Plan: | Centrum Enter |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0189.BP2010000022-0002 |
Bedrijven
Het centrum van Enter is een gebied met functiemenging. Het gevolg is dat de bedrijfsmatige activiteiten in het gebied rekening moeten houden met de aanwezige woningen. Voor gebieden met functiemenging worden drie categorieën bedrijven onderscheiden in de VNG-handreiking 'Bedrijven en Milieuzonering'. Dit is een andere categorie-indeling dan de indeling uit het Activiteitenbesluit.
Een groot deel van de bedrijfsmatige activiteiten in het centrumgebied zijn weinig milieubelastend voor de omgeving, en kunnen aanpandig aan woningen worden uitgevoerd (categorie A). Een groot deel van de detailhandel en horecagelegenheden in het centrumgebied van Enter valt hier onder. Categorie B zijn activiteiten die weliswaar in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, maar met een zodanige milieubelasting dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden. Hieronder vallen bijvoorbeeld de supermarkten in het centrum, een aantal maatschappelijke functies (zoals kinderopvang) en mogelijk ook enkele horecagelegenheden. Wanneer het gaat om activiteiten met een relatief grote verkeersaantrekkende werking, waarbij ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen, is in het kader van milieuzonering sprake van categorie C. Het centrum van Enter bevat geen activiteiten die volgens de VNG-richtlijnen Bedrijven en Milieuzonering hierbinnen vallen.
Conclusie is dat de aanwezige functies in het gebied vanuit het oogpunt van milieuzonering met elkaar verenigbaar zijn.
Bodem
In de loop der jaren hebben diverse bodemonderzoeken plaatsgevonden in het plangebied. Er zijn in percelen aan de Dorpsstraat, Werfstraat en Pastoor Heimerikxstraat lichte verontreinigingen aangetroffen van met name PAK en zware metalen. Dit zijn verontreinigingen die vaak voorkomen in oude kernen. De verontreinigingen zijn beperkt, en vormen geen reden tot zorg.
In het plangebied hebben een aantal bodemsaneringen plaatsgevonden:
Bij nieuwe ontwikkelingen wordt een bodemonderzoek verlangd. Op voormalige saneringslocaties is bij nieuwe ontwikkelingen de bodemkwaliteit een extra punt van aandacht.
Geluid
In het bestemmingsplan Centrum Enter worden de bestaande bestemmingen vastgelegd. Op één plek wijzigt de bestemming. Van het perceel ten oosten van de detailhandelsvestiging (mode) van Roetgerink (Dorpsstraat 146/148) is de bestemming 'wonen' veranderd in 'centrum'. Het gaat hier om de wijziging van een geluidgevoelige bestemming in een minder gevoelige bestemming. Omdat er geen sprake is van een toename van gevoelige bestemmingen, en er geen wijziging optreedt in de infrastructuur, is de wet geluidhinder formeel niet van toepassing. Akoestisch onderzoek is niet nodig omdat er geen toetsing aan de wettelijke grenswaarde hoeft plaats te vinden. Wel dient sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening.
Goede ruimtelijke ordening en geluidhinder
Vanuit een goede ruimtelijke ordening gezien is het centrum een voor de hand liggend gebied voor detailhandel. Aandachtspunt is de toename van geluid die ontstaat vanwege de verkeersaantrekkende werking bij de beoogde uitbreiding van de detailhandel. Volgens landelijke kengetallen leidt 100 m2 extra bruto vloeroppervlak (b.v.o.) tot gemiddeld 6,5 verkeersbewegingen per dag. In dit geval gaat het om (afgerond) 3.400 m2, wat betekent dat gemiddeld 228 extra voertuigbewegingen per dag kunnen worden verwacht. Dit is een toename van 4 à 5 procent ten opzichte van het huidige aantal verkeersbewegingen in de Dorpsstraat. De toename betreft vrijwel geheel personenvervoer. Er kan redelijkerwijs worden verondersteld dat de verkeershinder als gevolg hiervan beperkt blijft. Hinder treedt met name op als het verkeer gaat circuleren bij het zoeken naar een parkeerplaats. Om dit te voorkomen wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Dit is nader toegelicht in paragraaf 4.3 (parkeerbalans centrumgebied Enter). Daar komt bij dat het extra verkeer alleen betrekking heeft op de dagperiode en de koopavonden.
Gezien de beperkte verkeerstoename, de ligging in het centrumgebied, en de beschikbaarheid van voldoende parkeergelegenheid, past de uitbreiding van detailhandel op de betreffende locatie binnen een goede ruimtelijke ordening.
Vanuit de VNG-richtlijnen Bedrijven en Milieuzonering wordt voor detailhandel geadviseerd om een afstand van 10 meter aan te houden tot woningen.
Geluid in relatie tot de wijzigingsbevoegdheid
In het bestemmingsplan Centrum Enter is op een aantal percelen een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Hiermee wordt beoogd om in de toekomst een toename van centrumfuncties en een afname van woonfuncties in de zuidelijke helft van de Dorpsstraat te realiseren. De wijzigingsbevoegdheid op Dorpsstraat 101 tot en met 111A loopt vooruit op de ontwikkeling van het Middenplein, waar diverse centrumfuncties gerealiseerd gaan worden. Het valt te verwachten dat dit leidt tot een toename van het verkeer en, in het verlengde daarvan, een toename van de geluidbelasting. Als een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde wordt verwacht, is akoestisch onderzoek nodig (ondanks dat het een 30 km/u-zone is). Zodra de planontwikkeling voor het Middenplein concreter is, wordt bepaald of het nodig is om akoestisch onderzoek uit te voeren. Er dient te worden aangetoond dat de nieuwe ontwikkeling mogelijk is wat betreft milieuhygiëne en leefbaarheid. Bovendien wordt met de invulling van de nieuwe functies zoveel mogelijk rekening gehouden met de VNG-richtafstanden Bedrijven en Milieuzonering.
Geluidbeleid
De gemeente Wierden stelt gebiedsgericht geluidbeleid op. Bij de totstandkoming van het bestemmingsplan Centrum Enter was het geluidbeleid nog niet vastgesteld. Het beleid vormt in de toekomst het uitgangspunt voor de manier waarop de gemeente Wierden omgaat met geluid in ruimtelijke plannen. Wanneer voor nieuwe ontwikkelingen in het plangebied een zelfstandige planologische procedure wordt opgestart, zal rekening gehouden worden met het gebiedsgericht geluidbeleid.
Externe veiligheid
Inrichtingen
In 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) in werking getreden. In dit besluit zijn de normen voor de risico's als gevolg van risicovolle inrichtingen vastgelegd.
De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Bevi regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
De wettelijke norm is een kans van eens per miljoen jaar.
Het groepsrisico bestaat uit de cumulatieve kansen per jaar dat tenminste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
Onder het BEVI vallen onder andere grote chemische bedrijven, LPG-tankstations en gasdrukmeet- en regelstations. In het plangebied Centrum Enter zijn geen inrichtingen aanwezig die in het kader van het BEVI relevant zijn.
Het plangebied valt binnen het radarverstoringsgebid van Vliegveld Twente. Het gevolg is dat bij ieder nieuw obstakel hoger dan 85 meter boven NAP dient te worden berekend of verstoring van de radar optreedt. Gezien het karakter van het plangebied is dit voor Centrum Enter niet aan de orde.
Transport
In 2009 is het ontwerp-Besluit externe veiligheid buisleidingen gepubliceerd. De verwachting is dat dit medio 2010 van kracht wordt. In praktijk is dit met name voor gastransportleidingen van belang. Deze zijn in het centrum van Enter niet aanwezig.
Voor vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg of via het spoor, is de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen van belang. Op termijn wordt het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) van kracht, met daarin veiligheidzones voor weg-, water- en spoorwegen. Voor de snelweg A1 geldt een zone van 200 meter waarin bij ruimtelijke ontwikkelingen een verantwoording van het groepsrisico dient plaats te vinden. Het gebied Centrum Enter valt buiten deze zone.
Luchtkwaliteit
De 'Wet luchtkwaliteitseisen' (onderdeel van de Wet milieubeheer) geeft aan op welke wijze in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen omgegaan dient te worden met luchtkwaliteit.
In de huidige situatie wordt ruim voldaan aan de luchtkwaliteitsnormen. Dit is met het model CAR 8.0 berekend voor het drukste punt in het plangebied, de kruising van de Rijssenseweg met de Dorpsstraat. Op basis van het aantal voertuigbewegingen (gemiddeld circa 7.800 per etmaal) is de berekende concentratie fijn stof (PM10) 25,1 ìg/m3. De berekende concentratie stikstofdioxide (NO2) bedraagt 24 ìg/m3. Dit ligt in beide gevallen ruim onder de norm van 40 ìg/m3. Per jaar mag maximaal 35 keer de dagnorm van 50 ìg/m3 worden overschreden. Voor de berekende plek vindt de overschrijding slechts 10 keer per jaar plaats. De concentraties fijn stof en stikstofdioxide voldoen dan ook ruim aan de landelijke normen.
Bij nieuwe ontwikkelingen dient te worden getoetst of deze 'in betekenende mate' bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Het bestemmingsplan Centrum Enter bevat één nieuwe ontwikkeling, namelijk de uitbreiding van detailhandel ter hoogte van Dorpsstraat 144-146. Het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen' (NIBM) is van toepassing. Volgens dit besluit mag de luchtkwaliteit als gevolg van een nieuwe ontwikkeling niet meer dan 3% verslechteren (maximaal 1,2 ìg/m3). Op basis van een worst-case berekening is de bijdrage van het extra verkeer (228 voertuigbewegingen van personenvervoer) aan NO2 maximaal 0,24 ìg/m3 en voor PM10 maximaal 0,06 ìg/m3. Dit draagt dus niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. De luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het plan.
Bij de invulling van de wijzigingsbevoegdheid worden de gevolgen van de planontwikkeling voor de luchtkwaliteit opnieuw in de afweging betrokken.