direct naar inhoud van 4.4 Flora en Fauna
Plan: Waterwijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0184.BP2010Waterwijk-0004

4.4 Flora en Fauna

In de ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid en te ontwikkelen natuurwaarden. Het overheidsbeleid ten aanzien van bestaande natuurwaarden is gericht op de bescherming van soorten en gebieden. Bij alle ruimtelijke ingrepen dient onderbouwd te worden of het voornemen redelijkerwijs uitvoerbaar is.

Door het ingenieursbureau Tauw BV is een natuurtoets uitgevoerd. Gekeken is welke natuurbeschermingswetgeving van belang is, in hoeverre ontwikkelingen mogelijk strijdig zijn met deze wetgeving, welke consequenties daaraan verbonden zijn en wat dit betekent voor de verdere planvorming en uitvoering.
Het rapport "Natuurtoets Waterwijk in Urk, toetsing Flora- en faunawet en EHS" (nr. R001-4828411PMM-evp-V01-NL, d.d. 27 maart 2012) is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.

Natuurbeschermingswet
In het rapport wordt geconstateerd dat de afstand tot het meest nabije Natura 2000-gebied IJsselmeer circa 1.000 m bedraagt. De afstand tot de meest nabij gelegen Ecologische hoofdstructuur (EHS): Urkervaart bedraagt circa 100 m. Het EHS-gebied Toppad ligt op circa 600 m en het EHS gebied Urkerbos op circa 1.000 m. Gezien het karakter en omvang van de ingreep worden effecten op het EHS het Toppad, Urkerbos en Natura 2000-gebied IJsselmeer niet verwacht. Effecten op het EHS-gebied Urkervaart kunnen op voorhand niet worden uitgesloten.

Deze toetsing richt zich daardoor alleen op het beschermingsregime voortkomend uit de Flora- en faunawet en Ecologische Hoofdstructuur voor de Urkervaart.

4.4.1 Conclusie Flora- en faunawet

Ten aanzien van het plangebied wordt in het rapport geconstateerd dat het plangebied geschikt leefgebied is voor verschillende soorten. De conclusies uit het onderzoek staan hier onder opgesomd:

  • Het plangebied is mogelijk geschikt als leefgebied voor Steenuil en de Rugstreeppad.
    Ten aanzien van de Steenuil dient nader onderzoek plaats te vinden naar de daadwerkelijke aanwezigheid van deze soort binnen het plangebied. Indien aanwezig moeten voor deze soort maatregelen worden getroffen en wordt geadviseerd in overleg te treden met de toetsende instanties.
    De Rugstreeppad is een veel voorkomende diersoort in de Noordoostpolder. Ter bescherming van deze diersoort is door de Provincie Flevoland en het Ministerie van LNV (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) een zogenaamd managementplan opgesteld. Doel van dit managmentplan is:
    • 1. de gunstige staat van instandhouding van de Rugstreeppad in de Noordoostpolder waarborgen;
    • 2. het versterken van de populaties van de Rugstreeppad in de Noordoostpolder door het verbeteren van het leefgebied;
    • 3. het verminderen of voorkomen van remmende werking bij ruimtelijke ontwikkelingen door uitgebreide onderzoeken en juridische procedures met betrekking tot de Rugstreeppad in de Noordoostpolder.
      Als uitwerking van dit managementplan is door verschillende partijen, waaronder de gemeente Urk, in februari 2011 een convenant ondertekend waarin partijen zich binden om te bekrachtigen wat zij in het Rugstreeppadmanagementplan met elkaar hebben afgesproken. Deze bekrachtiging is de basis geweest voor het verkrijgen van een generieke ontheffing op grond van de Flora- en Faunawet voor beschadiging en eventuele verkleining van het leefgebied van de rugstreeppad. Het uitvoeren van soortgericht onderzoek is hiermee niet noodzakelijk;
    • 4. als gevolg van de toename van het verharde oppervlak in de nieuwe Waterwijk voorziet het ontwerp bestemmingsplan in voldoende compensatie van waterberging in het plangebied zelf. Dit leidt tot meer open water in vergelijking tot het huidige bestaande watersysteem waarbij “slechts” perceelsloten aanwezig zijn. De watertoets is in nauwe samenwerking met het waterschap Zuiderzeeland doorlopen hetgeen geleid heeft tot een ontwerp watersysteem waarbij de meerwaarde voor de natuur één van de uitgangspunten is geweest.
      Conform het advies van het Zuiderzeeland worden de oevers van de watergangen en vijverpartijen voor het merendeel “natuurvriendelijk” uitgevoerd met plasbermen en taluds van 1:4. Dat zijn randvoorwaarden voor het ontstaan van nieuw leefgebied voor de Flora en Fauna; hiermee wordt tevens voldaan aan de afspraken uit het Rugstreeppaddenmanagementplan.
  • Er worden geen effecten verwacht op mogelijk aanwezige broedvogels mits de werkzaamheden buiten het broedseizoen worden gestart. Het broedseizoen loopt grofweg van 15 maart tot en met 15 juli, dit varieert echter per soort.
    Aanvullend onderzoek naar jaarrond beschermde broedvogels, in dit geval de Steenuil, is noodzakelijk. Uilen zijn in de Flora- en faunawet strikt beschermd. Niet alleen de vogel zelf, maar ook zijn vaste verblijfslocaties en bijbehorende leefomgeving zijn daarom beschermd. Aangezien uilen nachtactieve soorten zijn, vinden onze inventarisaties in de schemer en in de avond plaats. De onderzoeksmethode is gebaseerd op het afspelen van territorium-roepen waarop lokaal aanwezige uilen zullen reageren. Aangezien de territorium-roep voornamelijk tijdens de baltsperiode (in het voorjaar) voortgebracht wordt, dienen de veldbezoeken uitgevoerd te worden in de periode februari-mei. In totaal zijn vier bezoeken noodzakelijk. Bij de onderzoeken wordt naast de planlocatie ook het (ruime) gebied daarbuiten geïnventariseerd; ook wel de omgevingscheck genoemd. De onderzoeksstrategieën sluiten aan bij de laatste kennis, inzichten en protocollen.
    Gezien het feit dat de onderzoeksperiode bijna is afgelopen, kan er dit jaar geen volledig onderzoek uitgevoerd worden. Een onvolledig of onjuist (periode) uitgevoerd onderzoek wordt door het bevoegd gezag niet geaccepteerd. Er zulllen daarom één veldbezoek in mei en drie bezoeken in het vroege voorjaar van 2013 uitgevoerd worden. Bij het onderzoek richten zal primair op de Steenuil gefocust worden. Mogelijk zijn in de omgeving echter ook Bosuil en Sperwer aanwezig. De leefomgeving van deze soorten zijn, net als die van de Steenuil, strikt beschermd waardoor deze gelijktijdig in kaart zullen worden gebracht.
  • Effecten op overige door de Flora- en faunawet beschermde dieren zullen zich niet voordoen.

Ook wordt aangegeven waar rekening mee gehouden kan worden om het gebied aantrekkelijker te maken voor vogels en vleermuizen.

4.4.2 Conclusie Ecologische hoofdstructuur

Geconcludeerd wordt dat de ontwikkelingen niet in de EHS plaatsvinden, waardoor geen fysieke beschadiging plaats vindt. Ook de mogelijke effecten vanuit externe werking, zoals toename van verlichting, uitstoot van stikstofoxide (NOx) en zwaveldioxide (SO2) door uitlaatgassen en geluid vindt niet plaats. De wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS worden niet aangetast.

Ook hier wordt een aantal aanbevelingen gedaan met betrekking tot het gebruik van de gronden en de inrichting van het gebied.