direct naar inhoud van Regels
Plan: Industrieweg 1-3 Dedemsvaart en Hoogenweg 58 Venebrugge
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00388-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Industrieweg 1-3 Dedemsvaart en Hoogenweg 58 Venebrugge' met identificatienummer NL.IMRO.0160.0000BP00388-VG01 van de gemeente Hardenberg;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis gebonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 agrarische cultuurgrond:

grasland en akkerbouwgronden, die hobbymatig in gebruik zijn en niet worden gebruikt ten behoeve van een volwaardige agrarische bedrijfsvoering;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 bed and breakfastvoorziening:

het tegen betaling aanbieden van toeristisch en kortdurend verblijf en ontbijt;

1.9 bestaand:
  • 1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  • 2. het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende Beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de Beheersverordening, of een andere planologische toestemming;
1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bijgebouw:

een gebouw dat in bouwkundig en/of functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.14 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak; 

1.15 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 

1.16 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.17 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten; 

1.18 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 

1.19 bruto vloeroppervlak:

de oppervlakte van een ruimte of van een groep van ruimten gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen;

1.20 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling voor de verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.21 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.22 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.23 gebruik:

het gebruiken, doen gebruiken en/of laten gebruiken;

1.24 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken, met inbegrip van aangebouwde bijbehorende bouwwerken;

1.25 huishouden:

één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen;

1.26 inpandig bijgebouw:

een bijgebouw dat, in afwijking van het begrip bijgebouw zoals bedoeld in 1.12, is opgenomen binnen de hoofdbouwmassa van de woning en in architectonisch opzicht deel uitmaakt van de woning;

1.27 nadere eis:

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.28 omgevingsvergunning:

een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) voor de in die bepaling onder c genoemde activiteit;

1.29 peil:
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien de onder a en b genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen peil;
1.30 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan; een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.31 verbeelding:
  • a. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Industrieweg 1-3 Dedemsvaart en Hoogenweg 58 Venebrugge;
  • b. de analoge (papieren) kaart van het bestemmingsplan Industrieweg 1-3 Dedemsvaart en Hoogenweg 58 Venebrugge.
1.32 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.33 vrijstaande woning:

een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning;

1.34 watergang:

een werk, al dan niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;

1.35 wonen:

het woonachtig zijn in een woning;

1.36 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.37 woonhuis:

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; 

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan één meter bedraagt .

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Besloten heideontginningslandschap

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch met waarden - Besloten heideontginningslandschap aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, uitgezonderd glastuinbouw;
  • b. de instandhouding van de sterke gebiedskenmerken van het besloten heideontginningslandschap, welke per (deel)gebied zijn beschreven in de tabellen van de Landschap Identiteit Kaarten (LIK's), die als bijlage onderdeel uitmaken van de regels;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. voorzieningen voor extensieve openluchtrecreatie;

en tevens voor:

  • d. watergangen en waterpartijen, met bijbehorende waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. (aanpassingen aan) bestaande verkeersvoorzieningen en nutsvoorzieningen;
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane (bouw)werken

De volgende (bouw)werken zijn toegestaan:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder begrepen tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van bouwwerken voor de opslag van mest en zonnecollectoren;
  • b. schuilgelegenheden tot een oppervlakte van maximaal 15 m2 per schuilgelegenheid en met een maximum van 1 schuilgelegenheid per één hectare bij elkaar behorende grond;
3.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in artikel 3.2.1 gelden de volgende bepalingen:

  • a. voor de goothoogte, bouwhoogte en dakhelling van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
Bouwwerken   Max. goothoogte   Max. bouwhoogte   Min. dakhelling  
Erf- of perceelsafscheidingen     1 m    
Schuilgelegenheden   2,5 m   5 m   18o   
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde     3 m    
3.3 Spoecifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijfsactiviteiten, anders dan genoemd in de bestemmingsomschrijving;
  • b. het gebruik van gronden als paardenbak.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Vergunningplicht

Behoudens het bepaalde in artikel 3.4.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. aanleggen en dempen van water;
  • c. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • d. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden.
3.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in artikel 3.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van het volgende:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van de aan het besloten heideontginningslandschap eigen gebiedskenmerken;
  • d. werken en werkzaamheden op en in gronden binnen agrarische bouwvlakken;
  • e. werken en werkzaamheden met minder dan 250 m3 grondverzet;
  • f. kavelpaden, in- of uitritten en het verhogen en/of verlagen van de bodem ten behoeve van foliebassins, mestplaten, kuilvoerplaten en sleufsilo's;
  • g. werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.4.1, onder b, voorzover het betreft het aanleggen van poelen.
3.4.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, een of meer waarden of functies van de in dit artikel bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen:

  • a. niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel;
  • b. de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Besloten veenontginningenlandschap

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch met waarden - Besloten veenontginningenlandschap aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische cultuurgrond;
  • b. instandhouding van en ontwikkeling van het besloten landschap;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. niet-agrarische nevenactiviteiten;
  • d. voorzieningen voor extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. watergangen en waterpartijen; en
  • g. bij een en ander behorende voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Er zijn geen gebouwen en overkappingen, met uitzondering van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsvoorzieningen, toegestaan.

4.2.2 Gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 30 m³;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. (mest)silo's en bouwwerken voor mestopslag en andere bouwwerken, waaronder begrepen mestplaten en kuilvoeropslag zijn niet toegestaan;
  • b. er zijn uitsluitend vergunningsvrije erf- en perceelafscheidingen toegestaan overeenkomstig artikel 2 van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht (zoals dat geldt op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan);
4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de parkeervoorzieningen;

bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.3 sub b voor het verhogen van de toegestane bouwhoogte van erf- en perceelafscheiding tot maximaal 3 m.

Artikel 5 Wonen - Besloten heideontginningslandschap

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - Besloten heideontginningslandschap aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, met inbegrip van aan-huis-gebonden beroepen;
  • b. tuinen en erven;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. bed and breakfast;
  • d. boerderijkamers;
  • e. statische opslag in bestaande gebouwen;
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 5.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. bijbehorende andere bouwwerken.
5.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in artikel 5.2.1 gelden de volgende bepalingen:

  • a. de woningen mogen vrijstaand, dubbel of aaneengesloten worden gebouwd, overeenkomstig de bestaande vorm;
  • b. het aantal woningen per bouwperceel bedraagt niet meer dan het bestaande aantal;
  • c. bij herbouw, verbouw en uitbreiding van een woning mogen de gevels niet gesitueerd worden op een afstand van minder dan 200 meter van een agrarisch bouwvlak; indien de huidige gevels al zijn gelegen op een kortere afstand, dan mogen de gevels niet dichterbij een agrarisch bouwvlak gesitueerd worden dan de huidige gevels;
  • d. bij herbouw, verbouw en uitbreiding van een woning mogen de gevels niet gesitueerd worden op een afstand van minder dan 50 meter van de bestemming recreatie; indien de huidige gevels al zijn gelegen op een kortere afstand, dan mogen de gevels niet dichterbij de bestemming recreatie gesitueerd worden dan de huidige gevels;
  • e. de inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan m3 of niet meer dan de bestaande inhoud indien deze meer dan 750 m3 bedraagt;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van de bij de woning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 100 m2 als de oppervlakte van de bij de woning behorende en aansluitend gelegen gronden minder dan 1 hectare bedraagt;
    • 2. 150 m2 als de oppervlakte van de bij de woning behorende en aansluitend gelegen gronden meer dan 1 hectare bedraagt;
    • 3. de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt dan het onder 1 en 2 bepaalde, met dien verstande dat de oppervlakte genoemd in de in Bijlage 3 opgenomen sloopopgave niet wordt meegerekend in de oppervlaktebepaling;
  • g. bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd op ten minste 1 m achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning;
  • h. voor de goothoogte, bouwhoogte en dakhelling van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
    Bouwwerken   Max. goothoogte   Max. bouwhoogte   Min. dakhelling  
    Woningen (1)   3,5 m   10 m   300  
    Bijgebouwen   3 m   6 m   180  
    Overkappingen     3,5 m    
    Erf- of perceelafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn     2 m    
    Overige erf- of perceelafscheidingen     1 m    
    Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde     10 m    
    (1) met dien verstande dat de woning voor maximaal 30 m2 van een platte afdekking mag worden voorzien.  
  • i. een bouwwerk dat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan aanwezig is of gebouwd kan worden krachtens een vergunning voor bouwen, en afwijkt van het bepaalde onder 5.2.2 sub e en sub f, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
5.2.3 Bepalen inhoud bouwwerk

De inhouden van een bouwwerk waarvoor in Artikel 5 een maximale inhoudsmaat is vastgelegd, dient bepaald te worden overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.3.

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Herbouw - verbouw - uitbreiding woning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.2 onder c en d, mits een voldoende woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden en de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven of recreatiebestemmingen hierdoor niet wordt belemmerd.

5.3.2 Vergroten inhoud woning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.2 onder e voor het vergroten van de inhoud van de woning tot 1.000 m3, mits de inpassing op het erf en in het landschap op zorgvuldige wijze plaats vindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.

5.3.3 Kleinere dakhelling gebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.2 onder h voor het toestaan van een kleinere dakhelling van gebouwen, mits:

  • a. het oppervlak waarvoor een kleinere dakhelling voor bijgebouwen wordt toegestaan niet groter is dan 15% van het totale oppervlak van het gebouw;
  • b. een kleinere dakhelling past binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. wonen in een woning, anders dan ten behoeve van een huishouding, met dien verstande dat een huishouden wel mag worden aangevuld met een huishouding in verband met dringende sociale, verzorgings- of sociaal-economische redenen;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan een aan-huis-gebonden beroep.
5.4.2 Aan-huis-gebonden-beroep

De uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de aan-huis-gebonden activiteiten voor het beroep mogen uitsluitend inpandig worden verricht;
  • b. de vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2; of niet meer dan de bestaande oppervlakte, indien deze meer dan 100 m2 bedraagt;
  • c. degene die de gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die het aan-huis-gebonden beroep uitoefent;
  • d. er mag geen detailhandel plaatsvinden, behoudens ondergeschikte verkoop, in direct verband met het aan huis gebonden beroep;
  • e. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
5.4.3 Bed and breakfast

Het gebruik voor bed and breakfast is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bed and breakfast voorziening mag in de woning en in maximaal één bijgebouw worden gevestigd;
  • b. de gezamenlijke vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2 of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 100 m2 bedraagt;
  • c. de bed and breakfast voorziening mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
5.4.4 Boerderijkamers

Het gebruik van boerderijkamers is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de boerderijkamers mogen alleen worden gevestigd in een voormalige boerderij;
  • b. de gezamenlijke vloeroppervlakte van de boerderijkamers mag niet meer bedragen dan 100 m2 of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 100 m2 bedraagt;
  • c. de aanwezigheid van de boerderijkamers mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. het aantal slaapplaatsen mag niet meer bedragen dan 15;
  • e. vrijstaande appartementen/huisjes zijn niet toegestaan, er dienen meerdere boerderijkamers per gebouw gevestigd te zijn;
  • f. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
5.4.5 Voorwaardelijke verplichting bodemonderzoek

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik en het in gebruik nemen van de gronden ten behoeve van wonen zonder dat binnen 18 maanden na het onherroepelijk worden van het plan met een bodemonderzoek en/ of asbestonderzoek conform de NEN-5740 norm en/ of NEN-5707 norm aangetoond is dat de gronden geschikt voor wonen zijn.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Kleinschalige bedrijfsactiviteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.1 en 5.4 voor het gebruik van bestaande gebouwen voor een kleinschalige (bedrijfs)activiteit, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. Toegestaan zijn:
    • 1. bedrijfsactiviteiten die voorkomen in, of gelijk te stellen zijn met categorie 1 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten buitengebied;
    • 2. een koffie- en theeschenkerij;
    • 3. eenvoudige dagrecreatieve voorzieningen;
    • 4. een museum of galerie, of daarmee gelijk te stellen voorziening;
    • 5. internetwinkels, al dan niet in combinatie met de opslag van goederen;
    • 6. zorgfuncties zoals een zorgboerderij.
  • b. maximaal 30% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de gebouwen mag worden gebruikt voor de onder a genoemde activiteiten;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b kan een groter percentage van het gezamenlijke vloeroppervlak van de gebouwen worden gebruikt voor de onder a genoemde activiteiten, mits passend binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel en de omgeving;
  • d. degene die de gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die de bedrijfsactiviteit uitoefent;
  • e. er mag geen opslag van goederen in de openlucht plaatsvinden;
  • f. er mag geen detailhandel plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met de (bedrijfs)activiteit;
  • g. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • h. in vergelijking met de bij recht toegestane functies mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;
  • i. de (bedrijfs)activiteiten moeten vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • j. het gebruik dient qua aard en schaal te passen bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties.

Artikel 6 Woongebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, met dien verstande dat het aantal woningen per bestemmingsvlak niet meer mag bedragen dan 1;
  • b. aan huis gebonden beroepen;

met de daarbij behorende:

  • c. verkeer en verblijf;
  • d. openbare nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen
  • e. groenvoorzieningen en water;

Onder de sub b bedoelde aan huis gebonden beroepen zijn tevens begrepen kantoor- en praktijkruimten, deze zijn toegestaan voor zover de vestiging geen problemen oplevert wat betreft ontsluiting/parkeren.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen, met uitzondering van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsvoorzieningen, gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan;
  • c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 10 m;
  • d. de inhoud van een hoofdgebouw mag maximaal 1.000 m3 bedragen.
6.2.2 Bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt niet meer dan 6 m, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte minimaal 1 m lager moet zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw
    • 2. de bouwhoogte van bestaande bijgebouwen mag worden gehandhaafd indien deze meer bedraagt;
    • 3. indien sprake is van een inpandig bijgebouw de bouwhoogte even hoog als het hoofdgebouw mag zijn;
  • b. de goothoogte van een bijgebouw bedraagt niet meer dan 3,5 m, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt, met dien verstande dat:
    • 1. indien sprake is van een inpandig bijgebouw de goothoogte even hoog als het hoofdgebouw mag zijn;
  • c. de bouwhoogte van een overkapping bedraagt niet meer dan 3,5 m, dan wel de bestaande bouwhoogte, met dien verstande dat:
    • 1. indien sprake is van een inpandige overkapping de goothoogte c.q bouwhoogte even hoog als het hoofdgebouw mag zijn;
  • d. de bijgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. indien er sprake is van een inpandig bijgebouw of overkapping, de bijgebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak moeten worden gerealiseerd;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van (inpandige) bijgebouwen en overkappingen die niet voldoen aan de eisen van het hoofdgebouw, bedraagt niet meer dan 100 m²;
6.2.3 Openbare nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 30 m³, dan wel niet meer dan de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkapping zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5 m;
  • b. er zijn uitsluitend vergunningsvrije erf- en perceelafscheidingen toegestaan overeenkomstig artikel 2 van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht (zoals dat geldt op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan), met dien verstande dat bestaande erf- en perceelafscheidingen eveneens zijn toegestaan.
6.2.5 Beeldkwaliteit

Gebouwen dienen te voldoen aan de beeldkwaliteitseisen zoals genoemd in het als Bijlage 3 bijgevoegd beeldkwaliteitsplan.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de parkeervoorzieningen;

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 6.2.2 onder a, b en c mits de goot- en bouwhoogte van het bijgebouw en/ of de overkapping ondergeschikt blijft aan de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • b. 6.2.4 onder b voor het verhogen van de toegestane bouwhoogte van erf- en perceelafscheiding tot maximaal 3 m.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Algemeen

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  • a. wonen in een woning, anders dan ten behoeve van een huishouding, met dien verstande dat een huishouden wel mag worden aangevuld met een huishouding ten behoeve van dringende sociale, verzorgings- of sociaaleconomische redenen;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan een aan huis verbonden beroep.
6.4.2 Aan huis verbonden beroep

De uitoefening van aan huis gebonden beroepen is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de aan huis verbonden activiteiten voor het beroep mogen uitsluitend inpandig worden verricht;
  • b. de vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  • c. degene die de gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die het aan huis gebonden beroep uitoefent;
  • d. er mag geen detailhandel plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis gebonden beroep;
  • e. het parkeren dient binnen het erf op eigen terrein plaats te vinden.
6.4.3 Voorwaardelijke verplichting
  • a. tot een met de bestemming strijdig gebruik in elk geval wordt gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van nieuwe hoofdgebouwen overeenkomstig de in 6.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder:
    • 1. de sloop van 450 m2 van de in Bijlage 4 met 'te slopen bebouwing' aangeduide bebouwing aan de Hoogenweg 58 in Venebrugge;
    • 2. het intrekken van de vergunning (V2012-0339-01) voor het bouwen van de bedrijfshal en kas;
  • b. in afwijking van het gestelde onder a1 mogen nieuwe hoofdgebouwen worden gebruikt overeenkomstig de in lid 6.1 opgenomen bestemmingsomschrijving, uitsluitend en voor zover binnen 12 maanden na onherroepelijk worden van het plan uitvoering is gegeven aan de sloop van 450 m2 aan sloopmeters van de in Bijlage 4 met 'te slopen bebouwing' aangeduide bebouwing aan de Hoogenweg 58 in Venebrugge;
  • c. tot een met de bestemming strijdig gebruik in elk geval wordt gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van nieuwe hoofdgebouwen overeenkomstig de in 6.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform de in Bijlage 5 opgenomen erfinrichtingstekening teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  • d. in afwijking van het gestelde onder c mogen nieuwe hoofdgebouwen overeenkomstig de in lid 6.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt, uitsluitend indien en voor zover binnen 24 maanden na onherroepelijk worden van het plan uitvoering is gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform de in Bijlage 5 opgenomen erfinrichtingstekening teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Zorgfuncties bij het wonen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.4.1, sub a voor het in één of meerdere woningen wonen in groepsverband voor speciale doelgroepen, zoals hulpbehoevenden met daarbij behorende speciale woonzorgfuncties, met dien verstande dat de vestiging geen onevenredige afbreuk ten aanzien van het woon- en leefklimaat (waaronder geluidhinder) voor omwonenden zal opleveren. De aanvraag om een omgevingsvergunning dient in te gaan op de mogelijkheid van verstoring van het woon- en leefklimaat en eventueel noodzakelijke maatregelen die nodig zijn om hinder voor omwonenden te voorkomen.

6.5.2 Kleinschalige bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.4, sub b ten behoeve van kleinschalige bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:

  • a. de kleinschalige bedrijfsactiviteiten behoren tot maximaal categorie 1 van de in Bijlage 2 opgenomen Staat van bedrijven met inachtneming van de in de Handreiking bedrijven en milieuzonering van de VNG genoemde richtlijnen voor onder meer afstanden;
  • b. niet is toegestaan:
    • 1. een horeca-inrichting, met uitzondering van een bed- en breakfastvoorziening;
    • 2. detailhandel, behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met de kleinschalige bedrijfsactiviteit en internetwinkels;
    • 3. groothandel;
    • 4. reparatiewerkzaamheden voor particulieren van motoren, motorvoertuigen, vaartuigen, caravans, landbouwvoertuigen of bromfietsen;
  • c. kleinschalige bedrijfsactiviteiten die niet zijn genoemd in categorie 1, van de in Bijlage 2 opgenomen Staat van bedrijven eveneens zijn toegestaan nadat door aanvrager is aangetoond dat deze activiteiten wat betreft geur, stof en geluid en gevaar en wat betreft ruimtelijke uitstraling, omvang en intensiteit, met een bedrijf uit categorie 1 van de Staat van bedrijven gelijk kunnen worden gesteld;
  • d. de kleinschalige bedrijfsactiviteiten naar ruimtelijke uitstraling, omvang en intensiteit ondergeschikt dienen te zijn en te blijven aan de bestemming voor de woning, waarbij het bedrijfsvloeroppervlak niet meer mag bedragen dan maximaal 30% van de bruto vloeroppervlakte van de woning, met inbegrip van de bijgebouwen;
  • e. de kleinschalige bedrijfsactiviteiten:
    • 1. geen onevenredige hinder mogen opleveren voor de omgeving;
    • 2. geen onevenredige afbreuk mogen doen aan het ruimtelijk (woon)karakter van de buurt;
    • 3. de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de nabijgelegen gronden niet onevenredig mogen aantasten;
    • 4. geen onevenredige nadelige invloed mogen hebben op de afwikkeling van het verkeer en mogen niet leiden tot onaanvaardbare parkeerdruk;
    • 5. geen publieksgericht karakter mogen hebben, uitsluitend bezoek op afspraak is toegestaan;
  • f. opslag van goederen of stalling van motorrijtuigen, aanhangwagens en fietsen die verband houden met de kleinschalige bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan in gebouwen;
  • g. degene die gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die de kleinschalige bedrijfsactiviteiten uitoefent;
  • h. de kleinschalige bedrijfsactiviteiten mogen uitsluitend inpandig worden verricht.
6.5.3 Vergroten aantal woningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1, sub a voor vergroten van het aantal woningen per bouwperceel, mits dit in overeenstemming is met het gemeentelijk woonbeleid of er aanleiding is om het aantal woningen in een gebouw of op een bouwperceel te wijzigen vanwege andere marktomstandigheden en/of het voorkomen van leegstand.

6.5.4 Voorwaardelijke verplichting

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.4.3 sub b indien in plaats van de landschapsmaatregelen andere landschapsmaatregelen wordt getroffen, met dien verstande dat:

  • a. de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in Bijlage 5 opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages voor zover dit gelet op het gebruik en/of de constructie noodzakelijk is;
  • b. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of het profiel van de wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    • 1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ bedraagt;
  • e. het bepaalde in het plan en toestaan dat antennemasten tot een bouwhoogte van 25 m worden gebouwd.
8.2 Afwegingskader

De in 8.1 genoemde omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de parkeervoorzieningen.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:

  • a. de bouw van een transformatorstation, gasdrukmeet- en regelstation, rioolgemaal en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerk van openbaar nut tot een maximum inhoud van 400 m³ en een maximum bouwhoogte van 4 m;
  • b. de bouw van antennemasten tot een bouwhoogte van 45 m;
  • c. de herinrichting en de verbetering van de woningkwaliteit, mits:
    • 1. van de hoofdgebouwen het aantal bouwlagen met niet meer dan één toeneemt;
    • 2. het bebouwde oppervlak per door wegen omsloten gebied met niet meer dan 10% toeneemt en het aantal woningen binnen dat gebied met niet meer dan 10% wijzigt;
    • 3. van de ontsluiting voor motorvoertuigen de begrenzing van de rijbaan, behoudens bij aansluiting op andere wegen, met niet meer dan 2 m wordt verlegd.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Afstemming welstandstoets

Voor zover de regels in het bestemmingsplan met betrekking tot:

  • a. de voorgeschreven maximale goothoogte en maximale bouwhoogte;
  • b. de dakhelling;
  • c. de plaatsing op het bouwperceel;

ruimte bieden voor verschillende mogelijkheden van het realiseren van gebouwen, is deze ruimte tevens bedoeld voor het kunnen stellen van voorwaarden op basis van de in artikel 12a van de Woningwet aangegeven welstandscriteria, mits:

  • d. de vermindering van de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan 15% van de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte;
  • e. de binnen de regels te realiseren oppervlakte niet wordt verminderd.
10.2 Uitsluiting seksinrichting

Het bestemmingsplan verzet zich tegen het gebruik van de gronden als seksinrichting.

10.3 Afstemming APV

Het bestemmingsplan verzet zich niet tegen het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening waarvoor op basis van deze verordening een evenementenvergunning kan worden verleend.

10.4 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden
  • a. Bij het beoordelen van een aanvraag omgevingsvergunning voor gebruik, bouwen of afwijken dient, indien de omvang of de bestemming van een gebouw en/of het terrein daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, motorfietsen, fietsen of andere voertuigen, op eigen terrein in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op of onder het gebouw, en/of op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw of terrein behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer. De parkeergelegenheid bij het beoordelen van een aanvraag omgevingsvergunning voor gebruik, bouwen of afwijken wordt bepaald aan de hand van de "Parkeernormennota Hardenberg" of later door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen vervangende beleidsregel(s).
  • b. De onder a bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare auto's. Aan deze eis wordt voldaan door vast te houden aan de richtlijnen en maatvoering conform de "Parkeernormennota Hardenberg" of later door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen vervangende beleidsregel(s).
  • c. Indien de bestemming van een gebouw of het terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
  • d. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder a en c:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen op overwegende bezwaren stuit; en
    • 2. voor zover op andere redelijke wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
  • e. Ruimte(n) voor het bepaalde onder a en c dient, voor zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens deze regels nodig is, beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik met de bestemming.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
11.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van 11.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

11.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

11.5 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 11.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • b. Indien het gebruik, bedoeld in 11.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
11.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 11.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het 'Industrieweg 1-3 Dedemsvaart en Hoogenweg 58 Venebrugge'.