Artikel 21 Maatschappelijk - Begraafplaats
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. begraafplaatsen;
-
b. een uitvaartcentrum;
-
c. een crematorium;
-
d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschapswaarden van de gronden;
-
e. gebouwen ten behoeve van begraafplaatsen, een uitvaartcentrum en een crematorium;
-
f. bedrijfswoningen;
-
g. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;
met daaraan ondergeschikt:
-
h. wegen en paden;
-
i. parkeervoorzieningen;
-
j. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
-
k. geluidwerende voorzieningen;
-
l. openbare nutsvoorzieningen;
-
m. infrastructurele voorzieningen;
-
n. groenvoorzieningen;
-
o. water;
met de daarbij behorende:
-
p. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van de in artikel 21.1 onder e genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
-
a. het bebouwingspercentage mag niet meer dan 5% bedragen;
-
b. de goothoogte van een gebouw ten behoeve van een uitvaartcentrum mag niet meer dan 15 meter bedragen;
-
c. de bouwhoogte van een gebouw ten behoeve van een uitvaartcentrum mag niet meer dan 15 meter bedragen;
-
d. de goothoogte van de overige gebouwen mag niet meer dan 4 meter bedragen;
-
e. de bouwhoogte van de overige gebouwen mag niet meer dan 8 meter bedragen;
-
f. de dakhelling van de overige gebouwen mag met uitzondering van het crematorium niet minder dan 30° bedragen;
-
g. de dakhelling van de overige gebouwen mag niet meer dan 50° bedragen;
-
h. de afstand van de gebouwen tot de as van de rijksweg A28 mag niet minder dan 100 meter bedragen.
21.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
a. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan 1 per begraafplaats bedragen;
-
b. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 500 m³ bedragen;
-
c. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 4 meter bedragen;
-
d. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 8 meter bedragen;
-
e. de dakhelling van een bedrijfswoning mag niet minder dan 30° bedragen;
-
f. de dakhelling van een bedrijfswoning mag niet meer dan 50° bedragen;
-
g. de afstand van een bedrijfswoning tot de as van de rijksweg A28 mag niet minder dan 100 meter bedragen.
21.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
a. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag per bedrijfswoning niet meer bedragen dan de oppervlakte van de bedrijfswoning;
-
b. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag:
-
1. indien aangebouwd niet meer bedragen dan 0,30 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van de bedrijfswoning;
-
2. indien vrijstaand niet meer dan 3 meter bedragen;
-
c. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 6 meter bedragen;
-
d. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de as van de rijksweg A28 mag niet minder dan 100 meter bedragen.
21.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
a. de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen, maar de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, indien:
-
1. op het erf of perceel al een gebouw staat, waarmee de erf- of perceelafscheiding in functionele relatie staat;
-
2. gebouwd wordt achter de naar de weg toegekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
-
3. gebouwd wordt op een afstand van meer dan 1 meter van openbaar toegankelijk gebied;
-
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen.
21.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
-
a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
-
b. een goede woonsituatie;
-
c. de verkeersveiligheid;
-
d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
-
e. de sociale veiligheid;
-
f. een goede milieusituatie;
-
g. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschapswaarden van de gronden;
-
h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
21.4 Afwijken van de bouwregels
21.4.1 Bevoegdheid
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
-
a. het bepaalde in artikel 21.2.1 onder a om toe te staan dat het bebouwingspercentage wordt vergroot tot niet meer dan 6%;
-
b. het bepaalde in artikel 21.2.1 onder d om toe te staan dat de goothoogte van een gebouw wordt vergroot tot niet meer dan 15 meter;
-
c. het bepaalde in artikel 21.2.1 onder e om toe te staan dat de bouwhoogte van een gebouw wordt vergroot tot niet meer dan 15 meter;
-
d. het bepaalde in artikel 21.2.1 onder f om toe te staan dat de dakhelling van een gebouw wordt verkleind dan wel dat een gebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
-
e. het bepaalde in artikel 21.2.1 onder g om toe te staan dat de dakhelling van een gebouw wordt vergroot;
-
f. het bepaalde in artikel 21.2.2 onder a voor de bouw van een 2e bedrijfswoning per begraafplaats, indien dit noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
-
g. het bepaalde in artikel 21.2.2 onder c om toe te staan dat de goothoogte van een bedrijfswoning wordt vergroot tot niet meer dan 6 meter;
-
h. het bepaalde in artikel 21.2.2 onder d om toe te staan dat de bouwhoogte van een bedrijfswoning wordt vergroot tot niet meer dan 9 meter;
-
i. het bepaalde in artikel 21.2.2 onder e om toe te staan dat de dakhelling van een bedrijfswoning wordt verkleind dan wel dat een bedrijfswoning (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
-
j. het bepaalde in artikel 21.2.2 onder f om toe te staan dat de dakhelling van een bedrijfswoning wordt vergroot;
-
k. het bepaalde in artikel 21.2.3 onder b2 om toe te staan dat de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt vergroot tot niet meer dan 4 meter;
-
l. het bepaalde in artikel 21.2.3 onder c om toe te staan dat de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk wordt vergroot tot niet meer dan 7 meter;
-
m. het bepaalde in artikel 21.2.4 onder b om toe te staan dat de bouwhoogte van de daar genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 15 meter.
21.4.2 Voorwaarden
De in artikel 21.4.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegestaan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
a. het stedenbouwkundig beeld;
-
b. de woonsituatie;
-
c. de verkeersveiligheid;
-
d. de parkeergelegenheid;
-
e. de sociale veiligheid;
-
f. de milieusituatie;
-
g. de landschapswaarden van de gronden;
-
h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
21.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
-
a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor groothandel, detailhandel of horeca en de exploitatie van zaalaccommodatie met uitzondering van het gebruik voor ondergeschikte detailhandel of ondergeschikte horeca ten behoeve van het gebruik als begraafplaats;
-
b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
-
c. het gebruik als ontsluitingspunt voor het autoverkeer ten behoeve van gebruikers en bezoekers van de begraafplaatsen - met uitzondering van dienstverkeer - behalve ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting'.
21.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.6.1 Verboden werkzaamheden
Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
a. het aanplanten of verwijderen van bossen en houtopstanden;
-
b. het graven, vergraven of dempen van watergangen, vijvers en poelen.
21.6.2 Toegestane werkzaamheden
Het in artikel 21.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
a. het normale onderhoud betreffen;
-
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
21.6.3 Voorwaarden
De in artikel 21.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel of de ontwikkeling van de landschapswaarden van de gronden.