijn omgeving;
  • entrees aan de straat.

Openbare ruimte:

  • groen als ordeningsprincipe;
  • groenstructuur aan de Radewijnsstraat en binnen straten handhaven;
  • aandacht voor erfafscheidingen.
5.3.1.2 Parkeren

Aan de achterzijde van de woningen in een stempel bevindt zich op het achterterrein een parkeerhof. Deze is bereikbaar via een toegang vanaf de zijstraat. Het parkeren dient zoveel mogelijk op het achterterrein geconcentreerd te worden. Daarbij is een overloop mogelijk naar de openbare ruimte. Hierbij wordt in de straat eenzijdig langs geparkeerd passend in het beeld van Dieze.

Voor het aantal te realiseren parkeerplekken zijn de normen uit de Bouwverordening van toepassing.

5.3.1.3 Groen

In het Programma van Eisen is een globale boominventarisatie opgenomen voor de meest oostelijke stempel. Bij herontwikkeling in een bestaande wijk ligt de concentratie op handhaving van gezonde/beeldbepalende bomen.

Bijzondere bomen

Bij herontwikkeling in een bestaande wijk ligt de concentratie op handhaving van gezonde/ beeldbepalende bomen. Bijzondere bomen die uit de boominventarisatie naar voren komen moeten zoveel mogelijk worden ingepast in het plan.

Bij de bouwaanvraag moet wanneer er bomen worden gekapt een kapaanvraag worden gedaan. Hierbij zullen de bestaande bomen in het projectgebied worden geïnventariseerd.

Mochten er naar aanleiding van de inventarisatie bomen gecompenseerd moeten worden dan zijn hier vier mogelijkheden voor. In volgorde van wenselijkheid:

  • 5. herplant ter plekke (in het eerste er op volgende plantseizoen);
  • 6. herplant in de directe omgeving (in het eerste er op volgende plantseizoen);
  • 7. herplant ter plekke (in aansluiting op een reconstructie in de komende 1 tot 5 jaar);
  • 8. herplant in de directe omgeving (in aansluiting op een reconstructie in de komende 1 tot 5 jaar).

Wanneer bij functiewijziging (groen naar rood) er absoluut geen mogelijkheden zijn om herplant uit te voeren volgens het vier stappen principe is er een mogelijk financieel te compenseren. Er kan geld worden gestort in een bomenfonds. Eis

5.3.2 Functionele structuur

Wonen

Met het bestemmingsplan worden grondgebonden eengezinswoningen mogelijk gemaakt, in combinatie met de bestaande mogelijkheid voor meergezinshuizen. De buitenruimte wordt hierbij heringericht. Aan de achterzijde van de woonblokken in een woonstempel wordt een parkeerhof gerealiseerd.

Sloop
Het plangebied maakt deel uit van de buurt Hogenkamp in de wijk Dieze-Oost. In de buurt Hogenkamp is 88% van de woningen gestapelde, merendeels zonder lift. Driekwart van de woningen is een huurwoning. In deze vroeg-naoorlogse buurt is een omvangrijk pakket buurtverbeterende maatregelen in uitvoering, waaronder woningverbetering, woningsamenvoeging, sloop en vervangende nieuwbouw.
De sloop en vervanging van de zogeheten Binnenhofjes maakt deel uit van dit omvangrijke pakket. De 244 woningen aan Binnenhofjes zijn sociale huur- portiek-etagewoningen. Deze woningen zijn omstreeks 1960 gebouwd en dus ruim een halve eeuw oud. De woningen zijn naar het oordeel van de verhurende corporatie thans bouw- en woontechnisch aan hun eind gekomen. Het wooncomfort en de typologie voldoen niet meer aan de eisen van de hedendaagse woonconsument, en zijn ook op het punt van duurzaamheid bepaald gedateerd. Hetzelfde geldt voor de direct ten noorden van het plangebied gelegen blokjes maisonettes langs de Geert Grootestraat, die ook gefaseerd zullen worden gesloopt en vervangen.
De opdrachtgevende corporatie heeft aangegeven het complex Binnenhofjes in drie fasen te willen slopen en vervangen, telkens met een tussenpoos van ongeveer twee jaar.

Nieuwbouw
Zoals de sloop van de bestaande woningen in fasen geschiedt, zo zal ook de vervangende nieuwbouw in fasen tot stand komen, waarschijnlijk drie fasen. Hiermee kan maximaal worden ingespeeld op mogelijk veranderende marktvoorkeuren en -mogelijkheden. Naar huidig inzicht zal het gaan om een mix van huur- en koopwoningen, alsook een mix van appartementen en grondgebonden woningen met een tuin. Het aantal terug te bouwen woningen zal ongeveer de helft van het aantal te slopen woningen bedragen.
Om vorenbedoelde mix planologisch mogelijk te maken zonder het precieze bouwplan al te kennen, is het bestemmingsplan flexibel ingericht.

Beroep en bedrijf aan huis

In de regels is de mogelijkheid opgenomen voor beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis. Naast beroep aan huis wordt in dit aan de binnenstad grenzend gebied met een wat meer gemengd karakter ook bedrijf aan huis toegestaan, mits niet hinderlijk voor de woonomgeving. Voor de exacte regeling wordt verwezen naar de omschrijving van de bestemming Woongebied in paragraaf 6.3 Bestemmingsregels.

5.4 Water

Drooglegging

In plangebied wordt een ontwateringsdiepte van minimaal 0,7 meter gehanteerd. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte.

Grondwateroverlast als gevolg van afwijkende aanleghoogten is voor verantwoordelijkheid van de initiatiefnemers. Om een goed inzicht te krijgen in het grondwatersysteem wordt geadviseerd om in overleg met het waterschap zo spoedig mogelijk te starten met een grondwateronderzoek. Dit kan in eerste instantie op basis van bestaande peilbuizen binnen of in de omgeving van het plangebied. Indien noodzakelijk kunnen nieuwe peilbuizen worden geplaatst.

Riolering

Afvalwater
Het afvalwater vanuit het gebied moet worden afgevoerd naar het gemengde rioolstelsel. De toename van het hoeveelheid afvalwater is gering. Er is geen sprake van overbelasting van het bestaande rioolstelsel en de rioolwaterzuiveringsinstallatie.

Hemelwater
Het hemelwater van daken, terrassen en parkeerplaatsen moet binnen het plangebied geïnfiltreerd worden in de bodem. Door afkoppeling van het verhard oppervlak wordt het bestaande systeem ontlast.

Wateroverlast

Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 20 cm boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed om wateroverlast te voorkomen. Bij de aanleg van kelderconstructies dient aandacht te worden geschonken aan de toepassing van waterdichte materialen en constructies.

5.5 Cultuurhistorie

De cultuurhistorische waarden van de ruimtelijke structuur en de bebouwing van de Binnenhofjes in Diezerpoort worden in de stedenbouwkundige opzet van dit bestemmingsplan gerespecteerd. Zie voor de beschrijving van deze waarden paragraaf 2.2.2 Cultuurhistorische structuur.

Voor de bescherming van de aanwezige cultuurhistorische waarden is een specifieke dubbelbestemming opgenomen op de verbeelding, met een bijbehorend artikel in de regels (Artikel 7 Waarde - Cultuurhistorie).

Hierbij zal worden getoetst aan de verbeelding en beschrijving opgenomen in de Beschrijving cultuurhistorische waarden Binnenhofjes, die als bijlage Bijlage 2 bij de regels is opgenomen. In de beschrijving zijn de cultuurhistorische waarden puntsgewijs, duidelijk, kernachtig en beknopt weergegeven om deze daadwerkelijk toetsbaar te maken. De tekst van deze beschrijving is gebaseerd op het SPvE 'De Binnenhofjes' (gemeente Zwolle, juni 2013) en op het cultuurhistorisch onderzoek 'Stempels Dieze Oost, Zwolle, Waardestelling en transformatieruimte' (Het Oversticht, juli 2013).

5.6 Ecologie

Ten aanzien van de groene wetten Natuurbeschermingswet (NBW) en Flora- en Faunawet (FFW) kan worden gesteld dat de eerste wet, die gaat over gebiedenbescherming, voor het plangebied niet relevant is vanwege de grote afstand tot de door deze wet beschermde gebieden.

Ten aanzien van Flora en Fauna (soortenbescherming) het volgende. Door Ecoresult is in opdracht van de gemeente Zwolle een mitigatieplan opgesteld voor het gebied Dieze-Oost. Dit naar aanleiding van een vogel- en vleermuisonderzoek waaruit blijkt dat mitigerende maatregelen nodig zijn om negatieve effecten door de geplande ontwikkelingen op de gewone dwergvleermuis en huismus te voorkomen. Geconcludeerd wordt dat de algehele uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in het geding is. Bij de uitvoeringsfase dient rekening te worden gehouden met bovenstaande.

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten

6.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 20. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2012 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Diezerpoort, Binnenhofjes zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Diezerpoort, Binnenhofjes.

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:

Gevolgd door de volgende bijlagen:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels:

De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:

Artikel 1 Begrippen;

Artikel 2 Wijze van meten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels:

Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:

Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Dit in tegenstelling tot een bestemming die andere bestemmingen als dubbelbestemming overlapt. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.

Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.

Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.

De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:

  • 1. Bestemmingsomschrijving;
  • 2. Bouwregels;
  • 3. Nadere eisen;
  • 4. Afwijken van de bouwregels;
  • 5. Specifieke gebruiksregels;
  • 6. Afwijken van de gebruiksregels;
  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • 8. Wijzigingsbevoegdheid.

Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.

  • 1. Bestemmingsomschrijving:

In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.

  • 2. Bouwregels:

In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.

Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een 'uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor).

Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.

De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximum goothoogte en maximum bouwhoogte worden in meters weergegeven, de dakhelling in graden.

De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Linksboven staat bijvoorbeeld de maximum goothoogte in meters vermeld, rechtsboven de maximum bouwhoogte in meters en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.

  • 3. Nadere eisen:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.

De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 12 Algemene procedureregels.

  • 4. Afwijken van de bouwregels:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.

De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

  • 5. Specifieke gebruiksregels:

In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.

  • 6. Afwijken van de gebruiksregels:

Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro

De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.

  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingsregel opgenomen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels:

In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel;

Artikel 9 Algemene bouwregels;

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels;

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels;

Artikel 12 Algemene procedureregels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels:

In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.

BIJLAGEN BIJ DE REGELS :

Ten slotte is als bijlage bij de regels gevoegd:

6.2 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.

Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.

6.3 Bestemmingsregels

Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:

Artikel 3 Groen

Uitgangspunten:

  • Het structuurgroen en het buurtgroen is bestemd tot 'Groen'. De overige groengebieden zijn bij de bestemming 'Verkeer - Erftoegangsweg' gevoegd. In de bestemming Groen zijn paden voor langzaam verkeer toegestaan maar geen wegen en parkeervoorzieningen voor snelverkeer. Dit is vast beleid waar niet van zal worden afgeweken.
  • Bermen en groenstroken langs wegen, die geen structuur- of buurtgroen zijn, zijn opgenomen in de verkeersbestemmingen. Binnen deze laatste bestemmingen is een uitwisseling van groen, verkeer en parkeren overal toegestaan.
  • Binnen de bestemming Groen zijn overal trapveldjes en speelvoorzieningen mogelijk.
  • Binnen deze bestemming mogen overal gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.

Artikel 4 Tuin

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en carports bij recht worden gebouwd. Via een afwijking zijn bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bouwwerken wel mogelijk, mits geen aantasting plaatsvindt van de in de afwijkingsbevoegdheid genoemde criteria. Het gaat hier om bebouwing ten behoeve van uitbreiding van hoofdgebouwen, bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bijgebouwen en carports. Tevens moet zo nodig rekening worden gehouden met de Wet geluidhinder.

Artikel 5 Verkeer - Erftoegangsweg

Deze bestemming is opgenomen voor het verkeers- en verblijfsgebied met een erftoegangsfunctie. Het heeft een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied. Behalve de rijbanen zelf worden ook de bijbehorende bermen, voetpaden, fietspaden en parkeerplaatsen in de bestemming opgenomen. Ook groenvoorzieningen en speelvoorzieningen zijn als onderdeel van de verblijfsfunctie mogelijk in deze bestemming. Binnen deze bestemming mogen ook gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.

Artikel 6 Woongebied

In deze bestemming zijn toegestaan:

- eengezinshuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor beroep of bedrijf aan huis,
- meergezinshuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor beroep of bedrijf aan huis:

Eengezinshuizen zijn gebouwen, welke één woning omvatten.
Meergezinshuizen zijn flats en andere gebouwen met meerdere naast en/of boven elkaar gelegen woningen, welke in tegenstelling tot het eengezinshuis qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kunnen worden. De definitie van 'eengezinshuis:' en 'meergezinshuis:' is opgenomen in de begrippen.

Uitgangspunten:

  • Door middel van aanduidingen zijn de (minimum en/ of maximum) goot-en (minimum en/ of maximum) bouwhoogte aangegeven.
  • De hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd.
  • Ter plaatse van de functieaanduiding "aaneengebouwd uitgesloten" moet de minimum afstand tussen de hoofdgebouwen 8 meter bedragen. Binnen de stempel vormen zes gebouwen een ensemble. Om dit ensemble zichtbaar te houden moet er ruimte tussen de hoofdgebouwen zitten.
  • Op het erf binnen deze bestemming, mogen bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor eengezinshuizen worden gebouwd, met uitzondering van het gebied met de functieaanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' is opgenomen. Deze aanduiding is opgenomen op gronden die zichtbaar zijn vanaf de Radewijnstraat. In de nieuwe situatie worden de achterkanten van grondgebonden woningen richting deze straat gerealiseerd. Tussen de gronden met de functieaanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' en de Radewijnstraat is in het bestemmingsplan een groene ruimte geprojecteerd, die onbebouwd blijft. De groene voorruimte wordt kleiner en de woningen komen dichter op de straat te staan. Voor een representatief beeld is de bouw van erfafscheidingen en bijgebouwen ongewenst op de gronden met deze functieaanduiding.
  • De bijbehorende bouwwerken en bouwwerken bij meergezinshuizen mogen slechts inpandig worden gerealiseerd.
  • Bij de bepaling van de voorzijde wordt gekeken waar de naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak en de naar de weg toegekeerde grens van de gevel van een hoofdgebouw is gelegen. Hierbij is de zijde van de hoofdtoegang van het hoofdgebouw bepalend.
  • Aan de voorzijde van de woningen worden in meeste gevallen de bestemmingen 'Groen' (t.b.v. openbaar groen) en 'Tuin' (t.b.v. voortuinen) gegeven, waar geen gebouwen en carports zijn toegestaan.
  • Zo nodig kunnen nadere eisen worden gesteld aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodat bij het ontwikkelen van ongewenste situaties nog kan worden ingegrepen.

Parkeren

Binnen de bestemming zijn parkeervoorzieningen toegestaan. Uitgangspunt is dat het parkeren zoveel mogelijk wordt gerealiseerd in parkeerhofjes aan de achterzijde. De toegang tot de parkeerhof is vastgelegd door middel van de aanduiding 'ontsluiting'. De ontsluitingsweg dient tenminste 4 meter breed te zijn.

Aan de westzijde van het plangebied is op het parkeerterrein ten behoeve van het naastgelegen meergezinshuis de functieaanduiding "parkeerterrein' opgenomen met hieraan gekoppeld een voorwaardelijke verplichting dat bij de aanvraag om een omgevingsergunning voor de bouw van woningen op het aansluitend terrein de ontsluiting voor autoverkeer is verzekerd.

Beroep en bedrijf aan huis:

De huidige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, die waren toegestaan in het vigerende bestemmingsplan Diezerpoort zijn in dit bestemmingsplan overgenomen. In de Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging staat aangegeven welke functies voor een bedrijf aan huis zijn toegestaan.

Volgens vaste jurisprudentie moet binnen een woonbestemming ook een aan huis verbonden beroep worden toegelaten. Uit de jurisprudentie kan als enige ruimtelijk relevant criterium worden afgeleid het hebben van 'een ruimtelijke uitwerking of uitstraling, die in overeenstemming is met de woonfunctie van het betrokken perceel'.

Er is in dit plan een regeling opgenomen voor het gebruik van een deel van een woning voor een aan huis verbonden beroep, zoals in de gemeente Zwolle bij deze bestemming gebruikelijk is. De beperking van het ruimtebeslag van de woning met inbegrip van de bijgebouwen tot 30% van het vloeroppervlak van de woning (met een absoluut maximum van 50 m²) dient om het verlies of de bovenmatige aantasting van de woonfunctie of van het woonkarakter tegen te gaan. Op deze wijze wordt tevens voorkomen dat de verkeersaantrekkende werking te groot zal worden.

Het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden voor de uitoefening van een beroep of bedrijf, hoe gering ook van omvang, is zonder meer als strijdig met de woonbestemming aan te merken.

In de begrippen is een definitie opgenomen over wat onder een aan huis verbonden beroep moet worden verstaan. Het gaat om een dienstverlenend beroep. De definitie van beroep aan huis is gelijk aan de landelijk gehanteerde standaarddefinitie. Indien er personeel in dienst wordt genomen kan er eerder sprake zijn van een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die niet met de woonfunctie in overeenstemming is.

6.4 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 9 Algemene bouwregels

In dit artikel wordt geregeld dat een bouwplan moet voorzien in voldoende ruimte voor parkeren, laden en lossen.
Wat voldoende is, wordt op basis van het algemene parkeerbeleid van de gemeente Zwolle bepaald tijdens de beoordeling van een bouwplan.
Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Hierbij kan gedacht worden aan het betalen van een compenserende bijdrage aan de gemeente Zwolle. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van het algemene parkeerbeleid.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.

Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

Deze regel maakt het mogelijk de bestemmingen 'Groen', 'Tuin', 'Verkeer - Erftoegangsweg' en 'Woongebied' onder in deze regel omschreven voorwaarden zodanig te wijzigen dat de situering en de vorm van de in het plan aangegeven maatvoeringsvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden gewijzigd dan wel nieuwe maatvoeringsvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden aangegeven.

Artikel 12 Algemene procedureregels

Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.

6.5 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Bro is voorgeschreven.

Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.

Artikel 14 Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingsregel van het plan.

6.6 Bijlagen

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging:

De staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is een algemene staat die toegepast wordt bij bestemmingsplannen van de gemeente Zwolle. De staat is gebaseerd op het VNG-rapport 'Bedrijven en milieuzonering' van maart 2009. De staat behoort bij de regeling voor bedrijf aan huis in de bestemming Woongebied.
De staat maakt als Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging onderdeel uit van de regels en daardoor heeft zij rechtstreekse werking. Een niet in de staat genoemd bedrijf kan dus niet worden gevestigd in de vorm van een bedrijf aan huis, evenmin als een wel genoemd bedrijf, dat als niet toelaatbaar staat aangegeven. Een zodanig bedrijf kan in een concreet geval qua aard en invloed op de omgeving toch wel aanvaardbaar zijn. Daarom is voorzien in een afwijking voor gelijkwaardige bedrijven. De formulering is afgestemd op de eisen die de jurisprudentie daaraan stelt.
In Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is voorafgaand aan de staat een algemene verklaring van de opzet van de staat en de betekenis van de gebruikte afkortingen opgenomen.

Bijlage 2 Beschrijving cultuurhistorische waarden Binnenhofjes

Zie:5.5 Cultuurhistorie en Artikel 7 Waarde - Cultuurhistorie

6.7 Handhaving

De bestemmingsregels zijn op een dusdanige wijze geformuleerd, dat de handhaving van het bestemmingsplan voor een ieder duidelijk kan zijn. Dit is met name gelegen in de formulering van de specifieke gebruiksregels, waarin een opsomming is opgenomen van de verschillende manieren van gebruik van gronden en bouwwerken die in ieder geval in strijd zijn met de bestemming.

6.8 Handboek

Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 20.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

In het onderhavige bestemmingsplan is voorzien in een aangewezen bouwplan op de bij SWZ in eigendom zijnde percelen kadastraal bekend Gemeente Zwolle, Sectie A, nummers 6637, 6638, 6643 en 7347. Op de overige gronden is geen sprake van een aangewezen bouwplan.

Voor de percelen kadastraal bekend Gemeente Zwolle, Sectie A, nummers 6637, 6638, 6643, 7347, 8512 (ged.) en 8521 (ged.) is met SWZ een anterieure overeenkomst gesloten. Middels deze anterieure overeenkomst zijn de kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd. De anterieure overeenkomst is overeenkomstig artikel 6.24 Wro en artikel 6.2.12 Bro gepubliceerd en ter inzage gelegd. Bij vaststelling van het bestemmingsplan is de gemeenteraad, op grond van de anterieure overeenkomst, geadviseerd geen exploitatieplan vast te stellen.

Afsluiting

Ten aanzien van de dekking van reeds gemaakte en nog te maken kosten ten aanzien van het bestemmingsplan kan gesteld worden dat alle kosten van het plan gedekt worden uit het kostenverhaal middels de met SWZ afgesloten anterieure overeenkomst.

Conclusie

Op basis van het bovenstaand wordt het bestemmingsplan geacht economisch uitvoerbaar te zijn.

Hoofdstuk 8 Overleg

8.1 Uitkomsten overleg

Rijk

De toenmalige minister van VROM heeft op 26 mei 2009 een brief gezonden aan alle Nederlandse gemeenten, waarin ze onder ander ingaat op de vraag in welke gevallen vooroverleg is vereist met de Rijksdiensten. In deze brief geeft zij aan dat vooroverleg alleen is vereist over plannen wanneer bepaalde nationale belangen gemoeid zijn. Welke nationale belangen dit zijn is opgesomd in een bijlage bij deze brief. Met dit plan is geen nationaal belang gemoeid dat op de bedoelde bijlage voorkomt, waardoor over dit plan geen vooroverleg met de Rijksdiensten gevoerd hoeft te worden.


Provincie

Het plan behoort tot een categorie van gevallen waarvan Gedeputeerde Staten van de Provincie op grond van artikel 3.1.1, tweede lid Bro, hebben beslist dat geen vooroverleg nodig is.


Waterschap

Via www.dewatertoets.nl is het Waterschap Groot Salland op de hoogte gebracht van het plan. Het plan heeft geen invloed op de waterhuishouding. Hiermee is het watertoetsproces doorlopen.


Veiligheidsregio IJsselland

In periodiek overleg met de Veiligheidsregio d.d. 31 oktober 2013 is het plan besproken. Hierbij is geconcludeerd dat het plan geen belemmeringen kent vanuit het aspect externe veiligheid. Aangegeven is dat de voorkeur uitgaat naar twee ingangen voor hulpdiensten. Het parkeerterrein wordt op termijn wellicht afgesloten en als de hulpdiensten dan via de voorkant ook binnen kunnen komen, is dat akkoord. Er wordt aandacht gevraagd voor het aspect sociale veiligheid bij het afsluiten van parkeerplaatsen.


Hiermee is voldaan aan het overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.