direct naar inhoud van 3.5 Ecologie
Plan: Hoge Hexel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0189.BP2009000003-VA01

3.5 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.

Gebiedsbescherming

Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) opgenomen.

Op circa 1,9 kilometer ten zuidwesten van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied het Wierdense Veld. Gelet op de locatie en de kleinschaligheid van de nieuwe woningbouwlocatie kan worden gesteld dat er geen kans bestaat op een significant negatief effect op het natuurgebied.

Soortbescherming

Op basis van de Flora- en faunawet zijn gebieden aangewezen voor de bescherming van dier- en plantensoorten. De werkingssfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

Door Eelerwoude is een quickscan natuurtoets uitgevoerd op 14 januari 2011. De voornaamste conclusies uit dit onderzoek zijn hieronder opgenomen.

Licht beschermde soorten

Het projectgebied vormt een geschikt leefgebied voor een aantal beschermde planten- en diersoorten. Het gaat vooral om algemene en licht beschermde soorten, zoals zoogdieren en amfibieën. Met de voorgenomen ruimtelijke ingrepen gaat weliswaar leefgebied verloren, maar van negatieve effecten op populaties is geen sprake. Wel kunnen op individueel niveau (tijdelijk) negatieve effecten optreden, bijvoorbeeld door verlies van leefgebied. Deze licht beschermde soorten behoren tot de categorie ‘niet ontheffingsplichtig bij ruimtelijke ingrepen’. Wel geldt ook voor deze soorten de algemene zorgplicht. Nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing is voor deze soorten niet aan de orde.

Vleermuizen en steenmarter

Binnen het plangebied kunnen vleermuizen (diverse soorten) en de steenmarter voorkomen. Naar verwachting zal het plangebied echter maar een klein onderdeel uitmaken van het leefgebied en is dit niet van essentieel belang voor de functionele leefomgeving van verblijfplaatsen. Er worden geen negatieve effecten verwacht op de gunstige staat van instandhouding van de diverse vleermuissoorten en de steenmarter.

Uilen

Om te bepalen wat de effecten zijn van de plannen op de aanwezige uilensoorten is door Eelerwoude nader onderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek (zie Bijlage 11 Uilenonderzoek) wordt geconcludeerd dat:

  • Steenuil territoria zijn op enkele honderden meters van de planlocatie vastgesteld, maar zal, gezien de honkvastheid van de soort, geen hinder ondervinden van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling.
  • Binnen het plangebied en de directe omgeving zijn geen territoria van kerkuil aangetroffen. Mogelijk zijn er wel vaste rust- en verblijfplaatsen van kerkuil aanwezig, maar de ruimtelijke ontwikkelingen hebben hier geen negatief effect op gezien de territoriumomvang van kerkuil.
  • Het aanvragen van een ontheffing of het opstellen van een activiteitenplan is niet noodzakelijk.

Werkzaamheden tijdens het broedseizoen

Voor alle beschermde, inheemse (ook de algemeen voorkomende) vogelsoorten geldt vanuit de Flora- en faunawet een verbod op handelingen die in gebruik zijnde nesten of eieren beschadigen of verstoren. Ook handelingen die een vaste rust- of verblijfplaats van beschermde vogels verstoren zijn niet toegestaan. In de praktijk betekent dit dat verstorende werkzaamheden alleen buiten het broedseizoen uitgevoerd mogen worden.

Conclusie

Op basis van de uitkomsten van het onderzoek kan geconcludeerd worden dat er geen belemmeringen zijn vanuit het oogpunt van ecologie. Wel moet er nog een nader onderzoek naar uilen plaatsvinden.

Wanneer de uitkomsten van dit aanvullend onderzoek gereed zijn, is duidelijk of het voorgenomen plan uitgevoerd kan worden.

Het onderzoek is als Bijlage 10 Ecologisch onderzoek bij de toelichting gevoegd.