direct naar inhoud van 2.3 Landschap
Plan: Nationaal Landschap IJsseldelta
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP11010-0005

2.3 Landschap

De aanwijzing van de IJsseldelta als Nationaal Landschap behoeft eigenlijk geen nadere toelichting. Het landschap is belangrijk! Voor het bestemmingsplan buitengebied zal de landschappelijke onderlegger van grote betekenis zijn om nieuwe ontwikkelingen met zoveel mogelijke ruimtelijke kwaliteit te realiseren.

2.3.1. Algemene ontstaansgeschiedenis

IJs en veen

In de vroegere IJstijden is de basis gelegd voor het ontstaan van het huidige landschap. In het pleistoceen werden grind en grof zand afgezet door de toen wild stromende rivieren Vecht en IJssel. In het Laat-Pleistoceen werden deze rivieren rustiger, zodat fijn zand en klei konden worden afgezet. Later werden door zandverstuivingen vanuit het drooggevallen Noordzeebekken over het hele gebied zanddekken afgezet.

In het Holoceen vond veenvorming plaats in een uitgestrekt gebied tussen het Drents Plateau en de Noordzee. Na de IJstijd werd het warmer en steeg de zeespiegel. De IJssel, oorspronkelijk een zijtak van de Rijn, werd hiervan afgesneden en vormde in die tijd slechts een kleine stroom door het veen. Een doorbraak door een duinenrij aan de kust zorgde uiteindelijk voor het ontstaan van de Zuiderzee. Rond 250 jaar na Christus stopte de veenvorming en werd het land met een laag zeeklei bedekt. Dit is terug te vinden aan de voormalige Zuiderzeekust in het noordwesten van het plangebied.

Delta en dijken

Door het getij werd de zeeklei stroomopwaarts afgezet via de IJssel, het Zwartewater en de Reest (nu het Meppelerdiep), zelfs tot voorbij Hasselt. Door de aanleg van dijken kwam hier in de 13e eeuw een einde aan regelmatige afzetting van zeeklei in de kwelders. De huidige strengen in het landschap vormen de rest van geulen waarlangs het zeewater binnendrong en wegvloeide. Na de ontginning van de polders in de IJsseldelta daalde de bodem geleidelijk tot onder de zee- en rivierwaterpeil. Het land werd hierdoor natter zodat steeds meer moeite gedaan moest worden om de waterafvoer uit de polders goed te regelen.

2.3.2. Huidige situatie

2.3.2.1.Polder Mastenbroek

Ontstaansgeschiedenis

Van oorsprong was Polder Mastenbroek een nat en moerassig gebied tussen de twee Delta armen IJssel en Zwartewater. In de 14e eeuw is een begin gemaakt met de veenontginning met daarna het gebruik als landbouwgebied. De randen van de polder worden gemarkeerd door dijken. Het gridpatroon loopt echter niet altijd tot de dijk maar op plekken ook over in een grillige blokverkaveling, met name in de overgangszone naar bebouwing in (dijk)linten of kernen. De noordelijk en oostelijke overgang wordt gekenmerkt door een patroon van oude veenkreken. Aan de randen van de polder liggen verschillende kolken.

Cultuurhistorie

Polder Mastenbroek is uniek omdat het de oudste rationele, geometrische verkaveling van Nederland heeft. Vanaf 1362 is de polder ontgonnen volgens een voor de middeleeuwen uniek patroon, gebaseerd op drie evenwijdig gegraven weteringen.

De polder kenmerkt zich door weidsheid vanwege de vergezichten en maatvoering. Deze weidsheid wordt versterkt door het contrast met de drie rechte noord-zuid bebouwingslinten. De verkaveling is streng geometrisch met blokverkaveling en Bajonetkruisingen. Toch liggen de wegen vanwege hun ouderdom niet kaarsrecht in het land. Wegen en weteringen liggen steeds naast elkaar waardoor een achterlijn ontbreekt. Hierdoor liggen de achterzijden van erven niet op één lijn. Veel boerderijen –vrijwel allemaal op terpen- zijn bereikbaar middels een brug over de wetering. De wegen zijn niet beplant.

Veel boerderijen zijn staan op hoge terpen of huisbelten.. In het kader van “Streekeigen huis en erf” (mei 2004) zijn de voorkomende boerderijtypen beschreven. De erven worden gekenmerkt door singels fruitbomen (windkering) en solitaire bomen.

2.3.3. Beleid en ontwikkeling

2.3.3.1 Ontwikkelingsperspectief Nationaal Landschap IJsseldelta

De gemeenten Zwolle, Kampen en Zwartewaterland werken samen aan behoud en versterking van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap IJsseldelta. Het Uitvoeringsprogramma geeft concreet vorm en prioriteit aan de inzet. Het Ontwikkelingsperspectief onderscheidt drie deelgebieden: Polder Mastenbroek, Kampereiland en buitenpolders en Rivierenlandschap.

De landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische kwaliteiten bestaan uit elementen en structuren die samen de wordingsgeschiedenis weer geven, en daaraan gerelateerd de identiteit en beleving van het gebied. Fysiek ruimtelijke en economische ontwikkelingen moeten hier zo goed mogelijk op inspelen. Toeristische activiteiten kunnen hiervan gebruik maken.

Kernkwaliteiten landschap, cultuurhistorie, archeologie

Deelgebied   Hoofdkenmerken   Structuren  
Polder Mastenbroek   Weidsheid   Geometrie
Lange linten en weteringen
Ontbrekende wegbeplanting
Contrastrijke randen  
Kampereiland, Mandjeswaard, Polder de Pieper, Zuiderzeepolder.   Openheid   Reliëf
Onregelmatige vormen
Rivierarmen
Dijken  
Rivierenlandschap   Kleinschaligheid en openheid   Meanderende rivieren
Uiterwaarden
Contrastrijke randen
Dijken
Historische kernen  

Bron: Ontwikkelingsperspectief nationaal Landschap IJsseldelta

De natuurlijke kwaliteiten geven per deelgebied aan welke bijzondere dier- en plantensoorten hier kunnen leven en wat die gunstige omstandigheden inhouden. Sommige soorten planten of dieren zijn bijzonder omdat ze in Nederland weinig meer voorkomen, sinds ons land steeds verder verstedelijkt en ontsloten raakt. Andere dieren en planten hebben een speciale positie in Europees verband, waar de leefgebieden rond riviermondingen bijzonder zijn.

Elk deelgebied heeft weer zijn specifieke leefgebieden. De variatie gaat van natte, moerassige tot droge gebieden, van open graslanden tot meer besloten gebieden met riet of dijken. De dynamiek van de rivieren en groter open water is groter dan die van sloten of kolken. En de IJsseldelta kent relatief sterk geïsoleerde gebieden waar de rust de grote aantrekkingsfactor voor flora en fauna is.

Kernkwaliteiten natuur

Deelgebied   Hoofdkenmerken   Waardevolle leefgebieden  
Polder Mastenbroek   Veen- en kleibodem

Rust door geringe ontsluiting

Ligging tussen IJssel en Zwarte Water  
Graslanden
Rieten (kreken)
Sloten
Dijken
Kolken

Met bijzondere planten en dieren als:
Zwanenbloem
Grutto (bv), purperreiger (vz), kolgans, kleine zwaan (wg)
Goudplevier en watersnip (dt)
8 soorten (Hrl) zoogdieren
Heidekikker (Rls)
Grote en kleine modderkruiper en bittervoorn
(Hrl-vissen in sloten)  
Rivierenlandschap   Overstromingen, afzetting en erosie   Vochtige graslanden
Moerassen
Hanken en geulen
Kolken en plassen
Dijken

Met bijzondere planten en dieren als:
Rivierfonteinkruid, margriet, cichorei, bitterkruid, kievitsbloem
Kwartelkoning en ijsvogel (bv)
Wilde zwaan, kleine zwaan, kolgans, meerkoet en smient (wg)
Slobeend en grutto (dt),
watervleermuis
 
bv=broedvogel; vz=voedselzoekend; wg=wintergasten; dt=doortrekkers; zg=zomergasten; Hrl=Habitatrichtlijn; Rls=rode lijstsoort  

Bron: Ontwikkelingsperspectief nationaal Landschap IJsseldelta, bewerking (slagen- en kraggenlandschap: Bureau PAU)

2.3.3.2 Landschapsontwikkelingsplan

De drie betrokken gemeenten hebben hun visie voor toekomstige ontwikkeling van het landschap in de IJsseldelta vastgelegd in een Landschapsontwikkelingsplan (LOP). Het LOP is gericht op behoud en versterking van de kenmerkende gebiedswaarden in de verschillende IJsseldeltalandschappen. Uitgangspunt hierbij is de doorontwikkeling van de beeldstructuur in vlakken (polders), lijnen (dijken en wateren) en punten (kernen, woon- en werkgebieden, infrastructuur).

Zwakke plekken moeten weer worden verstevigd en samenhang in verscheidenheid aangebracht door middel van beheer, herstel en nieuwe aanleg van landschapselementen. Zo zetten de gemeenten Zwolle, Kampen en Zwartewaterland in op versterking van de landschapsprofielen, -beleving en ruimtelijke kwaliteit van de IJsseldelta. Ook de visie van het LOP is vertaald in een eigen Uitvoeringsprogramma.

Gebiedsindelingen Ontwikkelingsperspectief en LOP:

IJsseldelta   Detaillering Landschapsontwikkelingsplan (LOP)  
  Veenpolder Mastenbroek  
  Terpenlandschap Kampereiland en Mandjeswaard  
  Rietlanden en landmeren  
  Rivier, zeedijken en occupatiezones aan de dijkvoet  
  IJsseluiterwaarden buitendijks  
  IJsselstroomruggen en zwaardere IJsselklei  
  Dekzandruggenlandschap Zwartewater- en Vecht  
  Laagveenontginningen  
  Kraggenlandschap De Wieden  
   

Bron: Landschapsontwikkelingsplan gemeenten Zwolle, Zwartewaterland en Kampen i.o. 2010

Uitgangspunten bestemmingsplan buitengebied:

  • 1. Het bestemmingsplan streeft naar zoveel mogelijk behoud, bescherming en/of herstel van karakteristieke waarden van bebouwing, landschap en cultuurhistorisch waardevolle structuren en elementen.
  • 2. Landschappelijke patronen in waterlopen, dijken en wegenpatronen, ook wanneer deze hun primaire functie verliezen, dienen zoveel mogelijk behouden te worden.
  • 3. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt aansluiting gezocht bij de gebiedskenmerken uit het Landschapsontwikkelingsplan (LOP).
  • 4. Agrarische ondernemers en agrarische natuurverenigingen betrekken bij landschapsversterking middels groenblauwe diensten.