Plan: | De Slagen, partiële herziening fase 2 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0180.3102020001-VS01 |
De ontwikkeling van het woongebied De Slagen kent reeds een ruime historie. Oorspronkelijk betrof het een uitwerking van de Structuurnotitie 'Wonen, werken en verkeer' uit 1995, waarin woningbouw werd voorzien ten zuiden van de J.C. van Andelweg tot aan de J.J. Gorterlaan. In dat kader is op 23 november 2004 het bestemmingsplan 'De Slagen, 1e fase' vastgesteld. De realisatie heeft vanaf de J.C. van Andelweg plaatsgevonden, maar door de economische ontwikkelingen van de laatste jaren in een lager tempo dan aanvankelijk was gepland. Uiteindelijk is de beoogde ontwikkeling van De Slagen in oktober 2014 geconsolideerd vastgelegd in het bestemmingsplan 'De Slagen 2014'.
Tijdens de uitwerking van het eerste woonveld binnen De Slagen (fase 1), is een aantal aandachtspunten naar voren is gekomen, die bij de invulling van de volgende velden nadere aandacht behoeven. Dit betreft met name aandachtspunten op het gebied van speelruimte en parkeren. Ten behoeve van de tweede fase, het gedetailleerd bestemde deel van het plangebied, is om die reden gekozen voor een gewijzigde stedenbouwkundige invulling, waarbij meer ruimte is ontstaan voor parkeren en speelgelegenheden.
Naast de aandachtspunten voor fase 2, spelen er voor het overige nog te ontwikkelen deel van het woongebied eveneens ontwikkelingen die vragen om een herijking van de plannen. Zo is inmiddels een uitbreiding van bedrijventerrein De Esch beoogd ter plaatse van het westelijke deel van het woongebied. Mede als gevolg hiervan is aan deze zijde een andere (wijk)ontsluitingsstructuur ontstaan.
Vanwege de voorgaande punten is voor woongebied De Slagen een nieuwe stedenbouwkundige hoofdopzet opgesteld. Hierop wordt nader ingegaan in paragraaf 2.1. De nieuwe hoofdopzet en de aangepaste verkaveling van fase 2 van De Slagen kunnen op basis van de geldende juridisch-planologische regelingen niet (geheel) worden gerealiseerd. Om die reden is het noodzakelijk om een nieuw bestemmingsplan vast te stellen.
Het plangebied betreft het gebied ten zuiden van het reeds gerealiseerde deel van De Slagen (fase 1). Aan de oostzijde wordt het plangebied begrensd door een groenstrook dat tussen het plangebied en bedrijventerrein De Baarge ligt. De zuidzijde wordt gevormd door agrarische gronden van het buitengebied van Staphorst. Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door de Oude Achthoevenweg.
Het plangebied is op te delen in twee deelgebieden, deelgebied De Slagen, fase 2 en deelgebied Uit te werken. Het eerste deelgebied betreft een deel van De Slagen waarvoor een nieuwe concrete stedenbouwkundige opzet is gemaakt. Het tweede deelgebied betreft het deel van de woonwijk die op langere termijn wordt gerealiseerd. De grens tussen beide deelgebieden wordt globaal gevormd door de Staphorster Kerkweg.
Op de navolgende afbeeldingen zijn de globale ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan.
Globale ligging plangebied
Globale begrenzing plangebied
Voor het plangebied gelden hoofdzakelijk twee juridisch-planologische regelingen. Het grootste deel van het plangebied valt onder de werking van het bestemmingsplan 'De Slagen 2014'. Dit bestemmingsplan is op 21 oktober 2014 vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Staphorst.
Voor een klein deel van de zuidoostzijde van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Staphorst'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 25 juni 2013 door de raad. Voor dit deel geldt daarnaast het bestemmingsplan 'Veegplan Buitengebied', dat is vastgesteld op 9 juli 2019. Dit bestemmingsplan betreft een regeling die het bestemmingsplan 'Buitengebied Staphorst' op enkele onderdelen wijzigt in verband met een aantal omissies in het plan en beleidswijzigingen.
Op de navolgende afbeelding is een uitsnede van de verbeeldingen van de geldende bestemmingsplannen weergegeven. Het plangebied is daarop met een rode omlijning weergegeven. Het onderdeel van het plangebied dat valt onder de werking van het bestemmingsplan 'Buitengebied Staphorst' (en 'Veegplan Buitengebied') is daarbij met een witte omlijning aangeduid.
Uitsnede geldende bestemmingsplannen ter plaatse van het plangebied
De gronden ter plaatse van deelgebied De Slagen, fase 2 kennen de bestemmingen 'Tuin', 'Verkeer-Verblijfsgebied' en 'Wonen'. De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuin en erf behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woonhuizen en ontsluitingspaden. Gronden die bestemd zijn als 'Verkeer-Verblijfsgebied' zijn aangewezen voor wegen met hoofdzakelijk een functie ter ontsluiting van aanliggende percelen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en speelvoorzieningen. De gronden met de bestemming 'Wonen' zijn bestemd voor het wonen in woonhuizen, aan huis verbonden beroepen, ontsluitingspaden, parkeervoorzieningen en tuinen en erven. Binnen deze bestemming zijn bouwvlakken opgenomen. De beoogde woningen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd.
Het meest zuidelijke deel van dit deelgebied is bestemd als 'Agrarisch'. Op basis van deze bestemming zijn de gronden bedoeld voor agrarisch cultuurgrond, dagrecreatief medegebruik en het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden.
Het zuidoostelijke deel van deelgebied Uit te werken is ook bestemd als 'Agrarisch'. Het overige en grootste deel van dit deelgebied is bestemd als 'Wonen - Uit te werken'. Dit betreft een uit te werken bestemming voor een woonwijk. De voor 'Wonen - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor woondoeleinden, tuinen en erven, groenvoorzieningen parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en voet- en fietspaden. Voor de gronden zal door burgemeester en wethouders een uitwerkingsplan moeten worden opgesteld. In de bestemming zijn uitwerkingscriteria opgenomen. Deze moeten in acht worden genomen bij de uitwerking van de bestemming. Het tempo van uitwerken wordt bepaald door het gemeentelijke woningbouwprogramma. De uitwerking dient aan te sluiten bij de stedenbouwkundige hoofdopzet die voor het gebied is vervaardigd en is opgenomen in de regels van deze bestemming.
De voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied kunnen op basis van de geldende juridisch-planologische regelingen niet (geheel) worden gerealiseerd. Om die reden is het noodzakelijk om een nieuw bestemmingsplan vast te stellen.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding vormt samen met de regels het juridische bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden de keuzes die in het bestemmingsplan worden gemaakt nader gemotiveerd en verantwoord.
De toelichting bestaat uit vijf hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van de huidige situatie en de toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van het ruimtelijke beleidskader en de milieu- en de omgevingsaspecten van het plan. In hoofdstuk 4 volgen de juridische planaspecten. Het vijfde en laatste hoofdstuk is gewijd aan de gevolgde procedure.
Zoals aangegeven in paragraaf 1.1 is, vanwege diverse ontwikkelingen, de oorspronkelijke stedenbouwkundige hoofdopzet niet langer bruikbaar om als leidraad te dienen voor de toekomstige ontwikkeling van De Slagen. Om die reden is een nieuwe stedenbouwkundige hoofdopzet opgesteld. Op de navolgende afbeeldingen worden de oorspronkelijke en nieuwe stedenbouwkundige hoofdopzet weergegeven. In Bijlage 2 van de regels is een grotere versie van de schets opgenomen.
Oorspronkelijke stedenbouwkundige hoofdopzet De Slagen
Nieuwe stedenbouwkundige hoofdopzet De Slagen
De nieuwe stedenbouwkundige hoofdopzet is geïnspireerd op de oorspronkelijke opzet. De hoofdwaterstructuur blijft behouden en wordt verder doorgezet in het plangebied. Aan de westzijde is de uitbreiding van bedrijventerrein De Esch beoogd. De gronden die op de plek van de uitbreiding van het bedrijventerrein in de oorspronkelijke hoofdopzet nog als woongebied waren bedoeld, zijn nu als het ware verplaatst naar het midden van het zuidelijke deel van De Slagen. De uitbreiding van het bedrijventerrein wordt mogelijk gemaakt door middel van een separate planologische procedure en maakt geen deel uit van voorliggend bestemmingsplan. Op de kaart is tevens de nieuw hoofdontsluiting weergegeven. Deze ontsluit het woongebied op de Achthoevenweg ter hoogte van de Wethouder Kuijerstraat.
In de hoofdopzet zijn negen woonvelden opgenomen. Twee van deze woonvelden zijn reeds gerealiseerd. In de woonvelden is een oppervlaktemaat opgenomen, deze maat is van belang voor het aantal toegestane woningen in het woonveld (zie tevens paragraaf 4.2.1).
Verder is het behoud en de integratie van de bestaande dijkenstructuur van belang. Het gaat hierbij om de groenstructuur tussen het woongebied en bedrijventerrein De Baarge, de Staphorster Kerkweg, de Achthoevenweg en de Kleine Hoogteweg. Ten zuiden van het plangebied is in de toekomst ruimte voor (kleinschalig) landschappelijk wonen in de rand en landschapsontwikkeling.
Navolgend wordt de bestaande situatie in het plangebied omschreven. Daarna wordt per deelgebied de beoogde ontwikkeling nader toegelicht.
Het plangebied is gelegen aan de zuidkant van Staphorst, nabij het recent gerealiseerde woonveld in het plan De Slagen, fase 1. In de huidige situatie is zowel deelgebied De Slagen, fase 2 als deelgebied Uit te werken agrarisch in gebruik.
De navolgende afbeeldingen geven een beeld van de huidige situatie en het gebruik binnen het plangebied. Op de afbeeldingen is de nieuw gerealiseerde woonbebouwing uit fase 1 van De Slagen duidelijk zichtbaar.
Impressie huidige situatie plangebied
Voor dit deelgebied is een concreter stedenbouwkundige verkaveling uitgewerkt. Dit deelgebied zal dan ook als eerstvolgend worden ontwikkeld.
Op de navolgende afbeelding wordt het stedenbouwkundig schetsplan voor het plangebied weergegeven.
Indicatief woonprogramma, schetsplan deelgebied De Slagen, fase 2
Zoals aangegeven in paragraaf 1.1 zijn naar aanleiding van de ervaringen uit fase 1 van De Slagen een aantal aanpassingen gemaakt aan de stedenbouwkundige principes voor De Slagen. In het deelgebied is meer ruimte voor groen, spelen en parkeren. De profielen van de wegen worden breder, zodat er meer ruimte is voor parkeren nabij de woningen. Daarnaast worden in fase 2, in tegenstelling tot fase 1, geen doodlopende wegen meer aangelegd. Ook worden het aantal zijstraten verminderd doordat er is gekozen voor meer efficiëntere blokgroottes.
Het deelgebied bestaat uit vijf woonblokken met verschillende woningtypen. Binnen het deelgebied zijn vrijstaande, twee-aaneengebouwde en rijwoningen mogelijk. In het stedenbouwkundig plan is uitgegaan van veertien vrijstaande woningen, 52 twee-aaneengebouwde woningen en 48 rijwoningen.
Het stedenbouwkundig schetsplan geeft globaal de opzet van fase 2 weer. Het schetsplan is uitgewerkt tot een gemaatvoerd voorlopig ontwerp. Deze is als Bijlage 1 bijgevoegd. Op basis van voorliggend bestemmingsplan kunnen beperkt aanpassingen aan de opzet worden gedaan. Hierbij zal wel moeten worden voldaan aan de juridisch-planologische kaders die in de regels en op de verbeelding zijn opgenomen (zie hiervoor tevens paragraaf 4.2.1). De woonblokken zijn vastgelegd. De exacte positionering van de woning op de kavel echter nog niet. Het maximum aantal woningen is ook vastgelegd. Er kan echter nog gevarieerd worden in woningbouwtypen. Dit geeft flexibiliteit om, bijvoorbeeld door veranderende marktomstandigheden of specifieke woonwensen, kleine aanpassingen te doen aan de stedenbouwkundig opzet.
Voor deelgebied Uit te werken is nog geen concrete invulling bepaald. Dit deelgebied zal na de ontwikkeling van fase 2, per één of meerdere woonvelden worden uitgewerkt, conform de stedenbouwkundige hoofdopzet. Hiervoor zullen één of meerdere uitwerkingsplannen moeten worden opgesteld. Een uitwerkingsplan moet voldoen aan de voorwaarden die zijn opgenomen in de regels van voorliggend bestemmingsplan.
Op basis van de voorwaarden moeten en mogen in dit deelgebied ten minste 60% en ten hoogste 70% van de oppervlakte van de gronden is beschikbaar voor de bouw van woonhuizen. Het aantal te bouwen woonhuizen bedraagt minimaal 18 per hectare en maximaal 28 per hectare. Het deelgebied heeft een omvang van 16 ha. Dit betekent dat minimaal 9,6 ha (60%) en maximaal 11,2 ha (70%) beschikbaar is voor woningen. Het totaal aantal toegestane woningen binnen het deelgebied bedraagt daarmee tussen de 172 (18 woningen/ha) en 313 (28 woningen/ha).
Een belangrijke voorwaarde is dat de verdere uitwerking van het woongebied de eerder benoemde stedenbouwkundige hoofdopzet volgt. In deze hoofdopzet zijn de verschillende woonvelden al aangegeven en is ook bepaald waar globaal de hoofdwaterstructuur moet worden gerealiseerd.
In paragraaf 4.2.1 wordt nader ingegaan op de voorwaarden van de uit te werken bestemming.
Ten behoeve van de planologische procedure moet de uitvoerbaarheid van het plan worden aangetoond. Het al dan niet voldoen aan verschillende randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuwe ontwikkeling ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. Hierbij moet worden gedacht aan onder meer het ruimtelijke beleid van de hogere overheden en de gemeente zelf, milieuaspecten als geluid, bodem en hinder van bedrijven, water, externe veiligheid, archeologie en economische haalbaarheid. De beoogde ontwikkeling is op deze aspecten getoetst. In dit hoofdstuk is aangegeven wat hiervan de resultaten zijn.
In deze paragraaf wordt een analyse gegeven van het relevante beleidskader. De beleidsnota's die direct of indirect doorwerken in voorliggend bestemmingsplan, worden in deze paragraaf behandeld. Gezien de aard en de schaal van de ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied is het relevante beleid op Europees niveau buiten beschouwing gelaten en op Rijksniveau beperkt gehouden. Per bestuurslaag is een korte samenvatting gegeven van de meest relevante aspecten uit de verschillende beleidsnota's, alsmede de consequenties voor het voorliggende plan.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bepaalt welke kaderstellende uitspraken van het kabinet bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Het gaat onder meer om nationale belangen als Rijksvaarwegen, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen eno hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en Primaire waterkeringen.
Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.
Ladder voor duurzame verstedelijking (Bro 3.1.6 tweede lid)
Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek is opgenomen. In artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de nieuwe ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Het doel van de Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. De Ladder geeft daarmee invulling aan het nationaal ruimtelijk belang gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke besluiten. Dit belang staat beschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte binnen een breder kader van een goed systeem van ruimtelijke ordening. Met de ladder worden eisen gesteld aan de motivering van onder meer bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. De toelichting bij een bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien die ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Toetsing aan rijksbeleid
Met het plan is sprake van een herijking van de stedenbouwkundige uitgangspunten voor een reeds beoogde woonwijk. Het aantal toegestane woningen binnen het plangebied neemt niet toe ten opzichte van de mogelijkheden uit de geldende juridisch-planologische regelingen. De nieuwe woningen zijn afgestemd op de huidige en toekomstige woningbehoefte (zie hiervoor paragraaf 3.2.4). Het initiatief voldoet aan de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking.
Met de ontwikkelingen binnen het plangebied zijn geen overige nationale belangen gemoeid.
Omgevingsvisie en Omgevingsverordening provincie Overijssel
De Omgevingsvisie Overijssel 2017 'Beken kleur' is op 12 april 2017 vastgesteld door Provinciale Staten en is vanaf 1 mei 2017 van kracht. De provinciale Omgevingsvisie wordt elk jaar bijgewerkt. Dat gebeurt met de jaarlijkse Actualisatie. Het gaat om alle eerder vastgestelde beleidswijzigingen die nog moeten worden doorvertaald in de Omgevingsvisie. Het ontwerp van de Actualisatie 2018/2019 heeft van 21 maart tot en met 8 mei 2019 ter inzage gelegen.
De Omgevingsvisie Overijssel is het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of 'rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel.
De ambities in het kader van duurzaamheid zijn: klimaatbestendigheid, het realiseren van een duurzame energiehuishouding, het sluiten van kringlopen (circulaire economie) en het beter benutten van ruimte, bestaande bebouwing en infrastructuur.
Ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit wordt ingezet op het vergroten van de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is daarbij van belang, waarbij een vitaal en samenhangend stelsel van gebieden met een hoge natuur- en waterkwaliteit wordt ontwikkeld. Ook de ontwikkeling van een continu en beleefbaar watersysteem, het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen en het contrast tussen dynamische en luwe gebieden versterken, zijn ambities op het gebied van ruimtelijke kwaliteit. Het zorgvuldig inpassen van nieuwe initiatieven heeft als doel om de samenhang in en de identiteit van een gebied te versterken en nieuwe kwaliteiten te laten ontstaan. Een zichtbaar en beleefbaar landschap en het behouden en waar mogelijk verbreden van het bestaande aanbod aan woon-, werk- en mixmilieu's betreffen ruimtelijke kwaliteitsambities.
De ambitie van de provincie Overijssel is dat elk project bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving en dat nieuwe initiatieven worden verbonden met bestaande kwaliteiten. De Catalogus Gebiedskenmerken, die per gebiedstype beschrijft welke kwaliteiten behouden, versterkt en ontwikkeld moeten worden, is daarbij een instrument om te sturen op ruimtelijke kwaliteit. Ten aanzien van sociale kwaliteit is het koesteren en het gebruik maken van 'noaberschap' de ambitie, evenals het stimuleren van culturele identiteit van de provincie Overijssel, zowel lokaal als regionaal. Duurzame ontwikkeling van cultureel erfgoed (bijvoorbeeld herbestemmen/hergebruik monumenten en karakteristieke bebouwing) hoort hier bij. Het realiseren van sociale kwaliteit wordt gedaan door het actief betrekken van bewoners bij projecten en het bieden van ruimte aan initiatieven van onderop.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel 2017. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel 2017 geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel 2017
Of - Generieke beleidskeuzes
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zogenaamde 'SER-ladder' gehanteerd.
Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones enzovoorts. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.
Het plangebied is niet gelegen binnen het Natuurnetwerk Nederland (NNN) of een nationaal landschap. Daarnaast maakt het geen deel uit van een gebied dat wordt beschermd in verband de drinkwatervoorziening.
Waar - Ontwikkelingsperspectieven
Na het beantwoorden van de of-vraag, is de vraag waar het initiatief past of ontwikkeld kan worden. In de omgevingsvisie op de toekomst van Overijssel onderscheid de provincie zes ontwikkelingsperspectieven. Deze ontwikkelingsperspectieven schetsen een ruimtelijk perspectief voor een combinatie van functies en geven aan welke beleids- en kwaliteitsambities leidend zijn. De ontwikkelingsperspectieven geven zo richting aan waar wat ontwikkeld zou kunnen worden.
De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend. Dit betekent dat er ruimte is voor lokale afweging een gemeente kan vanwege maatschappelijke en/of sociaal-economische redenen in haar Omgevingsvisie en bestemmings- of omgevingsplan een andere invulling kiezen. Die dient dan wel te passen binnen de – voor dat ontwikkelingsperspectief – geldende kwaliteitsambities. Daarbij dienen de nieuwe ontwikkelingen verbonden te worden met de bestaande kenmerken van het gebied, conform de Catalogus Gebiedskenmerken (de derde stap in het uitvoeringsmodel). Naast ruimte voor een lokale afweging ten aanzien van functies en ruimtegebruik, is er ruimte voor een lokale invulling van de begrenzing: de grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen.
Voor het plangebied geldt het ontwikkelkingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'. Het ontwikkelingsperspectief richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Aan de ene kant melkveehouderij, akkerbouw en opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid.
Hoe - Gebiedskenmerken
Nieuwe ruimtelijke opgaven wil de provincie verbinden met bestaande gebiedskenmerken. De gebiedskenmerken spelen zo een belangrijke rol bij de vraag hoe een initiatief invulling kan krijgen. Onder gebiedskenmerken wordt verstaan: de ruimtelijke kenmerken van een gebied of een gebiedstype die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied of gebiedstype. Er worden vier lagen onderscheiden:
Natuurlijke laag
De natuurlijke laag is de laag van de bodem, het reliëf, het watersysteem en de natuur die zich hier 'van nature' op vestigt. In de natuurlijke laag onderscheiden we gebiedstypen. Voor het plangebied geldt gebiedstype: Zandgebieden (Dekzandvlakte en ruggen).
Laag van het agrarische cultuurlandschap
De tweede laag beschrijft het palet van agrarische cultuurlandschappen met hun dragende structuren en nederzettingsvormen. Deze laag is het resultaat van de wisselwerking tussen verschillen in de natuurlijke ondergrond en de manier waarop gebieden in cultuur werden – en worden – gebracht. In de laag van het agrarisch cultuurlandschap worden een aantal gebiedstypen onderscheiden. Voor het plangebied geldt gebiedstype: Zandgebieden (Jonge heide- en broekontginningslandschap).
Stedelijke laag
De stedelijke laag is de laag van de steden, dorpen, verspreide bebouwing, wegen, spoorwegen en waterwegen. Het gaat in deze laag om de dynamiek van de steden en de grote infrastructurele verbindingen, maar ook om de rust van de dorpen en de landelijke wegen en paden. In de stedelijke laag onderscheiden we gebiedstypen. Het plangebied is niet opgenomen in de stedelijke laag.
Laag van de beleving
In de laag van de beleving komen de natuurlijke, functionele en sociale processen bij elkaar. Dit is de laag die gaat over de beleefbaarheid van ruimtelijke kwaliteit, identiteit en tijdsdiepte, van recreatieve gebruiksmogelijkheden die een belangrijke rol spelen bij de waardering van de leefomgeving In de laag van de beleving onderscheiden we gebiedstypen. Het plangebied is aangeduid als 'Donkerte'. De ambitie is gericht op het koesteren van donkerte als kwaliteit. Het streven is gericht op het handhaven van de donkerte en, waar mogelijk, de gebieden bij ontwikkelingen nog donkerder te maken. De richting van de sturing is gericht op het minimaal toelaten van kunstlicht. Het vereist het selectief inzetten en 'richten' van kunstlicht en het vermijden van onnodig kunstlicht bij ontwikkelingen. Op basis van de laag van beleving is de Staphorster Kerkweg aangemerkt voor 'Fietsroutes'.
Toetsing provinciaal beleid
Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op een herijking van de stedenbouwkundige uitgangspunten voor de reeds beoogde woonwijk De Slagen. Op basis van de geldende juridisch planologische regeling voor het plangebied is de realisatie van de woonwijk reeds grotendeels mogelijk.
Het doel van het bestemmingsplan is om te voorzien in mogelijkheden voor woningbouw dat voorziet in de actuele en toekomstige behoefte aan woningen. Deze behoefte blijkt uit paragraaf 3.2.4. Voor het plangebied geldt het ontwikkelkingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap' op basis van de kaart Ontwikkelingsperspectieven. Het plangebied maakt echter deel uit van het 'bestaand bebouwd gebied'1 op basis van begripsbepalingen in de Omgevingsverordening.
Voor deelgebied De Slagen, fase 2 is een concreet stedenbouwkundig plan opgesteld dat inspeelt op de actuele behoefte van een gevarieerd woningbouwtype. Naar aanleiding van de ervaringen uit fase 1 van De Slagen zijn een aantal aanpassingen gemaakt aan de stedenbouwkundige principes voor fase 2, waardoor er meer ruimte ontstaat voor groen, spelen en parkeren. Dit zorgt voor een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in dit deelgebied.
Naast de aanpassingen voor fase 2, spelen er voor het overige nog te ontwikkelen deel van het woongebied (deelgebied Uit te werken) eveneens ontwikkelingen die vragen om een herijking van de plannen. Zo is inmiddels een uitbreiding van bedrijventerrein De Esch beoogd ter plaatse van het westelijke deel van het woongebied. Mede als gevolg hiervan is aan deze zijde een andere (wijk)ontsluitingsstructuur ontstaan. Voor dit deelgebied is een uit te werken bestemming opgenomen. In de voorwaarde van deze bestemming is opgenomen dat het tempo van uitwerken wordt bepaald door het gemeentelijke woningbouwprogramma, waarbij rekening zal worden gehouden met het provinciale ruimtelijke beleid. De uitwerking dient daarnaast aan te sluiten bij de nieuwe stedenbouwkundige hoofdopzet die voor het gebied is vervaardigd.
Het initiatief is in overeenstemming met de uitgangspunten van het provinciaal beleid.
Omgevingsvisie Staphorst 'voor elkaar'
De Omgevingsvisie Staphorst 'voor elkaar' is gericht op verbetering van de 'omgevingskwaliteit'. De visie geeft de kaders voor (particuliere) initiatieven en nodigt inwoners en partijen uit met ontwikkelingen te komen die bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving. Daarbij gaat het niet alleen om ruimtelijke kwaliteit, maar ook om kwaliteitsverbetering op bijvoorbeeld het gebied van recreatie, ecologie, leefbaarheid, zorg, duurzaamheid en (agrarische) economie. De omgevingsvisie bevat de koers van Staphorst richting de toekomst met 2030 als stip op de horizon en een doorkijk naar 2050.
In de omgevingsvisie zijn drie verbindende thema’s geformuleerd die de kapstok vormen voor het integraal werken binnen de gemeente. Dit doet de gemeente omdat zij wil breken met de gewoonte sectoraal te denken en te werken. De gemeente wil niet alleen integraal opereren binnen de fysieke leefomgeving, maar ook het fysieke en sociale domein met elkaar verbinden. Daarom is het van belang sector-overstijgende thema’s te formuleren die door de sectoren heen lopen en met het ene been in het sociale en met het andere been in het fysieke domein staan. Dit zijn in Staphorst:
De voorgaande verbindende thema's zijn verder uitgewerkt in acht thema's:
Voor voorliggend bestemmingsplan is het thema 'Een fantastisch woon- en leefklimaat' van belang. Het is goed wonen in Staphorst. De kwaliteit van woningen en de woonomgeving zijn over het algemeen naar tevredenheid van de inwoners. Dat wil de gemeente graag zo houden: Staphorst heeft de ambitie om een goed woon- en leefklimaat aan te blijven bieden, niet alleen in de kern Staphorst, maar ook in de kernen Rouveen en IJhorst. Daarbij ligt de focus op zowel kwaliteit (groen en prettige leefomgeving) als kwantiteit (meer woningen).
Kaart Wonen en Leefbaarheid
Op de kaart 'Wonen en Leefbaarheid' behorende bij de omgevingsvisie is het plangebied deels aangeduid als 'Woningbouwlocatie in ontwikkeling' en deels als 'Uitbreidingslocatie woningbouw'. Het plangebied is daarmee expliciet opgenomen als woningbouwlocatie. In de omgevingsvisie wordt aangegeven dat de woningen, al naar gelang de behoefte, in verschillende typologieën worden gebouwd. In de omgevingsvisie worden de volgende doelgroepen onderscheiden:
Woonvisie 2016 – 2020: ‘De woningmarkt in beweging’
Op 1 november 2016 heeft de gemeenteraad van Staphorst de Woonvisie 2016 - 2020 vastgesteld. De Woonvisie geeft inzicht in de actuele vraag naar en het aanbod van woningen en de woningbouwplannen die in voorbereiding zijn. Centraal staat hoe men wil bereiken dat vraag en aanbod op de woningmarkt, ook in de toekomst, zo optimaal mogelijk op elkaar worden afgestemd. De ambitie van de gemeente is dat ze zich wil inzetten voor een kwalitatief goed woon- en leefklimaat voor de inwoners, nu en in de toekomst. De woonvisie beschrijft hoe het gemeentelijk woonbeleid er de komende vijf jaar uit moet zien, met een doorkijkje naar 2024.
De gemeente wil in de woonvisie inzetten op een drietal hoofdthema’s:
In de woonvisie wordt aangegeven dat verwacht wordt dat het aantal huishoudens de komende jaren blijft groeien in de gemeente Staphorst. Ook op de lange termijn (2030/2040). In de periode 2016 tot en met 2020 gaat het naar verwachting om een toename met 350 huishoudens en in de periode 2021 tot en met 2025 om 320 huishoudens. In totaal gaat het om 670 huishoudens in de periode 2016 tot en met 2025.
Daarnaast wordt aangegeven dat de behoefte aan geschikte zelfstandige woningen voor senioren en andere doelgroepen met een ondersteuningsvraag toeneemt als gevolg van vergrijzing en het langer zelfstandig wonen. Het gaat hier om het aanpassen van bestaande woningen, maar ook om de behoefte aan combinaties van wonen met zorg.
In de woonvisie wordt aangegeven dat de behoefte voor Staphorst Zuid (De Slagen) tot en met 2020 120-210 woningen bedraagt. In de woonvisie wordt gesteld dat de afzetbaarheid van woningen kan toenemen bij een betere programmatische mix vrije kavels, tweekappers, eventueel ook rijwoningen). Ook een goede prijs-kwaliteitverhouding verbetert de afzetbaarheid van nieuwbouw in Staphorst Zuid.
Groenbeleidsplan Staphorst 2019-2030
Het Groenbeleidsplan Staphorst 2019-2030 is een parapluplan voor alle beleid en uitvoering van beleid over groen binnen de gemeente Staphorst. In het plan staat een duidelijke visie over het groen, zodat inwoners weten wat zij van de gemeente mogen verwachten. De gemeente Staphorst formuleert de volgende groenvisie als grondslag en richting voor de toekomst van het openbaar groen:
Het openbaar groen is een basisvoorziening waarin waarden als gezondheid, welzijn, ontmoeting en klimaatadaptie letterlijk de ruimte krijgen. Het is een integraal, maar belangrijk onderdeel van de openbare ruimte. Gekozen wordt voor openbaar groen dat:
De groenvisie is verder uitgewerkt in basisgroenstructuurkaarten en beleidsrichtingen.
Als verbeelding van de groenvisie zijn vier kaarten gemaakt met daarop weergegeven de zogenaamde basisgroenstructuur. Op deze kaarten staan belangrijke groenelementen opgenomen, zoals groene verbindingsstroken, grootschalige groenplekken, bomenrijen, gebruiksfuncties, routes e.d. De basisgroenstructuur is de ruggengraat van het openbaar groen. Zij heeft een duurzaam karakter, verdient extra aandacht bij inrichting en beheer en heeft een beschermde status. Voor het plangebied is de kaart 'basisgroenstructuur woonkernen Staphorst, Punthorst en Slingenberg' van belang. Navolgend is een uitsnede van de kaart opgenomen.
In aansluiting op de visie en de basisgroenstructuur worden voor de volgende onderdelen de onderstaande acht beleidsrichtingen voorgesteld:
Toetsing gemeentelijk beleid
Voorliggend bestemmingsplan ziet toe op een geactualiseerde regeling voor de verdere ontwikkeling van de woonwijk De Slagen in Staphorst. In het plangebied is op basis van de geldende juridisch-planologische regeling reeds grotendeels woningbouw mogelijk. In de omgevingsvisie is het plangebied deels aangegeven als 'Woningbouwlocatie in ontwikkeling' en deels als 'Uitbreidingslocatie woningbouw'. In de omgevingsvisie is tevens de beoogde uitbreiding voor bedrijventerrein De Esch opgenomen ter plaatse van de gronden die op basis van het geldende bestemmingsplan nog bestemd zijn ten behoeve van woningbouw.
In de woonvisie wordt het plangebied benoemd als één van de locatie waar nieuwe woningbouw is beoogd. Voor De Slagen geldt een actuele behoefte aan woningen op korte termijn. Daarnaast bestaat er een behoefte voor de langere termijn in de gehele gemeente in verband met de groei van het aantal huishoudens.
Voor deelgebied De Slagen, fase 2 is een concreet stedenbouwkundig plan opgesteld dat inspeelt op de actuele behoefte van een gevarieerd woningbouwtype. In fase 2 is een mix van vrijstaande, twee-aaneengebouwde en rijwoningen beoogd. Voor deelgebied Uit te werken is een uit te werken bestemming opgenomen. In de voorwaarde van deze bestemming is opgenomen dat het tempo van uitwerken wordt bepaald door het gemeentelijke woningbouwprogramma. De uitwerking dient daarnaast aan te sluiten bij de nieuwe stedenbouwkundige hoofdopzet die voor het gebied is vervaardigd.
De beoogde hoofdgroenstructuur voor het plangebied komt overeen met de beoogde groenstructuur uit het groenbeleidsplan. In deelgebied fase 2 is de groenstructuur verder uitgewerkt. In het deelgebied fase 2 zijn twee groenstroken beoogd die naast ruimte voor spelen tevens dient als ruimte voor waterberging (wadi).
Met het bestemmingsplan wordt uitvoering gegeven aan de beleidsuitgangspunten van het gemeentelijke beleid.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de verschillende milieu- en omgevingsaspecten waar rekening mee moet worden gehouden. Om de haalbaarheid van het bestemmingsplan aan te tonen, is voor een deel van deze aspecten voor deelgebied De Slagen, fase 2 onderzoek verricht. In de betreffende paragrafen worden de bevindingen uit de onderzoeken nader toegelicht.
Het Besluit ruimtelijke ordening stelt in artikel 3.1.1, onder f dat inzicht dient te worden gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan. Bovendien dient het bestuursorgaan bij de voorbereiding van een (ruimtelijk) besluit de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen (artikel 3.2 Algemene Wet Bestuursrecht). Voorheen kon worden volstaan met de conclusie dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en dus geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk was, onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven. De consequentie van de nieuwe regeling is dat in elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst aandacht moet worden besteed aan m.e.r. Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die beneden de drempelwaarden vallen uit de D-lijst, een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets, die dus een nieuw element is in de m.e.r.-regelgeving, wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
Voor de ontwikkeling is een aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld. Deze is als Bijlage 2 bijgevoegd. Op grond van de kenmerken van het plan en de ligging, kan het initiatief in potentie de volgende milieueffecten hebben:
In de aanmeldnotitie wordt geconcludeerd dat mogelijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu op het gebied van luchtkwaliteit en omliggende beschermde natuurgebieden als gevolg van het initiatief kunnen worden uitgesloten. Daarnaast geldt dat op basis van de navolgende paragrafen van Hoofdstuk 3 kan worden geconcludeerd dat het initiatief geen negatief effect veroorzaakt op het gebied van overige milieuaspecten.
Het bestemmingsplan 'De Slagen, partiële herziening fase 2' kan zonder m.e.r.(-beoordeling) worden vastgesteld.
Algemeen
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet aangetoond worden dat de bodem- en grondwaterkwaliteit ter plaatse van het plangebied geschikt zijn voor het beoogde gebruik.
Toetsing
Deelgebied De Slagen, fase 2
Door Buro Ontwerp & Omgeving is in november 2019 een actualiserend bodemonderzoek uitgevoerd2. Het onderzoek is als Bijlage 3 bij dit bestemmingsplan gevoegd. De conclusies uit het onderzoek worden hierna kort behandeld.
In het verleden zijn er reeds meerdere onderzoeken uitgevoerd op de locatie. Op basis van deze onderzoeken is de locatie aangemerkt als een onverdachte locatie voor wat betreft bodemverontreiniging.
Uit de veldwerkzaamheden komt naar voren dat de bovengrond voornamelijk uit zwak humeus en zwak siltig, matig fijn zand bestaat. De ondergrond bestaat voornamelijk uit zwak siltig, matig fijn zand. In het overige opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen bijmengingen waargenomen.
Uit de analyses komt naar voren dat zowel de boven- als de ondergrond niet is verontreinigd. Het grondwater is vanwege de onderzoeksuitkomsten uit de eerder uitgevoerde onderzoeken niet onderzocht.
Op basis van het onderzoek vormt de vastgestelde milieuhygiënische bodemkwaliteit geen belemmering voor de herziening van het bestemmingsplan en de beoogde woningbouw.
Deelgebied Uit te werken
In het verleden is voor een deel van dit deelgebied reeds bodemonderzoek gedaan. Daarbij zijn geen milieuhygiënische belemmeringen voor woningbouw geconstateerd.
Deelgebied Uit te werken is bestemd met een uit te werken bestemming voor een woongebied. Dit betekent dat voor dit deelgebied eerst één of meerdere uitwerkingsplannen moet worden opgesteld. In een dergelijk uitwerkingsplan moet ook worden aangetoond dat de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor de toekomstige functie. Om die reden zal te zijner tijd (actualiserend) bodemonderzoek worden uitgevoerd.
Op basis van de reeds uitgevoerde onderzoeken en gezien de huidige functie van het deelgebied (agrarisch productieland), zijn er vooralsnog geen redenen om aan te nemen dat de bodemkwaliteit ter plaatse niet geschikt is voor de toekomstige functie (woongebied) in dit deelgebied.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Algemeen
De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door industrie, onder andere het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet volgens de Wgh worden aangetoond dat gevoelige functies, zoals een woning, een aanvaardbare geluidsbelasting hebben als gevolg van omliggende (spoor)wegen en gezoneerde industrieterreinen. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen.
Toetsing
Voor het initiatief is door Buro Ontwerp & Omgeving in december 2019 een akoestisch onderzoek uitgevoerd3. Het onderzoek is als Bijlage 4 bijgevoegd.
De beoogde woningen in het plangebied zijn gelegen binnen de onderzoekszones van de spoorlijn Zwolle - Meppel, de Industrieweg en de Achthoevenweg. Daarnaast is onderzoek gedaan naar de Staphorster Kerkweg en de J.C. van Andelweg. Dit zijn 30 km-wegen. Formeel gelden voor deze wegen volgens de Wgh geen onderzoeksplicht, omdat de maximaal toegestane snelheid 30 km/uur bedraagt. De verkeersintensiteit op deze wegen zijn echter dusdanig dat een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet kan worden uitgesloten. Daarom is in het kader van een goede ruimtelijke ordening toch akoestisch onderzoek uitgevoerd naar deze omliggende 30 km-wegen.
Deelgebied De Slagen, fase 2
Uit het onderzoek komt naar voren dat bij de beoogde woningen in dit deelgebied wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor de Industrieweg, de Achthoevenweg en de omliggende 30 km-wegen. Ook voldoen de woningen aan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB van de spoorlijn Zwolle – Meppel.
Er zijn voor de realisatie van de woningen vanuit akoestisch oogpunt dan ook geen nadere maatregelen, zoals hogere waarden, noodzakelijk.
Deelgebied Uit te werken
Voor dit deelgebied is nog geen concrete uitwerking bekend. Om die reden is de rand van het bestemmingsvlak van de bestemming 'Wonen - Uit te werken' als uitgangspunt gebruikt voor het bepalen van de geluidsbelasting.
Op de rand van de uit te werken bestemming wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB van de spoorlijn Zwolle – Meppel.
Voor wegverkeer geldt dat op de rand van de uit te werken bestemming de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden door het geluid afkomstig van de Achthoevenweg en de J.C. van Andelweg (30 km-weg). De maximaal toelaatbare geluidsbelasting van 63 dB wordt echter niet overschreden. Daardoor wordt bij de toekomstige woningen binnen het deelgebied Uit te werken wel voldaan aan de geluidsnormen uit de Wgh.
Wanneer de woningen worden mogelijk gemaakt door middel van een uitwerkingsplan, dan is akoestisch onderzoek naar de exacte geluidsbelastingen noodzakelijk. Rekening moet worden gehouden met de geluidshinder afkomstig van met name de Achthoevenweg. Waarschijnlijk zal de voorkeursgrenswaarde van 48 dB bij de toekomstige woningen worden overschreden. In het kader van het uitwerkingsplan zullen naar verwachting dan ook hogere waarden moeten worden verleend om de woningen mogelijk te maken.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat er vanuit het aspect geluid geen belemmeringen bestaan ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied.
Algemeen
De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit, waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor. Vanaf 1 januari 2015 dient het bevoegd gezag de luchtkwaliteit ook te toetsen aan de grenswaarde voor PM2,5. Op basis van onderzoek door het Planbureau voor de Leefomgeving kan worden gesteld dat als aan de grenswaarden voor PM10 wordt voldaan, ook aan de grenswaarde voor PM2,5 wordt voldaan.
Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd, kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht, waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Plannen die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in een gebiedsgericht programma van het NSL. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Plannen die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moet worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 øg/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.
Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is een aanzienlijk deel van de dag betreft. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.
Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming. Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.
Toetsing
Het bestemmingsplan ziet toe op het mogelijk maken van minimaal 172 en maximaal 313 in deelgebied Uit te werken en maximaal 114 woningen in deelgebied De Slagen fase 2. In totaal kunnen daarmee maximaal 427 woningen worden gerealiseerd. Volgens de ministeriële regeling NIBM draagt een bouwplan met minder dan 1.500 nieuwe woningen niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Toetsing aan de grenswaarden is derhalve niet noodzakelijk.
In het plangebied worden geen gevoelige functies beoogd zoals bedoeld in het 'Besluit gevoelige bestemmingen'. Toetsing aan de grenswaarden is daarom niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de lokale luchtkwaliteit onderzocht, zodat onacceptabele gezondheidsrisico's kunnen worden uitgesloten. Hiertoe is de monitoringstool4 uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van de rijksoverheid geraadpleegd. De monitoringstool geeft inzicht in de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in het plangebied tussen 2017 en 2030. De monitoringstool kent scenario's zonder en met lokale maatregelen die er voor moeten zorgen dat op termijn overal aan de grenswaarden wordt voldaan. Beide typen scenario's laten in de toekomst een afname van de concentraties zien. Dit komt doordat bedrijven en het verkeer steeds schoner worden door technologische verbeteringen. De monitoringstool maakt duidelijk dat de concentraties luchtvervuilende stoffen in de peiljaren 2017, 2020 en 2030 in het plangebied onder de grenswaarden liggen die op Europees niveau zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu tegen schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Algemeen
Bepaalde maatschappelijke en bedrijfsmatige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van de risico's bij de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid of het nieuw vestigen van dergelijke activiteiten kunnen beperkingen opleggen aan de omgeving, doordat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen nodig zijn. Aan de andere kant is het rijksbeleid er op gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten.
De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (artikel 1 van het Bevi). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, bejaardentehuizen en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.
Groepsrisico
Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Bevi (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art. 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico's te verkleinen.
Toetsing
Binnen het plangebied wordt voorzien in nieuwe kwetsbare objecten in de vorm van woningen. Het aantal woningen neemt ten opzichte van de het geldende bestemmingsplan niet toe.
De navolgende afbeelding bevat een fragment van de risicokaart Nederland. De globale ligging van het plangebied is aangeduid met een blauwe stippellijn.
Uitsnede risicokaart Nederland
Stationaire risicobronnen
In de directe nabijheid van het plangebied liggen geen Bevi-inrichtingen. Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden.
Mobiele risicobronnen
Ten westen van het plangebied liggen twee buisleidingen van Gasunie (N-550-40 en N-550-32). De plaatsgebonden risicocontour ligt op de leidingen. Het invloedsgebied van de buisleidingen reikt niet tot het plangebied.
Ten westen van het plangebied ligt, op een afstand van ruim 600 meter, de snelweg A28. Over deze weg vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Ook over de spoorlijn Zwolle - Meppel vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De spoorlijn ligt op 300 meter ten oosten van het plangebied.
Het plangebied ligt daarmee binnen het invloedsgebied van de snelweg en de spoorlijn, maar buiten de toetsafstand van 200 m (op basis van artikel 8 van het Bevt). Om die reden hoeft het groepsrisico niet kwantitatief inzichtelijk te worden gemaakt. Wel geldt er een (beperkte) verantwoordingsplicht van het groepsrisico.
Beperkte verantwoording groepsrisico
De maatgevende scenario's voor de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid bij calamiteiten met brandbare en toxische vloeistoffen/gassen zijn een wolkbrandexplosie en een toxische wolk. Navolgend is vanuit deze scenario's ingegaan op de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.
De mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp
Bij een calamiteit zal de brandweer zich inzetten om effecten ten gevolge van het incident te beperken of te voorkomen. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden bij de bron. De brandweer richt zich dan niet direct op het bestrijden van effecten in of nabij het plangebied. Eventuele secundaire branden in het plangebied kunnen met behulp van de primaire bluswatervoorzieningen worden bestreden door de brandweer. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.
De mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen
Bij een calamiteit is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij een incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS-palen) of NL-alert. Bij een scenario waarin toxische stoffen vrijkomen, is het advies om te schuilen in een gebouw, waarvan ramen, deuren en ventilatie gesloten kunnen worden. Bij een wolkbrandexplosie scenario is het advies om te vluchten van de risicobron af.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Indien door middel van een plan nieuwe, gevoelige functies of milieuhinderveroorzakende functies mogelijk worden gemaakt, moet worden aangetoond dat een goed leefmilieu binnen en buiten het plangebied mogelijk is. Anderzijds mogen omliggende bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast door de realisatie van nieuwe gevoelige functies.
Wat betreft de aanbevolen richtafstanden tussen bedrijvigheid en gevoelige functies is de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' als leidraad voor milieuzonering gebruikt. In de VNG-publicatie zijn richtafstanden voor diverse omgevings- en gebiedstypen opgenomen. Het gaat onder andere om de volgende omgevings- en gebiedstypen: 'rustige woonwijk', 'rustig buitengebied' en 'gemengd gebied'. In een rustige woonwijk en een rustig buitengebied komen vrijwel geen andere functies dan de woonfunctie voor. Gemengde gebieden betreffen gebieden die langs hoofdinfrastructuur liggen en/of gebieden met matige tot sterke functiemenging. In een dergelijk gebied komen direct naast woningen andere functies voor, zoals winkels, maatschappelijke voorzieningen, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Voor gemengde gebieden kunnen de aanbevolen richtafstanden met één stap worden verminderd. De afstand wordt gemeten vanaf de grens van de locatie van de bedrijfsmatige activiteit tot aan de gevel van nieuwe of bestaande gevoelige functies.
Toetsing
Deelgebied De Slagen, fase 2
Hinderveroorzakende functies in het deelgebied
Binnen het deelgebied worden geen functies gerealiseerd die milieuhinder veroorzaken. De woningen kunnen worden aangemerkt als milieuhindergevoelig.
Hinderveroorzakende functies in de omgeving van het deelgebied
Ten noordoosten van het deelgebied ligt het bedrijventerrein De Baarge. Tussen het deelgebied en dit bedrijventerrein ligt een groenwal. Op het dichtstbijzijnde deel van het bedrijventerrein (ten westen van de Industrieweg) zijn bedrijven met een maximale milieucategorie van 2 (zoals opgenomen in de bijlage van het bestemmingsplan voor het bedrijventerrein) toegestaan. Met een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken zodat bedrijven in hogere categorie, welke naar aard en omvang gelijk te stellen zijn bedrijven uit categorie 1 en 2, ook zijn toegestaan.
Een bedrijf waarvoor de maximaal toegestane milieucategorie 2 bedraagt, heeft op basis van de VNG-publicatie een maximale richtafstand van 30 meter. De kortste afstand tussen de beoogde woningen (bestemmingsvlak Wonen) en de grens van het bestemmingsvlak van het bedrijventerrein bedraagt 34 meter. De afstand tussen de nieuw te realiseren woningen en het bedrijventerrein is daarmee, op basis van de richtafstanden uit de VNG-brochure, voldoende groot. Daarnaast geldt dat de beoogde woningen, ten opzichte van de mogelijkheden uit het geldend bestemmingsplan, verder van het bedrijventerrein af komen te liggen.
Deelgebied Uit te werken
Hinderveroorzakende functies in het deelgebied
Binnen het deelgebied worden geen functies gerealiseerd die milieuhinder veroorzaken. De toekomstige woningen kunnen worden aangemerkt als milieuhindergevoelig.
Hinderveroorzakende functies in de omgeving van het deelgebied
Ten westen van het deelgebied ligt het bedrijventerrein De Esch. Op het dichtstbijzijnde deel van het bedrijventerrein (grenzend aan de Achthoevenweg) zijn bedrijven met een maximale milieucategorie van 2 (zoals opgenomen in de bijlage van het bestemmingsplan voor het bedrijventerrein) toegestaan. Met een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken zodat bedrijven in hogere categorie, welke naar aard en omvang gelijk te stellen zijn bedrijven uit categorie 1 en 2, ook zijn toegestaan.
Een bedrijf waarvoor de maximaal toegestane milieucategorie 2 bedraagt, heeft op basis van de VNG-publicatie een maximale richtafstand van 30 meter. De kortste afstand tussen de toekomstige woningen (bestemmingsvlak Wonen - Uit te werken) en de grens van het bestemmingsvlak van het bedrijventerrein bedraagt 35 meter. De afstand tussen de woningen en het bedrijventerrein is daarmee, op basis van de richtafstanden uit de VNG-brochure, voldoende groot.
Ten noorden van dit deelgebied bevindt zich een vestiging van scholengemeenschap Pieter Zandt. Op basis van de VNG-publicatie geldt voor deze school een richtafstand van 30 m (categorie 'Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs'). In de uitwerkingsregels voor de bestemming Wonen - uit te werken is opgenomen dat woonhuizen niet gebouwd mogen worden binnen een afstand van 30 m tot de gronden met de bestemming 'Maatschappelijk'. De school is bestemd als 'Maatschappelijk'. De afstand tussen de school en de toekomstige woningen in het deelgebied zal daarmee voldoende groot zijn.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmeringen aanwezig zijn voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Beleid
Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Drents Overijsselse Delta. Waterschappen hebben een speciale verantwoordelijkheid voor het water. Wettelijk vastgelegde taken zijn onder andere:
In het waterbeheerplan wordt beschreven hoe het waterschap deze taken wil uitvoeren in de periode 2016-2021. Ook worden in het plan de benodigde maatregelen voorgesteld. Het waterbeheerplan geeft vooral de koers aan voor de komende jaren.
Situatie plangebied
Voor het initiatief is in juni 2020 door Buro Ontwerp & Omgeving een waterhuishoudkundig plan opgesteld5. Dit plan is als Bijlage 5 bijgevoegd.
Afvoer hemelwater
Als gevolg van de ontwikkeling zal het verhard oppervlak in het plangebied met circa 27.840 m2 toenemen. Op basis van de uitgangspunten van het waterschap bedraagt de benodigde berging 80 mm. De bergingsopgave voor het plangebied is hiermee circa 2.230 m³.
De gemeente voert het beleid (Hemelwaterverordening) uit dat bij nieuwbouw de eigenaar zorgt voor een infiltratievoorziening (bijvoorbeeld kratten of een laagte in de tuin) met een inhoud van minimaal 10 mm over het verhard oppervlak op eigen terrein. In het schetsontwerp is het oppervlak van de daken en verharding op particulier terrein 15.510 m². Hiermee kan de bergingsopgave in mindering worden gebracht en komt de restopgave neer op 2.072 m³.
Het uitgangspunt bij de verder uitwerking van het plan is dat het vloerpeil (onderzijde vloer) van de woningen minimaal 0,8 m boven de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) ligt. Dit betekent dat het plangebied naar verwachting plaatselijk opgehoogd dient te worden. Bij bouwen zonder kruipruimte kan een geringere ontwateringsdiepte worden aangehouden. In het waterhuishoudingsplan wordt geadviseerd een drempelhoogte van 0,3 meter boven het straatpeil aan te houden.
Het toekomstig hemelwatersysteem in de openbare ruimte zal bestaan uit een bovengrondse afvoer via goten naar diverse hemelwatervoorzieningen en een drainage transport (DT) riool. De hemelwatervoorzieningen bestaan uit wadi's, een zaksloot en waterpasserende parkeervakken. Het DT-riool heeft meerdere functies; het zorgt voor een betere verdeling van het hemelwater tussen de onderlinge hemelwatervoorzieningen; het ziet toe op de afwatering van de achterpaden, wanneer oppervlakkige afstroming van hemelwater niet mogelijk is; en functioneert als afvoervoorziening naar het IT-rioolsysteem in de naastgelegen wijk De Slagen Fase 1. De beoogde hemelwatervoorzieningen hebben een omvang van circa 2.296 m3. In de directe omgeving van het plangebied wordt daarmee voorzien in voldoende ruimte voor berging.
Riolering
De vuilwaterriolering in de gehele wijk voert onder vrijverval af naar De Slagen Fase 1. Het stelsel in De Slagen Fase 1 zijn berekend op aansluiting van extra woonwijken.
Watertoets
Het plangebied ligt in het beheersgebied van het waterschap Drents Overijsselse Delta. Voor het doorlopen van de watertoets gebruikt dit waterschap de website www.dewatertoets.nl. Het waterschap kijkt, op basis van de antwoorden die op de website worden ingevuld, of bij de ruimtelijke ontwikkeling voldoende rekening is gehouden met de waterhuishouding ter plaatse en geeft een wateradvies.
Op basis van de ingevulde digitale watertoets wordt door het waterschap geconcludeerd dat de normale procedure moet worden doorlopen. Dit betekent dat belangen van het waterschap worden geraakt. Het waterschap heeft een uitgangspuntennotitie opgesteld. Aan de hand hiervan is het voorgenoemde waterhuishoudkundig plan opgesteld.
Overleg Waterschap Drents Overijsselse Delta
Het bestemmingsplan ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling en het concept van het waterhuishoudkundig plan is in het kader van het vooroverleg aan het waterschap toegezonden om het waterschap in de gelegenheid te stellen hierop te reageren.
Op 3 juni 2020 heeft er een overleg plaatsgevonden tussen het Waterschap, de gemeente en de initiatiefnemer. Naar aanleiding van het overleg heeft het Waterschap aangegeven positief te staan tegenover de oppervlakkige afvoer van het hemelwater en de 10 mm berging op eigen terrein. Daarnaast zijn naar aanleiding van het overleg in het waterhuishoudkundig plan enkele (ondergeschikte) aanpassingen gedaan.
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Op basis van artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a, van het Bro moet in een toelichting van een bestemmingsplan bij ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst, hoe er wordt omgegaan met de aspecten archeologie en cultuurhistorie. De bescherming van archeologische waarden is verankerd in de Erfgoedwet. Het belangrijkste doel van deze wet is de bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door het reguleren van bodemverstorende activiteiten.
Toetsing
Archeologie
In het kader van het geldend bestemmingsplan 'De Slagen 2014' heeft reeds archeologisch onderzoek plaatsgevonden in een groot deel van het plangebied. Naar aanleiding van dit onderzoek is het onderzochte deel van voorliggend plangebied vrijgegeven voor toekomstige bodemingrepen.
Het zuidoostelijke deel van het plangebied is nog niet onderzocht. Deze gronden maken deel uit van het plangebied van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Staphorst'. Op basis van dit bestemmingsplan is het nog niet onderzochte deel van het plangebied bestemd met de archeologische dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waarde - Archeologie 6'. Op basis van deze dubbelbestemmingen geldt ter plaatse respectievelijk een hoge en lage archeologische verwachtingswaarde voor het aantreffen van archeologische vondsten. Bij bodemingrepen dieper dan 40 cm en met een oppervlakte groter dan respectievelijk 2.500 m2 en 1,5 ha is archeologisch onderzoek noodzakelijk. Ter plaatse van de gronden met deze dubbelbestemmingen zijn dergelijke bodemingrepen (op korte termijn) niet voorzien.
Ter bescherming van de mogelijk aanwezige archeologische waarden in het nog niet onderzochte deel van het plangebied zijn op de verbeelding en in de regels de eerder genoemde archeologische dubbelbestemmingen opgenomen. Op deze manier worden mogelijke archeologische waarden in de bodem beschermd tegen bodemingrepen in de toekomst
Cultuurhistorie
Het plangebied maakt geen deel uit van het beschermde dorpsgezicht De Streek. De structuur van De Slagen volgt de historische ontginningsstructuur van het gebied. Met de ontwikkeling vindt geen aantasting van historische lijnen of elementen plaats. Het initiatief heeft geen negatieve gevolgen voor het aspect cultuurhistorie.
Conclusie
De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet, in het kader van de Wet natuurbescherming, in beeld worden gebracht of er sprake is van invloeden op natuurwaarden en beschermde soorten.
Toetsing
Deelgebied De Slagen, fase 2
Door Natuurkompas is in november 2019 een flora- en faunaquickscan uitgevoerd6. De conclusies uit dit onderzoek worden hierna behandeld. Het rapport van het onderzoek is als Bijlage 6 bijgevoegd.
Gebiedsbescherming
In het kader van gebiedsbescherming is gekeken of de voorgenomen ontwikkeling leidt tot negatieve effecten op Natura 2000-gebieden of gebieden die onderdeel vormen van het Natuurnetwerk Nederland (NNN).
Het plangebied is niet gelegen in een gebied dat is aangewezen in het kader van Natura 2000. Wel ligt het plangebied op circa 5.450 meter afstand ten oosten van het Natura 2000-gebied Olde Maten & Veerslootslanden. Op grotere afstand liggen de Natura 2000-gebieden De Wieden en Uiterwaarden Zwarte Water & Vecht. Gezien de afstand, tussengelegen verstorende elementen (zoals de A28 en woningen), de reeds bestaande achtergrondverstoring van de kern van Rouveen en de beperkte omvang van de voorgenomen plannen, zijn verstorende effecten uitgesloten. Enkel verzuring en vermesting als gevolg van stikstofdepositie kan niet worden uitgesloten. Met de uitbreiding van De Slagen wordt gemotoriseerd materieel ingezet. Hierbij is sprake van uitstoot van NOx. Gezien de relatief korte afstand van het plangebied tot het Natura 2000-gebied kan niet op voorhand worden uitgesloten dat er sprake is van stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitattypen of leefgebieden van habitatsoorten. Een AERIUS-berekening moet uitwijzen of er sprake is van negatieve effecten als gevolg van stikstofdepositie. Verderop in deze paragraaf wordt ingegaan op deze berekening.
Het plangebied maakt geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland ligt op 1.725 meter afstand ten westen van het plangebied. Op een dergelijke afstand zijn negatieve effecten van de voorgenomen werkzaamheden op de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN uitgesloten.
Soortenbescherming
Binnen het plangebied komt een aantal algemeen voorkomende soorten voor. Voor deze soorten heeft de provincie Overijssel een vrijstelling afgegeven voor het verstoren en/of aantasten van vaste rust- en verblijfplaatsen in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen. Dit betekent dat voor de werkzaamheden geen ontheffing voor deze soorten nodig is.
In het plangebied zijn mogelijk vleermuizen en algemene broedvogelsoorten aanwezig. Met de voorgenomen werkzaamheden is het niet uit te sluiten dat er sprake is van verstoring van foeragerende en op doortocht zijnde vleermuizen. Ook kunnen twee potentiële vliegroutes worden verstoord indien de omgeving wordt aangelicht door te plaatsen bouwverlichting. Het verstoren van vleermuizen en potentiële vliegroutes kan worden voorkomen door:
Bij de start van de werkzaamheden in het broedseizoen kunnen broedende vogels worden verstoord of gedood en/of nesten worden aangetast. Hiervoor kan geen ontheffing worden aangevraagd. Door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren of op te starten en continu door te laten lopen, worden negatieve effecten op broedvogels voorkomen. Er is dan geen sprake van een overtreding van de Wet natuurbescherming. Indien de werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden opgestart, moet een ecoloog voorafgaand aan de start het terrein nalopen op aanwezigheid van broedgevallen.
Samengevat is er geen sprake van een overtreding van de Wet natuurbescherming indien er mitigerende maatregelen worden getroffen. Nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing van verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming is in dat geval niet noodzakelijk.
Stikstofberekening
Door Buro Ontwerp & Omgeving is in april 2020 een effectbeoordeling stikstofdepositie uitgevoerd7. Deze beoordeling is als Bijlage 7 bijgevoegd. Hieruit blijkt dat de de voorgenomen bouw en gebruik van het opgenomen woningbouwprogramma, zowel in de tijdelijke fase (de bouw van de woningen) als in de permanente fase (bewoning) niet leidt tot een stikstofdepositie groter dan 0,00 mol/ha/jr op stikstofgevoelige habitattypen van de omliggende Natura 2000-gebieden. Significante negatieve effecten op deze gebieden, als gevolg van het initiatief, kunnen daarmee worden uitgesloten.
Deelgebied Uit te werken
Deelgebied Uit te werken is bestemd met een uit te werken bestemming voor een woongebied. Dit betekent dat voor dit deelgebied eerst één of meerdere uitwerkingsplannen moet worden opgesteld. In een dergelijk uitwerkingsplan moet ook worden aangetoond dat de ontwikkeling geen negatief heeft op beschermde natuurgebieden en soorten.
Op basis van het voorgenoemde onderzoek voor deelgebied De Slagen, fase 2 kan worden aangenomen dat er geen negatieve effecten zijn op omliggende beschermde natuurgebieden. Wel is te zijner tijd een stikstofberekening benodigd en dient veldonderzoek worden gedaan naar mogelijk aanwezige beschermde flora- en faunasoorten in dit deelgebied.
Conclusie
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Algemeen
Bij ruimtelijke plannen moet worden aangetoond dat de ontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft voor de verkeer- en parkeersituatie ter plaatse.
Toetsing
Verkeer
Voor het plangebied geldt dat in de nieuwe stedenbouwkundige hoofdopzet de wijkontsluiting is weergegeven. Ook de ontsluiting tussen de buurten onderling is globaal opgenomen. Het woongebied wordt in noordelijke richting ontsloten op de J.C. van Andelweg, in zuidelijke richting op de J.J. Gorterlaan en in westelijke richting op de Achthoevenweg, ter hoogte van de Wethouder Kuijerstraat.
De capaciteit van deze wegen is voldoende om het aantal verkeersbewegingen als gevolg van de ontwikkeling van het woongebied op te vangen.
Deelgebied De Slagen, fase 2
Vanwege de ervaringen uit fase 1 van De Slagen, worden voor fase 2 nieuwe uitgangspunten voor de verkeersstructuur aangehouden. Er wordt uitgegaan van brede profielen van wegen die niet doodlopend zijn. Ook is er ten opzichte van fase 1 sprake van minder zijstraten doordat de blokgroottes van de woningen groter zijn.
Deelgebied Uit te werken
De exacte verkeersstructuur in dit deelgebied zal bij de verdere uitwerking van de verschillende woonvelden worden bepaald. Daarbij zullen dezelfde principes als voor deelgebied De Slagen, fase 2 worden gehanteerd.
Parkeren
Deelgebied De Slagen, fase 2
In fase 1 van De Slagen wordt voldaan aan de parkeernorm. Echter in fase 2 wordt een hogere parkeernorm gehanteerd van 1,6 tot 2,35 parkeerplaatsen per woning afhankelijk van het type woning (ten opzichte van een norm van 1,5 parkeerplaatsen per woning uit fase 1). Deze norm is gebaseerd op de gemeentelijke parkeernorm uit de Nota Parkeerkengetallen (vastgesteld op 27 november 2018). Daarnaast worden de profielen van de wegen breder, zodat er meer ruimte is voor parkeren nabij de woningen. In Bijlage 8 is een parkeerbalans voor fase 2 opgenomen. Hieruit komt naar voren dat er voldoende ruimte is in het deelgebied om te voorzien in de parkeerplaatsen die ontstaat als gevolg van de ontwikkeling van de woningen.
Deelgebied Uit te werken
Ook voor wat betreft parkeren wordt het uitgangspunt uit fase 2 gebruikt bij de verdere uitwerking van dit deelgebied. In de uitwerkingsregels is de eerder genoemde parkeernorm uit de Nota Parkeerkengetallen vastgelegd als voorwaarde.
Conclusie
De aspecten verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Gelet op het bepaalde in artikel 3.1 Wro moet in het kader van een bestemmingsplan onder andere inzicht worden verschaft in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In verband daarmee is eerst onderzocht of voor het onderhavige bestemmingsplan op grond van artikel 6.12, eerste lid Wro de verplichting bestaat om één of meer exploitatieplannen vast te stellen.
Op grond van artikel 6.12, lid 1 van de Wro stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een in het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) aangewezen bouwplan is voorgenomen. Dit zijn de volgende bouwplannen:
Op grond van artikel 6.12, lid 2 Wro kan van deze verplichting worden afgezien, indien (globaal) sprake is van de volgende factoren:
Voor de beoordeling van de vraag of het kostenverhaal anderszins verzekerd is, is de eigendomsituatie van belang. In het geval dat alle gronden binnen een exploitatiegebied eigendom zijn van de gemeente, kan de gemeente de kosten van de grondexploitatie verrekenen in de prijs van de uit te geven bouwrijpe kavels. In dat geval is het kostenverhaal afdoende anderszins verzekerd en is het vaststellen van een exploitatieplan niet verplicht. Een andere mogelijkheid is dat de gemeente in een overeenkomst met de ontwikkelaar heeft vastgelegd hoe de kosten van de grondexploitatie worden verrekend. Ook in dat geval is het vaststellen van een exploitatieplan niet verplicht.
Toetsing
Tussen de gemeente en de ontwikkelaar is een anterieure overeenkomst gesloten. Het opstellen van een exploitatieplan is in dat geval niet noodzakelijk. De financiële haalbaarheid van het plan wordt hiermee geacht te zijn aangetoond.
Conclusie
Het aspect economische uitvoerbaarheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft uit te oefenen. Dit houdt in dat:
Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van 'werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden' (omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden).
Een bestemmingsplan regelt derhalve het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen) en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:
Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals de Woningwet, de Erfgoedwet, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet milieubeheer en de bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van het ruimtelijke beleid.
Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijhorende regel worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:
De regels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
In dit bestemmingsplan zijn de bestemmingen 'Groen', 'Verkeer - Verblijfsgebied', 'Wonen', 'Wonen - Uit te werken' en de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waarde - Archeologie 6' opgenomen. Hieronder volgt een korte toelichting op de genoemde bestemmingen.
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en -partijen, parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden, met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.
Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan. Wel zijn bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming toegestaan. In de bouwregels van deze bestemming zijn de maatvoeringseisen voor de bouw van deze bouwwerken opgenomen.
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen met hoofdzakelijk een functie ter ontsluiting van aanliggende percelen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen speel- voorzieningen, met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.
Binnen deze bestemming zijn eveneens geen gebouwen toegestaan. Wel zijn bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming toegestaan. In de bouwregels van deze bestemming zijn de maatvoeringseisen voor de bouw van deze bouwwerken opgenomen.
De beoogde woonblokken in deelgebied De Slagen, fase 2 zijn bestemd als 'Wonen'. De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen in woonhuizen, aan huis verbonden beroepen (onder voorwaarden), wegen met hoofdzakelijk een functie ter ontsluiting van aanliggende percelen, voet- en fietspaden, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en parkeervoorzieningen, met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen en erven.
In de regels is opgenomen dat er in totaal maximaal 114 woonhuizen binnen alle gronden met de bestemming 'Wonen' mogen worden. Dit betekent er flexibiliteit bestaat is in hoeveel woningen er per woonblok kunnen worden gebouwd. De woonhuizen mogen zowel vrijstaand, twee-aaneen, geschakeld of in rijen worden gebouwd. Gestapelde woningen zijn daarmee niet toegestaan. De maatvoeringseisen van de woonhuizen (woningen) zijn opgenomen in de bouwregels.
Bij de woonhuizen zijn ook bijgebouwen en overkappingen toegestaan. Ook de maatvoeringseisen van deze bouwwerken zijn opgenomen in de bouwregels. Daarnaast zijn er bouwregels opgenomen voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde.
In de regels van de bestemming is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van het toestaan van een aan huis gebonden bedrijf. Voor de afwijking gelden aanvullende voorwaarden voordat deze kan worden verleend.
Deelgebied Uit te werken is volledig bestemd als Wonen - Uit te werken. Voor deze bestemming geldt een uitwerkingsplicht. Het college van burgemeester en wethouders werken deze bestemming verder uit in een uitwerkingsplan. In de regels zijn voorwaarden opgenomen waar het uitwerkingsplan aan moet voldoen.
De bestemming ziet toe op het mogelijk maken van een woongebied dat ruimte biedt aan woondoeleinden, tuinen en erven, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen, voet- en fietspaden, met daarbij behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde.
In de uitwerkingsregels is opgenomen dat ten minste 60% en ten hoogste 70% van de oppervlakte van de gronden met de bestemming 'Wonen - Uit te werken beschikbaar is voor de bouw van woonhuizen. Het aantal te bouwen woonhuizen bedraagt minimaal 18 per hectare en maximaal 28 per hectare. Ook zijn er regels opgenomen over de maatvoeringseisen van de woonhuizen.
Het tempo van uitwerken wordt bepaald door het gemeentelijke woningbouwprogramma. De uitwerking dient aan te sluiten bij de nieuwe stedenbouwkundige hoofdopzet die voor het gebied is vervaardigd. De hoofdopzet is als Bijlage 2 bij de regels opgenomen. De afbeelding geeft geen informatie over het te bouwen woningtype. Dit wordt overgelaten aan het uitwerkingsplan.
Daarnaast is opgenomen dat er een waterpartij gerealiseerd dient te worden ter plaatse van de aanduiding 'water', dan wel binnen een afstand van ten hoogste 20 m van deze aanduiding. Ook zijn er regels opgenomenom te waarborgen dat er voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd.
Waarde - Archeologie 4 en Waarde - Archeologie 6
Ter bescherming van de mogelijk aanwezige archeologische waarden in het nog niet onderzochte deel van het plangebied zijn twee archeologische dubbelbestemmingen opgenomen. Op deze manier worden mogelijke archeologische waarden in de bodem beschermd tegen bodemingrepen in de toekomst.
Naast de bestemmingen bevat het plan een aantal algemene regels over bijvoorbeeld begrippen, de wijze van meten, algemene afwijkingen en overgangsrecht. Deze min of meer standaardregels in bestemmingsplannen worden hier verder niet toegelicht.
Het plan is in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan de Provincie Overijssel en Waterschap Drents Overijsselse Delta. Provincie Overijssel heeft laten weten geen opmerkingen op het plan te hebben. In paragraaf 3.3.8 wordt nader ingegaan op het vooroverleg met Waterschap Drents Overijsselse Delta.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 29 juli 2020 gedurende zes weken voor eenieder ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld zienswijzen kenbaar te maken aan de gemeenteraad. Ten aanzien van het ontwerpbestemmingsplan zijn binnen de daarvoor gestelde termijn tien zienswijzen naar voren gebracht.
De zienswijzen zijn beantwoord door de gemeente en het rapport hiervan is als bijlage bij dit plan opgenomen (Bijlage 9). Voor elke reactie afzonderlijk is aangegeven in hoeverre de zienswijze gegrond of ongegrond is verklaard en, indien gegrond, welke aanpassing dit voor het bestemmingsplan tot gevolg heeft. Daarnaast zijn enkele ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. De ambtshalve wijzigingen zijn eveneens in het rapport Zienswijzen opgenomen.