Plan: | Ens |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0171.BP00483-VS01 |
Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan moet worden nagegaan of er bronnen zijn en zo ja, welke, die in of nabij het plangebied een belemmering (kunnen) vormen met name ten opzichte van de in het plan opgenomen gevoelige functies zoals wonen. In dit kader dient aandacht te worden besteed aan:
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient onderzoek te worden gedaan naar de kwaliteit van de bodem. Wanneer een bestemmingsplan betrekking heeft op een bestaande situatie is in beginsel geen bodemonderzoek noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een consoliderend plan; het is in beginsel gericht op het regelen van de bestaande functies in het plangebied.
Wanneer een conserverend bestemmingsplan toch enkele nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt is minimaal een historisch onderzoek noodzakelijk. Een daadwerkelijk onderzoek kan beperkt blijven tot delen die uit dat historisch onderzoek als verdacht naar voren zijn gekomen.
Vastgesteld moet worden dat bij nieuwbouwplannen het bodemonderzoek is gekoppeld aan de procedure bouwvergunning.
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluids- overlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect "geluid".
In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieu- belastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies.
In deze paragraaf wordt enkel ingegaan op de geluidsaspecten met betrekking tot wegverkeer. In of nabij het plangebied zelf is geen sprake van een zonering industrie of spoorweg.
Wegverkeer
Ingevolge het bepaalde in de Wet geluidhinder heeft in beginsel iedere weg een geluidszone. Een dergelijke zone geldt niet voor wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangewezen gebied of wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.
Bij de voorbereiding van de vaststelling van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden binnen een dergelijke geluidzone, wordt akoestisch onderzoek ingesteld. Onderzoek naar geluidsaspecten van verkeer kan echter achterwege blijven indien op het tijdstip van de vaststelling van een bestemmingsplan een weg reeds aanwezig of in aanleg is en de woningen of andere geluidgevoelige objecten ook reeds aanwezig of in aanbouw zijn. De verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek geldt evenmin, indien in dat bestemmingsplan geen mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige objecten.
Omdat in het voorliggende plangebied geen nieuwe gevoelige functies worden geprojecteerd, hoeft derhalve geen akoestische toetsing plaats te vinden.
Rotonde Zuiderringweg-Drietorensweg
De provincie Flevoland heeft het voornemen om in 2010 op het kruispunt Zuiderringweg-Drietorensweg een rotonde aan te leggen. Het huidige kruispunt betreft namelijk een verkeersonveilig punt. Besloten is deze ontwikkeling in dit plan mee te nemen. De Zuiderringweg en de Baan, die binnen de bebouwde kom van Ens ligt, zijn onderdeel van de doorgaande route van Kraggenburg naar de N50 bij Ens. Dit is de provinciale weg N352.
Het kruispunt is verkeersonveilig. De verkeersonveiligheid is geanalyseerd met behulp van snelheidsmetingen, de verkeersonveiligheidgegevens van Viastat-online en navraag bij de politie. Voor het kruispunt Zuiderringweg-Drietorensweg blijkt dat het kruispunt hoog in de top 25 van de onveiligste kruispunten van Flevoland staat.
Reconstructie van dit kruispunt moet vooral bijdragen aan een verbetering van de verkeersveiligheid en verkeersafwikkeling. Van belang daarbij is dat de snelheid ter hoogte van het kruispunt moet verminderen en de overzichtelijkheid van het kruispunt moet verbeteren. Uit dit oogpunt is gekozen voor een reconstructie van dit kruispunt tot een enkelstrooksrotonde. Toepassing van de rotonde is vooral in de volgende situaties aan de orde:
Rotondes zijn veiliger dan overige kruispuntvormen in gebiedsontsluitingswegen en zijn goedkoper dan ongelijkvloerse oplossingen. Veel onderzoek is verricht naar de veiligheid van enkelstrooksrotondes. Op een enkelstrooksrotonde buiten de bebouwde kom vinden gemiddeld ruim 80% minder letselongevallen plaats dan op overige kruispuntvormen in gebiedsontsluitingswegen. De daling van het aantal slachtoffers onder fietsers is iets minder sterk dan onder inzittenden van personenauto's.
De grote veiligheidswinst van rotondes ten opzichte van overige kruispuntvormen (al of niet met verkeerslichten) wordt verklaard door:
Bovendien hebben rotondes ten opzichte van een voorrangskruispunt, een relatief hoog afwikkelingsniveau en is in situaties waarbij er op alle toeleidende wegen sprake is van substantiële verkeersintensiteiten de beste oplossing. Hierbij moet echter worden opgemerkt dat de capaciteit van de rotonde weliswaar hoog is, maar in samenhang met de uitvoeringsvorm duidelijke grenzen heeft. Ter indicatie kunnen dan de volgende toeleidende intensiteiten worden verwerkt:
Het toepassen van een enkelstrooksrotonde volstaat, gezien de verkeersafwikkeling op het kruispunt Zuiderringweg-Drietorensweg.
Op 26 mei 2009 heeft BVA ter zake een akoestische rapportage uitgebracht (zie Bijlage 4 Akoestisch onderzoek). Geconcludeerd wordt dat bij geen enkele woning sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder, aangezien de toename als gevolg van het verkeer op de afzonderlijke wegen beperkt is tot (afgerond ruim) minder dan 2 dB en in een aantal gevallen zelfs afneemt. Met name voor de woningen gesitueerd dicht bij de rotonde
nemen de geluidsbelastingen af ten gevolge van de lagere snelheid van het verkeer. Op basis van voorliggende resultaten wordt geconcludeerd dat er geen bezwaren zijn vanuit de Wgh voor zover het wegverkeerslawaai betreft tegen het realiseren van de rotonde.
Met de voorbereiding van het onderhavige bestemmingsplan dient te worden nagegaan welke bronnen in of nabij het plangebied een belemmering kunnen vormen met name ten opzichte van de in het plan opgenomen gevoelige functies als wonen.
Gelet echter op het feit dat het voorliggende plan in beginsel niet voorziet in nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden, maar gericht is op het beheer van de bestaande situatie, is het onderzoek naar de milieuhygiënische aspecten vrij beperkt gebleven.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten.
Het ruimtelijk beleid van rijk en provincies biedt gemeenten beleidsvrijheid voor maatwerk op lokaal niveau. De VNG-handreiking "Bedrijven en milieuzonering" is een hulpmiddel bij de invulling daarvan. Door voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen en scholen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Voor milieubelastende activiteiten (gerangschikt naar SBI-code) zijn in de VNG-handreiking richtafstanden aangegeven ten opzichte van een rustige woonwijk.
In de richtafstandenlijsten wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Onderstaand het verband tussen de afstand en de milieucategorie:
milieucategorie grootste richtafstand
1 10 meter
2 30 meter
3.1 50 meter
3.2 100 meter
In het plangebied kan bedrijvigheid in de categorie 1 en 2 worden toegestaan. Voor de bedrijventerreinen gelden gebruiksmogelijkheden voor bedrijven tot en met categorie 3.2. Met ontheffing zou bedrijvigheid van categorie 4.1 kunnen worden toegestaan, doch daarbij moet worden beoordeeld in hoeverre sprake is van een 'niet ongunstiger' invloed op de omgeving.
De factoren, die hebben geleid tot de indeling in categorieën dienen daarentegen als indicatief te worden beschouwd, met dien verstande dat de bepalende "grootste afstand" niet mag worden overschreden indien daardoor een bedrijfsactiviteit ontstaat die niet meer past binnen de indeling. De Staat is gebaseerd op het gemiddelde bedrijfstype. Daardoor kan de milieubelasting van de binnen dit type voorkomende bedrijven onderling nogal verschillen. Deze verschillen kunnen voortvloeien uit:
Relatie bedrijfsactiviteiten/woningen
Dit plangebied heeft naast een woonfunctie ook in het noordwestelijke deel de functie van bedrijventerrein. Daarnaast zijn er scholen, detailhandel, kantoren en overige voorzieningen aanwezig.
Bij de westelijke entree van het dorp bevindt zich een autoshowroom met een brandstofverkooppunt (zonder lpg). Aan Enserweg 1 is een verkooppunt voor motorbrandstoffen inclusief lpg (zie ook onder externe veiligheid). Aan de Dorenweerdtstraat ligt nog een garage waar klein onderhoud wordt gedaan. Deze hoort bij garagebedrijf aan de Waterkant 1.
Voor de bedrijven op de bedrijventerreinen geldt dat op basis van de geldende milieuvergunningen, voor zover van toepassing, geen knelpunten aanwezig zijn.
De juridische regeling is zodanig opgesteld, dat in het plangebied geen bedrijvigheid wordt toegestaan die niet past in de directe nabijheid van woningen.
Op het bedrijventerrein kunnen bedrijven worden toegestaan in maximaal de milieucategorie 3.2, met een richtafstand van 100 meter. Binnen deze afstand ligt geen woonbebouwing anders dan bedrijfswoningen. Benadrukt moet worden dat de mogelijkheden voor bedrijvigheid tevens in het kader van de milieuregelgeving wordt beoordeeld.
Voor de bedrijven op de bedrijventerreinen geldt dat de vigerende milieuvergunningen, voor zover van toepassing, afdoende moeten worden geacht.
Activiteitenbesluit
Het kan voorkomen dat bedrijvigheid onder algemene regels valt. Algemene regels voor branches en bedrijven komen voort uit de Wet milieubeheer (artikel 8.40) en zijn opgenomen in algemene maatregelen van bestuur (AMvB's). Bedrijven die onder zo'n besluit vallen hebben geen milieuvergunning nodig, maar moeten wel voldoen aan de voorschriften van het besluit.
Het Activiteitenbesluit stelt dergelijke algemene regels aan bedrijven. Deze bedrijven hebben geen milieuvergunning (meer) nodig. Het besluit verlaagt de administratieven lasten. In de eerste fase van het Activiteitenbesluit zijn 12 besluiten samengevoegd, waaronder het Besluit jachthavens en het Besluit tandartspraktijken. In de tweede fase worden meer bedrijven onder de werking van het besluit gebracht.
VROM heeft een ICT-systeem ontwikkeld waarmee bedrijven aan de hand van een aantal vragen kan aangeven welke activiteiten het verricht. Op basis van de antwoorden ontvangt het bedrijf direct een advies op maat. Het advies kan luiden: niet-meldingsplichtig, meldingsplichtig of vergunningplichtig. Ook is in het advies opgenomen aan welke milieuvoorschriften het bedrijf moet voldoen. Als het advies vergunningplichtig of meldingplichtig is, moet de organisatie uiteraard nog wel stappen nemen.
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet Milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen.
Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:
Van een verslechtering van de luchtkwaliteit "in betekenende mate" is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:
Het criterium "niet in betekenende mate" kan pas worden toegepast als het NSL en de (nieuwe) regionale programma's zijn vastgesteld en dat is nog niet het geval. Daarom kan nog niet van de 3%-regeling gebruik gemaakt worden (het percentage van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van PM10 of NO2, waarmee de luchtkwaliteit verslechtert als gevolg van het project), maar geldt als interimperiode de 1%-grens. Daarbij moeten de hierbovenstaande aantallen door 3 worden gedeeld.
Dit bestemmingsplan bevat weliswaar nog de mogelijkheid om bedrijfspercelen te bouwen, maar zal een dergelijke hoeveelheid niet halen en daarom kan geconcludeerd worden dat door de ontwikkeling, die in het onderhavige bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, de luchtkwaliteit niet "in betekenende mate" zal verslechteren.