Plan: | Slenke Es |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0166.00991157-VB01 |
Er bestaan al sinds 2002 plannen om het huidige centrumgebied van IJsselmuiden (Markeresplein) een (economische) impuls te geven. Er is eerder getracht, in samenwerking met een ontwikkelaar, een programma te realiseren bestaande uit winkelruimtes en woningen (voornamelijk appartementen). In 2011 is besloten het project te stoppen omdat het niet mogelijk bleek het programma binnen de beschikbare financiën te realiseren. Er is nu een nieuw haalbaar programma opgesteld, waarop besloten is tot een doorstart van het project. Daarvoor is een realisatieovereenkomst gesloten met ontwikkelaar VOF Bouwcombinatie IJsselmuiden BCIJ.
Het programma omvat ca. 1.650 m2 BVO winkelruimte voor een supermarkt, ca. 300 m2 overige winkelruimte, 14 grondgebonden woningen waarvan vier aan de Dorpsweg en tien op de hoek Slenkstraat/Schoutstraat.
Het bestemmingsplan voorziet verder in een actualisering van het bestemmingsplan dat nog geldt voor een gedeelte van de percelen in het gebied dat wordt omsloten door de Hogehuisstraat, Schoutstraat, Slenkstraat en de Dorpsweg. Deze percelen waren in 2014 niet meegenomen in de actualisering van het bestemmingsplan voor IJsselmuiden-west omdat er nog geen duidelijkheid was over de verdere ontwikkeling van Slenke Es. Deze percelen worden bestemd overeenkomstig de huidige bestemming, waarbij wordt vermeld dat het pand Hogehuisstraat 21 wordt wegbestemd om zodoende een betere verbinding tussen het Markeresplein en de nieuwe ontwikkeling mogelijk te maken. In voorliggend plan zijn ook de vier woningen aan de Dorpsweg meegenomen. Voor deze vier woningen is in 2019 al een projectafwijkingsprocedure gevolgd en deze wordt nu verwerkt in voorliggend plan.
In het nog gedeeltelijk geldende bestemmingsplan "IJsselmuiden-Dorp" is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de gronden in het voorliggende plangebied te wijzigen naar centrumgebied. Deze wijzigingsbevoegdheid dekt echter niet de gehele voorgenomen ontwikkeling. Het voorliggende bestemmingsplan maakt het planologisch-juridisch wel mogelijk om de bovengenoemde ontwikkeling van het centrumgebied te kunnen realiseren.
Het bestemmingsplan 'Slenke Es' bestaat uit de volgende stukken:
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de onder het plan vallende gronden en opstallen aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken en een planbeschrijving zijn opgenomen.
Het plangebied is gelegen in het centrum van het dorp IJsselmuiden en wordt omgeven door de Dorpsweg, Hogehuisstraat, Slenkstraat en Schoutstraat. Afbeelding 1 geeft een overzicht van het plangebied.
Afbeelding 1
In 2012 is het bestemmingsplan IJsselmuiden-west vastgesteld door de gemeenteraad. Dit betrof een actualiseringsplan voor geheel IJsselmuiden-west. In dit plan is het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan Slenke Es niet meegenomen omdat op dat moment nog geen duidelijkheid bestond over de voorgenomen ontwikkelingen. Voor het plangebied is het oude bestemmingsplan 'IJsselmuiden-dorp' nog van toepassing. Bij de inwerkingtreding van het bestemmingsplan Slenke Es vervalt dit plan volledig.
De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende hoofdstukken:
In dit hoofdstuk wordt het integrale beleid samengevat dat relevant is voor de locatie Slenke Es. Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening. Een ‘doorzetting’ van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De Structuurvisie bevat de visie van het rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028 met een doorkijk naar 2040. in de structuurvisie wordt ingestoken op een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk hanteert hierbij een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. De Rijksoverheid brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat, laat meer over aan gemeenten en provincies. Hiernaast komt de gebruiker centraal te staan. Hierom kiest het Rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben de decentrale overheden beleidsvrijheid.
Verstedelijkings- en landschapsbeleid laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijk groei geënt op het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geintroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en, mocht nieuwbouw echt nodig zijn, altijd zorgen voor een optimale (multimodale) bereikbaarheid.
Het plan voorziet in de lokale woningbehoefte en behoefte aan economische ontwikkeling. Het levert een bijdrage aan een sterker en vitaler dorpshart. Het betreft een inbreidingsplan dat aansluit bij de bestaande omgeving. De planontwikkeling is daarmee in overeenstemming met de Structuurvisie.
De juridische borging van de nationale belangen uit de SVIR vindt plaats in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 22 augustus 2011 vastgesteld (en aangevuld op 28 augustus 2012) en heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Voorliggend plan maakt geen onderdeel uit van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur en raakt geen rijksbelangen, waardoor er geen strijd is met het Barro.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft regels waar concrete ruimtelijke projecten aan moeten voldoen. Zo is in het Bro de Ladder voor Duurzame Verstedelijking (LDV) verankerd. De LDV is gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De LDV moet alleen worden doorlopen als er (in navolging van de artikelen 1.1.1 en 3.1.6 van het Bro) sprake is van een ontwikkeling in een bestaand stedelijk gebied of een stedelijke ontwikkeling. In het Bro worden deze begrippen als volgt gedefinieerd:
Bestaand stedelijk gebied
Bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.
Stedelijke ontwikkeling
Ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
De Ladder is op 1 juli 2017 gewijzigd, waarmee ruimtelijke besluiten moeten worden gemotiveerd op basis van:
Toets aan de Ladder
Er is sprake van een ’nieuwe’ stedelijke ontwikkeling wanneer het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan op grond van het voorheen geldende planologisch regime aanwezig was of kon worden gerealiseerd. In dit geval gaat het om veertien woningen en een supermarkt, die gezamenlijk meer bebouwing mogelijk maken dan op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt daarom een motivering op basis van de Ladder gegeven. Art. 3.1.6 lid 2 Bro formuleert dit als volgt:
"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."
Onderliggend initiatief betreft een stedelijke ontwikkeling. Derhalve dient het plan onderbouwd te worden aan de hand van de LDV.
Voorzien in woningbehoefte
Voorliggend plan vooorziet in de wooningbehoefte in de kern IJsselmuiden. In paragraaf 2.3.3 Kwantitatief kader -actuele woningbehoefte wordt nader ingegaan op de gemeentelijke woonvisie en hoe dit plan hier in past.
Behoefte supermarkt
De gemeente heeft in 2016 een Distributie Planologisch Onderzoek (DPO) laten verrichten naar de marktruimte voor supermarkten in IJsselmuiden. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek is de behoefte aangetoond. Op de detailhandelsvisie van de gemeente en bedoeld DPO wordt nader ingegaan in paragraaf 2.3.4 Detailhandelsstructuurvisie en DPO dagelijkse artikelen IJsselmuiden.
Onderzoek mogelijkheden in bestaand stedelijk gebied
Het plan betreft een stedelijke ontwikkeling. De locatie betreft een locatie in bestaand stedelijk gebied, waarbij een bestaande schoollocatie en verenigingsgebouw zijn gesloopt om plaats te maken voor woningbouw en de supermarkt. Onderliggend plan betreft zodoende een ontwikkeling waarin wordt voorzien binnen bestaand stedelijk gebied.
Motivering locatiekeuze
De locatie voor de supermarkt en woningen is in de nabijheid van de bestaande voorzieningen gesitueerd. De bestaande voorzieningen en de beoogde nieuwe supermarkt vormen hierdoor een robuust en stedenbouwkundig herkenbaar toekomstig voorzieningencluster voor IJsselmuiden. De combinatie van woningbouwontwikkeling en een supermarkt draagt bij aan de ambitie om een leefbare en levendige woonomgeving te creëren.
Door de stedenbouwkundige inpassing van de supermarkt op een binnenterrein blijft de dorpse bebouwingsschaal van de Dorpsweg en de overige woonstraten (Slenkstraat en Schoutstraat) behouden. Langs deze straten voorziet dit bestemmingsplan in bebouwing die qua maat en schaal aansluit bij die van de bestaande bebouwing in de omgeving. Daarnaast wordt door de ontwikkeling van de supermarkt en de openbare ruimte een aantrekkelijke verbinding voor met name langzaam verkeer tussen de Burgemeester van Engelenweg en het Markeresplein gecreëerd.
Conclusie
Onderliggend plan voldoet aan het Rijksbeleid. Vanuit de gemeente is woningbouwcapaciteit vrijgemaakt binnen de woningbouwcontingenten voor het onderliggende plan. De behoefte aan uitbreiding van oppervlakte voor supermarkten is aangetoond. Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat dit project voldoet aan de Ladder van Duurzame Verstedelijking.
Nederland kent 162 Natura 2000-gebieden. Dit Natura 2000 netwerk bestaat uit gebieden die zijn aangewezen onder de Vogelrichtlijn en aangemeld onder de Habitatrichtlijn. Beide Europese richtlijnen zijn belangrijke instrumenten om de Europese biodiversiteit te waarborgen. Alle Vogel- of Habitatrichtlijngebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van soorten en habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben.
Als een activiteit mogelijk van invloed is of kan zijn op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied of Beschermd Natuurmonument, dan is een vergunning noodzakelijk. Dit kan ook nodig zijn voor projecten die buiten het beschermd gebied liggen, maar wel mogelijk van invloed zijn op de instandhoudingsdoelstellingen binnen het gebied, de externe werking.
Het plangebied ligt niet in de directe nabijheid van de Natura2000-gebieden Uiterwaarden IJssel, Veluwerandmeer, Zwarte Meer of Ketelmeer & Vossemeer. Gelet op de situering in bestaand stedelijk gebied mag worden aangenomen dat de ontwikkeling geen significant effect heeft op de genoemde Natura2000-gebieden. Op het aspect Ecologie wordt nader ingegaan in paragraaf 3.7 Ecologie.
In deze paragraaf wordt het voor deze ontwikkeling relevante provinciale beleid behandeld. Op 12 april 2017 hebben Provinciale Staten van Overijssel de nieuwe Omgevingsvisie Overijssel 2017 'Beken Kleur' en bijbehorende Omgevingsverordening Overijssel 2017 vastgesteld. Op 1 mei 2017 zijn de nieuwe Omgevingsvisie en Omgevingsverordening in werking getreden.
Speerpunten in het beleid zijn duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit. Met name duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit zijn op dit initiatief van toepassing.
Duurzaamheid
De provincie heeft de ambitie om bestaande ruimte, bebouwing en infrastructuur beter en slimmer te benutten. Denk aan multifunctioneel en complementair ruimtegebruik (zowel boven- als ondergronds), hergebruik en herbestemming van vrijkomend vastgoed (in stedelijk en landelijk gebied) en het concentreren van ontwikkelingen rond bestaande infrastructuurknooppunten. Onderliggend initiatief sluit daar op aan. Bestaande panden zijn gesloopt om een toekomstbestendige ontwikkeling te realiseren.
Ruimtelijke kwaliteit
Ruimtelijke kwaliteit wordt door de provincie vooral gezien als functioneel, mooi en toekomstbestendig. Dit is een optelsom van:
Onderliggend initiatief sluit daar op aan. De locatie wordt op de huidige manier niet maximaal benut. De nieuwe ontwikkeling voorziet in een juiste functie, afgestemd op de omgeving (beeldkwaliteit) met een grote toekomstwaarde (duurzaamheid).
Conclusie
Onderliggend initiatief sluit aan op de ambities in de Omgevingsvisie. Een onbenutte locatie wordt gebruikt om een toekomstbestendige bestemming te realiseren op basis van ruimtelijke kwaliteit.
De Omgevingsverordening richt zich op de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel. Dit betekent dat regels worden gesteld op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook op het gebied van mobiliteit, milieu, natuur, water en bodem. Woningbouwontwikkeling op inbreidingslocaties (in de vorm van transformatie) is een actueel onderwerp in de verordening.
In deze verordening is juridisch vastgelegd dat bij bestemmingsplannen ingegaan moet worden op de verschillende lagen zoals deze zijn vastgelegd in de catalogus gebiedskenmerken, waarbij wordt onderbouwd dat de ontwikkeling bijdraagt aan versterking van de ruimtelijke kwaliteit.
Om een goed evenwicht te vinden tussen het bieden van ruimte aan iniatieven en het waarborgen van publieke belangen, varieert de provinciale sturing: soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend. In onderstaand figuur is het Uitvoeringsmodel weergegeven.
Uitvoeringsmodel
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
Aan de hand van de drie niveaus wordt bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het kan worden uitgevoerd.
1. Generieke beleidskeuzes.
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt de 'SER-ladder' gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut (inbreiding), voordat uitbreiding kan plaatsvinden. Door middel van de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik (artikel 2.1.3) wordt de verplichting opgelegd om voor stedelijke functies eerst de mogelijkheden te benutten binnen gebieden die al een stedelijke functie hebben, voordat een claim mag worden gelegd op gebieden die nu nog een groene functie hebben. In onderliggend initiatief wordt hier aan voldaan. Om flexibel te kunnen inspelen op veranderende woningbouwbehoeften hanteert de provincie als uitgangspunt dat in bestemmingsplannen maximaal 80% van de woningbouwbehoefte mag worden vastgelegd. Daarbij gaat het zowel om rechtstreekse bouwtitels als om woningen die na vaststelling van een uitwerkings- of wijzigingsplan gerealiseerd kunnen worden. De 20% die niet op voorhand is geprogrammeerd in geldende bestemmingsplannen kan gebruikt worden om in de gemeente of binnen de regio medewerking te verlenen aan nieuwe initiatieven die niet konden worden voorzien. Gedacht kan worden aan panden die leeg komen te staan of inbreidingslocaties die door sloop vrijkomen en die zich goed lenen voor een woonfunctie. Wanneer de actuele behoefte aan woningbouw volledig (100%) is belegd in geldende bestemmingsplannen, zal eerst capaciteit elders moet worden geschrapt voordat meegewerkt kan worden aan een nieuw initiatief. Dat laatste is in de gemeente Kampen gedaan, waardoor onderliggend plan mogelijk wordt gemaakt.
Bij de voorgenomen ontwikkeling is sprake van herstructurering van een locatie binnen het bestaand stedelijk gebied van IJsselmuiden.
2. Ontwikkelingsperspectieven.
Op basis van de ontwikkelingsperspectievenkaart is het plangebied aangemerkt als 'woonwijk'. Rond de binnensteden liggen de diverse woonwijken en bedrijventerreinen elk met hun eigen woon-, werk- of gemengd milieu. Herstructurering van de woon-, werk- en voorzieningenmilieus moet deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. In de gebieden aangemerkt als 'Woonwijk' is ruimte voor herstructurering, inbreiding en transformatie naar diverse woon- werk- en gemengde stadsmilieus. De voorgenomen ontwikkeling past binnen dit ontwikkelingsperspectief.
3. Gebiedskenmerken
In deze paragraaf worden de huidige ruimtelijke kenmerken van het (bestemmings)plangebied beschreven op vier lagen: op het niveau van de natuurlijke laag, de laag van de agrarische cultuurlandschappen, de stedelijke laag en de lust & leisurelaag (voor meer informatie over de vier lagen(benadering) zie paragraaf 2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel.
De natuurlijke laag
De natuurlijke ondergrond kent in de IJsseldelta een afwisselend patroon van waterlopen, geulen, laag gelegen natte gronden en hoger gelegen droge zandgronden. In het plangebied bevindt zich een natuurlijke zandrug - de zandrug waarop IJsselmuiden ontstond - min of meer parallel aan de IJssel. Deze zandrug wordt in het zuiden begrensd door de Beek. De landschappelijke ondergrond wijst uit dat deze natuurlijke waterloop in vroeger tijden een beduidend grotere omvang heeft gekend en een oude IJsselarm of oudere loop van de IJssel moet zijn geweest. Ten noorden van de zandrug bevinden zich lager gelegen veengronden.
De aardkundige waarden van de zandrug en de natuurlijke hoogteverschillen zijn in het (bestemmings)plangebied voor een belangrijk deel behouden gebleven. Uitzondering daarop is de locatie van de voormalige basisschool aan de Dorpsweg (Dorpsweg 31). Hier is het terrein opgehoogd voor de bouw van de school.
Randvoorwaarden natuurlijke laag
Behouden van de aardkundige waarden van de zandrug en de natuurlijke hoogteverschillen.
Benutten van de kans voor herstel van het oorspronkelijke profiel ter hoogte van de voormalige basisschool aan de Dorpsweg (Dorpsweg 31) en daarmee versterking van het natuurlijke karakter van de zandrug waarop IJsselmuiden ontstond.
Daarnaast ook beleefbaar houden van de hoogteverschillen; dit betekent dat ingezet wordt op het behoud van de aanwezige doorzichten bij de Dorpsweg zodat het hoogteverschil hier zichtbaar blijft. Bij voorkeur wordt ter hoogte van de nieuwe ontwikkeling aan de Dorpsweg een doorkijk toegevoegd die ook als (informele) verbinding gebruikt kan worden tussen Dorpsweg en achterliggende (noordelijk gelegen) terrein.
De laag van het agrarisch cultuurlandschap
Het afwisselende patroon van de natuurlijke ondergrond is leesbaar in het landschap van IJsselmuiden; de landschappelijke structuren zijn in het algemeen ook ontstaan in de tijd dat de ingebruikname van het landschap met name bepaald werd door de verscheidenheid in bodem, reliëf en waterhuishouding. Vanouds vormen de zandruggen hier de structuurdragers van het landschap: op de zandruggen ontstond de eerste bebouwing, vanaf deze hoger gelegen delen is het omliggende lager gelegen landschap in gebruik genomen en verkaveld. De zandruggen zijn daarmee verankerd in het landschap; er is sprake van een sterke samenhang tussen de natuurlijke ondergrond, weg, bebouwing, opgaande beplanting en verkavelingsstructuren. Dit is ook aan de Dorpsweg mooi te zien.
De laag gelegen natte gronden kenden vanouds een gebruik als weide en hooiland. Slootjes zorgen voor de noodzakelijke afwatering van deze gronden en vormden in veel gevallen de perceel- of eigendomsgrenzen. De grote mate van openheid van de laag gelegen natte gronden maakte dat de historische linten met verspreide agrarische bebouwing en opgaande beplanting zich als verdichte linten aftekenden in het agrarische cultuurlandschap.
In het (bestemmings)plangebied is het agrarische cultuurlandschap in de loop der tijd getransformeerd tot bebouwd gebied. De sterke relatie tussen de natuurlijke ondergrond en het organisch gegroeide lint (Dorpsweg) is echter nog steeds herkenbaar en wordt hoog gewaardeerd. Het feit dat een deel van de lager gelegen gronden onbebouwd zijn, draagt bij aan de beleving hiervan. Evenals de doorzichten van hoog naar laag. De verspreide agrarische bebouwing (buiten het (bestemmings)plangebied) en de vele groentetuintjes zijn een tastbare verwijzing naar de agrarische oorsprong.
Randvoorwaarden laag van het agrarisch cultuurlandschap
Het zichtbaar houden van de hoogteverschillen van de zandrug - zodat de relatie tussen de natuurlijke ondergrond en het historische bebouwingslint zichtbaar blijft. Dit is vooral beleefbaar te maken vanaf het aan te leggen en lager gelegen parkeerterrein
De stedelijke laag
De historische linten op de zandruggen hebben zich in de loop der tijd meer en meer verdicht met bebouwing en kenmerken zich door een heterogene, kleinschalige (dorpse) bebouwingsstructuur. Karakteristiek zijn de verspringingen in de rooilijn, de oriëntatie van de woningen op de weg, de variatie in kaprichtingen en bebouwingsleeftijden én de open ruimten tussen de bebouwing (vaak nog restanten van oude buitens). Bijzonder is verder de “verkleuring” van het historische lint van Oosterholtseweg en Dorpsweg. Naarmate men de dorpskern van IJsselmuiden nadert, neemt de dichtheid van de bebouwing toe en versmalt het profiel. De oudste, kleinschalige bebouwing concentreert zich rond de kerk. De dorpskern is hier echt beleefbaar als kern van het dorp.
Ten noorden van de organisch gegroeide Dorpsweg zijn planmatig aangelegde uitbreidingswijken tot stand gekomen. Deze uitbreidingen zijn chronologisch van west naar oost aangelegd en kenmerkend voor de stedenbouwkundige en architectonische ontwikkelingen in Nederland vanaf de periode van de wederopbouw. De relatie met de natuurlijke ondergrond is gering; de wijken hebben weinig met de plek te maken, en hadden in feite in elke stad of elk dorp kunnen liggen.
De Dorpsweg, het historische lint dat eerst in het open landschap lag, is opgenomen in de 'stedelijke' structuur en vormt een belangrijke ruggengraat van IJsselmuiden dorp. Karakteristiek is het onderscheid tussen het organisch gegroeide lint van bebouwing en de planmatig aangelegde uitbreidingen ten noorden daarvan.
Randvoorwaarden stedelijke laag
Handhaven en waar mogelijk versterken van het karakteristieke onderscheid tussen het organisch gegroeide lint van bebouwing (Dorpsweg) en de planmatig aangelegde uitbreidingen ten noorden daarvan.–
Dit betekent voor de Dorpsweg dat eventuele nieuwe bebouwing aan de Dorpsweg zich voegt in de aard, maat en schaal, ritme en het karakter van het historische lint. De maximale bouwhoogte is één laag met kap.
De bebouwing is met de voorgevel naar de Dorpsweg gekeerd.
De woningen zijn grondgebonden met een kleinschalige hoofdmassa, eventueel enkele gekoppelde woningen en individueel herkenbaar.
Dit betekent voor het noordelijker gelegen gebied (planmatige uitbreidingen) dat eventuele nieuwe bebouwing aan de Slenkstraat en Schoutstraat niet pandsgewijs ontwikkeld wordt (straatbeeld bestaat uit korte en langere rijen en kleine en grotere complexen). Qua bebouwingsbeeld en verkaveling wordt aangesloten op de bestaande bebouwing in de omgeving.
De lust en leisure laag
Het landschap van de IJsseldelta vormt een belangrijk onderdeel van de cultuur en identiteit van IJsselmuiden. Bijzonder is dat dorp en landschap sterk met elkaar zijn verweven. Niet alleen verticaal (de gevarieerde ondergrond heeft geleid tot verschillende dorpskarakters (zie 3.3.3)), maar ook horizontaal: de historische linten verbinden IJsselmuiden dorp met het omringende landschap. Dit landschap heeft - vanwege de (cultuurhistorische en recreatieve) waarden – sinds 2005 de status van Nationaal Landschap. De vele beeldbepalende cultuurhistorische elementen en plekken in het landschap (denk aan de verspreide agrarische bebouwing, de vele groentetuintjes en restanten van buitens) vertellen het verhaal van het gebied, het dorp, en zijn belangrijk voor de identiteit van de plek en de mensen die hier wonen, werken en recreëren.
Het organisch gegroeide lint (Dorpsweg) met de kleinschalige maat, schaal en korrel van de bebouwing vormt de belangrijkste identiteit van IJsselmuiden. Ondanks het feit dat de directe omgeving in de loop der tijd grote veranderingen heeft ondergaan, vormt het historische lint een nog steeds herkenbaar onderdeel van de ontstaansgeschiedenis van het dorp. Het informele, dorpse karakter en de dorpse menging van functies wordt hoog gewaardeerd. De bereikbaarheid en (ruimtelijke) kwaliteit van het noordelijker gelegen winkelcentrum (e.o.) vragen om aandacht.
Randvoorwaarden lust & leisurelaag
Koesteren en waar mogelijk versterken van de herkenbaarheid, continuïteit en niet te vergeten de kwaliteit van het historische lint als belangrijkste identiteit van IJsselmuiden dorp.
Verbeteren van de kwaliteit en bereikbaarheid van het winkelcentrum.
Meer concreet betekent dit voor de Dorpsweg onder andere het beleefbaar houden en/of versterken van het onderscheid met aangrenzende gebieden, hierover is al een en ander gezegd, t.a.v. bebouwing en t.a.v. hoogteverschillen en de relatie tussen beiden. Ook in de inrichting van de openbare ruimte komt het bijzondere karakter van de Dorpsweg tot uitdrukking.
De typisch dorpse kleinschalige functiemenging in het historische lint wordt gekoesterd; toevoeging van (kleinschalige) detailhandel (ook dienstverlening en werken aan huis) in het bebouwingslint (passend bij de maat en schaal van de Dorpsweg) is toegestaan en geeft op de locatie van de voormalige school de mogelijkheid het achter het lint verborgen winkelcentrum hier ook een gezicht te geven en zo de zichtbaarheid van het winkelcentrum te verbeteren.
Dit betekent voor Slenke Es (winkelcentrum e.o.) onder andere het zorgdragen voor goede verbindingen met de auto, fiets en te voet en zorgdragen voor een aangename openbare (verblijf)ruimte. Meer concreet:
Zorgen voor een herkenbare route die de uitwisseling van het voet- en fietsverkeer tussen Slenke Es en Markeresplein accentueert.
De supermarkt wordt als laag volume en eenvoudig volume ingepast.
Bij het ontwerp van de omliggende bebouwing moet rekening worden gehouden met zicht op nieuwe binnenruimte/parkeerterrein, i.v.m. sociale veiligheid (m.n. in de avonduren).
Voor de inrichting van de openbare ruimte van Slenke Es (en Markeresplein) worden hoogwaardige, eerlijke materialen gebruikt (richtlijnen beeldkwaliteitsplan binnenstad).
Laden/lossen vanaf de Schoutstraat.
schets uit gebiedsvisie Ijsselmuiden Dorp (2011, blz. 93)
De provincie Overijssel heeft besloten om het beleid voor de Nationale Landschappen in Overijssel voort te zetten. De begrenzing van de Nationale Landschappen is in de Omgevingsverordening vastgesteld. Deze begrenzing is ruim gesteld zodat een logische eenheid is ontstaan.
De opgave voor deze Nationale Landschappen is het behouden, duurzaam beheren en waar mogelijk versterken van de bijzondere kwaliteiten. Ook de recreatieve toegankelijkheid moet vergroot worden. De opgave voor het gebied IJsseldelta is in eerste instantie uitgewerkt in een ontwikkelingsperspectief. Daarna volgt uitwerking in een uitvoeringsprogramma.
Het gebied IJsseldelta heeft drie kernkwaliteiten:
In het ontwikkelingsperspectief spreekt de provincie over wonen en werken in de IJsseldelta, hierin is ruimte voor ruimtelijke ontwikkelingen onder de noemer 'ja mits'- benadering, indien de kernkwaliteiten van het landschap behouden of versteken. Dit zal in het geval van de functieverandering gelijkwaardig blijven, echter bij latere grotere veranderingen op de percelen dient er rekening te worden gehouden met de eerder genoemde kernkwaliteiten.
Het plangebied ligt midden in het dorp IJsselmuiden. De kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap IJsseldelta worden niet aangetast door de planontwikkeling. Door versterking van de kern van het dorp met uitbreiding van de detailhandelsfunctie en de woonfunctie wordt een bijdrage geleverd aan de aan de vitaliteit en leefbaarheid van het dorp.
Op 28 mei 2009 is de Structuurvisie 2030 Kampen vastgesteld door de gemeenteraad. Dit strategische document bevat de uitgangspunten voor het ruimtelijk beleid. In de visie wordt aangegeven hoe de gemeente verwacht het ruimtelijk beleid te gaan uitvoeren in de komende jaren. De structuurvisie is een richtinggevend document.
In de structuurvisie wordt ruimte gegeven aan nieuwe ontwikkelingen in zowel Kampen, IJsselmuiden als de kleine kernen. In IJsselmuiden is de kleinschalige maat, schaal en korrel van de 'organisch gegroeide' dorpse linten de belangrijkste identiteit. Het Markeresplein en omgeving is aangeduid als één van de wijkcentra: gebied met detailhandel en maatschappelijke voorzieningen. Versterking van de wijkcentra is één van de ruimtelijke uitgangspunten in de Structuurvisie: het voorliggende plan geeft hier invulling aan. De wijkcentra spelen een belangrijke rol in de sociale cohesie, dit zijn per definitie ontmoetingsplekken en focuspunten voor een wijk. Voor de dagelijkse boodschappen zijn de wijkcentra belangrijk. Ze liggen dicht bij de woningen en zijn geod bereikbaar met de auto, maar ook met de fiets en te voet. Algemeen uitgangspunt in de Structuurvisie is dat bestaande en nieuwe woonontwikkelingen vooral gebruik maken van bestaande voorzieningen. Op die manier kan de sociale samenhang met de bestaande stad gewaarborgd worden en wordt het draagvlak voor bestaande voorzieningen verbeterd. Ook hier geeft het plan invulling aan.
uitsnede van de kaart behorende bij de Structuurvisie
Op 21 juli 2011 is een gebiedsvisie vastgesteld voor het dorp IJsselmuiden. Dit is een uitwerking van de Structuurvisie Kampen 2030. In deze paragraaf zal kort worden ingegaan op de in de Gebiedsvisie benoemde waarden/kwaliteiten van IJsselmuiden, voor zover relevant voor het plangebied.
Op niveau van het hele dorp zijn de zogenaamde structuurdragers aangewezen/benoemd als kwaliteiten. Daarbij gaat het voor IJsselmuiden om:
Per onderscheiden deelgebied zijn vervolgens kwaliteiten benoemd. Het plangebied valt in het deelgebied Zandruggen.
Deelgebied Zandruggen
Het deelgebied van de zandruggen is in zijn geheel benoemd als kwaliteit; de landschappelijke en cultuurhistorische waarden zijn zeer hoog. De zandruggen met de daarop ontstane historische linten vormen de identiteit van het dorp en een karakteristiek onderdeel van het landschap van de IJsseldelta. De sterke relatie tussen de natuurlijke ondergrond en het patroon van wegen, bebouwing en opgaande beplanting, eeuwen geleden ontstaan op de zandruggen, is nog steeds herkenbaar. Vooral deze 'leesbaarheid' wordt hoog gewaardeerd.
Als specifieke kwaliteiten binnen de zone zijn benoemd:
In de gebiedsvisie zijn spelregels benoemd voor nieuwe ontwikkelingen in het gebied.
In 2017 zijn de regionale woonafspraken geactualiseerd. In deze afspraken staat dat iedere gemeente maximaal 100% van de eigen vraag naar woningen als harde plancapaciteit beschikbaar maakt. Dat is in lijn met de Ladder voor duurzame verstedelijking en de visie van de provincie. Voor de vaststelling van de actuele woningbehoefte is voor West-overijssel is gekozen voor een middeling van de laatste 5 primos-prognoses omdat deze voor West-Overijssel het meest stabiele beeld laat zien. Om de slag naar kwalitatief programmeren te maken en om wat los te komen van het alleen uitgaan van een getal wordt een bandbreedte van 10% gehanteerd boven en onder het Primosgemiddelde. Omdat de gemeente Kampen op de langere termijn (na 10 jaar) nog groei laat zien, mogen we de bovenkant van de bandbreedte hanteren.
In oktober 2019 is de actualisatie van het RWP (Regionale Woningbouwprogrammering) vastgesteld 'Ruimte voor woonkwaliteit'. Bij de actualisatie van het RWP is er voor gekozen om de woningbehoefte vastgesteld in de regionale woonafspraken 2017 in stand te houden. Dit is een middeling van meerdere prognoses (2012 t/m 2016) in combinatie met een bandbreedte, omdat deze voor West Overijssel het meest stabiele beeld laat zien. Daarnaast wil de provincie met de actualisatie van het RWP ruimte bieden aan wonen op inbreidings- en transformatielocaties die in een kwalitatieve behoefte voorzien, door wat meer los te komen van de aantallen.
Voor Kampen is de netto woningvraag vastgesteld op 1695 voor een periode van 10 jaar (2017 t/m 2026). Omdat Kampen tot 2045 blijft groeien mogen we met een bandbreedte van +10% rekenen. De woningbehoefte is dan 1865. Als we vervolgens de verdeling 70-25-5 toepassen op Kampen komt dit op een woningbehoefte van 466 woningen voor de kern IJsselmuiden.
Kwalitatief kader
Woonvisie
In 2016 is de Woonvisie Kampen 2016 -2021 vastgesteld. Dit vormt in de komende jaren de basis voor het woonbeleid. De woonvisie gaat vooral in op de kwaliteit met thema's als wonen, welzijn en zorg, betaalbaarheid, leefbaarheid en duurzaamheid. In de woonvisie is de leidraad 30/40/30 opgenomen. 30 procent goedkoop, 40 procent middelduur en 30 procent duur. Van de 30 procent goedkoop is tenminste 20 procent sociale huur. Deze leidraad staat niet per locatie vast. Wel is de wens om in alle categorieën voldoende woningen te bouwen, zodat er gemixte woonwijken ontstaan. In de woonvisie is opgenomen dat er ook voldoende aanbod van nieuwbouw IJsselmuiden en de kleine kernen moet zijn. Waarbij de leidraad 70/25/5 wordt aangehouden.
Woningmarktonderzoek
In 2017 hebben we Woningmarktonderzoek Kampen laten uitvoeren. Hierbij is gekeken naar de kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte in de gemeente Kampen tot 2030. In het woningmarktonderzoek wordt geconcludeerd dat de woningmarkt in Kampen goed in balans is. Verhouding 30/40/30 en er is een gezonde spanning op de sociale huurwoningmarkt. In IJsselmuiden bestaat een derde van de additionele woningbehoefte uit huurwoningen, met name sociale huurwoningen. Hierbij is de vraag naar grondgebonden woningen groter, dan naar appartementen. In de koopsector ligt het accent in de aanvullende vraag bij tweekappers, met name in het duurdere segment.
Conclusie
Onderliggend plan geeft invulling aan de kwantitatieve en kwalitatieve woonbehoefte in IJsselmuiden.
In januari 2015 heeft de gemeenteraad de nota 'Kampen, actualisering detailhandelsbeleid' vastgesteld. De nota geeft het beleid weer voor de gehele gemeente met betrekking tot de (on)mogelijkheden voor detailhandel. Een belangrijk uitgangspunt, die opnieuw werd bevestigd, is dat het toenmalige detailhandelsbeleid een heldere structuur kende en dat dit belangrijk is voor de keuzes die investeerders maken. Voor de vestiging van supermarkten werd opnieuw bevestigd dat de wijkwinkelcentra zijn en blijven de Hanzewijk, Stationskwartier in Kampen en in IJsselmuiden het Markeresplein gecombineerd met de Slenke Es. Buurtwinkelcentra zijn de Lovinkstraat en Penningkruid in Kampen. De vestiging van solitaire supermarkten moet worden voorkomen en daar waar aanwezig zo mogelijk worden afgebouwd.
Voor de wijkwinkelcentra gelden de volgende accenten en kaders:
800 - 1.200 m² wvo).
dagelijkse sector, winkels in de niet-dagelijkse sector en aanvullende functies.
In de tweede helft van 2015 is opdracht verstrekt aan het buro BRO voor het opstellen van een DPO Dagelijkse artikelen IJsselmuiden. Aanleiding hiervoor was dat in IJsselmuiden in de dagelijkse sector een aantal ontwikkelingen actueel waren. De planvorming voor Slenke Es verliep om diverse redenen toen minder snel dan verwacht en er waren enkele verzoeken voor verbetering en uitbreiding van supermarkten buiten het centrum. De gemeente wilde daarom inzicht in de actuele ontwikkelingsmogelijkheden voor de dagelijkse artikelensector in IJsselmuiden. Dit middels een visie op de aanbod- en verzorgingsstructuur en advies over de wenselijkheid van de initiatieven en daarbij eventueel te stellen randvoorwaarden.
Het onderzoek en advies gaat in op:
BRO adviseerde op basis van het uitgevoerde onderzoek:
Puur cijfermatig is er ruimte voor versterking van de dagelijkse artikelensector. De berekende marktruimte voor 2015 komt in grote lijnen overeen met de benaderde marktruimte voor IJsselmuiden uit de detailhandelsnota uit 2010. Door onder andere de groei van de bevolking neemt de ruimte in de toekomst iets toe. Op basis van deze cijfermatige onderbouwing is er voldoende ruimte voor een nieuwe supermarkt.
Naar aanleiding van enkele ingediende zienswijzen over nut en noodzaak van een extra supermarkt in IJsselmuiden is door het bureau BRO een geactualiseerd DPO Dagelijkse artikelen in IJsselmuiden opgesteld. Dit DPO maakt onderdeel uit van Bijlage 7 Zienswijzenreactienota.
Het doel van het externe veiligheidsbeleid is om duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico’s in de gemeente Kampen aanwezig zijn en hoe met deze en toekomstige risico’s dient te worden omgegaan. Bij externe veiligheid gaat het om de risico’s op de omgeving die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Deze risico’s doen zich voor rondom zowel risicovolle inrichtingen, transportassen of buisleidingen waarover respectievelijk waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in landelijke wet- en regelgeving en beleidsnota’s. Invulling geven aan wettelijke verplichtingen en beleid vormt een belangrijk onderdeel van het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid. Dit betekent dat onder meer nadere invulling wordt gegeven aan de omgang met groepsrisico en plaatsgebonden risico. Er zijn vele redenen om de gemeentelijke beleidsruimte bij de omgang met externe veiligheid te benaderen vanuit één gemeentelijke visie. De belangrijkste staan hieronder weergegeven:
Risicobronnen bestaan uit risicovolle inrichtingen en transportassen en buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uit een inventarisatie blijkt dat zich in Kampen relatief weinig risicobronnen bevinden. De gemeente Kampen streeft naar een verantwoord evenwicht tussen risico’s en de behoefte aan de activiteiten die de risico’s veroorzaken. Daartoe conformeert de gemeente Kampen zich aan haar wettelijke verplichtingen. Daar waar de gemeente als bevoegd gezag een beoordelingsvrijheid heeft maakt zij in dit beleidsdocument keuzes op het gebied van externe veiligheid. Die keuzes hebben de vorm van algemene uitgangspunten en gebiedsgerichte ambities.
Onderliggend plan maakt geen activiteiten mogelijk die risico’s veroorzaken. In paragraaf 3.4.4 Externe veiligheid wordt hier dieper op ingegaan voor onderliggend plangebied, waarbij gekeken wordt naar de invloed van mogelijk aanwezige risicobronnen in de omgeving van het plangebied en het eventuele effect daarvan op het plan.
De gemeente Kampen wil zorgvuldig omgaan met de gebouwde omgeving. Bepalend voor de ruimtelijke kwaliteit zijn onder meer het uiterlijk van individuele gebouwen en bouwwerken. De gemeente wil de kwaliteit van de bebouwing behouden en in een aantal gebieden verbeteren. In de welstandsnota wordt voor de aanvragers van een omgevingsvergunning beschreven aan welke criteria bouwwerken moeten voldoen. De welstandsnota geldt alleen voor vergunningsplichtige bouwwerken zoals bepaald in de Wabo en Bor, Bijlage II (vergunningsvrij bouwen).
Relatie met het initiatief
Het initiatief is in feite een inbreidingsplan in het bestaande dorpse weefsel van IJsselmuiden. Langs de Dorpsweg wordt aangesloten op de maat en schaal van de bestaande bebouwing. Langs de Slenkstraat en de Schoutstraat sluit de nieuwbouw aan op het meer planmatige karakter van de omliggende bestaande bebouwing.
Conclusie
Het welstandsbeleid beschrijft de ambitie om met nieuwbouw de historische dorpsstructuur te versterken. Het beoogde plan draagt bij aan het versterken van een aantal 'structuurdragers' zoals de Slenkstraat en het creëren van een verbinding tussen de Burgemeester van Engelenweg en het Markeresplein. Door hier functies en bebouwing aan te situeren wordt de betekenis en kwaliteit van deze verbindingen versterkt. In die zin draagt het plan in positieve zin bij aan de ambities van de welstandsnota.
Onderliggend plan sluit aan op zowel Rijks, provinciaal als gemeentelijk beleid. Het plan voorziet in het beleid van de verschillende overheden in een binnenstedelijke herstructureringsopgave waarmee, op basis van ruimtelijke kwaliteit, invulling wordt gegeven aan een versterking van de dorpskern van IJsselmuiden.
Artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht in combinatie met artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening verplicht het college van burgemeester en wethouders onderzoek te doen naar de relevante feiten en de af te wegen belangen die bij de bestemmingsplanherziening komen kijken. In dit hoofdstuk zal dan ook op de voor het onderhavige plangebied relevante aspecten worden ingegaan. Het betreft hier niet alleen de ruimtelijke problematiek maar ook de aspecten die samenhangen met het milieu, de archeologie, ecologie, luchtkwaliteit en externe veiligheid.
De vorming van de IJsseldelta zoals we die nu kennen begon waarschijnlijk aan het eind van de 12e eeuw (Paasman, 1986). De getijdenwerking van de Zuiderzee in combinatie met de wisselende watervoering van de IJssel en de wind zorgden voor het ontstaan van een afwisselend landschap van waterlopen, geulen, laag gelegen natte gronden en hoger gelegen zandgronden.
(plaatje blz.30 gebiedsvisie IJsselmuiden dorp
Lange tijd werd de ingebruikname van het landschap van IJsselmuiden bepaald door deze verscheidenheid in bodem, reliëf en waterhuishouding. De hoogte van de zandgronden vormde een natuurlijke bescherming tegen het water en zo een goede plek om te wonen. Op de zandruggen ontstonden verschillende woonkernen, waaronder 'Islemuthen' (omgeving Dorpsweg). Islemuthen wordt in 1133 al vermeld in een akte van Rudolf van Steinfurt (Paasman, 1986).
kaart circa 1560 Jacob van Deventer
Vanaf circa 1300 werd de invloedssfeer van Zuiderzee en IJssel verkleind door de aanleg van dijken. De zandrug waarop IJsselmuiden ontstond kwam zo binnendijks te liggen. Op een plattegrond van circa 1560 door Jacob van Deventer is IJsselmuiden te zien als dorp op de zandrug, achter de dijk. Het grondgebruik was nog voornamelijk agrarisch.
Transformatie
In de loop der tijd werd het grondgebruik rond de kerk aan de Dorpsweg intensiever. De dorpskern verdichtte zich tot een lint van kleinschalige, heterogene bebouwing met toevoeging van voorzieningen als de bakker, de slager e.d.
uitsnede kaart 1830 of uitsnede – blz.35 gebiedsvisie IJsselmuiden Dorp
De natuurlijke ondergrond werd steeds minder belangrijk bij nieuwe ontwikkelingen. Zo werd bijvoorbeeld de aanleg van wegen steeds minder gekoppeld aan de logica van de ondergrond: directe verbindingen werden dominanter. Nieuwe bebouwing vond steeds vaker een plaats op de lager gelegen delen rond de dorpskern. Daarbij vond een verschuiving plaats van de bouw van individuele woningen naar het realiseren van planmatige uitbreidingen. Ook de verdichtingen in de linten zijn sinds de jaren '30 van de vorige eeuw minder divers van karakter. De losse, open dorpsstructuur veranderde geleidelijk in meer dichtbebouwd gebied.
uitsnede huidige topografische kaart
Historische continuïteit
Het patroon van wegen, bebouwing en opgaande beplanting, eeuwen geleden ontstaan op de hoger gelegen zandruggen, is nog steeds herkenbaar in IJsselmuiden. De linten op de zandruggen zijn in die zin structuren met een sterke historische continuïteit; ook de Dorpsweg. Ondanks het feit dat de directe omgeving in de loop der tijd grote veranderingen heeft ondergaan, vormt het historische lint hier een nog steeds herkenbaar onderdeel van de ontstaansgeschiedenis van het dorp.
Het stedenbouwkundige plan draagt bij aan de versterking van de dorpsstructuur van IJsselmuiden. In de eerste plaats in functionele zin. Het toevoegen van een supermarkt in de nabijheid van de bestaande voorzieningen en de historische dorpskern draagt bij aan de levendigheid en leefbaarheid van het dorp.
In ruimtelijk/stedenbouwkundig opzicht wordt de dorpsstructuur van IJsselmuiden door middel van de ontwikkeling versterkt. De locatie ligt in feite op het raakvlak van de historische linten (Dorpsweg en burgemeester van Engelenweg) en de planmatige gebouwde woonbuurten van IJsselmuiden. Langs en door de locatie lopen verbindingen tussen de woonbuurten, de dorpskern en de (historische) hoofdstructuren Dorpsweg en Burgemeester van Engelenweg. De Slenkstraat is een van die belangrijke noord-zuid routes tussen de woonbuurten en de dorpskern. De nieuwe bebouwing op de hoek Slenkstraat en Schoutstraat draagt bij aan de begeleiding en kwaliteit van de route.
Belangrijk onderdeel van het plan is de verbinding tussen het Markeresplein en de Burgemeester van Engelenweg, via het openbare parkeerterrein voor de toekomstige supermarkt.
De bebouwing aan de Dorpsweg sluit aan op de maat en schaal van de bestaande bebouwing aan de Dorpsweg. Op de hoek Slenkstraat en Schoutstraat sluit de bebouwing qua maat en schaal aan op de bestaande planmatige bebouwing in de omgeving.
De supermarkt wordt in feite door de nieuwe en bestaande bebouwing langs de Slenkstraat en Schoutstraat omsloten. De meer gesloten delen van de bebouwing grenzen daarbij aan de private achterkanten van de bebouwing, terwijl de voorkant van de supermarkt het parkeerterrein op een passende wijze begrensd. Het parkeerterrein vormt als open ruimte een buffer tussen de losse bebouwing aan de Dorpsweg en de meer planmatige woonbuurten ten noorden van de Dorpsweg. De laad- en losvoorziening voor de supermarkt is bereikbaar vanaf Schoutstraat. Deze in- en uitrit is gepositioneerd tussen de bestaande en nieuwe bebouwing aan de Schoutstraat. De laad en –losvoorziening zelf wordt overdekt.
De ontwikkeling past binnen de lagenbenadering. In feite borduurt de ontwikkeling voort op de bestaande stedenbouwkundige en landschappelijke karakteristieken. Het plan anticipeert op de verschillen tussen bouwen op de zandrug (Dorpsweg) en de planmatig gebouwde woonbuurten ten noorden hiervan. Het plan voorziet daarbij in de versterking van de bestaande voorzieningenstructuur en efficientere en kwalitatief betere verbindingen tussen de bestaande woonbuurten en het voorzieningencluster (bestaande voorzieningen aan het Markeresplein en de nieuwe supermarkt).
Het uitgangspunt is dat met de realisering van het plan een goede omgevingssituatie ontstaat. Daarom zijn in het kader van deze ruimtelijke onderbouwing de (wettelijk) noodzakelijke toetsen verricht.
Beleidskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden beoordeeld of bedrijven in de omgeving worden belemmerd door de ontwikkeling en of ter plaatse van gevoelige functies, zoals woningen, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de beoordeling is gebruik gemaakt van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering (VNG). Per milieucategorie geldt een minimaal gewenste afstand, de richtafstand. Deze richtafstanden hebben betrekking op de milieuaspecten geluid, stank, stof en gevaar. De richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds als uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunning vrij bouwen mogelijk is. De in de handreiking opgenomen afstanden indicatief en kunnen per gebiedstype, waarin de ontwikkeling zal plaatsvinden, verschillen. Hierbij is het uitgangspunt dat deze afstanden gemotiveerd worden toegepast.
Analyse
Het plan maakt het mogelijk om een supermarkt en/of dagwinkels te realiseren. In de handreiking bedrijven en milieuzonering van de VNG zijn richtafstanden per bedrijfscategorie opgenomen. Een supermarkt valt onder de SBI (standaard bedrijfsindicatie) 471 en de dagwinkels onder de SBI 4722, 4723 of 4724 (Detailhandel vlees, wild, gevogelte, met roken, koken, bakken of Detailhandel brood en banket met bakken voor eigen winkel). Hiervoor zijn de onderstaande richtafstanden van toepassing:
Winkel | SBI | geur | stof | geluid | gevaar | Cat |
Supermarkt | 471 | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 |
Dagwinkel | 4722 en 4723 | 10 | 0 | 10 | 10 | 1 |
Dagwinkel | 4724 | 10 | 10 | 10 | 10 | 1 |
Voor dagwinkels vinden de milieuaspecten binnen het pand plaats dan wel via in- of uitlaten op het dak waarbij rekening gehouden kan worden met de richtafstanden. Het pand is op een grotere afstand dan 10 meter van de bestaande en nieuw te realiseren woningen gelegen. Het parkeren ten behoeve van de dagwinkels vindt plaats op de openbare parkeerplaats waarbij de afstand van de parkeervakken tot de bestaande woningen ook groter is dan 10 meter. Ook is het gebouw van de supermarkt op ten minste 10 meter van de woningen gesitueerd. Echter de in- en uitrit van de bevoorradingswagens is binnen de 10 meter van een bestaande woning (Schoutstraat 73 en 75) en een nieuw te realiseren woning gelegen (Schoutstraat). Door het treffen van maatregelen bij een bestaande woning en bij de nog te bouwen woningen is er in de nieuwe situatie sprake van een goed woon- en leefklimaat. Om het bedrijf (supermarkt) niet te belemmeren in de bedrijfsvoering worden er maatwerkvoorschriften opgenomen (bevoegdheid gemeente in het kader van het Activiteitenbesluit). Geadviseerd wordt in de planregels te bepalen dat bevoorrading van de supermarkt niet mag plaatsvinden tussen 19.00 uur en 7.00 uur.Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar het opgestelde milieurapport (Bijlage 2 Milieurapport).
Conclusie
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is getoetst aan de richtlijn van de VNG “bedrijven en milieuzonering”. Uit deze toets blijkt dat er voor de milieucomponenten lucht, geur en stof sprake is van een goed woon en leefklimaat. Voor het onderdeel geluid (verkeer en laden en lossen) is een nadere onderbouwing nodig. Om inzicht te krijgen in de huidige verkeerssituatie op de Hogehuistraat en de Slenkstraat hebben er tellingen plaats gevonden in de maand januari/februari 2020. Door het bedrijf BonoTraffics is in beeld gebracht welke parkeerintensiteit de inbreiding tot gevolg kan hebben. Met deze gegevens is berekend wat de te verwachten geluidgevolgen zijn voor de bestaande en de nog te realiseren woningen rondom het plangebied.
Uit de rekenresultaten blijkt dat de huidige milieukwaliteit niet zal verslechteren.
De supermarkt realiseert een in-uitrit voor het bevoorraden van de inrichting. Deze in-uitrit is direct naast een bestaande woning gelegen. Ook is een nog te realiseren woning direct naast de inrit gesitueerd. Voor de bestaande woning op de eerste verdieping (Schoutstraat 73/75) is door het treffen van een maatregel (scherm op het balkon) het mogelijk om een buitenruimte te behouden waar sprake is van een geluidluwe zijde en daarmee een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd.
Voor de nieuw te realiseren woningen wordt aanbevolen om geen mogelijkheid te bieden om van de garage of boven de garage, een geluidgevoelige ruimte te kunnen realiseren. De achtergevels van deze nieuwe woningen hebben een geluidluwe zijde waardoor er sprake is van een goed woon en leefklimaat.
Het geluid afkomstig van het wegverkeer rijdende op de Schoutstraat en de Slenkstraat (inclusief het verkeer van en naar de parkeerplaats) geven geen aanleiding om extra maatregelen aan de woning te treffen om te kunnen voldoen aan het Bouwbesluit.
Vanuit het milieuaspect bedrijven en milieuzonering zijn er geen belemmeringen om het plan te realiseren. In de planregels wordt bepaald dat bevoorrading van de supermarkt niet mag plaatsvinden tussen 19.00 uur en 7.00 uur.
Het beleid ten aanzien van de bodemkwaliteit is op nationaal niveau vastgelegd in de Wet bodembescherming (Wbb) en in het Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam bodembeheer.
Bij een ruimtelijke plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Om deze vragen te beantwoorden is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.
Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de beoogde functie(s).
Plangebied
Het plangebied wordt omsloten door de Dorpsweg, Slenkstraat, Hogehuisstraat en de Schoutstraat te IJsselmuiden. De onderzoekslocatie is momenteel deels in gebruik als parkeerruimte. In het gebied was een basisschool aan de Dorpsweg gevestigd en was een pand aan de Slenkstraat aanwezig. Deze gebouwen zijn inmiddels gesloopt zodat het braakliggende terrein klaar ligt voor toekomstige ontwikkelingen.
De ontwikkeling bestaat uit het bouwen van 4 woningen met tuin aan de Dorpsweg. Aan de Slenkstraat worden een aantal woningen met tuin gerealiseerd. Centraal in het plangebied wordt een supermarkt met enkele winkels gerealiseerd. Het overige gedeelte van het plangebied blijft in gebruik als parkeerruimte en openbaar groen. Om de kwaliteit van de grond en het grondwater vast te stellen zijn in 2006, 2008 en 2015 bodemonderzoeken in het gebied uitgevoerd.
Resultaten bodemonderzoeken
In 2006 is door de Grontmij een verkennend bodem- en asbestonderzoek (kenmerk: 216620, 11/99016632, 27 oktober 2006) in het plangebied uitgevoerd. Met dit onderzoek zijn licht verhoogde gehalten in de bodem gemeten en is vastgesteld dat op een groot gedeelte van de onderzoekslocatie een bijmenging met puin in de bodem aanwezig is. Ter plaatse van de parkeerplaats is een funderingslaag aanwezig waarin een sterk verhoogde gehalte aan asbest is aangetoond.
Vanwege het aangetroffen asbest is door Mateboer Milieutechniek een nader bodemonderzoek asbest (kenmerk: 082120/PK, 10 september 2008) uitgevoerd naar de mate, omvang en risico's van de asbestverontreiniging. Uit dit onderzoek blijkt dat zintuiglijk in de bovengrond (tot 0,5 m-mv.) zwak tot sterk puinhoudende grond is waargenomen. Zowel zintuiglijk als analytisch is er geen asbest in de grond aangetroffen.
In 2015 heeft Royal HaskoningDHV een verkennend bodem- en asbestonderzoek (P&SBD5101R001D01, 21 september 2015) uitgevoerd. Aanleiding was het vaststellen van de actuele milieu hygiënische kwaliteit van de grond en het grondwater binnen het plangebied.
Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat in de grond ter plaatse van de toekomstige 4 woningen aan de Dorpsweg licht verhoogde gehalten aan metalen en PAK zijn gemeten. In het grondwater is een licht verhoogde gehalte aan Barium gemeten.
In de grond ter plaatse van de Slenkstraat zijn geen verhoogde gehalten aan asbest gemeten. Wel zijn licht verhoogde gehalten voor minerale olie in de grond en in het grondwater vastgesteld.
In het overige gebied zijn licht verhoogde gehalten aan metalen, PAK en minerale olie in de grond gemeten. De verhoogde gehalten zijn waarschijnlijk te relateren aan de bij mengingen met puin in de grond. In het grondwater zijn licht verhoogde gehalten aan barium en naftaleen gemeten.
Conclusie
In het onderzoeksgebied zijn licht verhoogde gehalten zware metalen, PAK, minerale olie en asbest vastgesteld. De verhoogde gehalten zijn waarschijnlijk te relateren aan de bijmengingen met puin die in de grond is aangetroffen.
Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt dat ter plaatse van de huidige parkeerplaatsen de bodem plaatselijk licht verontreinigd is met asbest, maar de gemeten concentratie asbest ligt niet boven de norm waardoor er gesaneerd moet worden.
In het grondwater zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan barium en naftaleen gemeten
Met het uitgevoerde onderzoek is de kwaliteit van de bodem voor het plangebied voldoende vastgelegd. In de onderzochte bodem en grondwater zijn maximaal licht verhoogde gehalten gemeten. Deze gehalten vormen geen aanleiding voor de uitvoering van aanvullend onderzoek. Ook geven deze gehalten geen milieuhygiënische risico's voor de voorgenomen ontwikkeling van de bouw van woningen met tuin en een supermarkt.
Het aspect bodem is hiermee voldoende onderbouwd en levert geen nadere beperking op ten aanzien van onderhavig plan.
Beleidskader
Op 15 november 2007 is de nieuwe Wet Milieubeheer in werking getreden. In deze wet is ook de regeling voor luchtkwaliteit opgenomen. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.
In het milieurapport (Bijlage 2) zijn de normen (grenswaarden) weergegeven en de resultaten van de berekening als gevolg van het extra verkeer door de planontwikkeling.
Uit deze berekening blijkt dat het plan niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.
Conclusie
Vanuit het aspect luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor het plan.
Beleidskader
In het kader van ruimtelijke procedures conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient het aspect externe veiligheid in acht te worden genomen. De gemeente Kampen wil haar burgers een veilige leefomgeving bieden. Om die verantwoordelijkheid in te vullen, heeft de gemeente Kampen het externe veiligheidsbeleid geformuleerd. Doel van het externe veiligheidsbeleid is om duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico's in de gemeente Kampen aanwezig zijn en hoe met deze en toekomstige risico's dient te worden omgegaan.
In het milieurapport (Bijlage 2) is weergegeven dat voor het plangebied blijkt dat er geen belemmeringen zijn voor de beoogde ontwikkeling.
Conclusie
Door de veiligheidsregio IJsselland is op 28 mei 2019 (kenmerk v19.002181) een advies gegeven waaruit blijkt dat er voor het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn. Wel worden er aanbevelingen gegeven in het kader van een mogelijke overstroming (informatie aan toekosmtig gebruikers/bewoners) en de bereikbaarheid van en in het plangebied door de hulpdiensten.
Vanuit het milieuaspect externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor dit plan.
Beleidskader
Op 7 juli 2017 is het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden. De wijziging van het Besluit m.e.r. volgt uit de implementatie van artikel 1, vierde lid, onder a en b, van Richtlijn 2014/52/EU van de Europese Unie. De artikelen 7.16 tot en met 7.20a van de Wet milieubeheer (Wm) zijn in de nieuwe wetgeving voor alle in het Besluit m.e.r. genoemde activiteiten van de D-lijst van toepassing, waarbij het niet uitmaakt of het een activiteit betreft boven of onder de D-drempel. In het gewijzigde Besluit m.e.r. is de procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling beschreven. Voor elke aanvraag, waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde is, dienen de volgende stappen genomen te worden.
Vormvrije m.e.r-beoordeling
Het besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning heeft betrekking op activiteiten die voorkomen op de D-lijst (D11.2: de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen) uit het Besluit m.e.r. Voor deze activiteit zijn drempelwaarden opgenomen voor de omvang het stedelijke ontwikkelingsproject. Deze drempelwaarden betreffen stedelijke ontwikkelingsprojecten met een omvang van:
De oppervlakte van de voorgenomen activiteit blijft onder de drempelwaarden van 100 hectare en het bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m². De voorgenomen activiteit voorziet niet in het bouwen van 2000 of meer woningen.
Conclusie
De voorgenomen activiteit blijft onder de genoemde drempelwaarden voor stedelijke ontwikkelingsprojecten die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r. Volstaan kan worden met een vormvrije mer-beoordeling. Er zijn geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu en daarom hoeft geen milieueffectrapport te worden opgesteld. Als Bijlage 3 van deze toelichting is een aanmeldnotitie MER opgenomen. In artikel 7.16 Wm is beschreven waar een aanmeldingsnotitie aan moet voldoen. In de aanmeldnotitie worden de voorgenomen activiteiten en de waarschijnlijke gevolgen van de activiteit voor het milieu beschreven. Deze gevolgen zijn niet negatief, wat voor het college van B&W reden is geweest om geen milieueffectrapportage op te stellen voor onderliggend plan.
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht ruimtelijke plannen te 'toetsen op water', de zogenaamde watertoets. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.
Op 27 maart 2019 heeft een digitale watertoets plaatsgevonden. Op basis van deze digitale toets concludeert het waterschap dat belangen van het waterschap worden geraakt. Daarom wordt de normale procedure doorlopen. Het waterschap Drents Overijsselse Delta heeft een wateradvies ten aanzien van het aspect water opgesteld op basis van het plan. Het doel van de uitgangspuntennotitie is om in de initiatieffase van een plan bruikbare informatie aan te leveren voor de waterhuishouding in en rond het plangebied.
Het beleid van waterschap Drents Overijsselse Delta, is beschreven in het Waterbeheerplan 2016-2021 en de beleidsnotitie stedelijk waterbeheer Water Raakt! (2015). De uitgangspunten in de uitgangspuntennotitie zijn tot stand gekomen op basis van de beleidsregels van het waterschap. Dit document geeft handvatten om uitvoering te geven aan de waterhuishouding. Op basis van dit document wordt het plan uitgewerkt. Een nadere uitwerking in een waterhuishoudingsplan en rioleringsplan vind parallel met de vaststelling van het bestemmingsplan plaats. Bij deze nadere uitwerking zal het Waterschap Drents Overijsselse Delta en de gemeente Kampen betrokken moeten worden.
Bestaande waterhuishouding
Het plan ligt in het stroomgebied Mastenbroek. Rond het plangebied liggen primaire/A-watergangen die in het beheer van het waterschap zijn. Het peilgebied (nr. 164) heeft een maximumpeil van -1,15 m NAP. Dit peil is de instelhoogte van het kunstwerk. Lokaal kunnen er verschillen optreden in het peil afhankelijk van de afstand tot de instelhoogte.
Figuur 1 Kaartbeeld bestaande waterhuishouding rond het plangebied.
Uitgangspunten voor het plan op inrichtingsniveau
Watersysteem
Aanvoer van voldoende water, waarborg van de waterkwaliteit en ruimte voor water.
Binnen het plangebied liggen geen beschermingszones van een A-watergang en/of B-watergang van het Waterschap Drents Overijsselse Delta. Wel ligt er in de Slenkstraat een HWA-riool die via de Zandstaat afwatert op MB.30.181 die gelegen is langs de Burgemeester van Engelenweg.
Wateroverlast
Het plan wordt zo ontworpen dat kortstondige hevige buien zonder problemen kunnen worden opgevangen in de openbare ruimte of op particulier terrein. Er treedt geen wateroverlast op bij woningen of andere kwetsbare functies.
Wateroverlast is in de gemeente Kampen als volgt gedefinieerd:
Korte, hevige buien zullen naar verwachting steeds vaker voorkomen. Dit klimaateffect heeft een grote impact in stedelijk gebied. Wateroverlast is bij deze extreme buien niet te voorkomen. Het is daarom niet de vraag of, maar vooral waar de wateroverlast zal optreden, en welke gevolgen te verwachten zijn. Om dit inzichtelijk te maken heeft het Waterschap Drents Overijsselse Delta een stresstest uitgevoerd voor wateroverlast voor het hele beheersgebied. De basiskaart wateroverlast geeft inzicht waar in de gemeente wateroverlast kan optreden bij hevige neerslag.
De kaart laat de wateroverlastlocaties in een gemeente zien na een extreme bui van 60 millimeter in 1 uur. De kans dat deze relatief zeldzame bui valt neemt toe door klimaatverandering. De kaart presenteert de berekende waterdiepte direct na afloop van de bui binnen de bebouwde kom van de gemeente (volgens de Top10NL-Bebouwde kom). Het onderlopen van panden via drempels is niet meegenomen, omdat detailinformatie van drempelhoogte nog ontbreekt.
In de modellering is alleen de stroming over maaiveld meegenomen; afvoer via riolering en open water is niet meegenomen. Het is daarom mogelijk dat de gepresenteerde wateroverlast niet altijd in de praktijk (in die mate) herkend wordt. Aan de absolute waarden kunnen dus geen rechten worden ontleend. De resultaten geven echter een goede indicatie van de te verwachten overlastlocaties bij hevige neerslag. In 2019 is door de gemeente Kampen een nieuwe stresstest uitgevoerd, waarbij ook de afvoer via de riolering en open water is meegenomen in de berekeningen.
Om wateroverlast zoveel mogelijk te voorkomen dienen de onderstaande uitgangspunten te worden gebruikt bij de uitwerking van het plan:
Bij deze onderbouwing kunnen de rekenregels voor compensatie nieuwbouw uitbreidingslocaties worden toegepast.
Bij grotere herstructureringslocaties wordt gevraagd een waterhuishoudings- en rioleringsplan op te stellen en daarover vroegtijdig met het waterschap over de uitgangspunten in gesprek te gaan. De volgende uitgangspunten worden gehanteerd:
Neerslagstatistiek | Nieuwe statistiek volgens Stowa rapport 2015-10 |
Klimaatscenario | Huidig klimaat +10% |
Afvoer (l/s/ha) T=1 | 0,8 |
Afvoer (l/s/ha) T=100 | 1,6 |
Maatgevende buiduur (uur) | 48 |
Totale neerslaghoeveelheid (mm) | 111 (100,9*1,1) |
Afvoer via oppervlaktewater (mm) | 28 |
Berging dak/straat/etc (mm) | 3 |
Benodigde berging (mm) | 80 |
Tabel 1: Overzicht van hoeveelheden en benodigde berging
Ontwerp in de dagelijkse beheersituatie: Bij het ontwerp van het oppervlaktewatersysteem in de dagelijkse beheersituatie is het van belang rekening te houden met de hydraulische afvoercapaciteit van het rioolstelsel. De dagelijkse rioleringsbui moet zonder problemen kunnen uitstromen. Daarom wordt de peilstijging van het oppervlaktewater in de normale beheersituatie onder andere bepaald door de hoogte van drempels in de riolering. Hoe hoog het waterpeil kan stijgen is afhankelijk van de beschikbare ruimte voor water en de toegestane afvoer. De te hanteren afvoernorm voor een situatie die 1 of 2 dagen per jaar optreedt is gemiddeld 0,8l/s/ha.
Waterkwaliteit
Het watersysteem wordt zo ontworpen dat het geen risico's voor de volksgezondheid creëert en voldoende schoon is voor mensen, planten en dieren.
Binnen het plangebied zijn geen watergangen aanwezig en worden geen nieuwe watergangen aangelegd. Wel dient er rekening gehouden te worden met de onderstaande uitgangspunten.
Riolering
Optimaliseren aanvoeren afvalwater naar de rioolwaterzuivering. Verminderen van hydraulische belasting van de rioolwaterzuivering en beperken van riooloverstorten op het oppervlaktewater.
Externe werking ruimtelijk plan
Beschermen en handhaven grond- en oppervlaktewatersysteem om nadelige gevolgen op de omgeving te voorkomen
Waterveiligheid
Beschermen van inwoners tegen overstromingen. Waarborgen van het veiligheidsniveau van dijken en beperken van gevolgen overstromingen door een waterrobuuste inrichting.
Het plan ligt in een dijkringgebied. Als er gebouwd wordt in dijkringgebieden verplicht de provincie Overijssel in het bestemmingsplan een overstromingsrisicoparagraaf op te nemen.
Quickscan
Het plangebied is gelegen in dijkring 10, Mastenbroek. Deze dijkring wordt omsloten door de IJssel aan de westzijde, tussen Zwolle en IJsselmuiden, door het Zwarte Meer aan de noordzijde tussen IJsselmuiden en Genemuiden en door het Zwarte Water aan de oostzijde tussen Genemuiden en Zwolle. Omdat het plangebied gelegen is in dijkring 10 is een overstromingsrisicoparagraaf verplicht.
Risico-inventarisatie
Voor de keringen van dijkring 10 is de overschrijdingskans genormeerd op 1/2000e per jaar. In het project Veiligheid Nederland in Kaart wordt de actuele kans op een overstroming per jaar groter dan 1% geschat. Indien de geïdentificeerde zwakke plekken in de dijkring zijn aangepast bedraagt de geschatte overstromingskans 1/400e per jaar (Rijkswaterstaat DWW & Jacobs, 2005). Conform de aanname van het PBL, wordt voor de overstromingsrisicozonering bij een dergelijke overschrijdingskans (norm) uitgegaan van een kleine kans op overstromen (Pieterse e.a., 2009).
Op basis van de provinciale risicokaart wordt de maximale waterdiepte tijdens een overstroming geschat op 2,0 tot 5,0 meter voor de laagste gedeeltes van het plangebied (zie figuur A).
Figuur A Maximale waterdiepte na dijkdoorbraak, dijkring 10
Bron: Provincie Overijssel
Voor dijkring 10 zijn 3 verschillende doorbraakscenario's doorgerekend. Het maatgevende doorbraakscenario voor het plangebied is het scenario met een dijkdoorbraak ter hoogte van IJsselmuiden. De tijd tot het plangebied onder water komt indien een dijk doorbreekt (aankomsttijd) wordt voor een dijkdoorbraak in IJsselmuiden geschat tussen de 0 en 6 uur (zie figuur B).
Figuur B Tijd tot overstroming na dijkdoorbraak bij IJsselmuiden
Bron: Provincie Overijssel
Geschiktheidsbeoordeling / maatregelen
Dijkring 10 wordt volgens de omgevingsverordening gecategoriseerd als snel en diep. Dit betekend dat ontwikkelingen binnen deze dijkring alleen mogelijk zijn, indien er sprake is van zwaarwegend maatschappelijk belang. Binnen dit plangebied worden in dit bestemmingsplan wel nieuwe ontwikkelingen bestemd, echter deze worden beschouwd als van zwaarwegend maatschappelijk belang. Vooralsnog wordt voor dit gebied bij een dreigende overstroming ingezet op vroegtijdige evacuatie.
Beleidskader
In ruimtelijke plannen moet worden aangetoond hoe de ontwikkelingen die hierin mogelijk worden gemaakt zich verhouden met de wet- en regelgeving op het gebied van gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is de bescherming van gebieden, soorten en houtopstanden geregeld in de Wet natuurbescherming. Op het gebied van gebiedsbescherming regelt de wet de bescherming van zes verschillende soorten natuurgebieden: het natuurnetwerk Nederland, bijzondere provinciale natuurgebieden, bijzondere provinciale landschappen, nationale parken, bijzondere nationale natuurgebieden en Natura 2000-gebieden. Bij activiteiten of ontwikkelingen die kunnen leiden tot negatieve effecten op instandhoudingsdoelen voor een van deze gebieden moet een vergunning worden aangevraagd.
In het kader van onderliggend plan heeft ecologisch onderzoek plaatsgevonden. De rapportage is als Bijlage 4 QS Ecologie opgenomen. Het rapport beschrijft de resultaten van een zogenaamde quickscan van beschermde natuurwaarden in en rond het plangebied. Op basis daarvan zijn uitspraken gedaan over de (mogelijke) effecten van de voorgenomen ontwikkelingen en de eventueel noodzakelijke vervolgstappen.
In de omgeving ligt het Natura 2000-gebied Rijntakken. De dichtstbij gelegen provinciaal beschermde gebieden behoren tot het natuurnetwerk Nederland en bevinden zich op meer dan 1 km afstand van het plangebied. De afstand van het plangebied tot beschermde gebieden is dermate groot in verhouding tot de schaal van de ingreep dat een negatief effect op voorhand is uit te sluiten. Gelet op de locatie van het plangebied kan er van worden uitgegaan dat de geplande activiteiten geen significant effect hebben op de Natura 2000- gebieden.
Tijdens de veldbezoeken zijn geen beschermde plantsoorten aangetroffen. Het nemen van vervolgstappen ten aanzien van beschermde flora in het kader van de Wet natuurbescherming is niet aan de orde.
Vervolgstappen voor vliegroutes en foerageergebieden voor vleermuizen is ook niet aan de orde. Ten aanzien van grondgebonden zoogdieren is geconstateerd dat het plangebied een geschikt leefgebied voor de egel is. Tijdens controles zijn deze echter niet aangetroffen. Het advies is om alle ruigte en beplanting voor het voortplantingsseizoen (voor 15 maart) te verwijderen om te voorkomen dat de egel zich alsnog in het plangebied vestigt. Overige soorten beschermde grondgebonden zoogdieren zijn niet aangetroffen en deze worden worden op basis van terreinkenmerken, het terreingebruik, de veldbezoeken en bekende verspreidingsgegevens ook uitgesloten. In het plangebied zijn wel vaste verblijfplaatsen van een aantal algemeen voorkomende grondgebonden zoogdiersoorten aangetroffen en/of te verwachten. Voor deze soorten geldt in de provincie Overijssel vrijstelling van de verbodsartikelen uit de Wet natuurbescherming, waardoor het nemen van vervolgstappen niet aan de orde is.
Uit de AERIUS-berekeningen volgt dat er als gevolg van de ontwikkeling Slenke Es een maximale toename van stikstofdepositie van maximaal 0,03 mol/ha/jaar door de aanlegfase en maximaal 0,01 mol/ha/jaar door de gebruiksfase plaatsvindt op Natura 2000-gebied Rijntakken. Een (naderende) overschrijding van de KDW vindt plaats op:
• Zoekgebied leefgebied Nat, matig voedselrijk grasland (ZGLg08);
• Zoekgebied leefgebied Kamgrasweide & bloemrijk weidevogelgrasland van het rivieren- en zeekleigebied (ZGLg11).
Voor de (zoekgebieden van) leefgebieden zijn de kwalificerende broedvogelsoorten kwartelkoning en watersnip aanmerkt als stikstofgevoelig. Uit de effectbeoordeling blijkt dat stikstofdepositie een ondergeschikte rol heeft op de kwaliteit van de leefgebieden van de betreffende vogelsoorten in vergelijking met knelpunten veroorzaakt door huidige beheervormen en hierop volgende abiotische condities, maaidata en verstoring door de N-wegen en recreatie. Bovendien blijven ook bij de beperkte berekende stikstoftoenames als gevolg van het voorgenomen project voldoende mogelijkheden aanwezig om waar nodig de draagkracht van het gebied voor de soort te vergroten binnen de zoekgebieden, bijvoorbeeld door afspraken te maken over beheer met de terreineigenaren en het beperken van verstoring door recreatie. Het voorgenomen project staat derhalve niet het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen voor watersnip en kwartelkoning in de weg. Voor watersnip geldt een behoudsdoelstelling voor zowel omvang als kwaliteit van het leefgebied voor in totaal 17 broedparen. Voor de kwartelkoning geldt een uitbreidingsdoelstelling voor de omvang en een verbeterdoelstelling voor de kwaliteit van het leefgebied voor in totaal 160 broedparen. Het voorgenomen project tast de draagkracht van huidig geschikt leefgebied niet aan. Uitbreiding in zoekgebieden blijft mogelijk. Significante gevolgen voor beide kwalificerende broedvogelsoorten zijn met zekerheid uitgesloten.
De uitvoering van het bestemmingsplan is niet strijdig met de bepalingen uit de Wet natuurbescherming ten aanzien van Natura 2000. Aangezien significante effecten op voorhand op basis van een ecologische beoordeling kunnen worden uitgesloten en geen mitigerende maatregelen nodig zijn om significante effecten te kunnen uitsluiten, is nadere toetsing in de vorm van een passende beoordeling niet aan de orde.
Archeologie
Beleidskader
In de nieuwe Wet op de archeologische monumentenzorg (een wijziging van de Monumentenwet 1988) stellen Rijk en provincie dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.
Analyse
In 2007 is er in opdracht van de gemeente door de Grontmij een inventariserend veldonderzoek gedaan i.v.m. voorgenomen ontwikkelingsplannen voor de Slenke Es in IJsselmuiden (Bijlage 5 Archeologisch onderzoek). De conclusie van het veldonderzoek was dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat er zich binnen het plangebied archeologische waarden bevinden. Archeologisch vervolgonderzoek werd niet noodzakelijk geacht.
Het inbreidingsgebied Slenke Es ligt in het centrumgebied van IJsselmuiden en wordt omsloten door de Dorpsweg, Slenkstraat, Schoutstraat en Hogehuissstraat. Bij het plan horen ook 4 nieuwe woningen aan de Dorpsweg. Direct rondom het Markeresplein ligt het centrale winkelgebied van IJsselmuiden.
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in een supermarkt, dagwinkels, 10 koopwoningen aan de Slenks-/Schoutstraat (rijtjes) en aan de Dorpsweg 2 vrijstaande en 1 2/1 kap woningen.
Het bureau BonoTraffics is door BCIJ gevraagd om de effecten op het gebied van verkeer en parkeren in beeld te brengen. Dat heeft geleid tot een rapportage “Verkeersaspecten inbreidingsplan Slenke Es” d.d. 06-11-2019 project.nr. 19.0167 (Bijlage 6 Verkeersaspecten). Wat de conclusies uit de rapportage betreft het volgende:
Verkeersbewegingen
Gelet op de huidige verkeersintensiteiten schatten wij in dat het aantal motorvoertuigen met circa 1170 motorvoertuigen per etmaal toeneemt en niet tot problemen leidt.
Parkeren
Als basis wordt de nota parkeernormen van de gemeente Kampen gehanteerd (28032019). Het gebied wordt aan de schil van het centrum toegerekend. Het aantal parkeerplaatsen in het gebied is toereikend omdat de maximale parkeerdruk om 96 parkeerplaatsen vraagt. Exclusief de parkeerplaatsen aan de Dorpsweg (3 openbaar en 4 op eigen terrein).
Bevoorrading
Bij inbreidingslocaties als deze valt het bevoorradingsverkeer soms lastig in te passen.
De bevoorrading van de supermarkt per vrachtwagen zal komend vanaf de Hogehuisstraat de Schoutstraat inrijden. Voor het laden/lossen per vrachtwagen wordt er dan achteruit de (inpandige) laad/losplek ingereden. Zoals het nu vormgegeven is, is het acceptabel.
Op het aspect Parkeren en Ontsluiting zijn zienswijzen ingediend. Naar aanleiding van deze zienswijzen is een memo opgesteld door het bureau BonoTraffics. Deze memo maakt onderdeel uit van Bijlage 7 Zienswijzenreactienota.
Conform artikel 3.1.6 van het Bro dient bij het opstellen van een bestemmingsplan onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan. Bij de uitvoering van een plan kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de maatschappelijk uitvoerbaarheid en de economische uitvoerbaarheid. Bij het eerste gaat het er om hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen. Bij het tweede gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Tevens is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geregeld dat in het kader van een bestemmingsplan voor bepaalde bouwplannen de grondexploitatieregeling van toepassing is.
Het bestemmingsplan zal overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht (afdeling 3.4) gedurende zes weken ter inzage liggen en worden toegestuurd aan overleginstanties. Tijdens deze periode wordt de mogelijkheid geboden voor het indienen van zienswijzen. Verder komt ten aanzien van de omgevingsaspecten, de uitvoerbaarheid van het plan niet in het geding.
Doel van de grondexploitaiteregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitaiteplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In dit geval is met de ontwikkelaar een overeenkomst gesloten waardoor de kosten anderszins verzekerd zijn en hoeft er geen exploitaiteplan te worden vastgesteld.
In dit hoofdstuk worden, voor zover dit nodig en wenselijk wordt geacht, de van het bestemmingsplan deel uitmakende planregels van een nadere toelichting voorzien. Qua vormgeving en planregels is voor zover mogelijk aangesloten bij de SVBP2012 en de binnen de gemeente Kampen gehanteerde bestemmingsplanregels en begripsbepalingen.
Het bestemmingsplan 'Slenke Es’ dient te voldoen aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Daarnaast dient het bestemmingsplan te voldoen aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Deze ministeriële regeling heeft met name invloed op de vorm van het bestemmingsplan. Zo zijn in deze ministeriële regeling hoofdgroepen van bestemmingen opgenomen en worden er standaard regels voor de begrippen en de wijze van meten gegeven. In dit hoofdstuk worden de van het bestemmingsplan deel uitmakende voorschriften van een nadere toelichting voorzien.
De bij dit plan behorende voorschriften zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
In hoofdstuk 1 worden in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.
In hoofdstuk 2 worden de op de kaart aangegeven gedetailleerde bestemmingen omschreven en worden per bestemming de bouwregels vermeld. Bij sommige bestemmingen worden ook de wijzigingsbevoegdheid voor functieverandering, uitwerkingsregels, afwijkingen van de bouwregels en specifieke gebruiksregels omschreven. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels die gelden voor het gehele bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregels.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangewezen en begrensd. De bestemming is een beschrijving van de functies waarvoor de grond mag worden gebruikt. Op de verbeelding zijn tevens aanduidingen opgenomen met het oog op het aanwijzen van gebieden waarop een specifieke regeling binnen de regels van toepassing is. Deze aanduidingen krijgen in de regels een juridische betekenis.
Het opnemen van begripsbepalingen is beperkt tot die begrippen, waarbij sprake is van een (mogelijke) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen, waarbij een vereenvoudigde omschrijving de leesbaarheid bevordert. Begrippen die zijn voorgeschreven in de SVBP2012 worden ook conform de SVBP2012 overgenomen.
Met het oog op het kunnen bepalen van de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken is aangegeven waar en hoe deze worden gemeten. Tevens is aangegeven welke onderdelen van gebouwen buiten beschouwing blijven bij het toepassen van de regels. Dit betreft onder meer het in geringe mate mogen overschrijden van bouw- en bestemmingsgrenzen met erkers, luifels en dergelijke. In de SVBP2012 zijn standaarden beschreven waaraan deze regels moeten voldoen. Indien van toepassing worden deze één op één overgenomen.
Per bestemming zijn, voor zover noodzakelijk, de volgende onderdelen onderscheiden:
Bestemmingsomschrijving:
De bestemmingsomschrijving omvat een opsomming van de functies/gebruiksmogelijkheden binnen de gegeven bestemming en eventueel daaraan verbonden voorwaarden. Deze opsomming is van wezenlijk belang, aangezien deze de basis vormt voor de overige regels die opgenomen zijn binnen die bestemming. Niet hier genoemd gebruik is strijdig met de bestemming.
Bouwregels:
In de bouwregels zijn objectieve regels gesteld met betrekking tot de plaats en afmetingen van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Bij het afwijken van de bouwregels kan onder voorwaarden worden afgeweken van hetgeen is geregeld. Bijvoorbeeld in het toestaan van een grotere hoogte of het uitbreiden van het bouwvlak.
Specifieke gebruiksregels:
In de specifieke gebruiksregels staat in aanvulling op de bestemmingsomschrijving expliciet beschreven wat wel of niet wordt toegestaan. Het gaat dan vaak om functies of activiteiten waarover onduidelijkheid kan bestaan. Ook hier kan onder voorwaarden van af worden geweken.
Omgevingsvergunning:
Onder de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden gesteld ten aanzien van het uitvoeren van werken of werkzaamheden. In het verleden werd wel gesproken van de aanlegvergunning.
Wijzigingsbevoegdheden:
In een enkele bestemming is een wijziginsgbevoegdheid opgenomen. Hiermee is het mogelijk middels een afzonderlijk plan de bestemming waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft te wijzigen. De voorwaarden waaronder dit kan plaatsvinden staan in de regels vermeld.
In het bestemmingsplan 'Slenke Es' komen de volgende bestemmingen voor:
Overeenkomstig het grote aantal gebruiksfuncties van een dorpscentrum worden binnen de bestemming "Centrum" veel gebruiksfuncties mogelijk gemaakt. Voor het gebruik wordt daarbij een onderscheid gemaakt tussen de begane grondlaag en de verdiepingen.
Op de begane grondlaag zijn functies mogelijk als: detailhandel, horecabedrijven genoemd in categorie 1 en 2, kantoren, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en bedrijven in categorie 1 en 2 (Staat van bedrijfsactiviteiten). De supermarkt en de nieuwe dagwinkels krijgen eveneens deze bestemming.
Afwijken en wijzigen
Met een afwijking is het mogelijk om de functie wonen ook op de begane grond uit te oefenen. De functies die toegestaan zijn op de begane grond kunnen met een afwijking ook op de verdieping worden uitgeoefend.
De bestemming ‘Tuin’ is toegekend aan die gronden waarvan het uit stedenbouwkundige overwegingen wenselijk is dat deze niet worden bebouwd. Binnen deze bestemming is wel een erkerregeling opgenomen, zodat onder bepaalde voorwaarden een erker aan de voorkant mogelijk is. Voor het overige is bouwen hier niet toegestaan, met uitzondering van andere bouwwerken zoals erfafscheidingen.
De straten en parkeerplaats hebben de bestemming ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ gekregen. De bestemming ‘Verkeer - verblijfsgebied’ wordt gelegd op gebieden met een verblijfskarakter. Dit zijn woongebieden of centrumgebieden. Binnen de bestemming vallen fietspaden, voetgangersgebieden, pleinen, parkeerterreinen, wegen, alsmede groenvoorzieningen, bermen en water.
De bestaande en te realiseren woningen hebben de bestemming 'Wonen' gekregen. De woningen mogen uitsluitend binnen binnen het bouwvlak worden gerealiseerd. De maximale goot- en bouwhoogte is de op de Verbeelding aangegeven goot- respectievelijk bouwhoogte.
Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening wordt geeist dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg wordt gevoerd met die diensten van het rijk en de provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het bestemmingsplan verzonden naar de volgende instanties:
Van de provincie is geen reactie ontvangen en het waterschap is akkoord met de waterparagraaf.
Het ontwerrpbestemmingsplan is op 16 juni 2020 gepubliceerd in het huis-aan-huisblad De Brug en de Staatscourant en is vanaf 17 juni 2020 gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode zijn 17 zienswijzen ingediend.