direct naar inhoud van 2.11 Externe veiligheid
Plan: Emmeloord, Noord en Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0171.BP00484-VS01

2.11 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Ook de risico's van het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. VROM coördineert het overheidsbeleid voor externe veiligheid.

Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:

  • 1. inrichtingen.
  • 2. vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
  • 3. vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.

Inrichtingen

De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:

  • of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico;
  • of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.

Voor de in dit plan begrepen gronden is het lpg-tankstation nabij de hoek Het Waterland- Het Hooiveld van belang. Dit station heeft thans een doorzet van minder dan 1.000 m3 per jaar.

Plaatsgebonden risico

In verband met het plaatsgebonden risico en gelet op de doorzet lpg moeten volgens het Bevi de volgende afstanden tot de (beperkt) kwetsbare objecten in acht worden genomen:

  • 15 meter vanaf de afleverzuil;
  • 25 meter vanaf het ondergrondse reservoir;
  • 35 meter vanaf het vulpunt.

Binnen deze contouren (zie Bijlage 5 Veiligheidszone) zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten gelegen.

Groepsrisico

Conform artikel 13 lid 1 Bevi wordt hierna ingegaan op de volgende aspecten:

  • a. de aanwezige en op grond van het bestemmingsplan te verwachten dichtheid van personen in het invloedsgebied van de risicovolle inrichting;
  • b. het groepsrisico per inrichting op moment vaststelling bestemmingsplan en de bijdrage van de toegelaten (beperkt) kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico;
  • c. wanneer mogelijk: de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die worden toegepast door degene die de inrichting drijft;
  • d. wanneer mogelijk: de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die in het bestemmingsplan zijn opgenomen;
  • e. de voorschriften ter beperking van het groepsrisico die aan de milieuvergunning worden verbonden;
  • f. de voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico;
  • g. de mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst;
  • h. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval in de risicovolle inrichting;
  • i. de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied om zich in veiligheid te brengen.

Ad a. en b.

Voor het groepsrisico bedraagt het invloedsgebied 150 meter vanaf zowel het vulpunt als rond de opslagtank.

Om het groepsrisico te berekenen in een standaardsituatie (het lpg-vulpunt ligt op minder dan 50 meter van de ondergrondse dan wel ingeterpte lpg-voorraadtank) kan gebruik gemaakt worden van de lpg-groepsrisicoberekeningsmodule van www.groepsrisico.nl. Deze rekentool controleert of de feitelijke locale situatie overeenkomt met de standaardsituatie.

In deze berekening is niet alleen het aantal woningen ingevoerd, dat (geheel of gedeeltelijk) binnen een bepaalde afstand ten opzichte van het vulpunt is gelegen, maar ook de kantoorruimte van provinciale waterstaat. Andere objecten zijn niet binnen een straal van 150 meter vanaf het vulpunt dan wel de opslagtank gelegen. Het resultaat van de berekening rond het vulpunt en de opslagtank is dat in de dagsituatie (wanneer gemiddeld het hoogste aantal personen binnen een kantoor aanwezig is) het aantal slachtoffers in het invloedsgebied bij een BLEVE (zie ad i.) van een tankwagen, die voor 100% gevuld is 22,8 personen bedraagt. Daarmee wordt ruimschoots binnen de oriënteringswaarde gebleven.

Zie voor de uitkomsten van de berekening Bijlage 6 Groepsrisicoberekening.

Ad c.

In het Besluit lpg-tankstations milieubeheer zijn voorschriften opgenomen voor de exploitatie van het tankstation. De exploitant heeft hieraan te voldoen. Verder is van belang dat de lpg-branche thans maatregelen voorbereidt die tot vermindering van het groepsrisico zullen leiden. Het gaat om de volgende maatregelen:

  • het gebruiken van een verbeterde vulslang. Hierdoor daalt de kans op een lek of breuk en vermindert het aantal knelpunten met het plaatsgebonden risico.
  • het aanbrengen van hittewerende coating op lpg-tankauto's. Deze coating geeft de brandweer bij een ongeluk meer tijd en meer mogelijkheden om een explosie (een zogenoemde warme 'BLEVE': Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion) te voorkomen.

Ad d.

In het invloedsgebied zijn bestemmingsplannen van kracht. Dit zijn gedetailleerde bestemmingsplannen, die bij recht nauwelijks tot geen ruimte bieden voor nieuwe ontwikkelingen. De personendichtheden zijn daarmee indirect verankerd in het bestemmingsplan.

Ad e.

In de milieuvergunning wordt de lpg-doorzet begrensd tot 1.000 m3 per jaar.

Ad f.

Het is een consoliderend bestemmingsplan, dat geen nieuwe ontwikkelingen toelaat.

Ad g en h.

Hierover moet eerste het advies van de brandweer worden afgewacht.

Ad i.

Een belangrijk aspect in het kader van het groepsrisico dat bestaat ten gevolge van het lpg-tankstation betreffen de mogelijkheden ten aanzien van de zelfredzaamheid van de bevolking. De tijd tussen het begin van een brand en een BLEVE (een explosie van een lpg-tankwagen) varieert tussen circa 10 en 30 minuten. De beschikbare tijd voor personen om zichzelf in veiligheid te brengen is dus slechts kort. Aangezien het evacueren van de bevolking in zo'n korte tijd organisatorisch naar alle waarschijnlijkheid niet realiseerbaar is, wordt verondersteld dat het merendeel van de aanwezigen in de omgeving zichzelf in veiligheid kan brengen. Het verloop van de wegenstructuur rond het lpg-station is zodanig dat een ieder zich bij een (dreigende) explosie in veiligheid kan brengen (binnen 150 meter is het advies vluchten en schuilen en daarbuiten is het schuilen).

Een ander aspect is bestrijdbaarheid. Bestrijding van de direct optredende effecten is in het geval van een BLEVE niet realistisch, omdat een BLEVE zich te snel ontwikkelt. De inzet van de brandweer zal daarom voornamelijk gericht zijn op het bestrijden van secundaire branden. Bronbestrijding ligt - wanneer mogelijk - in de regel in het blussen van het object dat de lpg-tankauto aanstraalt.

In geval van een dreigende BLEVE kan de brandweer bij tijdige aankomst trachten de lpg-tankwagen te koelen. Zijn ze niet tijdig aanwezig dan gaat de brandweer op afstand staan en wordt de inzet met name op de bescherming van de omgeving gericht. Om te koelen is bluswater nodig en de bluswatervoorziening in de directe omgeving zal daar op afgestemd moeten zijn.

Buisleidingen

In of bij het plangebied zijn geen buisleidingen gelegen waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd.

Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor

De routering gevaarlijke stoffen wordt sinds 1 augustus 1996 geregeld in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs). Als verplichte route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen kunnen rijks-, provinciale en gemeente wegen worden aangewezen. Op basis van artikel 18 van deze wet is de gemeenteraad bevoegd wegen of weggedeelten aan te wijzen waarvoor een routeplicht geldt. Deze route dient echter aan te sluiten op die route, die in dat kader door het rijk en de provincie is vastgesteld.

Voor Emmeloord is er geen route aangewezen. In dat geval dient altijd de kortste route vanaf het hoofdwegennet (snelweg) naar het afleverpunt gezocht te worden. De intensiteit van mogelijke transporten is echter dermate laag dat er - gezien de aard van de vervoerde stoffen - geen problemen zijn ten aanzien van dit aspect aan in Emmeloord. In het kader van het provinciale uitvoeringsprogramma externe veiligheid wordt er nog onderzoek uitgevoerd naar alle transportroutes voor gevaarlijke stoffen binnen de gemeente Noordoostpolder.

Ook uit het ontwerp van het Basisnet Weg blijkt dat zowel geen van de in de directe omgeving aanwezige wegen alsook de in het plangebied gelegen wegen een 10-6-risicocontour heeft. Emmeloord vormt ook geen (mogelijk) aandachtspunt voor het groepsrisico.

Uit het ontwerp van het Basisnet Water blijkt eveneens dat er geen wateren in de directe omgeving van Emmeloord zijn die een plaatsgebonden risicocontour hebben van 10-6 of een (mogelijk) aandachtspunt vormt voor het groepsrisico.

Emmeloord is niet gelegen in de nabijheid van een spoorlijn. Vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor vormt in dit kader dan ook geen risico voor de planontwikkeling.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid, mede gelet op de ontwikkelingsmogelijkheid bij de Bosbadhal en Meldestraat, geen nadere beschouwing behoeft.