direct naar inhoud van Artikel 22 Natuur
Plan: Buitengebied - IJsselzone, Windesheim
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP10010-0004

Artikel 22 Natuur

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden van de gronden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'weg' tevens voor een erftoegangsweg alsmede voor een openbaar toegankelijke toegangsweg, met dien verstande dat de wegbreedte niet meer dan 4 m mag bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - spoorbrug' tevens voor een spoorbrug;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' tevens voor de overblijfselen van een voormalige boerderij;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. wegen en paden;
  • f. parkeervoorzieningen
  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. openbare nutsvoorzieningen;
  • i. infrastructurele voorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. agrarisch medegebruik;
  • l. opgaande beplanting vanaf een hoogte van 0,30 meter en bomen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'groen';
  • m. recreatief medegebruik in de vorm van extensieve dagrecreatie, behalve ter plaatse van de functieaanduiding, 'recreatie - uitgesloten';
  • n. educatief medegebruik;
  • o. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • p. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

met de daarbij behorende:

  • q. bebouwing.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen andere gebouwen worden gebouwd dan vogelobservatieposten, mits de hoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.

22.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen.
22.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. een goede milieusituatie;
  • f. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden van de gronden;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
22.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor militaire oefening;
  • b. het aanplanten, hebben en houden van opgaand gewas van meer dan 0,30 meter in de periode van 1 november tot en met 31 maart, met dien verstande dat dit niet geldt voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'groen';
  • c. het gebruik van gronden voor agrarische doeleinden anders dan het gebruik als grasland, of het gebruik voor de griend-, riet-, en biezencultuur;
  • d. het gebruik van gronden voor het beproeven van motorvoertuigen, het beoefenen van de motorsport en de modelvliegsport en voor het houden van wedstrijden met motorschepen;
  • e. het gebruik van gronden als ligplaats gedurende 2 of meer etmalen achtereen tussen zonsopgang en zonsondergang voor schepen;
  • f. het gebruik van gronden buiten daarvoor als zodanig aangelegde terreinen voor sport-, wedstrijd- en speelterrein, parkeerterrein, lig- en speelstrand en zwemgelegenheid;
  • g. het gebruik van gronden voor de opslag van grond en bodemspecie;
  • h. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
22.5 Afwijken van de gebruiksregels
22.5.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van:het bepaalde in artikel 22.4 onder b om toe te staan dat buiten de aanduiding 'groen' het aanplanten, hebben en houden van opgaand gewas van meer dan 0,30 meter in de periode van 1 november tot en met 31 maart is toegestaan, met dien verstande dat vooraf toestemming van de rivierbeheerder wordt verkregen en vooraf advies bij de waterkeringsbeheerder wordt ingewonnen.

22.5.2 Voorwaarden

De in 5.6.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden verleend, mits:

a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • 1. de waterhuishoudkundige situatie;
  • 2. het stedenbouwkundig beeld;
  • 3. de woonsituatie;
  • 4. de verkeersveiligheid;
  • 5. de parkeergelegenheid;
  • 6. de sociale veiligheid;
  • 7. de milieusituatie;
  • 8. de groenstructuur;
  • 9. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

b. geen sprake is van significant negatieve effecten op de waarde van het gebied, indien er sprake is van een speciale beschermingszone in het kader van de Vogelrichtlijn dan wel in het kader van de Habitatrichtlijn.

22.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.6.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanplanten of verwijderen van bossen en houtopstanden al dan niet ten behoeve van houtteelt;
  • b. het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;
  • c. het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen dan genoemd onder b met een oppervlakte van meer dan 25 m²;
  • d. het ontgronden, afgraven, ophogen, egaliseren of diepploegen van gronden;
  • e. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik;
  • f. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het educatief medegebruik;
  • g. het wijzigen van de grondsamenstelling of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van rijbakken;
  • h. het scheuren van grasland;
  • i. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur met uitzondering van het aanbrengen van leidingen uitsluitend ten behoeve van de aansluiting van gebouwen op het openbare voorzieningennet;
  • j. het aanbrengen dan wel wijzigen van drainagesystemen;
  • k. het graven, vergraven of dempen, verdiepen of verbreden van watergangen, vijvers en poelen;
  • l. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden, dijken, dammen en vonders;
  • m. het aanleggen van ligplaatsen voor schepen.
22.6.2 Toegestane werkzaamheden

Het in artikel 22.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. rechtstreeks voortvloeien uit de maatregelen zoals voor het plangebied vermeld in de PKB Ruimte voor de Rivier deel 4, waaronder het graven van geulen en het bijdragen aan ruimtelijke kwaliteit;
  • c. worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Natuurbeschermingswet vastgesteld beheersplan;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
22.6.3 Voorwaarden

De in artikel 22.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel of de ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden van de gronden;
  • b. geen sprake is van significant negatieve effecten op de waarde van het gebied, indien er sprake is van een speciale beschermingszone in het kader van de Vogelrichtlijn dan wel in het kader van de Habitatrichtlijn.