direct naar inhoud van 3.4 Provinciaal beleid
Plan: Spoorlanden en Zendijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0166.00991121-VB02

3.4 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie (2009)

Op 1 juli 2009 zijn de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld door Provinciale Staten van Overijssel. Hierin worden het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan met elkaar geïntegreerd zodat één beleidsplan ontstaat voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. In de Omgevingsvisie benoemt de provincie de provinciale belangen en geeft ze aan hoe ze de maatschappelijke opgaven samen met de partners gaat realiseren. De Omgevingsvisie is een structuurvisie in het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Leidende thema's in de Omgevingsvisie zijn duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. De provincie onderscheidt in de Omgevingsvisie een aantal gebiedskenmerken. Als in een bepaald gebied een verandering aan de orde is dan geeft de "catalogus gebiedskenmerken" richting aan de manier waarop dit moet plaatsvinden.

Omgevingsverordening Overijssel 2009

Het uitvoeringsinstrument dat aan de omgevingsvisie is gekoppeld, is de Omgevingsverordening Overijssel 2009 van de provincie. In deze verordening is juridisch vastgelegd dat bij bestemmingsplannen ingegaan moet worden op de verschillende lagen zoals deze zijn vastgelegd in de catalogus gebiedskenmerken, waarbij wordt onderbouwd dat de ontwikkeling bijdraagt aan versterking van de ruimtelijke kwaliteit.

Duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit

Leidende thema's in de Omgevingsvisie zijn duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Duurzaamheid wordt volgens de Omgevingsvisie gerealiseerd door een transparante en evenwichtige afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities. Ruimtelijke kwaliteit wordt volgens de Omgevingsvisie gerealiseerd door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Bij het sturen op ruimtelijke kwaliteit in de Omgevingsvisie is een sleutelrol weggelegd voor de gebiedskenmerken.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Het uitvoeringsmodel is gebaseerd op de bestuursfilosofie van vitale coalities: met partners een gezamenlijke visie of doel delen en dan ieder in eigen verantwoordelijkheidssfeer in actie komen. Door middel van het Uitvoeringsmodel wordt duidelijk of een actie daadwerkelijk bijdraagt aan die gezamenlijke visie. Het model is gebaseerd op drie niveaus, namelijk:

  • 1. Generieke beleidskeuzes (of-vraag)
  • 2. Ontwikkelingsperspectieven (waar-vraag)
  • 3. Gebiedskenmerken (hoe-vraag)

In de volgende afbeelding is het uitvoeringsmodel weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991121-VB02_0003.jpg"

Afbeelding: Uitvoeringsmodel

Aan de Omgevingsvisie is in relatie tot het voorliggend bestemmingsplan het volgende ontleend.

Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn.

In deze fase wordt de "SER-ladder" gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat uitbreiding kan plaatsvinden. In het voorliggende geval is geen sprake van herstructurering en ook niet van uitbreiding.

Hierna wordt ingegaan op andere relevante, generieke beleidskeuzes.

Dijkringgebied 10 Mastenbroek: Paragraaf 2.14.4 van de Omgevingsverordening schrijft voor dat bestemmingsplannen die betrekking hebben op gebieden die zijn gelegen binnen (onder andere) de dijkring 10 Mastenbroek alleen voorzien in het realiseren van nieuwe bebouwing binnen deze gebieden wanneer sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang. Het bestemmingsplan stelt ook zodanige voorwaarden dat de veiligheid ook op lange termijn voldoende is gewaarborgd. Voor incidentele bebouwing (waarvan in dit geval sprake is) geldt de voorwaarde van een zwaarwegend maatschappelijk belang niet. In dit bestemmingsplan is een overstromingsrisicoparagraaf opgenomen waarin inzicht is geboden in de risico’s bij overstroming en de maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om deze risico’s te voorkomen dan wel te beperken. In paragraaf 4.6 is verder op dit onderwerp ingegaan.

Primaire waterkering: De primaire waterkering van de IJssel grenst aan het plangebied. In het bestemmingsplan is een beschermende bestemmingsregeling opgenomen in verband met deze waterkering. De dubbelbestemming "Waterstaat - Waterkering" is hiervoor opgenomen.

Veenweidegebied: Het plangebied ligt in een veenweidegebied. Dit zijn gebieden met veenpakket in de ondergrond en/of laaggelegen gebieden langs waterlopen. Ontwatering mag niet dieper zijn dan nodig is voor gebruik als grasland. In dit geval is geen sprake van het gebruik als grasland. In paragraaf 4.6 is aangegeven
hoe bij in het voorliggend bestemmingsplan is omgegaan met water.

Landelijke fietsroute: Aan de westzijde van het plangebied ligt een landelijke fietsroute. Dit betreft de Boerenlandroute. In het bestemmingsplan is de deze route bestemd voor verkeersdoeleinden.

Ecologische Hoofdstructuur (EHS): Het plangebied grenst aan de EHS. Het provinciale ruimtelijk beleid voor de EHS is gericht op "behoud, herstel en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden" van de EHS, waarbij rekening gehouden wordt met de andere belangen die in het gebied aanwezig zijn. De kernkwaliteiten binnen de EHS zijn natuurkwaliteit, landschappelijke kwaliteiten en beleving van rust. Dat betekent dat er geen ruimte is voor ontwikkelingen die niet passen binnen de doelstelling van de EHS, tenzij er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang waar niet op een andere manier aan kan worden voldaan. Dergelijke ontwikkelingen worden binnen dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt.

Natura 2000: Het Natura 2000-gebied Uiterwaarden IJssel grenst aan het plangebied. Voor Natura 2000-gebieden is een beheerplan gemaakt. Een dergelijk plan geeft een uitwerking van de doelstellingen en de maatregelen die nodig zijn om die doelen te halen. De inzet is om bestaande activiteiten zoveel mogelijk ongewijzigd door te laten gaan en de externe werking (wettelijke bescherming buiten de begrenzing) tot een minimum te beperken. Voor nieuwe plannen of projecten in en nabij de Natura 2000-gebieden is een vergunningstelsel ingesteld. De provincie is hiervoor in veel gevallen het bevoegd gezag. Met het voorliggende bestemmingsplan worden geen waarden aangetast die het behoud en het beheer van de Natura 2000-gebieden belemmeren.

Ganzengebied: Het plangebied ligt in een "ganzengebied". Het beleid dat binnen ganzengebieden geldt, is dat geen waterpeilverlaging of aantasting van de openheid en rust plaatsvindt. Het plangebied betreft bestaande bedrijventerreinen. Daarom heeft het plan een geringe invloed op de waterhuishouding en de afvalwaterketen. Aangezien op de locatie reeds bebouwing aanwezig is en de locatie in de kern IJsselmuiden ligt, leidt de ontwikkeling niet tot een aantasting van de openheid en rust in het gebied.

Nationaal Landschap IJsseldelta: Het plangebied ligt in Nationaal Landschap IJsseldelta. Dit gebied bestaat uit de polder Mastenbroek, het Kampereiland, de Mandjeswaard, Polder de Pieper, de Zuiderzeepolder het rivierenland van de IJssel en het Zwarte Water met daaraan gelegen oude stads- en dorpskernen, dijken en keringen en het Zwarte Meer. Een rivierenland met eeuwenoude polders, terpenboerderijen en kreekruggen. De specifieke landschappelijke (kern)kwaliteiten zijn de grote mate van openheid, de oudste, rationele, geometrische verkaveling en reliëf in de vorm van huisterpen en kreekruggen.

Voor het Nationale Landschap zijn de kernkwaliteiten nader uitgewerkt in een Ontwikkelingsprogramma. Dit bestaat uit een ontwikkelingsperspectief en een uitvoeringsprogramma. Hierin geven gebiedspartners aan hoe zij de opgave voor deze gebieden zullen realiseren. Het programma geeft aan welke kwaliteiten het gebied uniek maken en wat zij zullen doen om deze te behouden en versterken: behoud door ontwikkeling.

Binnen het Nationaal Landschap mogen bestemmingsplannen alleen voorzien in nieuwe ontwikkelingen, indien deze bijdragen aan het behoud of versterken van de kernkwaliteiten. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

Duisternis: Het plangebied ligt in een gebied dat is aangemerkt als "duisternis (2,5 mcd/m2)". Duisternis/donkerte betreft het gegeven dat donkerte een te koesteren kwaliteit wordt. Huidige "donkere" gebieden, moeten minstens zo donker blijven. Dit betekent onder andere terughoudend zijn met verlichting en de lichtbronnen selectiever moeten worden gericht. Het voorliggend bestemmingsplan leidt niet tot een toename van verlichting ten opzichte van de geldende planologisch-juridische situatie.

Bodem: Enkele locaties in het plangebied zijn aangemerkt voor bodemsanering. Het streven is om uiterlijk in 2030 de bodemverontreiniging beheersbaar te hebben gemaakt door kosteneffectief en functiegericht saneren en beheren. Gelet op de omvang van de totale werkvoorraad is een prioritering aangebracht. In paragraaf 4.5 wordt nader ingegaan op de bodemkwaliteit van het plangebied.

Uitsluitingsgebied voor windenergie: Het plangebied ligt in een uitsluitingsgebied voor windenergie in verband met de ligging van het Nationaal Landschap. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt geen windenergie mogelijk gemaakt.

Bedrijventerrein: Het plangebied is aangemerkt als bestaand bedrijventerrein. Met het voorliggend bestemmingsplan worden deze bedrijventerreinen planologisch-juridisch geregeld en in stand gehouden.

Hoofdinfrastructuur spoor: De spoorlijn Kampen-Zwolle is aangemerkt als hoofdinfrastructuur. In het bestemmingsplan is deze spoorlijn ook als zodanig planologisch-juridisch geregeld.

Ontwikkelingsperspectief

Het ontwikkelingsperspectief voor het plangebied is in overeenstemming met de huidige situatie. Het overgrote deel van het plangebied is aangemerkt als "dorpen en kernen als veelzijdige leefmilieus (bedrijventerrein)”. Voor een klein gedeelte van het gebied geldt “buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte (mixlandschap)”, namelijk voor de weg Kleiland, de IJsseldijk en de watergang langs de Zwolseweg.

Binnen dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Uit de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening volgen daarom geen beperkingen voor dit gebied.

Gebiedskenmerken

Natuurlijke laag: Spoorlanden en Zendijk liggen in een gebied dat aan te merken is als "oeverwallen". De kenmerken die gelden voor oeverwallen (behoud van watergangen et cetera) komen met het voorliggende bestemmingsplan niet in het geding.

Agrarische laag: Het plangebied ligt ook in de agrarische laag binnen een gebied dat is gekenmerkt als “oeverwallen”. Voor de oeverwallen geldt dat het winterbed van de rivier de IJssel een beschermende bestemmingsregeling krijgt. Voor het plangebied is geen sprake van een winterbed.

Stedelijke laag: Voor Spoorlanden en Zendijk geldt de stedelijke laag "Bedrijventerreinen". Indien ontwikkelingen plaatsvinden op of rond bedrijventerreinen, dan dragen deze bij aan versterking van het vitale karakter en de kwaliteit van bedrijventerreinen, aan het verbinden van het terrein met de omgeving en aan versterking van de profilering gericht op onderlinge differentiatie, met respect voor het verstedelijkingspatroon. Met het voorliggende plan zijn de bestaande bedrijventerreinen planologisch-juridisch geregeld.

Lust- en leisurelaag: De westzijde van het plangebied betreft een dorpsfront. Dit is een kwaliteit. Ontwikkelingen kunnen worden ingezet om kwaliteiten te versterken. Bij ontwikkelingen is het bestaande front het uitgangspunt. Over de IJsseldijk ligt een recreatieve route. Ingezet wordt op behoud, herstel en aanleg van landschappelijke recreatieve routes tussen stad/dorp en land, gekoppeld aan ontwikkeling. Het bestemmingsplan betreft de planologisch-juridische regeling van de bestaande situatie.