Plan: | Ens-Oost, Fase 1 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0171.BP00487-VS01 |
Bij nieuwe ontwikkeling en herziening van ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van het waterbelang, de waterbeheerder in een vroegtijdig stadium bij de hiervoor te doorlopen bestemmingsplanprocedures betrokken. Het waterbelang is sinds 1 november 2003 door middel van de Watertoets verankerd.
De waterparagraaf maakt inzichtelijk hoe het vigerend waterbeleid is vertaald naar waterhuishoudkundige inrichtingsmaatregelen. Hoe wordt met water omgegaan en op welke wijze draagt de inrichting bij aan:
Waterschap Zuiderzeeland is vanaf het begin van het planproces betrokken bij de planvorming van dit bestemmingsplan. Het geohydrologisch onderzoek dat door DHV in het plangebied is uitgevoerd heeft gelijk opgelopen met dit proces.
Het toekomstig woongebied Ens-Oost, Fase 1 grenst aan de oostzijde van het huidige woongebied. Aan de randen van het plangebied is open water voorzien. Daarnaast wordt in het midden van het plangebied een open groenstrook gerealiseerd. Er wordt een gescheiden rioolstelsel aangelegd, waarbij het regenwater bovengronds wordt afgevoerd naar de om het gebied aan te leggen watergangen. Met de inrichting van het plangebied is rekening gehouden met het door DHV uitgevoerde geohydrologisch onderzoek en het pre-advies van het waterschap.
Op grond van de bestemmingsomschrijvingen zijn waterhuishoudkundige voorzieningen mogelijk. Hiermee wordt aangegeven dat binnen deze bestemmingen voorzieningen waar onder sloten kunnen worden aangelegd, die voor de verdere afvoer van het overtollige hemel- en/of grondwater zorgdragen. Op die manier is sprake van een voldoende veerkrachtig watersysteem. In het plan wordt voldoende ruimte voor water opgenomen om een extreem zware, zogenaamde T=100 bui te bergen.
DHV heeft als vervolg op het geohydrologisch onderzoek in mei 2007 een waterstructuurplan opgesteld. In het waterstructuurplan is het ontwerp voor de toekomstige waterhuishouding in het plangebied op hoofdlijnen vastgelegd. Dit plan is als Bijlage 2 Waterstructuurplan opgenomen.
De grondwaterstand kan niet verlaagd worden in verband met negatieve affecten voor onder meer de landbouw en houten funderingen in de omgeving. De ontwateringsdiepte wordt vergroot door de locatie op te hogen. Op basis van de huidige GHG's zal het toekomstig maaiveld opgehoogd moeten worden met circa 0,4 meter tot circa NAP -2,0 meter. De bestaande woonwijk en de omliggende wegen liggen op circa NAP -1,8
meter, om hier bij aan te sluiten zou er nog iets meer opgehoogd moeten worden (0,6 meter ophogen).
In dit onderzoek is geconcludeerd dat waterberging het beste gerealiseerd kan worden door het aanleggen van oppervlaktewater. Infiltratie ligt vanwege de hoge grondwaterstanden niet voor de hand. Om de kans op wateroverlast te beperken wordt geadviseerd om waterberging aan de randen van het plangebied te situeren.
Met behulp van de berekeningssheet 'Compensatie stedelijk gebied waterberging' is de hoeveelheid benodigde waterberging bepaald, deze bedraagt circa 2.350 m³. Er is circa 1,0 hectare nodig binnen het plangebied voor het realiseren van deze waterberging. Dit oppervlak is inclusief talud en onderhoudspaden.Binnen het plangebied stroomt hemelwater van daken en inritten oppervlakkig naar openbaar terrein. Vanaf openbaar terrein wordt hemelwater ondergronds afgevoerd naar de het oppervlaktewater.
Binnen het ontwerp van de woonwijk is rekening gehouden met de eisen die ten aanzien van de waterhuishouding worden gesteld. Zo is er ruim voldoende oppervlakte waterberging binnen het plan gerealiseerd.
Op Bijlage 3 Waterhuishouding is de toekomstige waterstructuur van de wijk weergegeven.