Plan: | Bestemmingsplan Marknesse |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0171.BP00506-VS01 |
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet worden nagegaan of er milieuaspecten zijn (in of nabij het plangebied) die een belemmering (kunnen) vormen voor de in het plangebied opgenomen functies. In dit kader dient aandacht te worden besteed aan:
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient onderzoek te worden gedaan naar de kwaliteit van de bodem. Wanneer een bestemmingsplan betrekking heeft op vastlegging van een bestaande situatie is in beginsel geen bodemonderzoek noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een consoliderend plan; het is in beginsel gericht op het regelen van de bestaande functies in het plangebied.
Opgemerkt wordt dat in het kader van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt getoetst of de bodemkwaliteit geschikt is om te bouwen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de ontwikkeling van het gezondheidscentrum aan de Emmeloordseweg 2a en het busstation aan het Oosteinde.
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van de Wgh dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect "geluid".
In de Wgh is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies.
In deze paragraaf wordt enkel ingegaan op de geluidsaspecten met betrekking tot wegverkeer en het bedrijventerrein. In of nabij het plangebied zelf is geen sprake van een gezoneerd industrieterrein of spoorweg.
Wegverkeer
Ingevolge het bepaalde in de Wet geluidhinder heeft in beginsel iedere weg een geluidszone. Een dergelijke zone geldt niet voor wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangewezen gebied of wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.
Bij de voorbereiding van de vaststelling van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden binnen een dergelijke geluidszone, wordt akoestisch onderzoek ingesteld. Onderzoek naar geluidsaspecten van verkeer kan echter achterwege blijven, indien op het tijdstip van de vaststelling van een bestemmingsplan een weg reeds aanwezig of in aanleg is en de woningen of andere geluidgevoelige objecten ook reeds aanwezig of in aanbouw zijn. De verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek geldt evenmin, indien in dat bestemmingsplan geen mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten.
In een eerder stadium is reeds onderzoek uitgevoerd voor de bedrijfswoning bij de discotheek, gevestigd aan de Vollenhoverweg 2. De geluidsbelasting ten aanzien van de bedrijfswoning behorende bij de disco aan de Vollenhoverweg 2 bedraagt 58 dB(A). Gedeputeerde Staten van de provincie Flevoland hebben deze hogere grenswaarde voor de maximale geluidbelasting van het verkeer op deze weg vastgesteld op 58 dB(A) (GS besluit: MB05.051324).
Industrielawaai
De bedrijven op het bedrijventerrein zijn gehouden aan de geluidsnormen van de milieuvergunning of het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. Een nadere beschouwing ten aanzien van dit thema is dan ook niet nodig.
Toetsing ontwikkelingen
Het bestemmingsplan maakt twee nieuwe ontwikkelingen mogelijk:
Gezondheidscentrum
Door Foppen advies1 is onderzocht of het thema 'geluid' beperkingen stelt aan de ontwikkeling van het gezondheidscentrum.
Geconcludeerd wordt dat het plan niet aan de Wet geluidinder en het Bouwbesluit hoeft te worden getoetst . Motivering hiervoor is dat een functie als deze (gezondheidscentrum) in het Bouwbesluit / Wet geluidhinder niet word aangemerkt als geluidgevoelig object. Daarnaast heeft de Emmeloordseweg ter hoogte van het plangebied geen wettelijke geluidzone. Het betreft een 30 km/u weg;
Busstation:
Het busstation behoeft eveneens niet aan de Wet geluidhinder te worden getoetst. De ontwikkeling omvat de aanleg van opstelplaatsen in een groenstrook bestemd voor op- en overstappen. Er wordt geen geluidgevoelige bebouwing gerealiseerd.
Met de voorbereiding van het onderhavige bestemmingsplan dient te worden nagegaan welke bronnen in of nabij het plangebied een belemmering kunnen vormen voor gevoelige functies als wonen.
Doelstelling van het bestemmingsplan is dat bestaande bedrijfsactiviteiten in beginsel worden gerespecteerd en geregeld. Uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening heeft het geen zin een bedrijfsbestemming te projecteren die vanwege milieuregelgeving niet kan worden gerealiseerd. Daarnaast dient te worden bezien of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat (de ‘omgekeerde werking’). Onderzocht moet dus worden wat – vooral in verband met de nabije aanwezigheid van gevoelige bebouwing of functies (als wonen)– de uitstralingseffecten van bedrijfsactiviteiten zijn en of dan in de nabijheid nog sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In dat kader worden in de VNG- brochure "Bedrijven en milieuzonering" richtafstanden gegeven. Die afstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd, dan kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden). Benadrukt moet worden dat de richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype) en dat de richtafstanden bij een omgevingstype gemengd gebied (een gebied met een matige tot sterke functiemenging) kunnen worden verlaagd zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.
Het ruimtelijk beleid van rijk en provincies biedt gemeenten beleidsvrijheid voor maatwerk op lokaal niveau. De genoemde VNG-handreiking "Bedrijven en milieuzonering" is een hulpmiddel bij de invulling daarvan. De brochure kent Staten van Bedrijfsactiviteiten met indelingen in categorieën van bedrijven.
Door voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen en scholen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.
In de richtafstandenlijsten wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Onderstaand het verband tussen de afstand en de milieucategorie:
milieucategorie | grootste richtafstand |
1 | 10 meter |
2 | 30 meter |
3.1 | 50 meter |
3.2 | 100 meter |
4.1 | 200 meter |
De factoren, die hebben geleid tot de indeling in categorieën dienen als indicatief te worden beschouwd, met dien verstande dat de bepalende "grootste afstand" niet mag worden overschreden, indien daardoor een bedrijfsactiviteit ontstaat die niet meer past binnen de indeling. De Staat is gebaseerd op het gemiddelde bedrijfstype. Daardoor kan de milieubelasting van de binnen dit type voorkomende bedrijven onderling nogal verschillen. Deze verschillen kunnen voortvloeien uit:
Het bestemmingsplan en de milieuregelgeving vormen elkaars complement. Voor zo ver met behulp van een zonering eventuele overlast voor de omgeving niet voldoende kan worden beperkt, kan de toepassing van milieuregelgeving uitkomst bieden.
De mogelijkheden voor bedrijfsvoering worden (vooral) bepaald door milieuregelgeving (o.a. Activiteitenbesluit, Wet Milieubeheer) en het kan voorkomen dat de planologisch geboden gebruiksmogelijkheden dan niet (maximaal) kunnen worden benut.
Wet milieubeheer/Activiteitenbesluit
Op 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) in werking getreden. Dit besluit bevat algemene milieuregels voor bedrijven. Inrichtingen die vallen onder het regime van het Activiteitenbesluit hebben vaak geen milieuvergunning nodig, maar kunnen volstaan met een zogenaamde melding. Voor deze inrichting gelden algemene voorschriften uit het Activiteitenbesluit. In de huidige systematiek vallen alle Wet-milieubeheerinrichtingen onder de algemene regels uit het Activiteitenbesluit, tenzij ze zijn uitgezonderd. De verhouding tussen de Wabo en het Activiteitenbesluit is als volgt geregeld:
Inventarisatie / huidige situatie plangebied
Het bedrijventerrein van Marknesse is aan de noordoostzijde van het dorp gelegen. Oorspronkelijk lag het bedrijventerrein ingeklemd tussen de Ouderweg en de Marknesservaart. Inmiddels heeft het bedrijventerrein een 'sprong' over het water gemaakt. In het kader van dit bestemmingsplan zijn alle bedrijven op het bedrijventerrein geïnventariseerd. De resultaten hiervan zijn opgenomen in bijlage 2: inventarisatie. Per bedrijf is aangegeven tot welke milieucategorie het bedrijf behoort, welke categorie is toegestaan en welke bestemming is toegekend. Ten aanzien van de toegestane categorie zij opgemerkt dat aangesloten wordt op het voorheen geldende bestemmingsplan (Marknesse 1994 / Uitbreiding Bedrijventerrein Marknesse). Benadrukt moet worden dat de mogelijkheid voor bedrijvigheid tevens in het kader van de milieuregelgeving wordt beoordeeld. Voor de bedrijven op het bedrijventerrein geldt dat de vigerende milieuvergunningen, voor zover van toepassing, afdoende moeten worden geacht.
Ontwikkelingen:
Het voorliggende bestemmingsplan maakt twee ontwikkelingen mogelijk, een gezondheidscentrum (Emmeloordseweg 2a) een een busstation (Oosteinde, nabij rotonde).
Op grond van de VNG-brochuren bedrijven en milieuzonering geldt voor het gezondheidscentrum een milieucontour van 10 meter (categorie 1). Uit het ooogpunt van een goede ruimtelijke ordening is het niet gewenst dat er binnen 10 meter van het gezondscentrum gevoelige functies (woningen) zijn gelegen. Hieraan wordt voldaan. Bovendien blijkt uit het geluidsonderzoek van Foppen advies dat de verkeersaantrekkende werking niet leidt tot onevenredigde geluidshinder.
Het busstation heeft op grond van de VNG-brochuren bedrijven en milieuzonering milieucategorie 3.2 met een corresponderende milieucontour van 100 m. De milieucontour is gebaseerd op de aspecten geluid (100 m) en stof (10 m). In dit geval is sprake van het gebiedstype gemengd, ofwel er sprake van een mening van woon, werk- en bedrijfsfuncties. Dit rechtvaardigt het om de milieucategorie met 1 te verminderen. Het busstation valt derhalve in milieucategorie 3.1 met een bijbehorende milieucontour van 50 m. Binnen een straal van 50 m bevinden zich gevoelige objecten (woningen aan de Docter M. Rijkenweg). Gelet op de schaal van de ontwikkelingen (6 bushaltes) is het echter niet de verwachting dat het busstation overlast oplevert voor de omliggende woningen, temeer ook omdat tussen de woningen en het busstation een ontsluitingsweg (Oosteinde) is gelegen. Gelet hierop bestaan er vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening geen bezwaren tegen de voorgenomen ontwikkeling.
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet Milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen.
Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:
Van een verslechtering van de luchtkwaliteit "in betekenende mate" is sprake, indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:
Voorliggend bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard: het bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast. Daarnaast maakt het een gezondheidscentrum en de verplaatsing van een busstation mogelijk. Voor beide ontwikkelingen dient aangetoond te worden dat de luchtkwaliteit niet in betekenende mate verslechtert.
Voor het concerverende deel van het bestemmingsplan wordt geconcludeerd dat de luchtkwaliteit niet zal verslechteren ten gevolge van de vaststelling van het bestemmingsplan. Op grond van het bepaalde in de Wet milieubeheer is in dat geval geen onderzoek naar de luchtkwaliteit vereist. Er wordt immers voldaan aan het gestelde in artikel 5.16 lid b: de luchtkwaliteit blijft ten minste gelijk ten gevolge van de vaststelling van het bestemmingsplan.
Ontwikkelingen
Gezondheidscentrum
Op 5 mei 2011 is een luchtkwaliteitsonderzoekuitgevoerd ten behoeve van de ontwikkeling van het gezondheidscentrum aan de Emmeloordseweg 2a2. Hieronder worden de belangrijkste resultaten uit het onderzoek beschreven. Het gehele memo is opgenomen als bijlage bij dit bestemmingsplan.
Op basis van de berekening die is uitgevoerd met de NIBM- tool (InfoMil.nl) is geconstateerd dat de ontwikkeling valt binnen de categorie Niet In Betekenende Mate bijdragen (tabel 2.1). De ontwikkeling brengt 0,39 NO2 in ìg/m3 en 0,10 PM10 in ìg/m3 aan vervuilende stoffen met zich mee, terwijl 1,2 µg/m3 toegestaan is. De luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor de ontwikkeling van het gezondheidscentrum..
Extra verkeer als gevolg van het plan | ||||
Extra voertuigbewegingen (weekdaggemiddelde) | 400 | |||
Aanteel vrachtverkeer | 1% | |||
Maximale bijdrage extra verkeer | NO2 in µg/m3 | 0,39 | ||
PM10 in µg/m3 | 0,10 | |||
Grens voor 'Niet In Betekende Mate' in µg/m3 | 1,2 | |||
Conclusie | ||||
De bijdrage van het extra verkeer is niet in betekenende mate; geen nader onderzoek nodig |
Tabel 2.1. Resultaten NIBM-tool
Busstation
Het busstation is niet nieuw, maar wordt verplaatst van de Breestraat (centrum) naar de rand van het dorp. Het is niet de verwachting dat de verplaatsing van het busstation extra verkeer tot gevolg heeft. Zowel in de huidige als in de toekomstige situatie verlaten de bussen het dorp via het Oosteinde. Op het Oosteinde komt derhalve niet meer verkeer te rijden. Omdat geen sprake is van een toename van het aantal verkeersbewegingen kan geconcludeerd worden dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.
Conclusie
Het thema luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan. De ontwikkelingen (gezonzheidscentrum / verplaatsing busstation) die in het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt vallen onder de categorie niet in betekenende mate.