direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Hart van Zuid 2021, gedeeltelijke actualisatie
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0113-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot een nieuw bestemmingsplan

Voor de ontwikkeling van Hart van Zuid is in 2008 een bestemmingsplan opgesteld. Dat bestemmingsplan is op 16 december 2008 vastgesteld. Het voorliggend plan is de actualisatie van het bestemmingsplan uit 2008.

Het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan is anders dan dat van het bestemmingsplan Hart van Zuid uit 2008. Naastgelegen gebieden waarvoor nog geen actueel bestemmingsplan gold zijn nu ook meegenomen. De gebieden waarvoor een ontwikkelopgave is of waarvoor het handhaven van de huidige bestemming onzeker is, zijn uit het plangebied gehaald. Wanneer voor de gebieden waar in de toekomst een ontwikkeling wordt verwacht zich een concreet plan voordoet, zal hiervoor een separate bestemmingsplan procedure worden doorlopen.

Tegelijk met deze actualisatie loopt de procedure van het parapluplan dezonering industrielawaai Wilderinkshoek. Met dit paraplubestemmingsplan wordt de geluidszone en het industrieterrein conform artikel 41, lid 1 van de wet geluidhinder opgeheven .

Het bestemmingsplan Hart van Zuid 2021, gedeeltelijke actualisatie bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de te onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

1.2 Begrenzing plangebied

De grens van het plangebied Hart van Zuid 2021, gedeeltelijke actualisatie is op de afbeelding aangegeven. Deze grens wordt zeer globaal gevormd door de spoorlijn Hengelo-Zutphen, het station, Willem de Clerqstraat, Industriestraat, Loweg, Laan Hart van Zuid, Breemarsweg, Langelermaatweg, Parallelweg LS en de Veloursstraat. Binnen de grens zijn bepaalde delen uit het plangebied gelaten omdat hiervoor nog een ontwikkelingsopgave ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0113-0301_0001.png"

afbeelding 1.2 Begrenzing plangebied

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Voor de gronden die binnen dit plan zijn gelegen vigeren momenteel de volgende bestemmingsplannen:

Nr.   Naam   Plannummer   Datum vaststelling  
1.   Berflo Es en Wilderinkshoek,partiële wijziging   45-11-95a   21-09-1976  
2.   Berflo Es   200-5a-1-b   09-07-1957  
3.   Hart van Zuid   sv-5-RBK-0003   16-12-2008  
4.   Uitbreidingsplan uitwerking winkelcentrum Esrein   NL.IMRO.0164.BPURBK0003b-0301   08-05-2012  
5.   Uitwerkingsplan Langere Erve   NL.IMRO.0164.BPURBK0003a-0301   04-09-2009  
6.   Langere Erve - deelgebied Smederij   NL.IMRO.0164.BP0063-0301   17-07-2012  
7.   Laan Hart van Zuid- noordelijk deel   NL.IMRO.0164.BP0093-0301   06-07-2016  
8.   Berflo es Parallelweg e.o. (Stork Friesland)   48-11-67   28-05-1991  
9.   Berflo Es Paralleweg LS e.o.   48-01-38   19-01-1982  
10.   Veloursring   48-01-60   18-10-1994  
11.   Berflo Es- deelplan Brouwerijstraat e.o., Adriaansweg e.o, Bernardstraat e.o.   48-01-53   24-06-1986  

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0113-0301_0002.png"

afbeelding 1.3 Contourenkaart

Hoofdstuk 2 Plangebied

2.1 Geschiedenis van het gebied

Algemeen
Aan het eind van de 18e eeuw was Hengelo nog een buurtschap met circa 700 inwoners in de marke Woolde. Het weven van lijnwaad van linnen draden was al een eeuwenoude traditie in de streek. Na 1832 kwam de textielindustrie op, waaruit de ontwikkeling van de metaalindustrie voortvloeide. Charles Theodoor Stork richtte in 1855 in Hengelo, dé plaats in Twente waar wevers door toedoen van Wolter ten Cate al sinds de tweede helft van de achttiende eeuw met de daartoe benodigde technieken vertrouwd waren, zijn eerste bontweverij op. Dit werd in 1858 gevolgd door de ontwikkeling van de eerste Stork Machinefabriek, niet meer dan een eenvoudig reparatie- en gieterij werkplaatsje. Spoedig daarna kwam op initiatief van Stork de (door particulieren gefinancierde) spoorlijn Almelo-Hengelo-Bentheim-Salzbergen tot stand. Deze spoorlijn vormde een belangrijke aanvoerroute van de Duitse steenkool die nodig was voor de stoommachines. In 1865 volgde de opening van het (staats)spoor Hengelo – Zutphen en in 1886 naar Enschede. Hiermee kwam Hengelo nog voor het einde van de 19e eeuw op het knooppunt van spoorwegen te liggen, wat de economische ontwikkeling in een stroomversnelling deed belanden. In 1909 was het inwoneraantal gestegen naar ruim 20.000.

De groei van Hengelo is grotendeels bepaald door de vestiging van fabriekscomplexen gerelateerd aan de aanwezigheid van het knooppunt in het spoorwegnet. Rondom dit bedrijventerrein ontwikkelde zich vanaf 1900 de stad Hengelo in rap tempo. In de twintigste eeuw is rond deze fabriekscomplexen een stedelijk weefsel ontstaan. In de loop der tijd is het spanningsveld tussen de gevestigde bedrijven en de daarom heen gegroeide stad steeds tastbaarder geworden. Dit historische gegeven van verwevenheid leidt samen met de veranderingen in de productietechnieken en –processen tot transformaties van de oorspronkelijke fabriekscomplexen. De infrastructuur heeft zich op dezelfde manier ontwikkeld. Was oorspronkelijk de bereikbaarheid vooral gericht op het spoorwegnet, in de loop van de tijd is de behoefte aan weginfrastructuur belangrijker geworden. Behalve het gewijzigde productieproces is de behoefte aan nieuwe wegverbindingen zowel op stadsniveau, als het verbeteren van de bereikbaarheid van het station en de beide zuidelijke stadswijken mede drager geworden voor de transformatie binnen het plangebied.

Historische gebouwen
De oudste gebouwen van de fabriek van Stork waren direct gelegen achter het huidige station. Tot aan het einde van de 19e eeuw groeide het complex aanzienlijk en ontstond een onoverzichtelijke samenklontering van gebouwen. Enerzijds ontstaan door uitbreidingen van bestaande gebouwen en anderzijds door een compacte uitbreiding in zuidoostelijke richting. Rond 1900 werd het complex aanzienlijk vergroot, zowel in zuidoostelijke als noordwestelijke richting. Belangrijke gebouwen uit deze periode zijn de gieterij en het gebouw van Stork Pompen. De as van deze beide uitbreidingen bestond uit een nieuwe aftakking van de spoorlijn. In de jaren twintig en dertig hebben nog diverse uitbreidingen plaatsgevonden, voornamelijk op het bestaande terrein waardoor een vergaande verdichting ontstond. Na de Tweede Wereldoorlog hebben opnieuw grootschalige bouwactiviteiten plaatsgevonden, waarbij niet alleen veel gebouwen vernieuwd en aangepast maar ook wederom een uitbreiding heeft plaatsgevonden. Omstreeks 1953 is het terrein ten zuiden van 't Esrein aangekocht, waar de voormalige fabriek Insulinde was gevestigd. Achter de bestaande bebouwing aan de Langelermaatweg is het grootste gebouw van het complex gerealiseerd in 1958-1968: de pijpenbuigerij. Uit dezelfde periode dateert het kantorenfront aan de stationszijde waarin oudere elementen zijn gehandhaafd.

De oudste bebouwing van het Dikkers-complex dateert van ca. 1900, te weten de IJzergieterij en de appendagefabriek. Rondom 't Esrein zijn in de jaren dertig een aantal gebouwen gerealiseerd. In de laatste fase van de Tweede Wereldoorlog zijn grote delen van het Dikkerscomplex beschadigd of verwoest. Vrijwel onmiddellijk is begonnen met de wederopbouw. De jaren vijftig waren een belangrijke periode voor Dikkers. Op het terrein aan de zuidzijde van 't Esrein werden grootschalige industriehallen gebouwd. Tot omstreeks 1970 heeft de fabriek gefunctioneerd. Vervolgens zijn de gebouwen aangekocht door EMGA, waarna nieuwe functies voor de gebouwen zijn gevonden.

Insulinde

In 1890 werd NV Bontweverij 'Insulinde' opgericht ten behoeve van de productie van bonte katoenen en halflinnen manufacturen. Over de bouw van de fabriek is zeer weinig bekend. Hoogstwaarschijnlijk zijn de bedrijfsarchieven vernietigd na het faillissement in 1928. Aan de hand van een plattegrond uit 1890 en de bouwhistorische opname valt een redelijk beeld te verkrijgen van de fabrieksgebouwen aan de Langelermaatweg. Op 8 februari 1929 werden het terrein en het fabrieksgebouw verkocht aan de NV Stork

Het gebouwencomplex werd zonder al te grote bouwkundige wijzigingen door Stork in gebruik genomen. Opvallend verschil met de voorgaande periode is de omkering van de oriëntatie naar de spoorlijn aan de achterzijde van het complex. In 1967 werd de ruimte herbestemd tot kantine voor de nieuw gebouwde Pijpenbuigerij. De laatste jaren is het gebouw Insulinde niet meer in gebruik en vanwege de veiligheid zijn de ramen en deuren dichtgezet.

Pijpenbuigerij

De lage fabriekshallen van Insulinde waren veel minder geschikt voor een machinefabriek (pijpenbuigerij). In 1951 werd het bestaande complex uitgebreid met een hoge fabriekshal dat als pijpenbuigerij in gebruik werd genomen. Het bouwplan uit 1955 vormt de eerste stap in de bouw van een totaal nieuw fabriekscomplex voor de pijpenbuigerij. Het bouwplan is in twee fasen uitgevoerd: de bouw van drie hallen in 1955-1957 en uitbreiding van twee hallen in 1961 respectievelijk 1962. In 1965 is tegen de noordgevel van de nieuwe pijpenbuigerij nog een magazijngebouw geplaatst.

De Gieterij

In 1868 stichtten de gebroeders Stork een fabriek voor textielmachines in Hengelo. Deze richtte zich in de eerste jaren vooral op reparaties. De fabriek groeide uit tot een zelfstandige machinefabriek en tot een van de grootste industriële ondernemingen in Nederland. De in 1902 gebouwde lage hal werd in 1928 uitgebouwd met een hoge fabriekshal. Karakteristiek voor de fabrieksbouw in deze branche aan het eind van de 19e eeuw, was de zogenaamde hallenbouw. Een dergelijke fabriekshal bestond uit een hoge middenbeuk en twee lagere zijbeuken. De bovenlichten in de middenbeuk zorgen voor voldoende lichtinval. Een loopkraan over de gehele lengte van het middenschip, zorgde voor verplaatsing van het product. Zodoende volgde de productielijn de lengterichting van de hal. De afzonderlijke werkzaamheden vonden plaats in de zijbeuken.

KNKS

Omgeven door het complex van Stork ligt in het noordoostelijk deel van het plangebied het terrein met de gebouwen van de voormalige Koninklijke Nederlandse Katoen Spinnerij (KNKS). Hoewel het lijkt dat alleen de metaal en elektronindustrie in Hengelo gevestigd zijn, is er ook als in de rest van Twente oorspronkelijk wel degelijk textiel industrie in Hengelo gevestigd geweest. De KNKS is daarvan een van de grootse fabrieken. De fabriek bevatte van oorsprong net als het complex van Stork een indrukwekkende watertoren. Tot de jaren tachtig is dit bedrijf gevestigd geweest op het terrein tussen de huidige Europatunnel en tunnels in de Emmaweg. Nadat het de functie van katoenspinnerij had verloren is de fabriek getransformeerd tot een bedrijfsverzamelgebouw.

2.2 Ruimtelijke karakteristiek

Ruimtelijke structuur

In de beleving van de Hengeloër heeft het fabrieksterrein van Stork een dubbele betekenis: aan de ene kant bieden markante gebouwen herkenningstekens voor Stork, aan de andere kant vormde het terrein een afgesloten en ondoordringbaar gebied tussen de twee zuidelijke stadswijken in en was daardoor voor veel Hengeloërs onbekend gebied. Vanuit het stedelijk gebied beschouwd heeft het terrein nooit betekenis gehad voor het functioneren van het stedelijk weefsel.

Het terrein kenmerkt zich door ensembles van gebouwen die gegroepeerd zijn rond de industriële open ruimte. De ruimtelijk meest dominante gebouwen zijn de productiehallen, die voor een groot schaalcontrast met de omgeving zorgen. Enkele losse gebouwen zoals de oude watertoren (de huidige brandweerkazerne) vormen zelfstandige parels in het gebied. De ensembles zijn gevormd rond productieprocessen en enkele hadden een ommuurd terrein met een portiersloge als entree. De industriële ruimte was georganiseerd rondom een complex van breedspoor dat aangetakt was op het hoofdspoor en reikte tot de Storkhaven bij het kanaal (backbone). De wagons konden via draaischijven direct de fabriekshallen bereiken. Hierdoor waren smalle industriestraten mogelijk, die thans voor een kenmerkend beeld zorgen. Andere verbindingen kwamen tot stand via het stelsel van bovengrondse loopbruggen en leidingen. Het totaal van deze ruimtelijke karakteristieken dat continu in de tijd is aangepast vormt een complexe gelaagdheid.

Transformatie Hart van Zuid

De totale gebiedsontwikkeling Hart van Zuid wordt op basis van het Masterplan Hart van Zuid en de actualisatie hiervan (zie ook paragraaf 3.3.19) getransformeerd van een verouderd industrieel gebied tot een vitaal nieuw stadsdeel met gemengd gebruik.
De transformatie heeft de afgelopen decennia geleid tot voorzieningen zoals onder andere het ROC van Twente, Metropool, en winkelcentrum het Esrein. Daarnaast is er begonnen met de herontwikkeling met diverse vormen van wonen. De eerste helft van de gebiedsontwikkeling Hart van Zuid is als het ware gespeeld.
We zijn nu begonnen aan de tweede helft, waarin verschillende, voornamelijk woningbouw-, ontwikkelingen tot realisatie zullen leiden. Zoals beschreven in hoofdstuk 1 worden deze nieuwe ontwikkelingen die planologisch nog niet mogelijk zijn niet meegenomen in de actualisatie van het bestemmingsplan. Wel zullen de gerealiseerde ontwikkelingen planologisch worden ingepast.

2.3 Verkeer en infrastructuur

2.3.1 Verkeer

De Laan Hart van Zuid vormt de verbindende schakel tussen de A35 van en naar het Centraal Station van Twente in Hengelo. De Laan Hart van Zuid heeft een drievoudige functie: als doorstroomas HOV, als Stadsfietsroute (welke moet voldoen aan hoge kwaliteitseisen wat betreft directheid, veiligheid en comfort, aantrekkelijkheid en samenhang) en als onderdeel van de hoofdwegenstructuur (gebiedsontsluitingsweg). De ringstructuur rond de binnenstad blijft gehandhaafd. De stadsfietsroute langs de Laan Hart van Zuid sluit aan op de nieuwe aangelegde snelfietsroute F35 langs de noordelijke kant Parallelweg LS en het Industrieplein.

De Laan Hart van Zuid is uitgevoerd met gescheiden rijbanen voor verkeer in beide richtingen. Op het wegvak tussen het Esrein en de Langelermaatweg is een busstrook aangelegd tussen de rijstroken voor verkeer in beide richtingen. Aan weerzijden van de weg zijn de vrij liggende fietspaden aangelegd. Deze fietspaden maken voor een beperkt deel onderdeel uit van de parallelwegen aan de hoofdrijbaan. De kruispunten van de Laan hart van Zuid met de Breemarsweg en het Industrieplein zijn voorzien van verkeersregelinstallaties (VRI's), waarbij de bus prioriteit geniet ten opzichte van het overige verkeer. In het plangebied is de Laan aangelegd als hoofdontsluiting voor de plan- en ontwikkelgebieden gebieden grenzend aan de Laan. Langs de Laan Hart van Zuid zal in het gebied tussen Esrein en Breemarsweg ten behoeve van de waterhuishouding een watergang worden aangelegd. (Zie hoofdstuk 4.2.7. water).

Lansinkveld

Voor het gebied Lansinkveld geldt dat het gebied hoofdzakelijk wordt ingericht voor langzaam verkeer; voetgangers en fietsers. De Industriestraat is vanaf de Lansinkesweg tot en met het Esrein volledig opnieuw ingericht. Het deel Willem de Clercstraat - Esrein is een erftoegangsweg 30km-zone in 2 richtingen en kent een verblijfsuitstraling. Vanaf de kruising Lansinkesweg tot en met inrit ROC is de Industriestraat verkeer in één richting naar het zuiden geworden. Er zijn fietsstroken aangelegd en de snelheid is 30km/h geworden. Aan- en afvoer van goederen van het ROC-gebouw vindt plaats aan de noordwestzijde van het gebouw, tegenover de brandweer. De brandweer blijft ongewijzigd gebruik maken van zijn bestaande in- en uitgangen naar de Lansinkesweg. De Lansinkesweg is heringericht met de nadruk op een veilig gebruik van de fiets door de aanleg van een vrijliggend fietspad in twee richtingen aan de zijde van het ROC. Gelijktijdig is de VRI op de kruising met de Industriestraat vervangen.

2.3.2 Parkeren
2.3.2.1 Parkeernormen

Voor dit gebied zijn de parkeernormen van toepassing zoals beschreven staan in bijlage 3 van de door de gemeenteraad vastgestelde Nota Autoparkeren Hengelo 2007-2011.

Momenteel is er voor een deel van Hart van Zuid, grofweg het deel tussen het station en het Esrein, een nieuwe parkeernormennota in procedure. Deze nota voorziet, onder bepaalde voorwaarden, in een lagere parkeernorm voor betreffend gebied. Ook wordt er een actief sturend beleid met parkeerregulering voorgesteld. Besluitvormig door de raad is in het najaar 2021 voorzien.

2.4 Wonen

De opgave is om van Hart van Zuid een aantrekkelijk stadsdeel te maken. Woningbouw heeft hierin een belangrijke plaats. Uitgangspunt is een duurzame wijk. Duurzaam op het gebied van energiegebruik, duurzaam op het gebied van ruimtelijke kwaliteit en duurzaam op het gebied van sociale cohesie. Om deze ambitie te bereiken streven we naar een gedifferentieerd aanbod aan woningen, zowel naar woningtype als naar prijsklasse als naar eigendomssituatie.

In het woongebied in dit plangebied zijn verschillende type woningen gerealiseerd. Zowel koop- als huurwoningen, particulier en van een woningbouwcorporatie, grondgebonden en gestapeld.

Om te komen tot de gedifferentieerde wijk met aantrekkelijke woningen voor diverse groepen mensen zijn er verschillende woningbouwprojecten in Hart van Zuid in voorbereiding. Deze ontwikkelingen maken geen onderdeel uit van deze actualisatie.

In het bestemmingsplan zijn twee ontwikkellocaties opgenomen die in het bestemmimgsplan uit 2008 ook al als zodanig waren bestemd. Deze locaties zijn momenteel nog (deels) in ontwikkeling.

2.5 Werken / bedrijven

Het industriële erfgoed en nieuwe hightech industrieën vormen Hart van Zuid. De aanwezigheid van diverse werk- en leeromgevingen kenmerken het ondernemende karakter van Hart van Zuid en bieden een solide basis voor het leren van echt vakmanschap.

Grote spelers in het gebied zoals het WTC Twente, Stork Thermeq, Thales en het High Tech Systems Park zorgen ervoor dat de economische aantrekkingskracht van dit gebied onveranderd groot is gebleven. Hart van Zuid is daarmee samen met de Universiteit van Twente, het Kennispark en Technology Base van grote waarde voor de Hightech regio Twente, waarbij Hart van Zuid een unieke plek biedt aan de mensen die in deze driehoek van innovatie willen wonen en werken.

2.6 Winkels en horeca

Winkels

De realisatie van het winkelcentrum aan het Esrein is een belangrijke 'bouwsteen' voor Hart van Zuid. Door haar functie, ligging in Hengelo Zuid en ligging aan de Laan Hart van Zuid wordt letterlijk een centrale positie ingenomen. Het winkelcentrum speelt een belangrijke rol in de verbeelding en de uitstraling van het nieuwe laan van Hart van Zuid. Net als in heel Hart van Zuid is het de uitdaging om het beste te halen uit de combinatie van een 'een rijk verleden en een veelbelovende toekomst'.

Horeca

Metropool

Op 23 februari 2018 is Stichting Poppodium Twente opgericht en presenteert zich als eerste bovenstedelijke poppodium onder de naam: Metropool | Poppodia van Twente.  Het bovenstedelijk poppodium voorziet in een poppodiumfunctie in Enschede en Hengelo en in verregaande samenwerking, afstemming en programmering op regionaal niveau. Het bovenstedelijk poppodium wil op landelijk niveau de positie innemen van het grootste poppodium en meest toonaangevende poppodium van Oost Nederland, onder meer door:

  • een specifiek popprofiel te ontwikkelen voor Enschede, Hengelo en de stedelijke regio;
  • het aanbod beter af te stemmen, inclusief festivals en andere podia (theaters) en bijvoorbeeld in café Metropool en Muziekkwartier;
  • het creëren van een goed bereikbaar aanbod van popmuziek in de regio, onder meer  door ondersteuning van kleine(re) podia;
  • een aanjaagfunctie vervullen voor innovaties en doorontwikkeling van pop- en dance programmering.

Als besturingsmodel van Stichting Poppodium Twente is gekozen voor het raad van toezichtmodel. De overwegingen hierbij zijn dat de omvang en mate van complexiteit van de nieuwe (bovenstedelijke) organisatie en de omzet vragen om:

  • een bestuur dat slagvaardig bedrijfsprocessen kan aansturen en daarvoor de verantwoordelijkheid kan dragen en
  • een toezichthouder die daarvoor de juiste kaders schept en effectief toezicht kan houden op de resultaten van de nieuwe organisatie.

De Raad van Toezicht komt gemiddeld 6 keer per jaar bij elkaar, of zoveel vaker als nodig is. Daarnaast vindt jaarlijks een zelfevaluatie plaats. Bij de uitvoering van haar taken hanteert de Raad van Toezicht de Governance Code Cultuur. De nieuwe stichting past deze code toe als hulpmiddel voor goed en transparant bestuur en toezicht .

Metropool maakt gebruik van de fantastische pop-infrastructuur. Kaliber kunstenschool als onderstroom, met wellicht een aan ArtEZ Pop academie gekoppeld voortraject. Waardoor er vanzelfsprekende stappen ontstaan, die het klimaat voor de makers bevorderen, maar ook de loyaliteit versterken. De verbinding met Poppunt Overijssel en Booster Festival, de (fysieke) verbinding met het Nationaal Muziekkwartier. De popartiesten van de toekomst wordt daarmee alle mogelijkheden geboden om het hoogst haalbare in de regio te bereiken; live op één van de grote podia van Metropool. Het artistieke profiel dat gekozen is voor Metropool is gebaseerd op: een divers en aansprekend programma op gebied van popmuziek, bestaande uit een mix van mainstream, niche, aanstormend talent en cross overs. Hierbij is veel ruimte voor bijzondere 'uitstapjes' zowel nationaal als internationaal. De branche popmuziek hanteert 2 hoofdgenres, t.w.: pop/rock en dance(clubavonden).

Het activiteitenplan 2018-2021 vormt het inhoudelijk kader voor de invulling van het t bovenstedelijk poppodium. De inhoudelijke pijlers van het bovenstedelijk poppodium zijn:

  • een kwalitatieve programmering op het gebied van professionele popmuziek en dance voor verschillende doelgroepen uit Twente, (Oost) Nederland en Duitsland overschillende locaties in Enschede, Hengelo en Twente;
  • cultuureducatieprogramma's voor scholen in Enschede, Hengelo en Twente;
  • een podium en talentontwikkelingsprogramma's voor jong regionaal talent;
  • oefenruimtes voor amateurbands en semi-professionals;
  • betrokkenheid van vrijwilligers bij de bedrijfsvoering.

2.7 Voorzieningen

In Lansinkveld is in de voormalige gieterij de hoofdvestiging van het ROC van Twente gehuisvest. Het monumentale industriële pand van Flowserve biedt nu plaats aan het Techniekhuis, een bedrijfsschool voor de bouw en installatietechniek. Het voorzieningenniveau binnen en rondom het plangebied Hart van Zuid wordt gekenmerkt door de industriële historie. Binnen het plangebied heerst een overwegend industrieel karakter waarbij grote fabriekscomplexen reeds in functie zijn getransformeerd tot andere dan industriële functies. Grotendeels bestaan deze functies uit sociaal maatschappelijke voorzieningen met een laagdrempelig gehalte ten aanzien van de toegankelijkheid. Zo zijn er diverse culturele en educatieve voorzieningen in de gebouwen gehuisvest. Deze voorzieningen geven aan het plangebied een levendig en aantrekkelijk karakter en dragen er zorg voor dat het gebied wervend is voor een breder publiek dan alleen de toekomstige bewoners. Bovendien zorgt het voor levendigheid en aantrekkelijkheid vanaf het allereerste ogenblik.

2.8 Water


1. Het watersysteem in Hart van Zuid.

Water stroomt van hoog naar laag. Het Industrieplein ligt zo'n anderhalve meter lager dan de Omloopleiding aan de zuidzijde van het plangebied. Tevens loopt het terrein af van oost naar west. Direct ten westen van de Europatunnel gaat de Berflobeek onder de spoordijk. Dit is het punt waar het watersysteem van Hart van Zuid op aansluit. Om te voorkomen dat in droge perioden de nieuwe waterloop droog valt wordt een verbinding gemaakt met de Omloopleiding aan de zuidzijde van het plangebied. Dit garandeert een constante doorstroming van de nieuwe waterloop welke is opgenomen in het profiel van de Laan Hart van Zuid.

Regenwater dient niet via het riool naar de waterzuivering afgevoerd te worden. Dit overbelast het systeem, terwijl het regenwater zelf relatief schoon is. Regenwater dat op gebouwen en verharding valt wordt daarom afgekoppeld en zoveel mogelijk middels een infiltratievoorziening met graspassage geïnfiltreerd in de bodem (wadi). Een graspassage heeft een bewezen hoog zuiverend rendement. Middels een overloopconstructie wordt overtollig hemelwater geloosd op oppervlaktewater. Wanneer toepassing van een wadi niet mogelijk is, is gekozen voor waterdoorlatende bestrating of infiltratie middels een IT riool.

Het regenwater stroomt zichtbaar af, zodat voor een ieder duidelijk is wat er mee gebeurd. Deze zichtbaarheid maakt mensen bewust van het systeem en dit helpt bij het schoon houden van het water. Foutieve aansluitingen worden hiermee voorkomen.

Het regenwater wordt zo lang mogelijk in het gebied zelf vastgehouden. Het snel afvoeren geeft waterproblemen stroomafwaarts. Het regenwater wordt tijdelijk opgevangen om vervolgens geleidelijk weg te vloeien in de bodem of vertraagd naar oppervlaktewater.

Het watersysteem in Hart van Zuid heeft ingebouwde zuiveringsmechanismen. Water dat over gras stroomt of tijdelijk op gras blijft staan wordt gezuiverd door micro-organismen op en in de vegetatie. Stroomt het water af door een open verharding of doorlatende bodemlaag, dan wordt het gefilterd. Ook oevervegetatie en waterplanten hebben een zuiverende werking.

Het watersysteem is zo ingericht dat het water in de bodem weg kan zijgen in tijden dat de grondwaterstand laag is. Extreme droogte kan zo vaker voorkomen worden.

Het watersysteem in Hart van Zuid kan, als het grondwater hoog staat, het gebied draineren. Zeker in Hengelo Zuid, waar nu in de herfst en winter kelders en kruipruimten vochtig zijn, is draineren noodzakelijk. Middels het drainagesysteem worden pieken in de grondwaterstanden afgevlakt.

De centrale waterloop welke is opgenomen in het profiel van de Laan Hart van Zuid, zorgt voor een waterstroom die in het plangebied continu zichtbaar is. Dit bindt alle onderdelen aan elkaar en maakt het systeem begrijpbaar. Het overtollige water wordt in deze stroom verzameld en afgevoerd. Ten tijden van droogte voert de stroom water aan om tekorten in de bodem aan te vullen.

2. De centrale waterloop in de Laan Hart van Zuid.

Voor de hoofdwaterafvoer van het gebied Hart van Zuid is gekozen voor een watergang centraal door het gebied, in het profiel van de Laan Hart van Zuid . Doordat het water centraal ligt is de afwatering van de omliggende gebieden, zowel aan de westzijde als aan de oostzijde, het eenvoudigste te regelen. In de Laan kan het water bijdragen aan het groene en ontspannen karakter van het profiel.

De centrale waterloop heeft, waar mogelijk, aan twee zijden een groen talud.. Om het waterpeil in de centrale waterloop tussen de Omloopleiding en de Berflobeek bij het station op peil te houden zijn een viertal stuwtjes in de waterloop opgenomen. Deze stuwtjes worden op een speelse wijze uitgevoerd zodat de beleving van het water toeneemt.

In de centrale watergang kan hierdoor tevens een belangrijk deel van de waterberging worden opgenomen.

3. Het watersysteem in Lansinkveld.

Het deelgebied Lansinkveld is niet opgenomen in het hoofdsysteem van doorstromend water van Hart van Zuid. Het heeft een stand-alone positie. Kern van dit deelsysteem is 20 mm waterbuffering op of nabij het plein van het ROC,. De waterbuffering krijgt een afvoer middels een IT riool naar het aansluitpunt op de Berflobeek, nabij de Europatunnel.

In de spoorzone komen de drie takken in het watersysteem samen: de Berflobeek, stromend door het Villapark rond het Wapen van Hengelo, de centrale watergang van Hart van Zuid en het water van het plangebied Lansinkveld. Gezamenlijk stromen ze uit in de beektunnel door de spoordijk direct ten westen van de Europatunnel. Dit is een essentiële schakel in het zichtbaar en begrijpbaar maken van het watersysteem. Op dit moment stroomt de Berflobeek ondergronds, door een duiker onder het Siemensgebouw aan de zuidzijde van het Industrieplein. Voorgesteld wordt om op het Industrieplein waterberging te realiseren in combinatie met een skate-voorziening. Dit systeem wordt gevoed door de nieuw aan te leggen Veldbeek welke door de Gieskesstraat gaat lopen. Tevens wordt een verbinding gerealiseerd met de Berflobeek die onder het Siemens gebouw loopt.

4. Riolering.

De riolering in Hart van Zuid transporteert uitsluitend de zogenaamde “Droog Weer Afvoer” (dwa). Dit wil zeggen dat de riolering uitsluitend het echt vervuilde water van toilet, douche en bad en het keuken afvalwater transporteert naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Van het waterschap Vechtstromen.

2.9 Groen

Groenplan Hengelo

In april 2015 is het gemeentelijk Groenplan met bijbehorende kaart Hoofdgroenstructuur vastgesteld. De hoofdgroenstructuur wordt beschouwd als de ruggengraat van het groen in de stad en bestaat uit (actueel of potentieel) ecologisch waardevolle gebieden, groene verbindingen, karakteristieke groene plekken en zones.

De hoofdgroenstructuur is belangrijk voor biodiversiteit, ruimtelijke vormgeving, beleving en ontmoeting. Groen in de stad zorgt voor herkenbaarheid en oriëntatie, biedt schaduw en verkoeling, vangt fijnstof en CO? en biedt schuil- en nestelgelegenheid voor vogels, bestuivende insecten en andere dieren.

In de hoofdgroenstructuur worden in principe geen ingrepen gedaan die de groene functie (ecologisch en/of ruimtelijk) schaden. Ruimtelijke ingrepen in de hoofdgroenstructuur moeten daarom nadrukkelijk worden afgewogen tegen het belang van groen. Nieuwe ontwikkelingen in de openbare ruimte worden waar mogelijk benut om de groene functie te versterken.

Belangrijke dragers van de hoofdgroenstructuur zijn beken en groenzones langs wegen. In dit plangebied betreft dit het groen en het water langs de Laan Hart van Zuid.

Zoals op de plankaart is weergegeven zal de Laan Hart van Zuid begeleid worden door een laanbeplanting. De bermen van de Laan worden extensief beheerd, waardoor een natuurlijke kruidenrijkdom kan ontstaan.

Bomenverordening

De gemeentelijke Bomenverordening beschrijft hoe bomen en hun groeiplaatsen beschermd zijn tegen ingrepen en/of invloeden van buitenaf.

2.10 Speelplekken

De uitgangspunten voor spelen en speelvoorzieningen in Hengelo zijn beschreven in de gemeentelijke Kadernota Spelen 2016. Goede speelmogelijkheden zijn belangrijk. Het gaat om zowel formele als informele speelruimte. Onder formele speelruimte wordt verstaan: openbaar en vrij toegankelijk gebied in de openbare ruimte, die bewust voor spelen ingericht is met speeltoestellen of -attributen. Informele speelruimte is alle ruimte die kinderen voor hun spel gebruiken, maar die niet speciaal daarvoor ingericht is.

Categorieën speelplekken

We werken in Hengelo met drie categorieën speelplekken voor de leeftijdsgroep tot 12 jaar: klein, middelgroot of groot (A,B of C). De categorie wordt bepaald aan de hand van het aantal kinderen dat in het zogeheten verzorgingsgebied rond de speelplek woont of verwacht wordt. Het verzorgingsgebied wordt bepaald door logische grenzen als drukke wegen, spoorlijnen, waterlopen of natuurlijke barrières. Per categorie kan een maximum bedrag (nieuwwaarde) worden geïnvesteerd aan speeltoestellen en valdempende ondergronden, het zogeheten speelkapitaal. Het budget voor onderhoud is aan dit speelkapitaal gerelateerd. Tot de 12 min voorzieningen behoren vooral de toestellen voor klimmen, glijden, wippen, draaien, duikelen en schommelen.

Daarnaast kennen we de zogeheten 12+ voorzieningen. Dit zijn voorzieningen voor vrije sportbeoefening en ontmoeting. Denk daarbij aan trapveldjes, tafeltennistafels, basketbalvoorzieningen, etc. Deze voorzieningen kunnen uiteraard ook door de jongere doelgroep worden gebruikt, maar zijn aangemerkt als 12+ omdat ze voorzien in een behoefte bij de jongeren die de speeltoestellen zijn ontgroeid. Voor de 12+ voorzieningen gelden geen indicaties voor een verzorgingsgebied of bepaalde loopafstand. In het beleid gaan we er vanuit dat jongeren zelfstandig verder van huis kunnen gaan en niet meer direct gebonden zijn aan straat of buurt.

Speelmogelijkheden in en rond het plangebied

In het plangebied ligt een speelplek categorie B aan de Stelplaats. Ook aan de Langelermaatweg ligt een speelplek categorie B. Mogelijk wordt deze speelplek verplaatst wanneer de woningbouwontwikkeling in het noordelijk deel van het plangebied tot uitvoering komt. In de nabijheid van het plangebied ligt aan de Anthoniusstraat voorts de speeltuin De Jeugd. In het plangebied zelf zijn geen 12+ voorzieningen aangelegd. Deze zijn wel te vinden in de omgeving, o.a. aan de Alexanderstraat en op de schoolpleinen.

Informele speelruimte

Informele speelruimte is alle ruimte die kinderen voor hun spel gebruiken, maar die niet speciaal daarvoor ingericht is. In de openbare ruimte mag in principe overal vrij gespeeld worden, daar waar dat redelijkerwijs mogelijk is. Denk daarbij aan de gazons of bredere grasstroken, de wadi's wanneer zij droog staan, woonstraten met een 30 km-zone, voetpaden, stoepen en pleintjes. Daarbij nemen kinderen vaak zelf attributen mee, zoals de fiets, een bal, een waveboard, skeelers, knikkers of stoepkrijt. Eigen invulling, naast de ingerichte speelplekken, stimuleert de fantasie van kinderen.

2.11 Nutsvoorzieningen, kabels en leidingen

Bij nieuwe ontwikkelingen waar werkzaamheden aan kabels en leidingen nodig zijn, dient een 'aanvraag kabel- en leidingwerkzaamheden' te worden ingediend bij de afdeling Ruimte en Bouwen. Daarnaast dient bij de betreffende nutsbedrijven een KLIC-melding te worden gedaan.

Hoofdstuk 3 Relevant beleid

Dit hoofdstuk beschrijft het voor dit bestemmingsplan relevante rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid van het rijk staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), welke op 13 maart 2012 is vastgesteld. De SVIR schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk to 2028 en de ambitie tot 2040. Uitgangspunt van de SVIR is decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn 13 rijksbelangen omschreven. Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt, of;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan, of;
  • het een onderwerp betreft dat provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.

Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. In 2016 is het Barro aangevuld. In het Barro is een aantal nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het gaat om Mainport ontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Ecologische hoofdstructuur, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament, IJselmeergebied en Duurzame verstedelijking. Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Per onderwerp worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd welke als procesvereiste is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. Op 1 juli 2017 is de nieuwe ladder voor duurzame verstedelijking in werking getreden, en zijn de zogenaamde "treden"komen te vervallen. Artikel 3.1.6, lid 2 Bro luidt nu als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Op grond van artikel 1.1.1, lid 1 onder i Bro wordt een stedelijke ontwikkeling als volgt gedefinieerd: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Voor de vraag of er getoetst moet worden aan de Ladder voor Duurzame verstedelijking is van belang het antwoord op de vraag of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Daarvan is geen sprake. Het voorliggende bestemmingsplan legt slechts bestaande mogelijkheden opnieuw vast.

3.1.4 Nationaal Waterplan 2016-2021

Het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2) geeft het integrale kader voor het waterbeleid van het Rijk voor de komende zes jaar en geeft uitvoering aan de Europese richtlijnen voor waterkwaliteit, de mariene strategie en de overstromingsrisico's. De Stroomgebiedbeheerplannen, het Programma van maatregelen mariene strategie, de Beleidsnota Noordzee en de Overstromingsrisicobeheerplannen maken onderdeel uit van het NWP2. Met het NWP2 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij wordt gestreefd naar een integrale benadering, door economie (inclusief verdienvermogen), natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.

Er is voor dit bestemmingsplan een watertoets uitgevoerd waarmee het bestemmingsplan in overeenstemming met dat beleid is opgesteld (zie artikel 4.1).

3.1.5 Erfgoedwet (2016)

Het behoud en beheer van het Nederlandse erfgoed was tot en met juni 2016 geregeld in zes verschillende wetten (waaronder de Monumentenwet) en een regeling, waarin roerend, onroerend en archeologisch erfgoed allemaal hun eigen specifieke definities, procedures en beschermingsmaatregelen hadden. Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet ingegaan. Deze wet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Voor het eerst is er nu één integrale wet die betrekking heeft op onze museale objecten, musea, monumenten en archeologie op het land en onder water. In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met ons erfgoed wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarbij heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend. Samen met de toekomstige Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van ons cultureel erfgoed mogelijk. Het beschermingsniveau zoals die in de oude wetten en regelingen gold blijft gehandhaafd.

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze (naar verwachting) in 2019 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Overijssel

De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie; het provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel, waarbij duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit de leidende principes of ‘rode draden’ zijn. Deze 'Omgevingsvisie Overijssel 2017, Beken kleur' is op 12 april 2017 vastgesteld door Provinciale Staten en sinds 1 mei 2017 van kracht.

De 'Omgevingsverordening Overijssel 2017' (hierna 'verordening') is één van de instrumenten die de provincie daarvoor inzet. Deze verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.

De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De verordening heeft de status van:

  • Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1. Wet ruimtelijke ordening
  • Milieuverordening in de zin van artikel 1.2. Wet milieubeheer
  • Waterverordening in de zin van de Waterwet
  • Verkeersverordening in de zin van artikel 57 van de Wegenwet en artikel 2A van de Wegenverkeerswet.
3.2.2 Sturingsfilosofie, uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities van de provincie, wordt het 'Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel' gebruikt. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe. 

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0113-0301_0003.png"

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel 

3.2.3 Toetsing van het initiatief aan de Omgevingsvisie en -verordening Overijssel (inclusief regeling 'Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving')
3.2.3.1 Generieke beleidskeuzes

In heel Overijssel is een aantal beleidskeuzes van toepassing op nagenoeg alle thema’s en locaties. Dit zijn:

  • integraliteit

De eis van integraliteit houdt in dat alle belangen die bij een ontwikkeling betrokken zijn, zorgvuldig tegen elkaar worden afgewogen. Dit vereiste is wettelijk geborgd in de Wet ruimtelijke ordening en derhalve zal aan deze eis in de toelichting van het voorliggende plan worden voldaan.

  • toekomstbestendigheid

De eis dat gekozen oplossingen voor maatschappelijke opgaven toekomstbestendig moeten zijn, houdt in dat een initiatief de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te kunnen voorzien niet in gevaar mag brengen. Initiatieven moeten bijdragen aan een duurzame benadering van ontwikkelingen die voorzien in de behoefte van de huidige generatie, maar die opties openhoudt om ook te voorzien in behoeften van toekomstige generaties. Met de in het voorliggende plan mogelijk gemaakte ontwikkeling wordt voorzien in diverse typologieën woningen. Deze typologieën zijn niet alleen afgestemd met geinteresseerden, maar voldoen ook aan de laatste duurzaamheidseisen. Daarmee is het een toekomstbestendig plan waarbinnen het ook mogelijk is om door te groeien.

  • concentratiebeleid

Het concentratiebeleid van de provincie Overijssel houdt in dat stedelijke ontwikkelingen (wonen, werken en voorzieningen) zoveel mogelijk geconcentreerd worden in de stedelijke netwerken Twente (Enschede, Hengelo, Almelo, Oldenzaal en Borne), Zwolle-Kampen en Deventer Stedendriehoek. Daar mag gebouwd worden voor de (boven)regionale behoefte. Aangezien het voorligende plangebied voorziet in een stedelijke ontwikkeling die plaatsvindt binnen het stedelijk gebied van Hengelo wordt aan deze beleidskeuze voldaan.

  • (boven)regionale afstemming

De verplichting tot (boven)regionale afstemming is erop gericht om gemeenten gezamenlijk verantwoordelijkheid te laten nemen voor de regionale programmering van woningbouw, werklocaties en stedelijke voorzieningen. Meer informatie hierover is in voorliggend plan opgenomen in paragraaf 3.1.3.

  • zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik
    De eis van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik is erop gericht om onnodig nieuw ruimtebeslag – zowel ondergronds als bovengronds – te voorkomen. De provincie wil het onderscheid tussen het bestaande bebouwde gebied en de onbebouwde groene omgeving scherp houden. De voorliggende ontwikkeling vindt plaats in het bestaande bebouwde gebied van Hengelo en is als zodanig geen nieuwe claim op de Groene Omgeving.
3.2.3.2 Ontwikkelingsperspectieven

Het richtinggevende ontwikkelingsperspectief voor Hart van Zuid 2021, gedeeltelijke actualisatie is hierna in kaart en tekst weergegeven. Het plangebied heeft als ontwikkelingsperspectief 'Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0113-0301_0004.jpg"

Uitsnede kaart Omgevingsvisie - ontwikkelingsperspectieven

Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken

Rond de binnensteden liggen de diverse woon- en werklocaties, elk met hun eigen woon-, werk- of mixmilieu. Herstructurering en transformatie moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. Herstructurering en transformatie bieden kansen om te anticiperen op klimaatverandering (bijvoorbeeld door ruimte voor groen, natuur of water te reserveren). Van belang is de stedelijke ontwikkeling altijd af te stemmen op de kenmerken van het watersysteem, bijvoorbeeld door in laaggelegen gebieden bij bouw- en evacuatieplannen rekening te houden met risico’s op overstroming of wateroverlast. Herstructurering en transformatie kunnen ook bijdragen aan de energietransitie (door het nemen van energie-efficiënte maatregelen en/of het opwekken van duurzame energie door bijvoorbeeld het aanwezige dakoppervlak te benutten).

Specifieker is het plangebied gekenschetst als 'Steden binnen de stedelijke netwerken met voorkeurslocaties voor logistieke bedrijvigheid met een (boven)regionaal profiel'. Dit houdt in dat op logistieke voorkeurslocaties in Almelo-Hengelo, Zwolle-Kampen en Deventer ruimte is voor bedrijven met een (boven)regionaal logistiek profiel. Aangezien het bij het voorliggend bestemmingsplan een woningbouwontwikkeling betreft, is dit specifieke perspectief niet van toepassing.

Toetsing van het initiatief aan het ontwikkelperspectief

De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend. Dit betekent dat er ruimte is voor lokale afweging. Naast ruimte voor een lokale afweging ten aanzien van functies en ruimtegebruik, is er ruimte voor een lokale invulling van de begrenzing: de grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen.

In de huidige situatie is sprake van een 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'. De ontwikkeling moet worden aangemerkt als gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied.

De ontwikkeling wordt ook afgestemd op de kenmerken van het watersysteem. Een nadere onderbouwing daarvan is opgenomen in paragraaf 4.1.

3.2.3.3 Gebiedskenmerken

De Omgevingsvisie werkt met een lagenbenadering om verschillende gebiedskenmerken in beeld te brengen. De gebiedskenmerken stellen de kaders waarbinnen het ontwikkelingsperspectief kan worden uitgevoerd. Er wordt onderscheid gemaakt in:

  • een natuurlijke laag;
  • een laag van het agrarisch cultuurlandschap;
  • een stedelijke laag;
  • een laag van de beleving.

Op basis van de natuurlijke laag is er sprake van 'dekzandvlakte en ruggen'. Bij de natuurlijke laag, gaat het voornamelijk om grote gebieden waarvoor de provincie ambities en ontwikkelingsrichting heeft verwoord.

Natuurlijke laag: dekzandvlakte en ruggen

Voor dit landschapstype schrijft de provincie een norm voor; Dekzandvlakten en ruggen krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van de hoofdlijnen van het huidige reliëf. Het plangebied is echter gelegen in het bestaand stedelijk gebied. Het natuurlijk reliëf is in het plangebied verdwenen toen het onderdeel ging uitmaken van het bestaand stedelijk gebied. Er zijn dan in het plangebied ook geen hoogteverschillen meer aanwezig die beter zichtbaar en beleefbaar kunnen worden gemaakt.

De stedelijke laag is de laag van de steden, dorpen, verspreide bebouwing, wegen, spoorwegen en waterwegen. Het gaat in deze laag om de dynamiek van de steden en de grote infrastructurele verbindingen, maar ook om de rust van de dorpen en de landelijke wegen en paden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0113-0301_0005.jpg"

Laag van de stedelijke laag: Bebouwingsschil 1900-1955

De woonwijken van 1955 tot nu zijn planmatig opgezette uitbreidingswijken op basis van een collectief idee en grotere bouwstromen. De functies (wonen, werken, voorzieningencentra) zijn uiteengelegd en de wijken zijn opgedeeld in buurten met een homogeen bebouwingskarakter: buurten met eengezinswoningen, flatwijken, villawijken, wijk(winkel)centra.

Er is sprake van een tijdsgebonden verkavelingsstructuur op basis van verschillende ordeningsprincipes. Lokaal zijn kleine eenheden die afwijken van het systeem, zoals ‘goudkustjes’ aan de rand van de wijk. Steeds is sprake van een afgeronde eenheid met duidelijke in- en uitgangen en kunst in de openbare ruimte.

Als ontwikkelingen plaats vinden de naoorlogse woonwijken, dan voegt nieuwe bebouwing zich in de aard, maat en het karakter van het grotere geheel (patroon van o.a. wooneenheden en parken), maar is als onderdeel daarvan wel herkenbaar. De groenstructuur is onderdeel van het wijkontwerp.

De laag van het agrarisch cultuurlandschap en de laag van de beleving zijn niet van toepassing op het plangebied.

3.2.4 Conclusie ten aanzien van het provinciaal beleid

Geconcludeerd kan worden dat het voorliggende bestemmingsplan volledig in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en het in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Hengelo 2030 (2007)

Op 3 juli 2007 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Hengelo 2030 vastgesteld. Het bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Hengelo voor de lange termijn. In de structuurvisie Hengelo 2030 wordt op basis van een beschrijving van de kernkwaliteiten, de historie, de maatschappelijke tendensen en de ambities een samenhangende en integrale uitwerking van een nieuwe koers voor Hengelo naar 2030 neergezet. De keuzes die daarbij zijn gemaakt zijn het inzetten op de sterke punten van de stad en te gaan van groei naar kwaliteit. Dat betekent nauwelijks meer uitbreiding, maar inbreiding en functiemenging in bestaand stedelijk gebied en het investeren in het omringende landschap. Deze koers brengt een vijftal kernopgaven met zich mee:

  • 1. Versterking van de economische structuur;
  • 2. Een binnenstad voor ontmoetingen;
  • 3. De sociale opgave;
  • 4. Het landschap de stad in;
  • 5. Ruimtelijke kwaliteit;
3.3.2 Woonvisie Hengelo 2016-2026

De gemeenteraad van Hengelo heeft op 22 november 2016 de woonvisie Hengelo 2016-2026 vastgesteld. In de woonvisie geeft de gemeente haar visie op de wijze waarop Hengelo zich de komende jaren verder kan ontwikkelen als prettige woonstad. De woonvisie is er niet alleen voor de gemeente. Welbions en huurdersvereniging Ookbions zijn nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van de woonvisie. De woonvisie vormt het kader voor de prestatieafspraken met Welbions.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0113-0301_0006.png"

Bij het actualiseren van bestemmingsplannen wordt doorgaans de bestaande situatie juridisch vastgelegd. Zeker in een bestaande woonomgeving, waar straten en woningen al lang geleden gerealiseerd zijn, is vaak geen sprake meer van een echte ontwikkelruimte. De buurt of wijk is 'af' en wordt door de bewoners ook zo gezien.

Toch kan er sprake zijn van ontwikkelingsmogelijkheden in het bestemmingsplan. Bedoeld, of onbedoeld. Bedoeld in het geval er bijvoorbeeld sprake is van een locatie waar op grond van het woningbouwprogramma nog woningbouw gewenst is. Onbedoeld in situaties waar er, bijvoorbeeld door sloop van een woning op een ruime kavel, meerdere woningen kunnen worden teruggebouwd.

Als er sprake is van ontwikkelmogelijkheden die nog niet gerealiseerd zijn dient te worden afgewogen in hoeverre die mogelijkheden nog wenselijk zijn. In algemene zin kan worden gesteld dat wanneer in een periode van 10 jaar geen gebruik is gemaakt van deze mogelijkheden, het niet erg waarschijnlijk is dat er sprake is van een concrete behoefte.

Vanuit het woonbeleid van de gemeente is het zelfs ongewenst om dit soort 'verborgen' plancapaciteit te laten voortbestaan. De gemeenteraad heeft de woonvisie op 22 november 2016 vastgesteld als structuurvisie. Onderdeel van het woonbeleid is het 'Kwalitatief afwegingskader voor nieuwe woningbouwinitiatieven'. Ook dit afwegingskader is door de gemeenteraad vastgesteld op 22 november 2016 en heeft eveneens de status van structuurvisie.

Het afwegingskader geeft aan op welke wijze de gemeente omgaat met nieuwe woningbouwinitiatieven. De achtergrond is dat het aanbod aan (nieuwbouw)woningen in evenwicht moet zijn met de vraag (huishoudensontwikkeling).

Het woningbouwprogramma, dat regelmatig door het college van Burgemeester en Wethouders wordt vastgesteld, is een nadere uitwerking van het woonbeleid. Het woningbouwprogramma kijkt steeds tien jaar vooruit en geeft inzicht in de woningbouwplannen die de gemeente in deze periode wil realiseren.

Het college heeft op 30 juni 2020 het woningbouwprogramma 2020 vastgesteld. Dit woningbouwprogramma heeft een looptijd van tien jaar en beslaat de periode 2020-2029. Hengelo kent een aanzienlijke binnenstedelijke opgave, met name gericht op de binnenstad en Hart van Zuid. Aanvullend heeft de gemeenteraad op 14 april 2021 de Woonagenda 2021-2030 vastgesteld.

In de het bestemmingsplan Hart van Zuid 2021 mag het bestaande aantal woningen binnen de bestemmingen Gemengd en Wonen niet worden vergroot. Hiermee wordt aangesloten bij de uitgangspunten uit de Woonvisie.

3.3.3 Nota Archeologie 2010

Met het zogeheten Verdrag van Malta, dat Nederland 15 jaar geleden ondertekende, beloofden de lidstaten van de Raad van Europa zich in te spannen om het archeologisch erfgoed in Europa beter te beschermen. Reden voor deze zorg: het archeologisch erfgoed in heel Europa dreigde te worden vernietigd door een steeds grotere economische welvaart. Na ondertekening begon voor Nederland een lange mars naar de vertaling in wetgeving, die uiteindelijk in 2007 werd afgerond met de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Met de vaststelling van de Wamz is formeel het moment aangebroken dat we in ons land niet meer vrijblijvend kunnen omgaan met het archeologisch erfgoed. De Wamz is formeel vastgelegd in de Monumentenwet 1988, die per 1 juli 2016 is komen te vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze (naar verwachting) in 2019 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet introduceert in de archeologie het beginsel van 'de verstoorder betaalt'. De kwaliteit van uitvoerende archeologische werkzaamheden is geregeld door een vergunningenstelsel. Uitgangspunt van de Erfgoedwet is om archeologische sporen van waarde in de bodem te laten zitten. Archeologen spreken dan over 'behoud in situ'. De wet verbiedt het verrichten van opgravingen, tenzij een partij over een opgravingvergunning beschikt. In de Erfgoedwet staat verder precies beschreven wie de eigenaar is van de opgegraven archeologische vondsten, waar vondstmateriaal moet worden opgeslagen en aan wie welke opgravinginformatie moet worden gemeld. Verder kent de wet bepalingen over wanneer er als gevolg van opgravingen schadevergoeding mogelijk is etc.

Door de Erfgoedwet heeft de gemeente extra taken. Zij moet laten zien hoe zij rekening houdt met mogelijke archeologische waarden wanneer een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld of een bestaand bestemmingsplan wordt aangepast dan wel daarvan vrijstelling wordt verleend. Dit geeft de gemeente de mogelijkheid om bij het afgeven van bouw-, aanleg- en sloopvergunningen archeologische eisen te stellen. Dat is overigens alleen mogelijk als daarvoor een juridische basis aanwezig is in het bewuste bestemmingsplan. Met de invoering van de Erfgoedwet zal op veel momenten van de gemeente een oordeel worden verwacht over de omgang met archeologische waarden of vondsten.

Een gemeentelijk beleidsplan biedt de mogelijkheid om al die beslissingen over archeologie in een integraal kader te plaatsen en daar vervolgens op een samenhangende manier een invulling aan te geven. Het voorkomt een reeks dure ad hoc beslissingen en vervelende verrassingen tijdens geplande bodemingrepen.

Verantwoord beheer van het cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Hengelo begint met het inzichtelijk maken waar en wanneer met het bodemarchief rekening dient te worden gehouden. De behoudsdoelstelling staat daarbij in principe voorop. Zijn behoud en bescherming van archeologische relicten niet realiseerbaar dan dienen deze op deskundige wijze onderzocht en gedocumenteerd te worden. Deze uitgangspunten betekenen dat het noodzakelijk is een aantal beleidsregels te formuleren om archeologiegevoelige gebieden in alle ruimtelijke plannen en projecten op te nemen en waar mogelijk te ontzien.

Archeologische beleids- en verwachtingenkaart 2018

Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in opdracht van de gemeente Hengelo in 2010 een archeologische verwachtingen en advieskaart vervaardigd. Deze kaart maakt voor het grondgebied van de gemeente inzichtelijk waar archeologische resten zich (kunnen) bevinden. De kaart biedt inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Hengelo. Dit inzicht is nodig om in de beleidsuitvoering een weloverwogen omgang met archeologie te bereiken.

Op 13 februari 2018 heeft de raad de geactualiseerde beleids- en archeologische verwachtingenkaart vastgesteld. Aan de op de kaart vlakdekkend weergegeven verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. Uitgangspunten voor de adviezen zijn de beleidskaders zoals deze op de verschillende overheidsniveaus zijn geformuleerd en het besluitvorming- en archeologisch onderzoekstraject zoals beschreven in het Handboek Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. In deze beleidsnota zijn de aan de verwachtingenkaart gekoppelde beleidsadviezen onverkort overgenomen. De kaart gaat vergezeld van een rapportage (2010), met een methodische en inhoudelijke toelichting op de archeologische verwachtingen en advieskaart van de gemeente Hengelo. Het rapport bevat als bijlage een catalogus van de in de gemeente voorkomende archeologische monumenten alsmede een vindplaatsencatalogus waarmee een zo volledig mogelijk overzicht wordt geboden van archeologische waarnemingen die in het verleden binnen de gemeente zijn gedaan.

Over de wijze waarop in voorliggend bestemmingsplan wordt omgegaan met het aspect archeologie wordt verwezen naar paragraaf 4.3.3.

3.3.4 Erfgoedverordening (2018)

Op 13 februari 2018 heeft de gemeenteraad de 'Erfgoedverordening 2018' Gemeente Hengelo vastgesteld. Met de Erfgoedverordening 2018 kan de gemeente gemeentelijke (archeologische) monumenten, beschermde gezichten en gebieden aanwijzen. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan de gemeenteraad bij verordening regels stellen aan onderzoek in het kader van het doen van opgravingen, of vaststellen in welke gevallen afgezien wordt van nader archeologisch onderzoek of het opleggen van de verplichting daartoe.

Indien de verordening betrekking heeft op een gebied waarvoor een bestemmingsplan is vastgesteld blijft die verordening van kracht voor zover zij niet in strijd is met dat bestemmingsplan. De verordening ontslaat de gemeente niet van de plicht om archeologie en bij wijziging Bro (Besluit ruimtelijke ordening) alle cultuurhistorische waarden integraal te betrekken bij vaststelling van een nieuw bestemmingsplan, alsmede een partiële herziening. Gemeenten hebben daarnaast ook de mogelijkheid met een paraplubestemmingsplan aanvullende regeling inzake de gemeentelijke culturele erfgoedwaarden te treffen op bestaande bestemmingsplannen.

De Erfgoedverordening 2018 is ingegaan op 1 maart 2018.

3.3.5 Detailhandel Hengelo 2006 - 2016, geactualiseerde beleidsvisie 2012

Het doel van de Detailhandelsvisie Hengelo 2006-2016, geactualiseerde beleidsvisie 2012, is het scheppen van een beleidskader voor detailhandel. Het is een document waarin gewenste toekomstige ontwikkelingen staan en het geeft het kader voor ontwikkelingen aan. Het biedt detailhandelsondernemingen en andere marktpartijen duidelijkheid over de ontwikkelingsrichting. In de geactualiseerde beleidsvisie zijn de uitgangspunten uit 2006 bevestigd en verder aangescherpt.

Beleid in het kort:

Hengelo heeft op het gebied van detailhandel een aantal ambities. Deze ambities zijn onderverdeeld in een drietal winkelmotieven: dagelijks winkelen, recreatief winkelen en doelgericht winkelen.

Dagelijks winkelen

Hengelo kent een structuur van wijkwinkelcentra, buurtwinkelcentra en solitaire supermarkten. Voor de leefbaarheid in de wijken is het van belang dat er dicht bij huis boodschappen gedaan kan worden. Hierbij past een evenwichtige spreiding van het aanbod over de stad.

Clustering van functies binnen wijken en buurten geniet de voorkeur. Dit is de wijze waarop zowel een supermarkt als aanvullende bewinkeling resulteren in het beste voorzieningenniveau voor de wijk en/of buurt.

Recreatief winkelen

De binnenstad is de huiskamer van Hengelo en het belangrijkste recreatieve winkelgebied in Hengelo waar mensen langer gaan verblijven.

In de binnenstad moet men aangenaam willen verblijven. Er moet een juiste afstemming van functies zijn, ook horeca, wonen en cultuur zijn belangrijke ingrediënten. Door onder andere te investeren in sfeer, veiligheid, inrichting en beeldkwaliteit kan de bezoeker langer worden gebonden.

Doelgericht winkelen

Winkel voor gericht non-food aankopen kunnen zich vestigen in de clusters Plein Westermaat (regionale functie), Westermaat Zuidwest en Noordelijke Spoorzone.

Perifere detailhandel vindt plaats in de genoemde clusters en uitbreiding is slechts in uitzonderingsgevallen mogelijk. Er wordt geen reguliere detailhandelsactiviteiten toegestaan als zogenaamde nevenactiviteit. Hier kan onvoldoende grip op worden gehouden en de gemeente wil inzetten op clustering.

3.3.6 Nota vrijetijdseconomie Hengelo 2011-2021

De Nota Vrijetijdseconomie geeft de koers voor toeristisch/recreatief Hengelo voor de komende tien jaar aan. Het biedt een kader voor bestaande activiteiten en nieuwe initiatieven en geeft aan welke acties moeten worden ondernomen om de gewenste visie te realiseren.

3.3.6.1 Aanbod vrijetijdsvoorzieningen in Hengelo

Hengelo beschikt over een breed palet aan toeristische en recreatieve voorzieningen. De nadruk ligt hierbij op het dagrecreatieve aanbod en is vooral te vinden in de binnenstad en directe omgeving ervan. Grotendeels zijn dit voorzieningen die behoren bij een stad van zo'n 80.000 inwoners. Voor een deel overstijgen deze voorzieningen die van een stad als Hengelo. Omdat ze niet alleen voor Hengelo van betekenis zijn, maar ook voor de regio en/of omdat ze op een kwalitatief goed niveau opereren.

3.3.6.2 Visie vrijetijdseconomie Hengelo

Hengelo richt zich op het vergroten van de aantrekkelijkheid van de stad, geconcentreerd in de binnenstad. Om dit te bereiken is het nodig om een duidelijk en herkenbaar beeld van Hengelo neer te zetten. Een beeld dat Hengelo past; het DNA van Hengelo. Daarnaast is het nodig om de basisinfrastructuur op orde te houden en de aantrekkelijke bezienswaardigheden aantrekkelijk te houden en te laten zien.

Hengelo heeft de volgende missie:

Hengelo is een aantrekkelijke plaats om te bezoeken, te verblijven, te ontmoeten en te waarderen.

Daarbij is de volgende ambitie geformuleerd:

De inwoners en (regio)bezoekers meer belevingswaarde bieden, waardoor ze vaker en langer aan Hengelo gebonden worden. Hierdoor wordt de locale economie gestimuleerd.

Deze ambitie wordt concreet gemaakt in een aantal hoofd- en subdoelen.

3.3.7 GroenPlan Hengelo 2015

Het Groenplan Hengelo is een integrale benadering van het groen in Hengelo in relatie tot water, duurzaamheid en ecologie, met strategische afwegingen op het gebied van beheerbaarheid en investeringen. Het Groenplan bevat een visie op het groen in Hengelo in relatie tot de omgeving. Het groen in de stad is belangrijk voor gezondheid, ecologie, ruimtelijke vormgeving, beleving, ontspanning en ontmoeting. Doelstelling is het beschermen en versterken van de gezonde groene basis in de stad, ten behoeve van een optimale leefbaarheid nu én in de toekomst.
Het Groenplan biedt uitgangspunten voor inrichting, beheer en uitvoering, zowel intern als extern. Het Groenplan geeft herkenbare kaders voor de bewoners van de stad. Het plan biedt handvatten voor keuzes. De ruggengraat van het groen in de stad wordt gevormd door de hoofdgroenstructuur. De invulling van de hoofdgroenstructuur is tot stand gekomen door een samenwerking tussen de verschillende groene disciplines binnen de gemeentelijke organisatie, en besproken met de externe groene partners. De kaart met de hoofdgroenstructuur is onderdeel van het vastgestelde Groenplan.

Het groen binnen het plangebied is ook beschreven in paragraaf 2.9.

3.3.8 Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) (2018-2022)

Op 21 november 2017 heeft de gemeenteraad het GRP 2018-2022 vastgesteld. Hierin wordt de zorg voor afvalwater, hemelwater en grondwater vastgelegd en is veel aandacht geschonken aan duurzaamheidmaatregelen, zoals beekherstel, afkoppelen van hemelwater van de riolering, vegetatiedaken en klimaatadaptatie (het voorkomen van wateroverlast door hevige regenval). Bij dit laatste aspect moet worden gedacht aan tijdelijke waterberging in de openbare ruimte bv in groenstroken.

In plaats van het vervangen van oude rioolbuizen wordt ook gekeken of de riolering niet van binnenuit kan worden gerepareerd door middel van het aanbrengen van een kunststof kous. Hierdoor hoeft de straat niet meer te worden opgebroken. Ook worden voorstellen gedaan om structurele grondwateroverlast te beperken of te voorkomen. Hiervoor is een gemeentelijk grondwaterplan gemaakt. Dit grondwaterplan maakt onderdeel uit van het GRP.

Voor alle inbreidingen en uitbreidingen gelden in principe onderstaande beleidsregels.

  • 1. Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI middels riolering;
  • 2. Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem. Daarbij heeft zichtbare oppervlakkige afvoer de voorkeur boven afvoer door buizen, vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen.
  • 3. Infiltratie van hemelwater in de bodem via een graspassage is de beste optie, omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd; Op kleine schaal kan dit goed middels individuele voorzieningen. Op grotere schaal verdient de toepassing van wadi's de voorkeur. De afvoer van het hemelwater vindt dan plaats via de trits: regenpijp - perceelsgootje - straatgoot - wadi.
  • 4. Bij het ontwerp van het bouwwerk een zodanig samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelsgoten kiezen dat het water niet in riolen onder de grond hoeft. Bij het stedenbouwkundige plan moet hierbij notie worden genomen van het feit dat water van hoog naar laag stroomt, waarmee water dan een ordenend principe voor het plan is.
  • 5. De afvoerpiek uit het plangebied wordt afgevlakt door berging in de wadi's en/of retentievijvers. Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water. Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf. De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater; dus niet naar de RWZI.
  • 6. In de bouwwerken wordt vochtoverlast door hoge grondwaterstanden geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door eventuele kelders waterdicht te maken.
  • 7. Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren is.
  • 8. Bewoners en bedrijven zijn zelf verantwoordelijk voor de regenwaterriolering of andere hemelwatervorzieningen op het perceel. Als de gemeente voor het hemelwater zorgt dan moeten bewoners en bedrijven er zelf voor zorgen dat het hemelwater op de juiste wijze op de perceelsgrens wordt aangeboden. De manier waarop is afhankelijk van het type riolering in de openbare weg. Bij gescheiden riolering moet het afvalwater en het hemelwater ook gescheiden worden aangeboden (aparte buizen). Als er een bovengronds systeem is, dan moet het regenwater ook bovengronds worden aangeboden (bijvoorbeeld via een goot).
  • 9. Bij de aanleg van nieuwe woningen en bedrijventerreinen en bij het opnieuw inrichten daarvan is de initiatiefnemer of projectontwikkelaar verplicht om duurzame hemelwatervoorzieningen aan te leggen. Er moet tenminste gezorgd worden voor gescheiden hemelwatervoorzieningen en voor berging van hemelwater. Voor berging gelden de volgende eisen: bij in- en uitbreidingen moet de berging een een netto inhoud hebben voor tenminste 40 mm neerslag. Bij herinrichting van bestaand stedelijk gebied kan worden volstaan met een inhoud van tenminste 20 mm neerslag.
  • 10. Per project moet in overleg met de afdeling Wegen, Groen en Water van de gemeente en met het waterschap Vechtstromen worden gezocht naar maatwerk.
3.3.9 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) (2003)

In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) zijn de hoofdnetwerken voor de fiets, openbaar vervoer en auto vastgelegd. Het doel is een situatie te creëren waarbij de drie vervoerswijzen op een volwaardige wijze met elkaar functioneren en elkaar aanvullen, om zo ook in de toekomst de bereikbaarheid en veiligheid te waarborgen en zelfs te verbeteren. Voor de verkeersstructuur voor het autoverkeer zijn in het GVVP de volgende onderdelen vastgelegd:

  • Doseren van de verkeersstromen die van buiten de stad naar binnen de wijkring gaan; niet meer verkeer toelaten dan in het gebied binnen de wijkring verwerkt kan worden. Dit is mede noodzakelijk voor een vlotte doorstroom van de bussen, zodat er van HOV (hoogwaardig openbaar vervoer) gesproken kan worden;
  • Invoering van een tangentensysteem waardoor onder andere de centrumring oost en de Breemarsweg worden ontlast. De Oosttangent voorziet na een volledige realisatie in de Verlengde Laan van Driene, een tunnel in de Kuipersdijk onder het spoor en een eventuele doortrekking van de Kuipersdijk via het tracé van de huidige Akzo-spoorlijn naar de Diamantstraat. De Westtangent is de huidige route Europalaan, Bornsestraat, Weideweg, Geerdinksweg, Oelerweg en Haaksbergerstraat. Een volledige reconstructie van het tracé van de Westtangent is in 2016 afgerond.
  • Categorisering van wegen volgens het Duurzaam Veilig principe, zie ook het Verkeersveiligheidsplan Duurzaam Veilig (2001).

De gemeente Hengelo wil het gebruik van het openbaar vervoer stimuleren, met name op de doorstroomassen. Zo wordt op regionaal niveau een reëel alternatief voor de auto geboden. De doorstroomassen voor het Hoogwaardig Openbaar Vervoer naar Westermaat en Vossenbelt/Hasseler Es en Medaillon zijn gereed. Aan andere HOV-assen (naar Enschede en door Hart van Zuid) wordt nog gewerkt. Op alle geregelde kruispunten krijgt het openbaar vervoer prioriteit in de verkeersafwikkeling ten opzichte van de overige verkeersdeelnemers.

De Provincie Overijssel is verantwoordelijk voor het openbaar vervoer per bus en de treinverbinding Zutphen - Hengelo - Oldenzaal in de regio. De Provincie Overijssel maakt samen met de 14 Twentse gemeenten het beleid en stelt concessie/contractvoorwaarden op die de vervoerders (Syntus) moeten prikkelen om een zo goed mogelijk vervoersproduct te leveren. De vervoerder zorgt voor de uitvoering, de gemeente Hengelo is alleen verantwoordelijk voor de infrastructuur en probeert zo optimaal mogelijke voorwaarden te scheppen voor goed functionerend openbaar vervoer.

Centrumontwikkelingen vinden plaats bij bestaande en mogelijk nieuwe knooppunten van openbaar vervoer onderling en met de hoofdwegen. Binnen de invloedsgebieden van de vervoersknooppunten is sprake van een verdere verdichting door intensivering, herstructurering en stedelijke vernieuwing. In het GVVP zijn vijf knooppunten van openbaar vervoer genoemd waarvan momenteel twee gerealiseerd zijn:

  • 1. Centraal station Hengelo;
  • 2. Regionale openbaar vervoerhalte Gezondheidspark (spoorlijn Zutphen-Hengelo-Oldenzaal).
3.3.10 Nota Autoparkeren (2008-2012)
3.3.10.1 Beleid

In december 2008 heeft de gemeenteraad de Nota Autoparkeren 2008-2012 vastgesteld. Dit is de visie op het parkeerbeleid zoals deze is vastgesteld. Het parkeerbeleid geldt voor heel Hengelo, dus voor het centrum én in de schil- en overige (buiten)gebieden rondom het centrum.

De gemeente Hengelo wil evenwicht te bereiken tussen enerzijds de parkeervraag en anderzijds de optimale combinatie van bereikbaarheid en leefbaarheid. Uitgangspunt hierbij is een leefbare en bereikbare (binnen)stad door middel van sturend (minder blik op straat), vraagvolgend parkeerbeleid (bewoners), locatie beleid en bevorderen van andere (duurzame) vervoerswijzen zoals openbaar vervoer en fiets (verschuiving in de modal split).

De Nota Autoparkeren 2008-2012 heeft de volgende doelen:

  • Bewoners, bezoekers van bewoners en ondernemers en werknemers laten parkeren op de gewenste plaatsen;
  • Een betaalbare en eerlijke verdeling van de schaarse beschikbare openbare ruimte voor elke categorie parkeerder (in de volgorde: bewoner, bezoeker/klant en werknemer);
  • Streven naar geconcentreerde grote parkeerlocaties en dubbel ruimtegebruik waar mogelijk (de juiste plaats voor de juiste prijs voor alle groepen);
  • Oplossingen bieden voor huidige en toekomstige parkeer- en bereikbaarheidsproblemen;
  • Betere geleiding automobiliteit en parkeerdruk beter spreiden;
  • Verminderde groei van de automobiliteit en autogebruik.

Parkeernormering (motorvoertuigen)

Hengelose parkeernormen behoren ook tot het in december 2008 door de gemeenteraad vastgestelde parkeerbeleid. De parkeernormering is gebaseerd op de parkeerkencijfers zoals deze landelijk zijn uitgegeven door het kennis instituut CROW. De parkeerkencijfers zijn gedifferentieerd naar stedelijkheidsgraad/stadsomvang en stedelijke zone. Binnen de beschikbare en relatief grote bandbreedte van deze kencijfers is voor de Hengelose situatie een keuze gemaakt voor parkeernormen per stedelijke zone (centrum, schil of rest kom), functie en aandeel bezoekers. Voor veel functies is binnen die totale bandbreedte de gemiddelde waarde genomen van de CROW parkeerkencijfers en, na de benodigde parkeeronderzoeken, tot Hengelose norm verheven.

De parkeernormering vormt geen onderdeel van de in 2010 door de gemeenteraad vastgestelde nota Evaluatie parkeerbeleid en blijft derhalve gehandhaafd.

Niet alle functies staan vermeld in de Nota Autoparkeren (Bijlage 3, Parkeernormen 2009), alleen de belangrijkste en meest relevante. De lijst voor 'alle functies' zou veel te lang worden en is eigenlijk nooit compleet. Het samenstellen van normen voor specifieke functies en/of bijzondere of afwijkende situaties en/of op bijzondere locaties komt meer voor in Hengelo. Voor de grote en bijzondere functies op bijvoorbeeld meer perifere locaties is een dergelijke maatwerk benadering wenselijk.

3.3.10.2 Evaluatie

Om de hiervoor beschreven doelen te realiseren is destijds aan deze Nota Autoparkeren voor de periode van vijf jaar een groot pakket aan (beleids)maatregelen gekoppeld. Een aantal van die (beleids)maatregelen zijn op verzoek van het college in 2010 reeds (tussentijds) geëvalueerd en op enkele onderdelen beleidsmatig bijgestuurd. In oktober 2010 is de nota Evaluatie parkeerbeleid door de gemeenteraad vastgesteld.

Er is veel discussie geweest over een aantal maatregelen die getroffen zijn uit de in december 2008 door de raad vastgestelde Nota Autoparkeren 2008 - 2012., zoals het betaald avondparkeren en het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. Er is dan ook een evaluatie uitgevoerd naar het parkeerbeleid. Het beleid is met name gewijzigd voor de parkeerregulering in de schilwijken. Uit de evaluatie blijkt dat er weinig draagvlak is voor het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. De verwachting is dat er meer draagvlak is voor blauwe zones als reguleringsvorm in de schil. Een blauwe zone is een reguleringsvorm die redelijk tot goed functioneert in Hengelo en goed zou passen in de schilwijken rondom de binnenstad. In de huidige blauwe zones zijn ontheffingen tegen betaling verkrijgbaar. Met de invoering en het goed laten functioneren van een blauwe zone zijn kosten gemoeid, zoals handhaving en uitgifte van ontheffingen. Het verstrekken van gratis ontheffingen is dan ook niet meer haalbaar. Hengelo kent een vraagvolgend beleid in de schilwijken. Dit betekent dat bewoners zelf initiatief moeten nemen voor het aanvragen van een blauwe zone in hun wijk waarbij een meerderheid voorstander moet zijn. Daarnaast is het betaald avond parkeren afgeschaft. Hiervoor was nagenoeg geen draagvlak. Ook is het straatparkeren op koopzondagen gratis in Hengelo.

Momenteel is er voor een deel van Hart van Zuid, grofweg het deel tussen het station en het Esrein, een nieuwe parkeernormennota in procedure. Deze nota voorziet, onder bepaalde voorwaarden, in een lagere parkeernorm voor betreffend gebied. Ook wordt er een actief sturend beleid met parkeerregulering voorgesteld. Besluitvormig door de raad is in het najaar 2021 voorzien.

3.3.11 Uitvoeringsnota Fietsen (2003-2006)
3.3.11.1 Algemeen

Het bevorderen van het fietsgebruik heeft een hoge prioriteit binnen het gemeentelijke verkeers- en vervoersbeleid. In de beleidsnota Fietsen (1993) staat het gemeentelijke fietsbeleid nader omschreven. In de "Uitvoeringsnota Fietsen 2003-2006" zijn beleidsvoornemens nader uitgewerkt tot een breed pakket van concrete maatregelen met als doel het fietsklimaat in Hengelo te verbeteren. Speerpunten hierin zijn: het verbeteren van de belangrijkste fietsroutes naar het centrum van de stad (stadsfietsroutes), het fietsvriendelijker maken van verkeersregelinstallaties en de verbetering van het fietsparkeren.

3.3.11.2 Fietsactieplan (2015-2018)

Om de ingezette koers van bovenvermelde vast te houden en om minder sterke punten in het Hengelose fietsklimaat te verbeteren, is het Fietsactieplan 2015-2018 opgesteld. Maar ook omdat maatregelen uit het uitvoeringsplan inmiddels zijn uitgevoerd, benoemt het Fietsactieplan een vervolg pakket aan acties en maatregelen tot en met 2018. Actuele thema's zoals fietsveiligheid, fietsparkeren in de binnenstad en de nog ontbrekende schakels op de fietssnelweg F35 hebben prioriteit.

3.3.12 Horecavisie en beleid Hengelo 2016 (2017)

Met de in juli 2017 vastgestelde "Horecavisie Hengelo 2016" wil de gemeente de horeca in de binnenstad versterken door een kwalitatieve versterking van het aanbod en het creëren van een aantrekkelijk verblijfsklimaat. De horeca vormt een belangrijke spil in de aantrekkelijkheid van de binnenstad. Horeca moet goed functioneren met andere functies in de binnenstad en de sfeer en de kwaliteit van de openbare ruimte en het straatbeeld versterken. Doordat horeca combinatiebezoeken aan de binnenstad kan stimuleren kan de bezoekduur van de consument aan de binnenstad worden verlengd.

In de binnenstad is er beperkt ruimte voor toevoeging voor goede daghoreca als ondersteuning voor de overige functies in de binnenstad. Daarnaast is het belangrijk dat het bestaande aanbod wordt verbreed en verbeterd.

Door veranderend gedrag van consumenten wordt er anders geconsumeerd en niet langer alleen in horeca zaken. De ruimtelijke gevolgen hiervan zijn dat er een vergaande branchevervaging plaatsvindt tussen met name horeca en retail. In de horecavisie zijn daarom verschillende vormen van horeca en ondergeschikte vormen van horeca in een andere hoofdactiviteit beschreven.

Door een ruimtelijke clustering van verschillende soorten horeca in de binnenstad wil de gemeente de horeca ondernemer maximaal faciliteren en de samenhang binnen het functie gebruik versterken en de evt. spanningen tussen verschillende functies minimaliseren.

De nachthoreca is in de horecavisie geconcentreerd rond de Pastoriestraat en de Willemstraat en de dag- en avondhoreca rond het Burg. Jansenpleln. De winkelondersteunende horeca zoals lunchrooms en eetcafés zijn verspreid over de gehele binnenstad. Op deze manier vullen de verschillende functies in de binnenstad elkaar aan en versterken ze elkaar.

In de wijken en buurten is er sprake van een verspreide ligging van horeca. De horeca moet hier aansluiten bij de verzorgingsfunctie; (dag)horeca in winkelcentra, snackbar, chinees of buurtcafé. Uitbreidingsmogelijkheden van nieuwe horeca zijn er niet of beperkt mogelijk. Uitbreidingsruimte is in eerste instantie gericht op bestaande horecafuncties.

Er zijn geen mogelijkheden voor (mega)discotheken buiten het centrum.

3.3.13 Kunst en cultuurvisie 2014-2020

In de Kunst en cultuurvsie 2014-2020 is aangegeven dat de missie voor de komende jaren als volgt luidt: Wij willen we de culturele identiteit van hengelo verder versterken. Wij willen zorg dragen voor een kwalitatief sterke, duurzame en diverse culturele infratsructuur. Wij willen het cultureel bewustzijn van de inwoners van Hengelo stimuleren, zodat zij weten wat hun stad aan kunst en cultuur te bieden heeft, daarin geschoold kunnen worden en er volop aan kunnen deelnemen, en wij willen kansen geven aan kunstenaars om in hengelo te werken of hun werk te presenteren.

3.3.14 Prostitutiebeleid (2005)

Ter voorkoming van het telkens moeten maken van een individuele en integrale ruimtelijke beoordeling en ter bevordering van eenduidige besluitvorming heeft het college in 2005 een ruimtelijk afwegingskader voor de vestiging van seksinrichtingen vastgesteld. In dit afwegingskader zijn criteria opgesteld voor de beoordeling van een verzoek tot vestiging van een nieuwe seksinrichting, respectievelijk de verplaatsing van bestaande seksinrichtingen. Deze criteria kunnen een rol spelen bij de vraag of een exploitatievergunning voor een seksinrichting geweigerd kan worden. Ook kunnen de criteria een rol spelen indien de gemeentelijke medewerking vereist is in die gevallen waarin het bestemmingsplan de vestiging van een seksinrichting niet toestaat, in de vorm van een vrijstelling of een herziening van een bestemmingsplan. De ruimtelijke criteria kunnen ten slotte ook een rol spelen bij de wijze waarop bestaande seksinrichtingen in een bestemmingsplan worden bestemd. De vestigingen van de huidige seksinrichting blijven weliswaar toegestaan, maar vallen onder overgangsrecht. Dat betekent dat zodra de huidige exploitanten de exploitatie van die seksinrichting beëindigen, voortzetting daarvan niet meer mogelijk zal zijn, tenzij deze (op de nieuwe vestigingslocatie) voldoen aan de genoemde criteria.

3.3.15 Nota Wijkeconomie Hengelo 2012 - 2015

In de Nota Wijkeconomie wordt het beleid weergegeven ten aanzien van het werken in de wijk, de wijkeconomie.

Een goede economie is belangrijk voor de stad. Hengelo wil de economie in de stad behouden en versterken. Ze wil een goed vestigingsklimaat bieden voor bedrijven en werkgelegenheid stimuleren. Daarnaast wil ze stimuleren dat er ruimte komt voor starters en creatieve ondernemers.

Een groot deel van de economie van de stad vindt in de wijken plaats. In Hengelo is 70% van de bedrijven in de wijken gevestigd. Naar verwachting wordt wijkeconomie steeds belangrijker. Wijkeconomie draagt bij aan de economische vitaliteit, veiligheid en leefbaarheid van de wijk. Het gaat hierbij vooral om bedrijven van zelfstandige ondernemers zonder personeel die het wonen combineren met werken of hun bedrijf starten vanuit huis. De wijk fungeert daarmee als broedplaats voor ondernemerschap. Bedrijven ontstaan in de wijk en groeien van daaruit verder. Wijkeconomie stimuleert daarmee de werkgelegenheid.

3.3.15.1 Ambitie en doelen

Hengelo heeft de volgende ambitie met betrekking tot wijkeconomie:
Hengelo heeft vitale wijken waarin ruimte is voor ondernemerschap en waarin werkgelegenheid wordt gestimuleerd.

Deze ambitie is vertaald naar de volgende doelen:

  • Stimuleren van werkgelegenheid in de wijken
  • De wijk als broedplaats voor ondernemerschap
  • Vitale wijken (levendig en multifunctioneel)
3.3.15.2 Plan van aanpak

Om deze doelen te bereiken gaat het vooral om het stimuleren en faciliteren van ondernemerschap in de wijk. Natuurlijk met behoud van de leefbaarheid in de wijk. We zetten hierbij in op twee strategische lijnen: huisvesting en het ondersteunen en stimuleren van ondernemerschap.

De huivestingslijn gaat met name om de ruimtelijke fysieke omgeving van bedrijven. Functiemenging is onlosmakelijk verbonden met wijkeconomie. De gemeente wil de mogelijkheden voor functiemenging verruimen, maar dat mag niet ten koste gaan van de leefbaarheid in de wijk. Maar dit betekent ook aandacht voor bedrijfsruimte in nieuwe ontwikkelingen, stimuleren van combinaties wonen en werken en de regels hiervoor vereenvoudigen. Daarnaast richt de gemeente zich op het ondersteunen en stimuleren van ondernemerschap door onder meer begeleiding van startende ondernemers en het intensiveren van het accountmanagement voor ondernemers in de wijk.

3.3.16 Welstandsnota

Op 1 februari 2018 is de aangepaste welstandsnota in de gemeente Hengelo vastgesteld. Deze nota biedt het toetsingskader voor de welstandsbeoordeling van bouwaanvragen met het doel de welstandsaspecten voor de burger inzichtelijker te maken. Het toetsingsniveau is gedifferentieerd, dat wil zeggen: streng waar nodig, soepel waar mogelijk. Waar veel mensen verblijven (bijvoorbeeld de binnenstad) of waar cultureel erfgoed aanwezig is (bijvoorbeeld Tuindorp 't Lansink) daar wordt streng getoetst. In woonwijken en andere delen van de stad waar weinig mensen verblijven wordt soepel of zelfs niet meer getoetst aan de welstandscriteria (sommige industrieterreinen). Om dit te realiseren zijn vier toetsingsniveaus ingevoerd: Behoud door ontwikkeling (voor monumenten), welstandsniveau hoog, welstandsniveau middel en welstandsvrij. De welstandscriteria zijn afgestemd op de stedenbouwkundige typologieën van de bebouwing. Elke bouwstijl heeft zo zijn eigen specifieke karakter en de toetsingsregels zijn hier op afgestemd. De toetsing heeft betrekking op situering hoofdvorm, gevelaanzichten (niveau middel) en materiaal- kleurgebruik en detaillering. Het bestemmingsplan regelt de massa (hoogtes)en de locatie van de massa (rooilijnen). Voor sommige bouwplannen/ locaties worden zogenaamde 'ontwikkelcriteria' vastgesteld (beeldkwaliteitseisen) inclusief toetsingsniveau.

Naast de nota zijn twee verschillende kaarten van toepassing; een met de stedenbouwkundige typologieën en ontwikkelcriteria en een met het toetsingsniveau.

3.3.17 Kadernota Spelen 2016

De kadernota Spelen is opgesteld vanuit de blijvende behoefte aan voorwaarden en criteria voor de aanleg en het onderhoud van speel- en ontmoetingsplekken op stads-, wijk- en buurtniveau. Geregeld komen kinderen, jongeren en volwassenen met verzoeken voor de herinrichting of uitbreiding van speelplekken, of juist het opheffen daarvan. Daarin moeten afwegingen en keuzes gemaakt worden, die het algemeen belang voorop stellen en die goed zijn uit te leggen. In de kadernota worden vanuit een onderbouwde visie de doelstellingen, uitgangspunten en beleidsaanbevelingen op het gebied van spelen voor de gemeente Hengelo vastgelegd. Hiermee kan integrale afstemming plaatsvinden met de andere gemeentelijke disciplines.

3.3.18 Gemeentelijke Nota Geluid (2015)

De doelstellingen van het gemeentelijke geluidbeleid uit de nota zijn:

  • Bijdragen aan het realiseren van een goed woon- en leefklimaat in Hengelo;
  • Handvat voor milieuvergunningen, maatwerkvoorschriften, evenementen en APV-vergunningen/ontheffingen;
  • Handvat voor geluidambities bij ruimtelijke planvorming en het zonodig vaststellen van hogere geluidgrenswaarden;
  • Verantwoording van de inzet van middelen om de geluidsituatie positief te beïnvloeden.

De nota geluid geeft aan hoe de gemeente Hengelo dit gestructureerd, volgens een vaste systematiek, wil aanpakken. Er is een gebiedsgerichte benadering. Hiertoe zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden; 1) Wonen, 2) Binnenstad en winkelgebieden, 3) Industrie en bedrijven, 4) Buitengebied en stadsparken en 5) Verkeerszones. Per gebiedstype zijn geluidambities (ambitiewaarden) en maximaal toegestane waarden (plafondwaarden) vastgelegd. Geluidsaspecten worden zoveel mogelijk in de initiatieffase van de ruimtelijke planontwikkeling betrokken, waarbij zoveel mogelijk de volgorde wordt aangehouden: eerst bronmaatregelen, dan overdrachtmaatregelen en dan pas maatregelen bij de ontvanger. Dit betekent o.a. dat waar nodig en mogelijk stillere wegdektypen worden toegepast. Als bronmaatregelen en/of overdrachtmaatregelen onvoldoende resultaat hebben, kan geluidbelasting tot maximaal de plafondwaarde voor het betreffende gebiedstype worden toegestaan onder de voorwaarde dat er sprake is van voldoende (akoestische) compensatie. Ook bij verkeersplannen wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met effecten van geluid.

Bij functieveranderingen, zoals de omvorming van een kantoorgebouw naar woonfunctie, geldt op grond van het Bouwbesluit 2012 als geluidwerings-eis het "rechtens verkregen niveau". In veel gevallen geeft dit, naar de maatstaven van het geluidbeleid, onvoldoende waarborgen dat een acceptabel woon- en leefklimaat wordt verkregen. Het geluidbeleid geeft criteria om te beoordelen welke geluidwerende maatregelen nodig zijn om wel een goed woon- en leefklimaat te waarborgen.

Hoe wordt omgegaan met geluid staat omschreven in paragraaf 4.4.

3.3.19 Masterplan en actualisatie ruimtelijke kaders in Ontwikkelkaart Hart van Zuid

De uitwerking vanuit het handelingsperspectief Hart van Zuid wat betreft ruimtelijke kwaliteit heeft geresulteerd in een geactualiseerde ontwikkelkaart Hart van Zuid 2020-2030, vastgesteld op 7 juli 2021. Dit is een vervanging van de ontwikkelkaart uit het Masterplan Hart van Zuid 2008.

Het Masterplan Hart van Zuid is van 2008. Omdat het al ruim 10 jaar geleden is dat het Masterplan door de gemeenteraad is vastgesteld, is het van belang om vast te stellen waar we nu staan (ten opzichte van het vastgestelde Masterplan), en waar we naar toe willen. Het Masterplan blijft daarbij het uitgangspunt, maar op sommige punten is voortschrijdend inzicht ontstaan en is sprake van veranderende omstandigheden met wijzigingen in de ruimtelijke structuur als gevolg.

De ambitie is om er daarmee voor te zorgen dat het totale resultaat van de geleidelijke en gefaseerde gebiedsontwikkeling Hart van Zuid gekenmerkt wordt door een hoge ruimtelijke kwaliteit. De uitwerking hiervan vormt, samen met het programma, het kader voor het ruimtelijk ontwerp en uitwerking van de diverse deelgebieden. Zowel de structuur van het gebied, de bebouwing, het raamwerk voor de openbare ruimte als de verbindingen moeten op orde zijn. Het industriële erfgoed in bestaande gebouwen, structuren en materialen is daarnaast richtinggevend voor nieuwe gebouwen, transformatie en hergebruik. De intentie van de transformatie van Hart van Zuid is om de essentiële kwaliteiten van het bestaande te gebruiken als inspiratiebron voor nieuwe ontwikkelingen.

Wijzigingen ten opzichte van het ruimtelijk kader uit Masterplan Hart van Zuid 2008.

Op basis van de actuele stand van zaken, voortschrijdend inzicht en veranderende omstandigheden zijn de wijzigingen in de ruimtelijke structuur in de geactualiseerde ontwikkelkaart Hart van Zuid samengebracht zodat dit voor de komende periode opnieuw het kader kan vormen voor de verdere ontwikkeling van Hart van Zuid. Enkele voorbeelden van wijzigingen zijn:

  • Het winkelcentrum Hart van Zuid is gerealiseerd in het industrieel erfgoed, terwijl in het Masterplan 2008 nog werd uitgegaan van sloop nieuwbouw en een grotere massa op deze plek.
  • De Laan Hart van Zuid en de nieuwe brug zijn in definitieve vorm gerealiseerd, waarbij de Balkstbeek van het Esrein tot de centrumring is doorgetrokken. In het Masterplan 2008 van werd er van uitgegaan dat deze beek door het deelgebied de oude Ketelmakerij zou lopen.
  • Het Industrieplein heeft met het skateplein een nieuwe en definitieve invulling gekregen.
  • Het park rondom het Vereenigingsgebouw, waarvan in het Masterplan 2008 werd uitgegaan dat deze ook het terrein van ETEF Journée zou bestrijken, zal gedeeltelijk niet tot realisatie komen, omdat er kansen zijn ontstaan voor een herontwikkeling van het terrein van ETEF Journée.
  • Er dienen zich een aantal actuele thema's aan die in 2008 een minder grote rol speelden, te denken valt een klimaatadaptie en hittestress, maar ook de kansen voor het aantrekken van nieuwe doelgroepen (urban creator).

Hoe ziet het geactualiseerde ruimtelijk kader eruit? Een toelichting op de ontwikkelkaart Hart van Zuid 2020-2030

Ambitie

De ontwikkelkaart vat in een enkele kaart de hoofdstructuur en belangrijkste accenten voor de verdere vormgeving van het gebied. De Laan Hart van Zuid is de belangrijkste drager hier. Langs deze Laan worden de nieuwe ontwikkelingen gerealiseerd. Langs de Laan willen we wandvorming en een hoge ambitie realiseren. De Laan heeft een duidelijke kop aan het Industrieplein, waar de Laan aan de Centrumring komt. Hier komen een aantal belangrijke lijnen samen, waarbij het station met het nieuwe Industrieplein de schakel vormt naar de binnenstad.

Structuur van de Laan

Naast de kop van de Laan aan het Industrieplein heeft de Laan ook een belangrijk accent in de vorm van de kruising met de Esrein. We zouden dit de schouders van het gebied kunnen noemen. Hier is een belangrijke Oost-West verbinding met aan de noordzijde het beeld op de industriebebouwing van Stork en de koeltorens. Aan deze kruising willen we hoogteaccenten in de bebouwing waardoor dit punt nog meer betekenis krijgt aan de Laan.

Verder naar het zuiden vormt de kruising met de Breemarsweg een accent in de Laan. De ruimte voor grote gebaren is hier vrij beperkt, maar ook hier zoeken we naar accent in de bebouwing. Dit zodat de bezoeker uit het zuiden een inleiding ervaart op de nieuwe bebouwing in het noordelijk deel van het plangebied. In de presentatie hebben we dit de knieën van de structuur genoemd.

Tenslotte vormt de nieuwe Boekelosebrug het sluitstuk van de accenten aan de tenen van de Laan Hart van Zuid. De structuur van de Laan wordt verder ondersteund door de groenstructuur met laanbeplanting en de waterstructuur in de vorm van de Balkstbeek.

Accenten

Naast deze accenten op de belangrijkste kruisingen zijn er ook landmarks te vinden in het plan. Oude landmarks in de vorm van de koeltorens van Stork, maar ook nieuwe landmarks als de DEC.

Op een aantal delen in het plan willen we accenten in de bebouwing aanbrengen, deze zijn ook met een symbool aangegeven op de kaart, omdat deze stedenbouwkundige betekenis hebben.

Op een aantal plekken zijn er naast de kruisingen ook nieuwe langzaam verkeersroutes aangegeven. Deze zijn met stippellijnen aangegeven en maken het gebied doorwaadbaar voor fietsers en voetgangers.

Bebouwingsbeeld

Gradiënten Noord -Zuid

  • Bebouwingshoogte, van hoog naar laag
  • Korrelgrootte, van grote korrels in het noorden naar kleinschalige korrels in het zuiden.
  • Typologie, van grote complexen naar individuele gebouwen
  • Functionele opbouw, van commercieel naar woongebouwen
  • Karakter, van hoog stedelijk naar meer grondgebonden

Overgangen Oost West

  • Westzijde Laan, grootschalig, verhaal boomstammen, Stork / EMGA / WC Esrein
  • Oostzijde Laan, meer aansluiten richting bebouwing in het oosten van de Berflo Es

Kansen en belemmeringen

In Hart van Zuid zijn inmiddels de nodige voorzieningen aangelegd. Niet alleen de Laan Hart van Zuid is inmiddels gerealiseerd, maar ook de nieuwe Boekelosebrug en tal van onzichtbare voorzieningen onder de grond.

  • Warmtenet (met zonering)
  • Hogedruk Gasleiding (met zonering)
  • Transportleiding water van Vitens (in zuidelijk deel plangebied)
  • Bestemmingsplannen (nieuwe als uitgangspunt en oude die vervangen moeten worden)
  • Milieucontouren (Geluidszones en zonering industrieterreinen)

Erfgoed en historie

  • Monumenten en industrieel erfgoed
  • Structuren uit het verleden (oude spoorrails)
  • Bestaande gebouwen en complexen
  • Relicten als koeltorens
  • Bodemverontreinigingen

Groen en Water

  • Onderdeel van de hoofdstructuur
  • Verbinden ook andere gebieden Oost-West / Noord-Zuid
  • Op alle schaalniveaus vormgeven (Hoofdstructuur, deelplannen, bouwblokken, erven)
  • Combinatie zoeken met andere functies
  • Nieuwe opgaven in de vorm van klimaatadaptief (hittestress en neerslag) circulair en biodiversiteit of natuurinclusief

Deelplannen

In de bijgevoegde ontwikkelkaart is de hoofdlijn zoals voorgaand beschreven weergegeven. Per deelgebied zal vervolgens in samenspraak met de ontwikkelende partij in uitwerkingsplannen een gedetailleerdere versie worden gemaakt. Thema's die bij de uitwerking aan de orde komen:

  • Woningtypologie (complex, gebouw, reeks panden, pand)
  • Beeldkwaliteit (voor de gebouwen en openbare ruimte)
  • Parkeren (bebouwd en/of op maaiveld, normering)
  • Water (Structuur en berging)
  • Groen (Structuur en vormgeving)
  • Erfgoed (vertaling vanuit het hoofdthema)

Op de ontwikkelkaart zijn voor zover bekend een structuurbeeld geschetst en de belangrijkste ingrediënten voor de deelplannen genoemd. In de uitwerking van de deelplannen zal dit meer gedetailleerd worden.

Hoe gaat het geactualiseerde ruimtelijk kader gebruikt worden?

Hart van Zuid is een gebied in ontwikkeling. Een aantal ontwikkelingen is gerealiseerd, een aantal deelgebieden is in voorbereiding voor uitvoering en voor een aantal deelgebieden geldt dat de planvorming is opgestart.

Het beeld voor Hart van Zuid, zoals wordt geschetst in de geactualiseerde ontwikkelkaart, geeft geen definitief eindbeeld. Het gewenste ruimtelijk kader wordt op hoofdlijnen aangegeven en is flexibel en in tijd inpasbaar aan zich wijzigende omstandigheden, bijvoorbeeld wanneer nieuwe kansen ontstaan. De geactualiseerde ontwikkelkaart is de inspiratiebron. Het benoemt de kansen en randvoorwaarden waarmee rekening moet worden gehouden met het transformeren van de verschillende deelgebieden. Het wordt aan de diverse ontwikkelaars in Hart van Zuid meegegeven als startpunt voor de verdere uitwerking van diverse deelgebieden.

Het ruimtelijk kader vormt daarmee de basis voor de toetsing van de planuitwerkingen van de diverse deelgebieden. Gedurende het proces zal steeds getoetst worden aan de in de geactualiseerde ontwikkelkaart opgenomen uitgangspunten en randvoorwaarden. Indien nodig wordt bijgestuurd. Uitwerkingen worden vervolgens gebruikt als basis voor het opstellen van een bestemmingsplan. Bestemmingsplannen volgen de reguliere bestemmingsplanprocedure.

Zoals eerder vermeld zijn de gebieden waarvoor de ontwikkelingen nog niet concreet zijn niet meegenomen in deze gedeeltelijke actualisatie maar zullen , indien wenselijk en noodzakelijk, een seperate procedure doorlopen. Hierbij zal worden getoetst aan de ruimtelijke kaders die voortvloeien uit de vastgestelde ontwikkelkaart.

3.3.20 Bodembeleid

De (milieuhygiënische) bodemkwaliteit moet geschikt zijn voor de gewenste bestemming. De eisen die aan de bodemkwaliteit worden gesteld verschillen per bestemming. Voor Wonen gelden bijvoorbeeld strengere normen dan voor Industrie. Een bodemverontreiniging hoeft niet altijd belemmerd te zijn voor het opnemen van een (woon)bestemming en het is niet nodig om elke bodemverontreiniging weg te nemen.

Op grond van (bedrijfs)activiteiten in het verleden kan een locatie verdacht zijn op het voorkomen van bodemverontreiniging. Voor de totstandkoming van een bestemmingsplan worden de verdachte locaties geïdentificeerd en wordt geïnventariseerd of er (aanvullend) bodemonderzoek noodzakelijk is. Na vaststelling van het bestemmingsplan kan een bodemonderzoek nog wel nodig zijn bij het aanvragen van een omgevingsvergunning.

Het Hengelose bodembeleid is afgestemd met andere Twentse gemeenten en richt zich op behoud van de goede bodemkwaliteit in de regio. Dit beleid is beschreven in de Nota bodembeheer (Nota bodembeheer regio Twente - Twents beleid veur oale groond 2.0; 5 okt 2018). De bodemkwaliteitsnormen zijn afgestemd op de locatiespecifieke kenmerken in Hengelo en zijn onderverdeeld in de klassen: AW2000, Wonen en Gebiedsgericht. Voor elke klasse zijn lokale maximale waarden bepaald die vastliggen in de bodemkwaliteitskaart (Regionale bodemkwaliteitskaart Twente; Witteveen+Bos Raadgevende ingenieurs B.V.; 23 maart 2018 en Twente bodemkwaliteitskaart PFAS; Tauw; 28 mei 2020). De bodemkwaliteitskaart geldt net als meer verordeningen ed naast het bestemmingsplan (voor grondverzet met name).

3.3.21 Beleidsnota Cultureel Erfgoed 2014-2022

Cultureel erfgoed is tegenwoordig meer dan alleen de monumenten. Archeologie, funerair erfgoed, religieus en agrarisch erfgoed, maar ook cultuurlandschappen maken onderdeel uit van het culturele erfgoed.

We bedoelen dan het culturele erfgoed in de ruimtelijke en gebiedsgerichte zin. De vernieuwde monumentenzorg richt zich op voorkantsturing, kennisvergaring, analyse en cultuurhistorische afweging vooraf in planprocessen.

Vanaf 2010 heeft de modernisering in de monumentenzorg voor nieuwe inzichten gezorgd: van behoud en conservering naar behoud door ontwikkeling. Herbestemming is hierbij het toverwoord in deze tijd van toenemende leegstand. Herbestemming is algemeen goed geworden en nu, anno 2017, vindt er een verschuiving plaats naar behoud door bewustwording.

De gemeente Hengelo vindt haar cultureel erfgoed belangrijk en wil haar kernkwaliteiten in de toekomst behouden. Hengelo is in het heden en verleden stad van verbindingen, de centrale plek in deze regio:
het spoorwegnetwerk en de postweg van Deventer naar Münster liepen via Hengelo. De voormalige E8 die via de Deldenerstraat en de Europatunnel werd verbonden met het industriële hart van de stad.

Nu zijn Hart van Zuid en het Twentekanaal als drukke transportader hier het bewijs van. Hengelo; hart van Twente! Hengelo is de stad van het industriële erfgoed, zoals Tuindorp 't Lansink, maar zeker ook stad van de wederopbouwperiode. Het is nu juist deze wederopbouwperiode waar het Rijk al zijn aandacht aan besteedt. De bouwwerken uit deze periode staan onder grote druk, terwijl ze de basis hebben gevormd voor de nieuwe welvaartsstaat van na de Tweede Wereldoorlog. Dat Hengelo hoog scoort met twee belangrijke wederopbouwgebieden (binnenstad en Klein Driene) en drie rijksmonumenten (stadhuis, Europatunnel en Raphaëlkerk) bewijst dat de gemeente Hengelo nog iets bijzonders in handen heeft wat onze identiteit versterkt: Hengelo; wederopbouwstad van nationaal belang!

3.3.22 Rapport kantorenvisie

De kantorenvisie is kaderstellend voor het programma kantoren in de Netwerkstad Twente. Naast een vraag-aanbod inventarisatie is ook het aanbod van kantoren kwalitatief nader geanalyseerd.

De analyse van de kantorenmarkt in de Netwerkstad wijst uit dat de plancapaciteit van de nog in ontwikkeling te nemen m² kantoren veel hoger is dan de verwachte vraag en dat de leegstand van kantoren in de Netwerkstad voor meer dan de helft bestaat uit panden die langer dan 3 jaar leeg staan en daarmee als incourant worden aangemerkt.

Op Netwerkstadniveau zijn daarom onder andere onderstaande beleidsafspraken gemaakt, waarbij de faserings- c.q. programmeringsvoorstellen per gemeente verder worden uitgewerkt.

Per stad wordt de nieuwbouw van kantoren geconcentreerd op twee typen kantoorlocaties, namelijk centrum/stationslocaties en stadsrandlocaties. Buiten deze locaties zal nieuwbouw en vernieuwbouw worden ontmoedigd. In Hengelo is Hart van Zuid/Stationsomgeving aangewezen als centrumlocatie en (delen) van Westermaat als stadsrandlocatie.

Hengelo neemt buiten de prioritaire locaties geen nieuwe kantoorplannen meer in voorbereiding. Een uitzondering kan gemaakt worden voor monumentale panden die door een kantoorfunctie behouden kunnen blijven.

De gemeente maakt zelf binnen de bestaande plancapaciteit faseringsvoorstellen. Deze worden daarna op Netwerkstad-niveau afgestemd. De deelnemers in de Netwerkstad hebben zich reeds uitgesproken over de prioritaire positie van de kantorenlocatie WTC/Hart van Zuid (positie als boegbeeldproject en projectonderdeel van de Innovatiedriehoek).

De gemeente stimuleert renovatie en vervangende nieuwbouw op prioritaire locaties, boven nieuwbouw. Kleinschalige kantoorontwikkelingen langs de invalswegen zijn onder voorwaarden beperkt mogelijk.

Waar mogelijk worden structureel leegstaande kantoorpanden die buiten de prioritaire locaties liggen getransformeerd naar andere gebruiksfuncties. Ook sloop behoort tot de mogelijkheden.

3.4 Conclusie

Het bestemmingsplan past binnen de vastgestelde beleidskaders.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Watertoets

Inleiding

Bij alle nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in Nederland is sinds 1 november 2003 de Watertoets verplicht. Hiermee wordt beoogd het voor ons land belangrijke waterbeheer een volwaardige plaats in de planvorming te geven. Leidende principes voor water zijn de reeksen 'vasthouden, bergen, afvoeren' en 'schoonhouden, scheiden, zuiveren'.

Tevens is het zichtbaar maken van het watersysteem van belang, zodat mensen het begrijpen en er beter mee omgaan en het leren waarderen. Deze principes zijn in lijn met het "Waterbeheerplan" van het waterschap Vechtstromen, het Gemeentelijke Riolerings Plan 2018-2022 (GRP) . Deze beleidsplannen vormen het kader voor de waterhuishouding voor Hart van Zuid.

In het kader van de Watertoets is aan het begin van het planproces door het waterschap een Wateradvies voor Hart van Zuid opgesteld.. In dit advies wordt voor de nieuwe situatie een stedelijk watersysteem voorgesteld dat past bij het ambitieniveau van het totale plan. Water dat fraai is om te zien; waar je graag aan wilt wonen. Water dat een gezond ecosysteem bevat, deels met waterplanten en deels spiegelend aan de architectuur. Een watersysteem dat droge perioden doorstaat zonder droogval, vissterfte en stank. Een watersysteem dat geen overlast geeft in natte perioden. Een watersysteem dat geen problemen afwentelt op benedenstroomse gebieden of latere generaties.

Het wateradvies van het waterschap is leidraad geweest voor het ontwerp van het watersysteem in Hart van Zuid

Het watersysteem in Hart van Zuid.

Water stroomt van hoog naar laag. Het Industrieplein ligt zo'n anderhalve meter lager dan de Omloopleiding aan de zuidzijde van het plangebied. Tevens loopt het terrein af van oost naar west. Direct ten westen van de Europatunnel gaat de Berflobeek onder de spoordijk. Dit is het punt waar het watersysteem van Hart van Zuid op aansluit. Om te voorkomen dat in droge perioden de nieuwe waterloop droog valt wordt een verbinding gemaakt met de Omloopleiding aan de zuidzijde van het plangebied. Dit garandeert een constante doorstroming van de nieuwe waterloop welke is opgenomen in het profiel van de Laan Hart van Zuid.

Regenwater dient niet via het riool naar de waterzuivering afgevoerd te worden. Dit overbelast het systeem, terwijl het regenwater zelf relatief schoon is. Regenwater dat op gebouwen en verharding valt wordt daarom afgekoppeld en zoveel mogelijk middels een infiltratievoorziening met graspassage geïnfiltreerd in de bodem (wadi). Een graspassage heeft een bewezen hoog zuiverend rendement. Middels een overloopconstructie wordt overtollig hemelwater geloosd op oppervlaktewater. Wanneer toepassing van een wadi niet mogelijk is, is gekozen voor waterdoorlatende bestrating of infiltratie middels een IT riool.

Het regenwater stroomt zichtbaar af, zodat voor een ieder duidelijk is wat er mee gebeurd. Deze zichtbaarheid maakt mensen bewust van het systeem en dit helpt bij het schoon houden van het water. Foutieve aansluitingen worden hiermee voorkomen.

Het regenwater wordt zo lang mogelijk in het gebied zelf vastgehouden. Het snel afvoeren geeft waterproblemen stroomafwaarts. Het regenwater wordt tijdelijk opgevangen om vervolgens geleidelijk weg te vloeien in de bodem of vertraagd naar oppervlaktewater.

Het watersysteem in Hart van Zuid heeft ingebouwde zuiveringsmechanismen. Water dat over gras stroomt of tijdelijk op gras blijft staan wordt gezuiverd door micro-organismen op en in de vegetatie. Stroomt het water af door een open verharding of doorlatende bodemlaag, dan wordt het gefilterd. Ook oevervegetatie en waterplanten hebben een zuiverende werking.

Het watersysteem is zo ingericht dat het water in de bodem weg kan zijgen in tijden dat de grondwaterstand laag is. Extreme droogte kan zo vaker voorkomen worden.

Het watersysteem in Hart van Zuid kan, als het grondwater hoog staat, het gebied draineren. Zeker in Hengelo Zuid, waar nu in de herfst en winter kelders en kruipruimten vochtig zijn, is draineren noodzakelijk. Middels het drainagesysteem worden pieken in de grondwaterstanden afgevlakt.

De centrale waterloop welke is opgenomen in het profiel van de Laan Hart van Zuid, zorgt voor een waterstroom die in het plangebied continu zichtbaar is. Dit bindt alle onderdelen aan elkaar en maakt het systeem begrijpbaar. Het overtollige water wordt in deze stroom verzameld en afgevoerd. Ten tijden van droogte voert de stroom water aan om tekorten in de bodem aan te vullen.

De centrale waterloop in de Laan Hart van Zuid.

Voor de hoofdwaterafvoer van het gebied Hart van Zuid is gekozen voor een watergang centraal door het gebied, in het profiel van de Laan Hart van Zuid . Doordat het water centraal ligt is de afwatering van de omliggende gebieden, zowel aan de westzijde als aan de oostzijde, het eenvoudigste te regelen. In de Laan kan het water bijdragen aan het groene en ontspannen karakter van het profiel.

De centrale waterloop heeft, waar mogelijk, aan twee zijden een groen talud.. Om het waterpeil in de centrale waterloop tussen de Omloopleiding en de Berflobeek bij het station op peil te houden zijn een viertal stuwtjes in de waterloop opgenomen. Deze stuwtjes worden op een speelse wijze uitgevoerd zodat de beleving van het water toeneemt.

In de centrale watergang kan hierdoor tevens een belangrijk deel van de waterberging worden opgenomen.

Het watersysteem in Lansinkveld.

Het deelgebiedLansinkveld is niet opgenomen in het hoofdsysteem van doorstromend water van Hart van Zuid. Het heeft een stand-alone positie. Kern van dit deelsysteem is 20 mm waterbuffering op of nabij het plein van het ROC,. De waterbuffering krijgt een afvoer middels een IT riool naar het aansluitpunt op de Berflobeek, nabij de Europatunnel.

In de spoorzone komen de drie takken in het watersysteem samen: de Berflobeek, stromend door het Villapark rond het Wapen van Hengelo, de centrale watergang van Hart van Zuid en het water van het plangebied Lansinkveld. Gezamenlijk stromen ze uit in de beektunnel door de spoordijk direct ten westen van de Europatunnel. Dit is een essentiële schakel in het zichtbaar en begrijpbaar maken van het watersysteem. Op dit moment stroomt de Berflobeek ondergronds, door een duiker onder het Siemensgebouw aan de zuidzijde van het Industrieplein. Voorgesteld wordt om op het Industrieplein waterberging te realiseren in combinatie met een skate-voorziening. Dit systeem wordt gevoed door de nieuw aan te leggen Veldbeek welke door de Gieskesstraat gaat lopen. Tevens wordt een verbinding gerealiseerd met de Berflobeek die onder het Siemens gebouw loopt.

Riolering.

De riolering in Hart van Zuid transporteert uitsluitend de zogenaamde “Droog Weer Afvoer” (dwa). Dit wil zeggen dat de riolering uitsluitend het echt vervuilde water van toilet, douche en bad en het keuken afvalwater transporteert naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Van het wqterschap Vechtstromen.

4.2 Flora en fauna

4.2.1 Wet Natuurbescherming

De Wet Natuurbescherming richt zich op behoud en herstel van biodiversiteit en het daarvoor benodigde leefgebied. De wet is sinds 1 januari 2017 van kracht en betreft een samenvoeging van de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet en de Boswet. De Wet Natuurbescherming vormt het juridische kader voor natuurbescherming in Nederland, op basis van Europese regelgeving.

De doelstelling van de wet bestaat uit drie onderdelen: 1. behoud en herstel van biodiversiteit, 2. doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van natuur, ter vervulling van maatschappelijke functies, en 3. samenhangend beleid gericht op behoud van landschappen, ter vervulling van maatschappelijke functies.

Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit houdt in dat activiteiten met een (mogelijk) schadelijk effect op beschermde landschappen, gebieden en soorten, in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan alleen onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken.

In de wet Natuurbescherming is, naast verbodsbepalingen, een plicht opgenomen: de zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen mag hebben voor alle in het wild levende flora en fauna en hun directe leefomgeving, beschermd of niet. De zorgplicht geldt ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend voor bepaalde activiteiten, of een zogeheten gedragscode wordt toegepast.

Behoud en herstel van biodiversiteit is in de wet via twee sporen uitgewerkt: gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

Het beschermde areaal beslaat de in Europees verband aangewezen zogeheten Natura 2000-gebieden. Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Het betreft gebieden die worden beschermd vanuit de Habitat- en de Vogelrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Voor de Natura 2000-gebieden gelden specifiek omschreven instandhoudingsdoelstellingen.

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, het Lonnekermeer, is gelegen op ongeveer 4 á 5 kilometer afstand van het plangebied.

Soortenbescherming

Dit onderdeel van de Wet Natuurbescherming regelt de bescherming van dieren en planten. Het betreft beschermde soorten uit de Habitat- en de Vogelrichtlijn en daarnaast soorten die nationaal zijn aangewezen als specifiek beschermde soort.

Naast behoud en bescherming van soorten, regelt dit onderdeel het faunabeheer. Dit betreft schadebestrijding, jacht en bestrijding van overlast. Tevens regelt dit onderdeel de bestrijding van invasieve exoten.

De bescherming van bovengenoemde soorten is uitgewerkt in verbodsbepalingen. Deze houden onder andere in dat beschermde planten niet geplukt mogen worden en dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden. Ook de rust- en verblijfplaatsen van de dieren zijn beschermd.

Ruimtelijke ontwikkeling

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen en/of de leefomgeving van beschermde soorten.

  • In de praktijk kan van de verbodsbepalingen worden afgeweken wanneer een passend instrument wordt ingezet (juridische borging). De Wet Natuurbescherming biedt voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting de volgende instrumenten: vrijstelling, WABO omgevingsvergunning mét verklaring van geen bedenking, werken met een goedgekeurde gedragscode, of ontheffing.
  • Vrijstelling van de verbodsbepalingen wordt verleend door de minister en door de provincie. Een lijst met vrijgestelde soorten is per provincie in de provinciale verordening opgenomen.
  • Een Wabo omgevingsvergunning met verklaring van geen bedenking houdt in dat in de aanvraag voor de activiteit het onderdeel natuurwetgeving wordt opgenomen (omgevingsvergunning 'met aanhaking Wet Natuurbescherming'). Het bevoegd gezag (de provincie of Omgevingsdienst) moet een verklaring van geen bedenking afgeven, die wordt verwerkt in de vergunning.
  • Een gedragscode flora en fauna beschrijft het proces en de richtlijnen voor zorgvuldig handelen tijdens het verrichten van werkzaamheden op locaties met groeiplaatsen en/of (vaste) rust- en verblijfsplaatsen van beschermde soorten. De gedragscode moet zijn goedgekeurd door het bevoegd gezag.
  • Een ontheffing moet worden aangevraagd bij de provincie of bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).

Advies voor het plangebied
Om inzicht te krijgen in de mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten, heeft een gebiedsbezoek plaatsgevonden, is de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) geraadpleegd en is gebruik gemaakt van informatie uit eerder uitgevoerde onderzoeken in en rondom het plangebied. Op basis hiervan kunnen effecten op beschermde plant- en diersoorten worden uitgesloten.

4.3 Archeologie en cultuurhistorie

4.3.1 Algemeen

In deze paragraaf wordt aan de hand van inventarisaties ingegaan op de in het plangebied aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplangebied.

4.3.2 Archeologische verwachting

Voor een uitgebreide beschrijving van het archeologisch beleid van de gemeente, wordt verwezen naar paragraaf 3.3.3.

Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Hengelo staat aangegeven welke archeologische waarden aanwezig en te verwachten zijn. Een uitsnede van deze kaart is opgenomen in afbeelding 7.

Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is het veiligstellen van de aanwezige (en aangetoonde) en de te verwachten archeologische waarden. Conform het verdrag van Valletta dient gestreefd te worden naar het behoud van archeologische resten in de archeologische verwachtingszones. Voor Hengelo is door middel van het maken van een archeologische verwachtingskaart inzichtelijk gemaakt waar zich resten kunnen bevinden. Ingrepen die kunnen leiden tot verstoring of vernietiging van de archeologische resten binnen de terreinen van archeologische waarde (AMK-terreinen) dienen zoveel mogelijk te worden voorkomen. In het kader van de Monumentenwet moet hiervoor een vergunning worden aangevraagd.

Op basis van de te verwachte dichtheden aan archeologische resten binnen de diverse verwachtingszones én de mogelijkheden die archeologisch onderzoek biedt om deze resten aan te tonen, wordt een onderzoeksplicht geadviseerd voor ingrepen met een omvang groter dan 250 m2 binnen de verwachtingswaarde type erf, ingrepen met een omvang groter dan 2500 m2, waarbinnen een hoge verwachtingswaarde geldt en voor ingrepen groter dan 5000 m2, waarvoor een middelmatige of lage verwachtingswaarde geldt. De minimum onderzoekseis voor een archeologisch onderzoek is een archeologisch bureauonderzoek waarin de ingreep op zijn schadelijkheid wordt beoordeeld en wordt geadviseerd over de noodzaak tot het nemen van vervolgstappen in de vorm van veldonderzoek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0113-0301_0007.png"

Afbeelding 7: Uitsnede kaart archeologische verwachtingswaarde

4.3.3 Archeologie in het plangebied
4.3.3.1 Verwachtingswaarden

Binnen het plangebied liggen diverse zones met archeologische verwachtingswaarden (zie afbeelding 7). Het zuidelijke gedeelte van het plangebied ligt binnen een gebied van dekzandwelvingen en -vlakten. Dit betreft een relatief vlak gebied die niet de lange bewonings- en gebruikscontinuïteit kent van de hogere en grotere dekzandruggen, maar werd vooral in tijden van grotere bevolkingsdruk benut. Dergelijke gebieden hebben een middelhoge verwachtingswaarde. Het centrale deel van het plangebied wordt doorsneden door een dekzandopduiking. Het betreft een noord-west - zuid-oost georiënteerde dekzandrug waarop sinds de middeleeuwen bouwlanden zijn aangelegd en waarop vanaf het einde van de late middeleeuwen dikke enkeerdgronden zijn ontstaan (plaggendekken of esdekken). Dergelijke dekzandopduikingen met oude bouwlanden blijken van oudsher de meest gunstige condities voor vroege landbouwers geboden te hebben en doorgaans worden op die ruggen, onder een dik plaggendek, sporen van bewoning, landbouw en begravingen gevonden, soms teruggaand tot in het Midden-Neolithicum. Gezien de grote kans op de aanwezigheid van archeologische sporen hebben deze gebieden een hoge archeologische verwachtingswaarde. Bovendien zijn eventueel aanwezige archeologische vindplaatsen door de beschermende werking van een dik plaggendek ook vaak redelijk goed in de bodem behouden. Het centrale deel van de dekzandopduiking kent een relatief laag gelegen ligging waaraan derhalve een middelmatige verwachting is toegekend.

Binnen het plangebied is één historisch erf bekend en een historische watermolen (zie ook paragraaf 4.3.5). Oudere voorgangers van deze historische structuren, die in de volle middeleeuwen of de vroege middeleeuwen kunnen dateren, lagen doorgaans in de directe nabijheid van de vermelde erven. Daarvan kunnen de archeologische resten en sporen nog aanwezig zijn. Rond deze locaties is op de archeologische verwachtingenkaart een bufferzone opgenomen die is aangegeven door middel van een rode cirkel. Binnen deze bufferzone geldt een hoge verwachting voor het aantreffen van archeologische resten uit de Vroege en Late Middeleeuwen.

4.3.3.2 Bekende vindplaatsen en monumenten

Binnen het plangebied zijn in het landelijk datasysteem ARCHIS geen archeologische waarnemingen bekend. Binnen het plangebied liggen geen bekende terreinen van archeologische waarde die op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) zijn opgenomen.

4.3.3.3 Uitgevoerde onderzoeken

In het verleden zijn binnen het plangebied diverse onderzoeken uitgevoerd. In het noordwestelijke deel van het plangebied heeft een archeologische begeleiding plaatsgevonden van sloopwerkzaamheden. Hier is geconcludeerd dat de bodem tot in de onverstoorde C-horizont was verstoord en er werden dan ook geen intacte archeologische vindplaatsen meer verwacht. In het centrale deel van het plangebied is een booronderzoek uitgevoerd waarbij eveneens geconstateerd werd dat de bodem tot in het archeologisch niveau verstoord was geraakt. Ook op het terrein van het voormalige Hofstede MTS is een diepe bodemverstoring geconstateerd. De onderzochte terreinen zijn op de archeologische waardenkaart als onderzocht aangemerkt en vrijgegeven voor wat betreft verder archeologisch (vervolg)onderzoek.

4.3.3.4 Vertaling naar planregels

Op grond van gemeentelijk beleid bij de Archeologische waarden- en verwachtingskaart geldt een onderzoeksplicht indien bij bodemingrepen dieper dan 40 cm wordt gegraven en over een oppervlakte van meer dan 2.500 m2 bij een hoge archeologische verwachting en bij meer dan 5.000 m2 bij een middelhoge verwachting. Voor de verwachtingswaarde 'bufferzone' geldt een vrijstellingsgrens van 250 m2. Vrijstelling van archeologisch onderzoek geldt voorbodemingrepen met oppervlaktes en dieptes die onder de bovengenoemde diepte- en oppervlaktegrenzen liggen. De zones met deze verwachtingswaarden moeten in het bestemmingsplan met de medebestemming "archeologische waarde middelhoog" en "archeologische waarde hoog", “archeologische waarde bufferzone” worden aangeduid. Voor deze bestemmingen gelden bestemmingsregels. Voor deze bestemmingen dient een omgevingsvergunning aangevraagd te worden indien bodemingrepen boven de vrijstellingsgrenzen uit komen.

Het kan zijn dat van de onderzoeksverplichting afgeweken mag worden. Aan de hand van historische gegevens en recente activiteiten en bouwgeschiedenis ter plaatse kan blijken dat onderzoek niet nodig is. Daartoe dient de regio-archeoloog geconsulteerd te worden en kan de initiatiefnemer worden gevraagd om relevante gegevens aan te leveren.

Voorschriften en vrijstellingsgrenzen in verband met archeologische waarden en verwachtingen – geldend voor het huidige plangebied:

  • Zones met een verwachtingswaarde: bufferzone

In de zones van het plangebied die binnen de bufferzone van een historisch erf vallen dient archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden indien uit plannen blijkt dat de bodem over een oppervlakte van meer dan 250 vierkante meter dieper dan 40 cm wordt vergraven. Hiervoor zal eerst door de gemeente middels een quick-scan worden beoordeeld of onderzoek zinvol is.

  • Zones met een hoge verwachtingswaarde

In zones met een hoge verwachtingswaarde dient archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden indien uit plannen blijkt dat de bodem over een oppervlakte van meer dan 2500 vierkante meter dieper dan 40 cm wordt vergraven. Hiervoor zal eerst door de gemeente middels een quick-scan worden beoordeeld of onderzoek zinvol is.

  • Zones met een middelhoge verwachtingswaarde
    In de zones met een middelhoge verwachtingswaarde dient archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden indien uit plannen blijkt dat de bodem over een oppervlakte van meer dan 5000 vierkante meter dieper dan 40 cm wordt vergraven. Ook hiervoor zal eerst door de gemeente middels een quick-scan worden beoordeeld of onderzoek zinvol is.
4.3.4 Cultuurhistorische waarden

Vanaf 1 januari 2012 is het verplicht om in ruimtelijke plannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Om een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, is per 1 januari 2012 aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond (archeologische waarden), maar ook met waarden boven de grond. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een bestemmingsplangebied, en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.

Cultuurhistorische waarden omvatten meer dan alleen bouwhistorische objecten en monumenten waarop tot voorheen vaak alleen de aandacht lag in bestemmingsplannen. Door middel van een historisch-geografische inventarisatie dienen ook cultuurlandschappellijke structuren en elementen in beeld gebracht moeten worden, zoals oude infrastructuur, verkavelingsstructuren en elementen daarin zoals houtwallen, beeklopen en essen, en moet ook gedacht worden aan het stedenbouwhistorische karakter van wijken en gebieden. Belangrijk is om na te gaan wat het 'eigene' van een gebied is en om dat met al zijn elementen en structuren in beeld te brengen.

De resultaten van de inventarisatie worden gewogen, om een antwoord te geven op de vraag welke ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied toelaatbaar worden geacht. Dit wordt vervolgens uitgewerkt binnen het instrument dat de burgers bindt: het bestemmingsplan.

De gemeente Hengelo heeft nog geen specifiek beleid dat de aanpassing van de Bro regelt. In dit bestemmingsplan wordt met de inventarisatie van cultuurhistorische waarden echter voorzien in de eisen volgens het Bro.

4.3.5 Cultuurhistorie in het plangebied
4.3.5.1 Historische ontwikkeling van het plangebied

Het plangebied ligt in de voormalige marke Woolde. Als onderdeel van de gemeente Hengelo viel de marke Woolde onder het richterambt Delden. Tot het begin van de 19e eeuw maakte het plangebied deel uit van de woeste gronden in het buitengebied van Hengelo. Rond 1830 was het grootste gedeelte van het plangebied in gebruik als bouw- en hooiland en in bezit van diverse eigenaren (witte en gele percelen, zie afbeelding 8). Het zuidelijke deel bestond uit nog niet in cultuur gebracht heidegebied (paarse percelen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0113-0301_0008.png"

Afbeelding 8: Verkavelingssituatie rond 1830 (plangebied is globaal rood omlijnd. (bron: Hisgis)

In de eerste helft van de 20e werd het gebied opnieuw verkaveld en bebouwd met grootschalige industrie. Daarmee verdween het oorspronkelijke verkavelingspatroon. Er zijn dan ook geen elementen meer bewaard gebleven van voor 1950.

Binnen het plangebied is één historische boerderij aanwezig. Het gaat hier om erve Langeler, een erf dat vanaf 1461 tot 1627 in eigendom is geweest van familie Bruggink waarna het eigendom overging naar Huis Hengelo (1627-1830). Tevens lag in het plangebied de (voormalige) korenmolen van het Huis Hengelo. De molen is gebouwd voor 1591 en voor 1832 gesloopt. In 1872 werden bij graafwerkzaamheden direct ten westen van de Berfloweg / Berflobeekweg resten van het vloedwerk van de molen teruggevonden.

4.3.5.2 Historisch geografische kenmerken

Zoals vermeld resteren er geen historisch-geografische kenmerken en structuren meer in het plangebied.

4.3.5.3 Gebouwde objecten en monumenten

Hengelo heeft 80 rijksmonumenten (RM), ca. 130 gemeentelijke monumenten (GM, waarvan 3 met de status voorgedragen), 35 beschermde gemeentelijk karakteristieke panden (BGKP) en een beschermd dorpsgezicht, Tuindorp 't Lansink. Daarnaast zijn door het rijk in het kader van de wederopbouw twee aandachtsgebieden aangewezen. Dit zijn de binnenstad en Klein Driene/de Noork. Inmiddels zijn in het buitengebied en in het beschermde Tuindorp 't Lansink ca. 500 karakteristieke objecten aangewezen. Tevens heeft de Erfgoedcommissie een lijst van waardevolle panden opgesteld. Deze objecten hebben geen juridische status, maar zijn bedoeld om de eigenaren bewust te maken van hun waardevol bezit.

In het plangebied bevinden zich de volgende monumenten:

  • Stationsplein 1, RM, stationsoverkapping
  • Lansinkesweg 59 RM watertoren brandweerkazerne
  • Lansinkesweg 30 GM Lansink pompen, gebouw 30
  • Europatunnel, RM

In het gebied bevinden zich geen aangewezen waardevolle en/of karakteristieke panden.

4.3.5.4 Vertaling naar planregels

Voor wat betreft cultuurhistorische structuren en objecten gelden geen specifieke aanbevelingen.

4.4 Milieu

In de beoordeling of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening is milieuhygiëne een belangrijk aspect. In de hoofdstukken 2 tot en met 10 (bijlage 1 )van de milieuaspectenstudie zijn de relevante milieuaspecten van het plangebied in beeld gebracht en beoordeeld. Hieronder worden de beoordelingen van de verschillende milieuaspecten samengevat. Het bestemmingsplan is conserverend van aard.

4.4.1 Bedrijven en milieuzonering

Er moet voldoende ruimtelijke scheiding worden aangehouden tussen milieubelastende activiteiten en woningen om te voorkomen dat:

a) bij woningen ontoelaatbare overlast ontstaat en/of

b) bedrijven onevenredige maatregelen moeten treffen om aan milieuregels te kunnen voldoen.

Hierbij is gebruik gemaakt van de VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" (uitgave 2009). Daar waar het bestemmingplan woningen (of andere geluidgevoelige bebouwing) mogelijk maakt of is gemaakt, is het nodig de situatie individueel te beoordelen.

Om een beeld te krijgen van de huidige bedrijfsactiviteiten in en rond het plangebied is de bedrijvigheid in en om het gebied onderzocht. Het onderzoek is uitgevoerd op basis van het milieu-bedrijvenbestand van de gemeente Hengelo.

Binnen het plangebied zijn een aantal locaties waar zich bedrijven bevinden aanwezig. De belangrijkste zijn het Storkterrein met o.a. nu nog VDL dat gaat verhuizen en Stork KMS, het emplacement, een bedrijfsbestemming aan de Berfloweg (Stork Primoteq), de decentrale energiecentrale DEC, Metropool, de Brandweerkazerne, Afmi Verspanende Industrie BV, de detailhandel in winkelcentrum het Esrein, Gebouw 16 met klassiekers en B&B en in het zuiden van het plangebied een deel van de bedrijfskavel van garagebedrijf autoservice D33.

De toegepaste milieuzonering uit het voorgaande plan is in voorliggend plan voor een groot deel omgezet naar gemengd gebied. In het voorgaande plan hadden vier bedrijfslocaties de aanduiding zwaarder bedrijf omdat de bedrijfsactiviteit niet paste binnen de milieucategorie die was toegestaan. In hoofdstuk 2 van de milieuaspectenstudie is toegelicht waarom in dit plan deze aanduiding voor twee locaties kan komen te vervallen en voor twee locaties, aangepast aan de laatste inzichten, kan worden overgenomen.

Indien in de Wilhelminaschool zorgwoningen worden gerealiseerd, zal bij de uitwerking van dit plan goed moeten worden gekeken naar het veiligheidsaspect van de stoomketels. De afstand van gebouw tot gebouw bedraagt net geen 10 meter. Het is niet uitgesloten dat aanvullende (brandwerende en/of organisatorische) maatregelen noodzakelijk zijn.

De woningen Lansinksesweg 14 t/m 28 zijn (voormalige) bedrijfswoningen die als "gewone" woning in gebruik zijn. Voor zover bekend zijn er geen klachten en kunnen de woningen worden beschouwd als goed ingepast en is er, gelet op de aard van de omgeving, sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Bij de actualisatie is nader onderzocht of deze woningen normaal kunnen worden bestemd. Bij het onderzoek van de dezonering van het industrieterrein Wilderinkshoek is daar van uitgegaan en is gebleken dat de woningen akoestisch inpasbaar zijn zonder de omliggende bedrijven te belemmeren. Ook het naastgelegen Techniekhuis kan als ingepast worden beschouwd.

Conclusie

In het plan is rekening gehouden met de milieuzonering. Daar waar de bedrijven te zwaar zijn is wederom een specifieke bestemming, nu opgenomen. Op grond van jurisprudentie zijn de specifieke bedrijven nu met sbi-code aangeduid. Dit verkleind enigszins de mogelijkheden, maar de zittende bedrijven kunnen blijven functioneren. Bij de uitwerking van het plan van de Wilhelminaschool dient rekening te worden gehouden met de aanwezige stoomketels van Stork KMS.

4.4.2 Bodem

Het bestemmingsplan voorziet in het conserveren van de bestaande situatie. Voor bestaande situaties is in principe geen bodemonderzoek noodzakelijk. Wanneer binnen het conserverend bestemmingsplan (incidenteel) nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn dient een onderzoek te worden uitgevoerd naar de bodemgesteldheid. In eerste instantie moet minimaal een historisch bodemonderzoek van de locatie die van bestemming verandert en de directe omgeving ervan, worden uitgevoerd. Mocht uit dit historisch onderzoek blijken dat de locatie verdacht is, dan dient alsnog een bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Als er binnen het conserverend bestemmingsplan grootschalige nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn, dient altijd een bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Bij één klein deelgebied is er geen sprake van conservatie maar van een wijziging. Het betreft het perceel D15238 (120 m2).

Perceel D15238
In 2015 is onderhavig perceel D15238 afgesplitst van perceel D15461. Op perceel D15238 en daarmee ook op perceel D15238 ligt nog een Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperking. Deze beperking – vanuit de Wbb - is een gevolg van de bodemverontreiniging op het perceel D15238. Er zijn geen recente bodemgegevens beschikbaar waaruit blijkt of het D15238 onderdeel uit maakt van de beperking (bodemverontreiniging). Er kan dus niet worden onderbouwd of de bodemkwaliteit geschikt is voor het nieuwe gebruik. Geadviseerd wordt op perceel D15238 en verkennend bodemonderzoek uit te voeren. Indien de resultaten van dit bodemonderzoek het toelaten kan onderbouwd de beperking worden opgeheven en kan de bestemming van het perceel worden gewijzigd.

 Conclusie

Uit de resultaten van de bodemtoets kan worden geconcludeerd dat – behoudens de twee bovengenoemde (deel)percelen - er sprake is van een conserverend bestemmingsplan. Wanneer binnen het conserverend bestemmingsplan (incidenteel) nieuwe ontwikkelingen komen zal wel een (historisch) bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd.

Voor perceel D15238 wordt geadviseerd de milieu-hygiënisch bodemkwaliteit nader in beeld te brengen. Op basis van de resultaten kan dan de beperking worden opgeheven en de bestemming worden gewijzigd.

4.4.3 Geluid

De "Nota geluid" van de gemeente Hengelo heeft als uitgangspunt dat de geluidbelasting het goede woon-en leefklimaat niet mag verstoren. In Hengelo worden verschillende gebiedstypen onderscheiden waarvoor ambitie- en plafondwaarden zijn vastgesteld.

Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen de wettelijke zone van de Lansinkesweg, Industriestraat, Industrieplein, Laan Hart van Zuid, Parallelweg LS en de Breemarsweg zijnde 50 km-wegen.

Bovendien ligt het gebied gedeeltelijk binnen de wettelijke zone van het spoor tussen Almelo, Zutphen, Hengelo en Oldenzaal. In of rond het plangebied zijn de gezoneerde bedrijventerreinen Wilderinkshoek en Twentekanaal aanwezig. Parallel aan het bestemmingsplan van de actualisatie loopt er een procedure om het gezoneerde bedrijventerrein Wilderinkshoek te dezoneren. Dit is mogelijk omdat de laatste grote lawaaimaker eind van het jaar 2021 gaat vertrekken.

Volgens de Wet geluidhinder dient een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd als een bestemmingsplan nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk maakt binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein. In het plangebied worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Toetsing aan de Wet geluidhinder is daarom niet aan orde. Echter zijn er op locaties waar woningen zijn bestemd en hogere grenswaarden zijn verleend, de woningen nog niet gebouwd. In deze actualisatie is middels akoestisch onderzoek beoordeeld of de in het verleden verleende hogere grenswaarden nog voldoende zijn of dat dit aanpassing behoeft.

Wegverkeerslawaai

Op grond van de Wet geluidhinder dient een akoestisch onderzoek ingesteld te worden naar de geluidbelasting op woningen en geluidgevoelige bestemmingen binnen de zone van een weg. In dit plan is er sprake van:

  • Nieuwbouwwoningen of geluidgevoelige bestemmingen in de zone van bestaande wegen (in dit geval nog niet gebouwde woningen)
    In het plan is er geen sprake van reconstructies van bestaande wegen.

Nieuwbouwwoningen langs de Laan Hart van Zuid tussen Esrein en Breemarsweg
Langs de Laan Hart van Zuid treden overschrijdingen op van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Met een innovatief geluidarm wegdektype met een reductie van 3 dB ten opzichte van referentieasfalt (dichtasfaltbeton) wordt de ambitiewaarde voor wonen van 58 dB niet overschreden. De geluidbelasting bedraagt ter plaatse van nieuwbouwwoningen maximaal 54 dB.

Verleende hogere waarden en indelingseis op basis geluidbeleid

13 december 2006 heeft de Provincie Overijssel de beschikking afgegeven voor de hogere grenswaarden in het kader van het nu geldende bestemmingsplan. Op basis van de nota geluid kan er een indelingseis gelden voor nog op te richten woningen.

De gemeente Hengelo heeft een onderzoek uitgevoerd waarin bovenstaande akoestische aspecten zijn onderzocht (zie bijlage 2).

Conclusie is dat de verleende hogere grenswaarden van De Smelterij nog actueel zijn.

Railverkeerslawaai

De voorkeursgrenswaarde voor railverkeerslawaai bedraagt 55 dB. De grenswaarden bedraagt 68 dB. De voorkeursgrenswaarde-contour van 55 dB ligt niet over de nog te bouwen nieuwbouw. Er behoeven geen hogere waarden aangevraagd te worden.

Industrielawaai

Het gezoneerd industrieterrein Wilderinkshoek is globaal het gebied dat wordt begrensd door het (nieuwe) bestemmingsplan Hart van Zuid (globaal het gebied tussen het centraal station Hengelo, Langelermaatweg, Industriestraat, Loweg en Willem de Clerqstraat). Het gezoneerde industrieterrein Wilderinkshoek wordt gevormd door de bedrijfsterreinen van

  • VDL,
  • Stork,
  • AFMI verspanende industrie,
  • Lansinkveste met o.a. Howden en
  • Brandweer Hengelo.

Parallel aan het bestemmingsplan van de actualisatie loopt er een procedure om het gezoneerde bedrijventerrein Wilderinkshoek te dezoneren. Dit is mogelijk omdat de laatste grote lawaaimaker eind van het jaar 2021 gaat vertrekken. Voor details verwijzen wij naar dit plan.

Daarnaast liggen een aantal delen van het plangebied in de zone van het industrieterrein Twentekanaal. Deze is opgenomen op de plankaart.

Binnen het plangebied worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt.

Het aspect industrielawaai zal, indien noodzakelijk, worden gebruikt bij cumulatie en de toets aan het geluidbeleid.

Emplacement

De nog op te richten woningen liggen op dermate grote afstand, dat het emplacement hier geen invloed op heeft. Bovendien worden er geen nieuwe woonbestemmingen toegevoegd t.o.v. het huidige bestemmingsplan. Deze actualisatie levert dan ook geen onnodige belemmeringen op voor de bedrijfsvoering van ProRail.

Techniekhuis

Deze techniekschool is middels een omgevingsvergunning mogelijk gemaakt waarbij rekening is gehouden met industrielawaai, wegverkeerslawaai en railverkeerlawaai. Het pand is deels geïsoleerd.

Conclusie

Het aspect geluid is geen belemmering voor deze actualisatie.

4.4.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid omvat het beheersen van de risico's voor de omgeving door de productie, de opslag en het gebruik van gevaarlijke stoffen (binnen bedrijven) en door het transport van gevaarlijke stoffen (via wegen, waterwegen, spoorwegen en buisleidingen). De externe veiligheidsrisico's worden enerzijds bepaald door de mogelijke effecten die een calamiteit met gevaarlijke stoffen kan hebben en anderzijds door de kans dat een calamiteit optreedt.

De normering voor de externe veiligheid rond bedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De normering voor de externe veiligheid langs rijkswegen en spoorwegen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Voor buisleidingen
is de normering voor externe veiligheid vastgelegd in het Besluit Externe
Veiligheid Buisleidingen (Bevb).

Het plangebied van de partiële actualisatie van het bestemmingsplan Hart van Zuid bevindt zich gedeeltelijk in het invloedsgebied van:

  • twee risicovolle inrichtingen: een lpg-tankstation aan de Breemarsweg 164a en het spoorwegemplacement;
  • het doorgaande spoor (de trajectdelen Almelo --Hengelo, Delden - Hengelo en Hengelo - Oldenzaal);
  • een hogedruk gasleiding.

Hieronder worden de risico's van deze inrichtingen en transportassen afzonderlijk besproken.

Tankstation met lpg
Het invloedsgebied ligt voor een deel over het plangebied. Het deel van het plangebied dat ligt binnen het invloedsgebied heeft de bestemming verkeersdoeleinden. Er zijn daarom geen (beperkt) kwetsbare objecten of andere objecten geprojecteerd waar zich gedurende langere tijd personen bevinden. Om deze reden is een verdere verantwoording van het groepsrisico niet relevant.

Spoorwegemplacement
Het spoorwegemplacement is aangewezen als een emplacement dat valt onder werking van het Bevi. Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen geprojecteerd in het invloedsgebied van het emplacement. De groepsrisicoverantwoording bij de omgevingsvergunning is dan ook nog actueel.

Doorgaand vervoer gevaarlijke stoffen
Dit plan is conserverend van aard en maakt geen nieuwe, extra ontwikkelingen mogelijk. Bij de vaststelling van het basisnet is bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van de trajectdelen die van invloed zijn op het plangebied ruim lager is dan de oriëntatiewaarde. Een nieuwe verdergaande groepsrisicoverantwoording is daarom niet nodig.

Buisleidingen voor gevaarlijke stoffen
Binnen het plangebied is een ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding aanwezig. De ligging van de leiding is op de verbeelding weergegeven. Het betreft een leiding met een diameter van 168,3 mm en een druk van 40 bar. De leiding heeft een belemmerde strook van 4 meter. Deze strook is op de verbeelding weergegeven.

Het bestemmingsplan is een conserverend plan. De bestaande functies worden opnieuw beschreven. Er worden geen nieuwe functies mogelijk gemaakt. Het aantal personen binnen het plangebied neemt niet toe t.o.v. de mogelijkheden van het vigerende plan. Doordat het aantal personen niet toeneemt, neemt ook het groepsrisico niet toe. Daarom kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.

Met behulp van het programma CAROLA is voor de leidingen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico berekend. Kwantitatieve Risicoanalyse Bestemmingsplan Hart van Zuid, augustus 2021 ( zie bijlage .

Beperkte verantwoording van het groepsrisico

Personendichtheid
Vanwege de zeer beperkte verblijftijd is de invloed op het groepsrisico te verwaarlozen.

GR per kilometer buisleiding
Het maximale GR per kilometer buisleiding bedraagt 0,05 X de oriëntatiewaarde en is weergegeven in de QRA (zie bijlage 5).

Zelfredzaamheid
Binnen het invloedsgebied van de gasleiding zijn geen groepen aanwezig met een verminderde zelfredzaamheid. Er zijn voldoende vluchtmogelijkheden van de bron afgericht.

In het plangebied is ook een Gas Ontvangst Station (GOS) aanwezig. Bij de realisatie daarvan en bij het plangebied Dikkers is hier nader onderzoek verricht. Het GOS is inpasbaar en vormt geen belemmering.

Bestrijding en beperking van rampen

De Veiligheidsregio heeft op 24 augustus 2021 advies uitgebracht. Voorontwerp Bestemmingsplan Laan Hart Van Zuid 2021; Kenmerk 2021-D21287. Dit advies betreft de situatie voor het gehele plangebied.

Advies
Voor een beschrijving van de mogelijke scenario's die zich voor kunnen doen verwijzen wij u naar onze eerder afgegeven adviezen die in dit advies zijn benoemd. Ondanks dat het plangebied een bestaande situatie betreft, adviseren wij u het bestemmingsplan zodanig op te stellen dat het niet mogelijk is om nieuwe 'zeer kwetsbare objecten' (objecten met minder of niet zelfredzame mensen) te realiseren binnen 200 meter van de spoorbaan. Daarnaast adviseren wij u, daar waar mogelijk, een uitsterfconstructie voor de maatschappelijke functies te overwegen, zodat het niet mogelijk is om zeer kwetsbare objecten toe te staan in geval van herontwikkeling. U kunt tevens overwegen om bij de bestaande (zeer) kwetsbare objecten bepaalde vormen van risicocommunicatie in te zetten.

Wij adviseren u om, naast de verantwoording van het groepsrisico van de diverse deelplannen, een integrale visie op de ontwikkeling van het gehele (stations)gebied op te stellen. Er dient dan tevens rekening te worden gehouden met de mogelijke ontwikkelingen rondom (bijvoorbeeld) het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor. Op deze wijze kan, ons inziens, beter in samenhang met het gehele gebied worden afgewogen of en welke ontwikkelingen de gemeente in het gebied (incl. spoorzone) verantwoord vindt en welke maatregelen noodzakelijk worden geacht om de kans op incidenten te verkleinen en de effecten mogelijk te beperken.

Hoe nu verder
Vanwege de voorgaande adviezen zien wij vooralsnog geen aanleiding om voor de betreffende actualisatie een aanvullend advies uit te brengen. Uitgangspunt is dat onze eerdere adviezen door u in het vigerende bestemmingsplan en vergunningen is geborgd. Ons advies is dan ook -voor zover nog van toepassing- te handelen in lijn met onze eerdere adviezen.

In reactie op het advies van de veiligheidsregio het volgende. Uit het bestemmingsplan blijkt dat er binnen 200 meter van de spoorbaan geen nieuwe zeer kwetsbare objecten zullen komen. Ter plaatse van de maatschappelijke bestemming die binnen 200 meter is gelegen is het ROC aanwezig en mogen alleen onderwijsdoeleinden. Het aanwezige kinderdagverblijf is buiten de zone gelegen. Bij het tot stand komen van de omgevingsvisie binnenstad en Hart van Zuid zal de Veiligheidsregio worden betrokken om te bepalen welke ontwikkelingen de gemeente in het gebied (incl. spoorzone) verantwoord vindt en welke maatregelen noodzakelijk worden geacht om de kans op incidenten te verkleinen en de effecten mogelijk te beperken.

Conclusie
Het aspect externe veiligheid heeft geen beperkende factoren voor dit plan. Het bestemmingsplan voldoet aan de grenswaarde voor het PR. Het GR is berekend en beperkt verantwoord. Vaststelling van het bestemmingsplan leidt niet tot een verhoging van het GR.

4.4.5 Luchtkwaliteit, Natura 2000 en stikstofdepositie

Luchtkwaliteit

Het bestemmingsplan Hart van Zuid betreft een zogenaamd conserverend bestemmingsplan. Dit betekent dat geen nieuwe functies worden toegevoegd. De bestaande functies en/of ontwikkelingsmogelijkheden blijven gehandhaafd. Door het vertrek van bedrijven kan de bedrijvenbestemming verder worden afgeschaald. Het deels opnieuw vastleggen van de bestaande functies en ontwikkelingen heeft geen negatieve gevolgen voor de luchtkwaliteit. Verder is met behulp van de monitoringstool luchtkwaliteit vastgesteld dat ter plaatse van het plangebied ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof.

De bedrijfsbestemmingen worden gehandhaafd en de bestaande "zware" bedrijven kunnen blijven zitten. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die een verslechtering van de luchtkwaliteit tot gevolg kunnen hebben. Na vertrek van de zittende bedrijven is het slechts mogelijk dat bedrijven van een lichtere categorie zich vestigen binnen het plangebied.

De decentrale energiecentrale aan de Langelermaatweg, de DEC, is bij de realisatie daarvan onderzocht en is geen nieuwe toevoeging.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor dit plan.

Natura 2000 en stikstofdepositie
Sinds 1 juli 2021 is de nieuwe stikstofwet van kracht. In deze wet is opgenomen dat bouw- en sloopactiviteiten zijn vrijgesteld van de stikstoftoets. Dit betekent dat stikstofdepositie tijdens de bouwfase niet meer getoetst behoeft te worden. Alleen de stikstofdepositie tijdens de gebruiksfase is nog relevant. Omdat nieuwe woningen aardgasloos gebouwd moeten worden zal de stikstofemissie van de nog te bouwen woningen nul zijn. Alleen de vervoersbewegingen van de auto's van de bewoners zullen stikstofemissie veroorzaken. Voor de aanleg van de Laan Hart van Zuid is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd. In deze berekening zijn alle vervoersbewegingen van de auto's van de bewoners van de nog te realiseren woningen meegenomen. Uit deze berekeningen bleek dat er geen depositie op Natura 2000 gebieden plaatsvindt.

Conclusie 

Tijdens de gebruiksfase vindt geen stikstofdeposite op Natura 2000 gebieden plaats. Het aspect Natura 2000 en stikstofdepositie is daarom geen belemmering voor het vaststellen van dit bestemmingsplan (zie ook bijlage 3).

4.4.6 Mer en vormvrije mer-beoordeling

Omdat het een conserverend en afschalend plan betreft, is geen sprake van nieuwe of van de uitbreiding van activiteiten zoals bedoeld in de bijlage bij het Besluit mer. Een mer of vormvrije mer-beoordeling is dan ook niet nodig. Voor de volledigheid is er desondanks toch een vormvrije mer-beoordeling uitgevoerd.

4.4.7 Hoogspanningsleidingen

In het plangebied zijn geen hoogspanningsleidingen aanwezig. Er zijn dus op dit gebied geen beperkingen.

4.4.8 Hoogtebeperking i.v.m. radarverstoring en vliegveiligheid

In hoofdstuk 10 van de milieuaspectenstudie is onderbouwd dat de maximale bouwhoogte ruim ligt onder het radarverstoringsgebied en de hoogtebeperkingen die gelden vanwege de vliegveiligheid van Twente Airport.

4.4.9 Windhinder

Op een aantal locaties is een maximale bouwhoogte van 21 meter opgenomen. Omdat het ontwerp en de vorm op dit moment nog niet bekend zijn, is er voor gekozen een uitgestelde onderzoekplicht op te nemen in de regels van het bestemmingsplan. Gelet op de ligging, achten wij het zeer wel mogelijk dat aan de normen voor windhinder kan worden voldaan. Bovendien kan met zekerheid worden gesteld, mede door de ligging, dat niemand in zijn belangen wordt geschaad door deze werkwijze.

Conclusie

Om windhinder te voorkomen dient de volgende regel te worden opgenomen in het plan:

-Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, een windhinderonderzoek te verlangen waarin wordt aangetoond dat er sprake is van een aanvaardbaar windklimaat ter plaatse. Er is sprake van een aanvaardbaar windklimaat als minimaal voldaan wordt aan de normen van de NEN 8100 zoals opgenomen in de tabellen 1 ('kwaliteitsklasse B') en 2 (kwalificatie 'beperkt risico').

Alle conclusies

  • Het grootste deel van het plan is aangemerkt als gemengd gebied. Er is rekening gehouden met de milieuzonering. Daar waar de bedrijven te zwaar zijn is wederom een specifieke bestemming opgenomen. Op grond van jurisprudentie zijn de specifieke bedrijven nu met sbi-code aangeduid. Dit verkleind enigszins de mogelijkheden, maar de zittende bedrijven kunnen blijven functioneren. Bij de bestemming gemengde doeleinden en wonen zullen regels worden opgenomen voor een goede functiemenging. Bij de uitwerking van het plan van de Wilhelminaschool dient rekening te worden gehouden met de aanwezige stoomketels van Stork KMS.
  • Conclusie is dat de verleende hogere grenswaarden van De Smelterij nog actueel zijn.
  • Binnen het plangebied worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Het aspect industrielawaai zal, indien noodzakelijk, worden gebruikt bij cumulatie en de toets aan het geluidbeleid.
  • Parallel aan het bestemmingsplan van de actualisatie loopt er een procedure om het gezoneerde bedrijventerrein Wilderinkshoek te dezoneren. Dit is mogelijk omdat de laatste grote lawaaimaker eind van het jaar 2021 gaat vertrekken. Voor details verwijzen wij naar dit plan.
  • De voorkeursgrenswaarde voor railverkeerslawaai bedraagt 55 dB. De grenswaarden bedraagt 68 dB. De voorkeursgrenswaarde contour van 55 dB ligt niet over nog niet gerealiseerde geprojecteerde nieuwbouw. Omdat er geen nieuwe ontwikkelingen zijn behoeven geen hogere waarden aangevraagd te worden.
  • De nog op te richten woningen liggen op dermate grote afstand, dat het emplacement hier geen invloed op heeft. Bovendien worden er geen nieuwe woonbestemmingen toegevoegd t.o.v. het huidige bestemmingsplan. Deze actualisatie levert dan ook geen onnodige belemmeringen op voor de bedrijfsvoering van ProRail.
  • Het aspect geluid is geen belemmering voor deze actualisatie.
  • Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor dit plan.
  • Tijdens de gebruiksfase vindt geen stikstofdeposite op Natura 2000 gebieden plaats. Het aspect Natura 2000 en stikstofdepositie is daarom geen belemmering voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.
  • Het aspect externe veiligheid heeft geen beperkende factoren voor dit plan. Het bestemmingsplan voldoet aan de grenswaarde voor het PR. Het GR is berekend en beperkt verantwoord. Vaststelling van het bestemmingsplan leidt niet tot een verhoging van het GR.
  • De Veiligheidsregio heeft op 24 augustus 2021 advies uitgebracht.
  • Voorontwerp Bestemmingsplan Laan Hart Van Zuid 2021; Kenmerk 2021-D21287. Dit advies betreft de situatie voor het gehele plangebied. Uit dit advies zijn geen verdere voorwaarden naar voren gekomen.
  • Uit de resultaten van de bodemtoets kan worden geconcludeerd dat – behoudens perceel D15238 - er sprake is van een conserverend bestemmingsplan. Wanneer binnen het conserverend bestemmingsplan (incidenteel) nieuwe ontwikkelingen komen zal wel een (historisch) bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd. Voor perceel D15238 is er vanuit de bodemkwaliteit geen belemmering voor de voorgenomen wijziging van bestemming naar wonen met tuin.
  • Omdat het een conserverend plan betreft, is geen sprake van nieuwe of van de uitbreiding van activiteiten zoals bedoeld in de bijlage bij het Besluit mer. Voor de volledigheid is er desondanks toch een vormvrije mer-beoordeling uitgevoerd.In het plangebied zijn geen hoogspanningsleidingen aanwezig. Er zijn dus op dit gebied geen beperkingen.
  • In hoofdstuk 10 van de milieuaspectenstudie is onderbouwd dat de maximale bouwhoogte ruim ligtonder het radarverstoringsgebied en de hoogtebeperkingen die gelden vanwege de vliegveiligheid van Twente Airport.
  • Om windhinder te voorkomen dient een regel te worden opgenomen in het plan.
  • Deze milieuaspectenstudie en de conclusies, waarin alle relevante onderwerpen worden behandeld, zien wij mede als voldoende motivatie om te kunnen stellen dat belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden uitgesloten.


Uit alle conclusies blijkt dat er is sprake kan zijn een goede ruimtelijke ordening.

4.5 Economische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan Hart van Zuid 2019 is conserverend van karakter. daardoor biedt het plan geen ruimte voor nieuwe grootschalige ontwikkelingen. Derhalve is het plan financieel uitvoerbaar.

Hoofdstuk 5 Het bestemmingsplan

5.1 Uitgangspunten

Bij het bestemmingsplan Hart van Zuid uit 2008 zijn ook uit te werken bestemmingen opgenomen die inmiddels al zijn uitgewerkt. Daarnaast zijn er ook partiële herzieningen geweest. Het voorliggende bestemmingsplan is in die gevallen gebaseerd op een geconsolideerde versie van al deze plannen en vormt als zodanig weer een nieuw en actueel toetsingskader voor vergunningen. In die situatie waarin de uitwerkingsregels uit het oude plan nog niet zijn uitgewerkt, zijn ze in het voorliggende bestemmingsplan ook opgenomen als uit te werken bestemmingen. De uitwerkingsregels zijn in dat geval opnieuw beoordeeld in het licht van het huidig wettelijke kader en het criterium 'goede ruimtelijke ordening'.

5.2 Het digitale bestemmingsplan

Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De regeling bestaat uit een set normen (die verplicht zijn voorgeschreven) en een pakket aan praktijkrichtlijnen die uitleggen hoe de verplichte normen toegepast kunnen worden.

Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan alle verplichte onderdelen van de standaarden.

5.3 Planopzet

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het .GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

1. Inleidende regels;

2. Bestemmingsregels;

3. Algemene regels;

4. Overgangs- en slotregels.

In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.

5.3.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.

5.3.1.1 Begrippen

Dit artikel bevat de definities van de in de regels gebruikte begrippen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd.

5.3.1.2 Wijze van meten

De "wijze van meten" geeft onder meer regels waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

5.3.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven. In de regels is onder andere aangegeven welk gebruik is toegestaan, wat er gebouwd mag worden en wat verboden is. Hieronder worden de verschillende bestemmingen en dubbelbestemmingen toegelicht.

5.3.2.1 Bedrijf

Op de gronden met de bestemming Bedrijf zijn bedrijven toegestaan die in de bij de regels gevoegde Staat van Inrichtingen zijn toegestaan. Dit zijn bedrijven van categorie 1 en 2.

In het plangbied hebben twee percelen de bestemming 'Bedrijf' gekregen. Het gaat om de brandweerkazerne aan de Lansinkesweg en het voormalig bedrijf aan de Berfloweg 9.

De brandweerkazerne heeft tevens de aanduiding 'brandweerkazerne' gekregen.

5.3.2.2 Cultuur en ontspanning

In het plangebied heeft het perceel waar poppodium Metropool is gevestigd de bestemming 'Cultuur en ontspanning' gekregen. In paragraaf 2.6 is de bedrijfsvoering van Metropool omschreven.

Binnen deze bestemming mogen theater- en muziekactiviteiten, filmvertoningen, exposities en congressen plaatsvinden met de daarbij behorende voorzieningen.

Het muziekcafe, welke is geopend tijdens concertavonden heeft de aanduiding 'horeca 1' gekregen. Hier is ook een reastaurant/brasserie toegestaan.

5.3.2.3 Gemengd

Binnen de bestemming Gemengd is een verzameling van stedelijke bestemmingen toegestaan, zoals bijvoorbeeld detailhandel, kantoren, maatschappelijke dienstverlening, publiekverzorgend ambacht en dienstverlening, culturele voorzieningen en bedrijven (categorie 1 en 2). Enkele van deze functies zijn uitsluitend toegestaan wanneer er een functieaanduiding is opgenomen, zoals detaihandel en kantoren. Wonen is eveneens uitsluitend toegestaan op de percelen met de aanduiding 'wonen'. Het maximaal toegestane aantal wooneenheden is opgenomen op de verbeelding.

Het bedrijf AFMI gevestigd op het perceel aan de Lansinkesweg 30 heeft een specifieke aanduiding gekregen omdat het bedrijf een zwaardere milieucategorie heeft dan de toegestane categorieen 1 en 2. In de milieu aspectenstudie is dit bedrijf onderzocht. Het bedrijf is ingepast door het toekennen van de specifieke aanduiding. Op een gedeelte van het perceel van AFMI wordt geparkeerd ten behoeve van de naastgelegen school. Dit is ingepast door het gedeelte de aanduiding 'parkeren' te geven zodat hier ook geparkeerd kan worden ten behoeve van het onderwijs.

5.3.2.4 Groen

De groenvoorzieningen/groenstroken die structuurbepalend zijn op wijkniveau, zijn bestemd als "Groen". Op gronden met deze bestemming is het toegestaan om groen in de breedste zin (grasvelden, struiken, trapveldjes, speelplekken, speelterreinen, sport-, spel- en jeugdvoorzieningen en waterberging, watergangen en waterpartijen en dergelijke) aan te leggen en in stand te houden. Het aanleggen van voet- en fietspaden is eveneens toegestaan.

5.3.2.5 Horeca

De gronden met de bestemming Horeca zijn bedoelt voor het parkeren ten behoeve van de buiten het plangebied gelegen Vereenigingsgebouw.

5.3.2.6 Maatschappelijk

De bestemming "Maatschappelijk" is bedoeld voor maatschappelijke voorzieningen. In het plangebied hebben de aanwezige medische, sociale, educatieve, culturele, levensbeschouwelijke en administratieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van (semi)openbare dienstverlening, echter met uitzondering van geluidgevoelige functies, alsook ondergeschikte detailhandel deze bestemming gekregen.

De functie onderwijsdoeleinden is geluidsgevoelig. Om deze reden is met de functieaanduiding 'onderwijs' aangegeven binnen welke percelen met de bestemming "Maatschappelijk" onderwijsdoeleinden worden toegestaan. Kinderdagopvang is ook een geluidgevoelige functie, ook hiervoor is met een aanduiding 'kinderdagverblijf' aangegeven op welke percelen kinderdagopvang is toegestaan.

De nieuwe aanbouw bij het ROC aan de kant van de Lansinkesweg heeft de aanduiding 'kantoor' gekregen. Bij het ROC is ook een groot transformatiehuis gevestigd. Deze heeft de aanduiding 'nutsvoorziening' gekregen.

5.3.2.7 Verkeer

De bestemming "Verkeer" is bedoeld voor verkeerszones die een doorgaand karakter hebben. Vaak zijn dit wegen waar maximaal 50 km/uur gereden mag worden. Onder andere wegen, fietspaden, parkeerplaatsen, trottoirs en groenaanleg zijn mogelijk binnen deze bestemming.

5.3.2.8 Verkeer - Openbaar vervoer

De bestemming Verkeer - Openbaar vervoer omvat uitsluitend de perrons van het treinstation Hengelo. Daarbij is het treinstation met bijbehorende voorzieningen toegestaan, maar ook de overkapping. Tevens zijn ondergeschikte horecavoorzieningen en detailhandel ten behoeve van de reizigers toegestaan. op de voetgangerstunnel onder het station is de aanduiding 'tunnel' gelegd.

5.3.2.9 Verkeer-Railverkeer

Op gronden met de bestemming "Verkeer - Railverkeer" zijn spoorwegvoorzieningen toegestaan en daaraan ondergeschikt onder andere wegen, voet en rijwielpaden groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en nutsvoorzieningen.

Uitsluitend nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming zijn toegestaan.

5.3.2.10 Verkeer-Verblijfsgebied

Binnen de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" worden veelal woonstraten en woonerven bedoeld. Ook pleinen en dergelijke worden onder deze bestemming geschaard. Deze bestemming richt zich dan met name op langzaam verkeer en draagt het karakter van een verblijfsgebied. Vaak zijn dit wegen waar maximaal 30 km/u gereden mag worden.

Complexen van garageboxen (niet zijnde garages die op een perceel bij een woning staan) zijn aangeduid als 'garagebox'. Voor deze bestemming geldt een maximale bouwhoogte.

5.3.2.11 Water

Belangrijke waterlopen en waterpartijen hebben de bestemming "Water" gekregen. Gebouwen, anders dan nutsvoorzieningen, mogen op de gronden met deze bestemming niet worden opgericht. Enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen deze bestemming worden gebouwd.

5.3.2.12 Wonen

De bestemming Wonen is opgenomen om de bestaande woningbouw als zodanig in het plan te bestemmen. Binnen de bestemming Wonen zijn verschillende woonvormen toegestaan, zoals bijvoorbeeld eengezinswoningen, bejaardenhuizen, kamerbewoning, serviceflats, etcetera. Verder is het toegestaan om binnen de woonbestemming een vrij beroep uit te oefenen.

Binnen de bestemming Wonen zijn in principe beroepsmatige activiteiten toegestaan. Om hinder voor de directe omgeving te voorkomen zijn hieraan wel een aantal voorwaarden verbonden. In de eerste plaats mag slechts een gedeelte van de woning (maximaal 1/3 van de totale vloeroppervlakte van de woning met een maximum van 40 m2) worden gebruikt als praktijkruimte door de bewoner. Is er meer dan 40 m2 in gebruik voor het uitoefenen van een beroep, dan is er geen sprake meer van een 'beroep aan huis' en derhalve strijd met het bestemmingsplan. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat (bijvoorbeeld beperkte reclamemogelijkheden) noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan.

Op de verbeelding zijn onder andere bouwgrenzen, maximale goot- en nokhoogten opgenomen. In de regels zijn de overige bebouwingsregels aan te treffen. De maximaal toegestane oppervlakte aan aan-/uit- en bijgebouwen wordt gerelateerd aan de kavelgrootte. Verder wordt, indien er aan-/uit- en bijgebouwen worden opgericht op dat gedeelte van het perceel waar het hoofdgebouw nog als hoofdgebouw uitgebreid kan worden, deze oppervlakte niet meegeteld in de maximaal toegestane oppervlakte aan aan-/uit- en bijgebouwen.

5.3.2.13 Leiding - Gas

Op gronden met de bestemming Leiding - Gas is naast hetgeen op grond van de basisbestemming is toegestaan een gasleiding toegestaan. In afwijking van het bepaalde in de basisbestemming, mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gerealiseerd.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels en toe te staan dat wordt gebouwd ten behoeve van de basisbestemming, mits wordt voldaan aan de daartoe gestelde voorwaarden.

5.3.2.14 Waarde - Archeologie hoog

Op de gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie hoog (binnen kom) zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.

5.3.2.15 Waarde - Archeologie middel

Op de gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie middel (binnen kom) zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.

5.3.2.16 Waterstaat - Keur

De gronden met de dubbelbestemming Waterstaat - Keur zijn mede bestemd voor het onderhoud van naastgelegen watergang. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in deze dubbelbestemming ten behoeve van de onderliggende enkelbestemming, dient eerst advies in te worden ingewonnen van de beheerder van de watergang, in dit geval het Waterschap Vechtstromen.

5.3.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.

5.3.3.1 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel is opgenomen om ervoor te zorgen dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing wordt gelaten.

5.3.3.2 Algemene gebruiksregels

Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot het gebruik van gronden.

5.3.3.3 Algemene aanduidingsregels

Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot de gebruikte aanduidingen.

5.3.3.4 Algemene afwijkingsregels

Door middel van de algemene afwijkingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsplanregels voor onder andere geringe overschrijding van bepaalde bouwvoorschriften, alsmede voor kunstobjecten, bouwwerken van openbaar nut, telecommunicatievoorzieningen enzovoort. Deze bevoegdheid vergroot de flexibiliteit van het plan.

5.3.3.5 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is opgenomen aan welke voorwaarden moet worden voldaan ingeval gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsmogelijkheden.

5.3.3.6 Algemene procedureregels

In dit artikel is de procedure beschreven die gevolgd moet worden bij een uitwerking of wijziging van het plan, dan wel het stellen van nadere eisen.

5.3.3.7 Overige regels

Dit artikel regelt de afstand van bebouwing tot de Rijksweg. Verder zijn aanvullende bepalingen opgenomen met betrekking tot het parkeren, laden en lossen.

5.3.4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 bevat regels omtrent overgangsrecht en de slotregel. Deze gelden voor het hele plangebied.

5.3.4.1 Overgangsrecht

Dit artikel regelt ten aanzien van gebouwen en van gebruik dat bestaande gebouwen of bestaand gebruik dat afwijkt van het plan, onder voorwaarden mag worden voortgezet.

5.3.4.2 Slotregel

In dit artikel staat de naam van het bestemmingsplan.

5.4 Handhaving van het plan

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:

  • 1. Voldoende kenbaarheid van en draagvlak voor het bestemmingsplan

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.

  • 2. Realistische en inzichtelijke regeling

Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.

  • 3. Actief handhavingsbeleid

Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.

5.5 Retrospectieve toets

5.5.1 Algemeen

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging en/of veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van onder andere ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.

Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.

5.5.2 Plangebied

Het plangebied is grotendeels beheersmatig van aard, waarin de huidige situatie is bestemd. Deze huidige situatie komt in het algemeen overeen met de toegestane bestemming die het vigerende bestemmingsplan mogelijk maakt.

De gevallen waarin de huidige situatie niet overeenkomt met het vigerende bestemmingsplan worden in dit bestemmingsplan positief bestemd, omdat er ofwel in het verleden vrijstelling van het bestemmingsplan is verleend dan wel de strijdige situatie stedenbouwkundig, economisch, verkeerskundig en milieutechnisch aanvaardbaar is. Het gaat daarbij om de volgende gevallen.

  • Lansinkesweg 59. Gewijzigd van de bestemming Maatschappelijk naar de bestemming 'Bedrijf' met de aanduiding 'brandweerkazerne'.
  • Lansinkesweg 28A/30, naar aanleiding van een verleende vergunning is hier de aanduiding 'onderwijs' opgelegd.
  • Lansinkesweg 14 t/m 28. Gewijzigd van de bestemming Gemengde doeleinden naar de bestemming 'Wonen'. Door de dezonering van het industrielawaai kan de feitelijke bestaande situatie bestemd worden.
  • Gieterij 204. Verleende vergunning voor het kantoor is ingepast.
  • Industrieplein 10. Vergunde artikel 19 voor Metropool is ingepast.
  • Het industrieplein. Gewijzigd van de bestemming 'spoorwegdoeleinden'naar de bestemming 'Verkeer en verblijfsgebied'.
  • Langerlermaatweg 7. Gewijzigd van de bestemming 'Verkeer'naar de bestemming 'Bedrijf'met de aanduiding 'nutsvoorziening'. De vergunning voor de DEC Noord ingepast.
  • In de bijlage 1, Staat van bedrijfsactiviteiten is onderwijs niet meer opgenomen, daarnaast is de bedrijvenlijst uitgebreid ten behoeve van het gemengde gebied, de zogenaamde ABC lijst.
  • Stelplaats tegen over 13. Aanduiding 'gezondheidscentrum' is eraf gehaald.
  • Station, ingepast zoals is vergund.
  • De zwaardere bedrijvne die met een ZB (zwaardere bedrijven) aanduiding waren opgenomen en niet meer in he tplangebied aanwezig zijn, zijn nu niet meer opgenomen.

5.6 Vooroverleg en verder verloop van de procedure

5.6.1 Vooroverleg

Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening plegen burgemeester en wethouders, waar nodig, overleg met de nader in dit artikel genoemde instanties en functionarissen. Van plan tot plan dient te worden beoordeeld met wie dit overleg dient plaats te vinden. Daar er sprake is van een nieuwe invuling van het gebied, zal vooroverleg worden gevoerd met de provincie en andere overleginstanties.

Ter voldoening aan de verplichting voortvloeiende uit artikel 3.1.1. van het Besluit op de ruimtelijke ordening is het voorontwerp bestemmingsplan voorgelegd aan verschillende instanties. Het verslag van dit vooroverleg is bijgevoegd in bijlage 7.

5.6.2 Verder verloop van de procedure

Conform de gemeentelijke inspraakverordening en het gestelde in de Wet ruimtelijke ordening zullen de volgende stappen worden ondernomen:

  • 1. van gemeentewege wordt bekeken of het noodzakelijk is om in het kader van art. 3.1.1 Bro vooroverleg te voeren met de provincie Overijssel, instanties en functionarissen;
  • 2. de reacties uit het vooroverleg worden verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan;
  • 3. het ontwerpbestemmingsplan wordt voorgelegd aan het college van burgemeester en wethouders;
  • 4. 1e ter inzage legging: het ontwerpbestemmingsplan komt gedurende 6 weken ter inzage te liggen, zienswijzen kunnen worden ingediend bij de gemeenteraad;
  • 5. het ontwerpbestemmingsplan wordt gezamenlijk met de eventueel ingediende zienswijzen voorgelegd aan de gemeenteraad. Deze stelt het plan eventueel inclusief wijzigingen vast;
  • 6. 2e ter inzage legging: het vastgestelde bestemmingsplan ligt gedurende 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is beroep mogelijk bij de Raad van State; indien geen beroep is ingesteld bij de Raad van State treedt de beslissing van de gemeenteraad in werking daags na afloop van de beroepstermijn.