direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening Broekheurnerweg ong. & Meddelerweg ong.
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0158.BP1210-0001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voor enkele locaties in het buitengebied van de gemeente Haaksbergen zijn plannen ontwikkeld. Het heeft betrekking op:

  • De realisatie van een woning in het kader van de Rood voor Rood-regeling aan de Broekheurnerweg ong. (kadastraal nummer 348) te Haaksbergen;
  • De ontwikkeling van een landgoed aan de Broekheurnerweg ong./Meddelerweg ong. (tegenover Broekheurnerweg 94 te Haaksbergen).

De voorgenomen ontwikkelingen zijn op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet mogelijk. Een partiële herziening is noodzakelijk om de ontwikkelingen mogelijk te maken. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Ligging

Broekheurnerweg ong. (kadastraal nummer 348) Haaksbergen

Het plangebied aan de Broekheurnerweg ong. (kadastraal nummer 348) is gelegen in het buitengebied van de gemeente Haaksbergen op een afstand van circa 205 meter ten noorden van de kern Buurse. Het plangebied staat kadastraal bekend als gemeente Haaksbergen, sectie R, nummer 348. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1210-0001_0001.png"

Figuur 1.1: Ligging plangebied Broekheurnerweg ong. (kadastraal nummer 348) Haaksbergen (bron: Atlas van Overijssel)

Broekheurnerweg ong./Meddelerweg ong. (landgoed Glendersvoort)

Het plangebied Broekheurnerweg ong./Meddelerweg ong. (landgoed Glendersvoort) is gelegen in het buitengebied van de gemeente Haaksbergen op een afstand van circa 400 meter ten noorden van de kern Buurse. Het plangebied staat kadastraal bekend als gemeente Haaksbergen, sectie R, nummer 252 en 206. In figuur 1.2 is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1210-0001_0002.png"

Figuur 1.2: Ligging plangebied Broekheurnerweg ong./Meddelerweg ong. Haaksbergen (bron: Atlas van Overijssel)

Begrenzing

Broekheurnerweg ong. (kadastraal nummer 348) Haaksbergen

Het plangebied aan de Broekheurnerweg ong. betreft een voormalig agrarisch erf. Het plangebied bestaat uit de enkelbestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' van het voormalige agrarische bedrijf. In figuur 1.3 is een luchtfoto van het plangebied weergegeven, waarop het plangebied is begrensd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1210-0001_0003.png"

Figuur 1.3: Begrenzing plangebied Broekheurnerweg ong. Haaksbergen (bron: Atlas van Overijssel)

Het plangebied wordt aan de noord-, oost- en zuidzijde begrensd door agrarische (weide)gronden. Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door de Broekheurnerweg.

Broekheurnerweg ong./Meddelerweg ong.(landgoed Glendersvoort)

Het plangebied aan de Broekheurnerweg ong./Meddelerweg ong. staat ook wel bekend als Glendersvoort. Glendersvoort wordt al generaties lang gebruikt voor de aanduiding van de percelen aan de Broekheurnerweg. Beide percelen, gelegen aan de Buurserbeek nabij de kern Buurse, zijn lagergelegen gronden. De benaming Glendersvoort is een verwijzing naar de lagergelegen gronden, die liggen ten noorden van de Broekheurnerweg en de Buurserbeek. De gronden hebben een oppervlakte van 10 hectare. In figuur 1.4 is de begrenzing van de percelen weergegeven. De gronden worden volledig omgeven door bos.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1210-0001_0004.png"

Figuur 1.4: Begrenzing plangebied Broekheurnerweg ong./Meddelerweg ong. (bron: Atlas van Overijssel)

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Broekheurnerweg ong. (kadastraal nummer 348) Haaksbergen

Het plangebied Broekheurnerweg ong. (kadastraal nummer 348) is tevens gelegen binnen de grenzen van het bestemmingsplan 'Buitengebied' vastgesteld op 2 juli 2013 en bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1', vastgesteld op 1 november 2017. Daarnaast is het 'Paraplubestemmingsplan terrassen Haaksbergen', vastgesteld op 27 oktober 2021 van toepassing.

Op grond van het geldende bestemmingsplan geldt de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' met bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering 5', de dubbelbestemingen 'Waarde - Hoge archeologische verwachting', 'Waarde - Lage archeologische verwachting' en de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied'. In figuur 1.5 is een uitsnede van de verbeelding van het vigerende bestemmingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1210-0001_0005.png"

Figuur 1.5: Uitsnede vigerend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf waarbij de oppervlakte van het bouwperceel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering 5' voor de Broekheurnerweg ong. niet meer mag bedragen dan 1 hectare.

De initiatiefnemer is voornemens om in het kader van de Rood voor Rood-regeling één nieuwe woning te realiseren met een inhoud van maximaal 1.600 m3 en in totaal maximaal 300 m2 aan bijgebouwen. Op grond van het geldende bestemmingsplan is dit niet mogelijk. Tevens bevat het bestemmingsplan geen wijzigingsbevoegdheid waarmee de voorgenomen ontwikkeling mogelijk gemaakt kan worden. Een herziening van het bestemmingsplan is noodzakelijk.

Broekheurnerweg ong./Meddelerweg ong. (landgoed Glendersvoort)

Het plangebied Glendersvoort is voor een deel gelegen binnen de grenzen van het bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening veegplan 1' en voorzien van de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap', de dubbelbestemmingen 'Waarde - Lage archeologische verwachting', 'Waarde - Middelmatige archeologische, 'Waarde - Hoge archeologische verwachting' en de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' en 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied'.

Tevens is een deel van het plangebied van de kadastrale aanduiding sectie R, nummer 252 gelegen in een ouder bestemmingsplan dat van toepassing is (het onbestemde deel uit het nieuwe bestemmingsplan). Dit betreft het bestemmingsplan 'Buitengebied' uit 2000 en is voorzien van de bestemming 'Agrarisch cultuurgebied'. De gronden zijn - op basis van beide bestemmingsplannen zoals hiervoor beschreven - hoofdzakelijk bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf, het weiden van vee en het verbouwen van gewassen en het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarde van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in het reliëf, de kleinschaligheid, de openheid, de beplantingselementen (houtsingels en houtwallen), kwelgebieden, bijzondere graslanden en/of met deze biotopen samenhangende fauna. In figuur 1.6 zijn uitsnedes van de verbeelding en plankaart van de geldende bestemmingsplannen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1210-0001_0006.png"

Figuur 1.6: Uitsnede vigerende bestemmingsplannen (bron: ruimtelijkeplannen.nl & gemeente Haaksbergen)

De initiatiefnemer is voornemens om een landgoed te realiseren. De beoogde locatie van het landhuis en het bijgebouw valt deels in de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap' en deels binnen de bestemming 'Agrarisch cultuurgebied'. Binnen deze bestemmingen is het niet mogelijk om een landgoed op te richten. Een herziening van het bestemmingsplan is noodzakelijk om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken.

1.4 De bij het plan behorende stukken

Het onderhavige bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening Broekheurnerweg ong. & Meddelerweg ong.' bestaat naast deze toelichting uit de volgende stukken.

  • Verbeelding (identificatie NL.IMRO.0158.BP1210-0001);
  • Bijlagen bij de toelichting;
  • Regels;
  • Bijlagen bij de regels.

1.5 Leeswijzer

De toelichting van het bestemmingsplan kent de volgende opbouw. In hoofdstuk 2 worden de huidige situatie en het te realiseren plan beschreven. Hoofdstuk 3 schetst het beleidskader. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van de uitgevoerde omgevingsonderzoeken behandeld. In hoofdstuk 5 wordt het bestemmingsplan in juridisch opzicht toegelicht. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en in hoofdstuk 7 wordt ten slotte de maatschappelijke uitvoerbaarheid belicht.

Hoofdstuk 2 Het plan

2.1 Huidige situatie

2.1.1 Broekheurnerweg ong. (kadastraal nummer 348) Haaksbergen

Aan de Broekheurnerweg werd tot voor kort een agrarisch bedrijf geëxploiteerd. Aangezien het erf was verlaten en er geen onderhoud meer werd gepleegd aan de bebouwing, is de bebouwing reeds gesloopt. Op de locatie is in de huidige situatie enkel nog één voormalig agrarisch bedrijfsgebouw aanwezig ten behoeve van de opslag van materieel.

Oorspronkelijk was er een agrarische bedrijfswoning aanwezig met zes agrarische bedrijfsgebouwen. De oppervlakte van de agrarische bedrijfsbebouwing bedroeg 1.279 m2. In figuur 2.1 is een luchtfoto van het voormalige erf (zomer 2019) weergegeven. In figuur 2.2 is een luchtfoto van de huidige situatie opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1210-0001_0007.png"

Figuur 2.1: Voormalig erf Broekheurnerweg, 2019 (bron: Cyclomedia)

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1210-0001_0008.png"

Figuur 2.2: Luchtfoto huidige situatie (bron: Cyclomedia)

2.1.2 Broekheurnerweg ong./Meddelerweg ong. (landgoed Glendersvoort) Haaksbergen

De percelen aan de Broekheurnerweg ong./Meddelerweg ong. kennen al generaties lang de aanduiding 'Glendersvoort'. Het betreffen een groep percelen, gelegen tussen de Buurserbeek en de kern Buurse. De benaming Glendersvoort is ontstaan als een verwijzing naar lagergelegen gronden, welke minder aantrekkelijk zijn als landbouwgrond. In figuur 2.3 zijn historische kaarten van het plangebied weergegeven, respectievelijk uit 1850, 1898, 1937 en 1965.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1210-0001_0009.png"

Figuur 2.3: Historische kaarten plangebied (bron: Topotijdreis.nl)

Op de kaart van 1850 is te zien dat ten zuiden van de Buurserbeek de meeste gronden ontgonnen waren voor agrarisch gebruik. Ten noorden van de beek lagen hoofdzakelijk woeste gronden. Ook is te zien dat er ter plekke van het projectgebied een weg het perceel doorsneed. Deze weg vormde de verbinding tussen de noord- en zuidzijde van de Buurserbeek. De brug over de beek heette de Morsbrug. De gronden ten zuiden van de beek waren als akker (hoog, es) en weiland (laag) in gebruik. De gronden ten noorden van de beek vormden de woeste gronden waar de schapen werden geweid. De meeste percelen waren begrensd middels houtwallen en – singels.

Op de kaart van 1904 is meer detail te zien. De ontginning van de woeste gronden ten zuiden van het projectgebied ging gestaag. Het wegennetwerk werd robuuster en houtwallen en lanen werden aangeplant. Zo lag er een nieuwe (oost-west) weg over het projectgebied. De noord-zuid-georiënteerde route raakte buiten gebruik. De noordwesthoek van het projectgebied was moerassig. Iets dat verder opvalt is dat de beek door de decennia heen steeds verder werd gekanaliseerd.

De woeste gronden waren nu grotendeels ontgonnen. Rondom de beek had zich bos gevormd. In de jaren ’50 werd er gebouwd in het projectgebied. In 1995 zijn deze gebouwen gesloopt.

Het landschap in het plangebied is opener geworden gedurende de jaren. In het projectgebied zijn paden verdwenen in de ruilverkaveling. Ten zuiden van het plangebied zijn diverse wegen verdwenen en is de esrandbeplanting sterk uitgedund. Van het bos op de lage gronden langs de beek resten nog enkele are, de rest is omgevormd tot landbouwgrond of schouwpad. In figuur 2.4 is een aanzicht van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1210-0001_0010.png"

Figuur 2.4: Huidige situatie Glendersvoort (bron: Cyclomedia)

2.2 Toekomstige situatie

2.2.1 Broekheurnerweg ong. (kadastraal nummer 348) Haaksbergen

De initiatiefnemer wenst in het kader van de Rood voor Rood-regeling van de gemeente Haaksbergen één nieuwe woning te realiseren met bijgebouwen. De inhoud van de woning bedraagt maximaal 1.600 m3 en de oppervlakte aan bijgebouwen is in totaal maximaal 300 m2. Deze inhoud en oppervlakte is mogelijk door toepassing van de Rood voor Rood-regeling en deze samen te voegen met de reeds toegestande mogelijkheden uit het vigerende bestemmingsplan. Met de Rood voor Rood-regeling mag één nieuwe woning gerealiseerd worden met een inhoud van 750 m3 en 150 m2 aan bijgebouwen. Op grond van het vigerende bestemmingsplan is reeds één agrarische bedrijfswoning met bijgebouwen toegestaan. De initiatiefnemer heeft ervoor gekozen om niet twee woningen te realiseren, maar de bouwmogelijkheden samen te voegen om één woning met een grotere inhoud en een grotere oppervlakte aan bijgebouwen mogelijk te maken.

De bebouwing wordt in de stijl van een Twents erf gerealiseerd. De nieuwe woning geldt als hoofdgebouw op het erf en de twee bijgebouwen worden ondergeschikt daaraan opgericht. Op deze manier wordt de uitstraling van een karakteristiek Twents erf gecreëerd. Daarnaast worden er veel opgaande bomen op het erf aangeplant. Dit zorgt voor een duidelijke verankering van bebouwing in het landschap.

De nieuwe woning wordt door middel van een nieuwe (licht gebogen) oprijlaan ontsloten. De laan wordt aan weerszijden voorzien van een bomenrij. In figuur 2.5 is een inrichtingstekening van het plan weergegeven. Het inrichtingsplan is tevens als Bijlage 1 bij de toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1210-0001_0011.png"

Figuur 2.5: Inrichtingstekening nieuw erf Broekheurnerweg ong. (bron: Eelerwoude)

2.2.2 Broekheurnerweg ong./Meddelerweg ong. (landgoed Glendersvoort)

De initiatiefnemer is voornemens om in het plangebied genaamd Glendersvoort een landgoed te realiseren. Het plan betreft de realisatie van een landhuis met allure van minimaal 1.000 m3 en twee bijgebouwen met een gezamenlijk oppervlak van 450 m2. Hoewel het standaard oppervlak voor een bijgebouw bij een landhuis 250 m2 is, is dit niet voldoende voor de opslag van goederen en materieel ten behoeve van het onderhoud van het landgoed. Het erf waaraan het landhuis en de bijgebouwen worden gerealiseerd moet de uitstraling krijgen van een Twentse herenboerderij. Groots in volume, maar functioneel en eenvoudig in uitwerking. Een groter bijgebouw is hiermee ook passend in de omgeving. In figuur 2.6 is een inrichtingsschets van het landgoed weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1210-0001_0012.png"

Figuur 2.6: Inrichtingsschets landgoed Glendersvoort (bron: Eelerwoude)

Maatschappelijke tegenprestatie

Het landgoed zelf is ruim 10 hectare groot en vormt een schakel tussen het dorp, natuurgebied het Buurserzand en natuurgebied het Witte Veen. De maatschappelijke tegenprestatie die de realisatie van het landgoed levert betreft met name het verbindende karakter tussen bijzondere natuurgebieden en de toegang tot het landschap die het biedt aan de recreant. Met recreatieve routes over het landgoed die vrij toegankelijk zijn, wordt een relatie gelegd tussen al deze gebieden. Rondom het landgoed wordt een wandelpad aangelegd dat aansluit op de routering van het Buurserzand en het populaire 'Rondje Buurse'. Van het landgoed wordt dan ook 90% openbaar en/of beleefbaar gemaakt voor de recreant.

Ruimtelijke kwaliteit

In het gehele plangebied wordt geïnvesteerd in de ruimtelijke kwaliteit, op zowel landschappelijk als ecologisch vlak. De oppervlakte aan landschappelijke investering is vele malen groter dan alleen de 30% die vereist wordt voor een nieuw landgoed (Natuurschoonwet). Het landgoed pakt hiermee de rol van stapsteen tussen het Witte Veen en het Buurserzand. Inrichtingsmaatregelen voor het landgoed sluiten aan bij de habitattypen van deze gebieden. Hieronder zijn alle landschappelijke investeringen opgesomd. In Bijlage 2 is het inrichtingsplan voor het landgoed opgenomen.

Zoomvegetatie aanleggen

Het landgoed wordt voor een groot deel omzoomd door een zoomvegetatie. Dit houdt in dat de bestaande bosrand wordt verlengd door een heester- en kruidenlaag aan te planten. Hierdoor ontstaat meer variatie in de structuur. In deze afwisselende structuur van heesters, kruiden in combinatie met de bestaande bosrand, vinden veel dieren hun plek. Hetzij om te schuilen, te fourageren of te rusten. De heesters bieden luwte en een plek om op te warmen in de zon. De aanplant is inheems en gevarieerd, waardoor een wezenlijke bijdrage wordt geleverd aan de biodiversiteit van het gebied.

In totaal wordt er 430 meter zoomvegetatie aangelegd. De zoom heeft een breedte van 7 meter (ruim 3000 vierkante meter). In deze zoom loopt een wandelpad, staan inheemse heesters en groeien kruiden. Aan de ene kant wordt de zoom begrensd door de bosrand en aan de andere kant door de akker of het hekwerk van de weide.

Poel aanleggen

Een geïsoleerde poel krijgt een plek op het laagste punt van het landgoed. De poel ligt geïsoleerd, zodat vissoorten er niet spontaan in kunnen komen en de eitjes van amfibieën roven. De poel kan een grote ecologische waarde krijgen, zeker omdat in omringende gebieden bijzondere soorten voorkomen. De poel kent een doorsnede van 30 meter, inclusief flauw talud en zandstrand. De gehele oppervlakte van de poel beslaat 700 vierkante meter. De poel krijgt voldoende zonlicht om ook als leefomgeving voor amfibieën te dienen.

Schrale ruigte om de poel

Rondom de poel is een schrale kruidenbegroeiing aanwezig, maar ook kale zandgrond. De randen van de poel zijn heel flauw. De gronden om de poel heen worden afgerasterd zodat rust gewaarborgd wordt. De ruigte zorgt dat de levendbarende hagedis zich kan vestigen in de poel.

Akkerland in stand houden en omzooming akkerland toevoegen

Het akkerland wordt gebruikt voor het telen van lage gewassen zoals mosterdzaad, koolzaad, zonnebloemen en granen. Zo blijven doorzichten mogelijk. De akkerlandpercelen worden voor 75% omzoomd door de zoomvegetaties, een haag en op de hoekpunten worden solitaire bomen aangeplant. Hiermee voldoen de gronden ook aan de uitgangspunten van de Natuurschoonwet.

Sloot en greppelkanten verflauwen

De bestaande sloten en greppels worden geherprofileerd. Hierdoor vervullen ze een rol in de ecologische opwaardering van het gebied. De breedte van de taluds is nu ongeveer 1 meter. Deze wordt 2 meter. De greppels bieden ruimte voor kruiden die vochtminnend zijn. Het gebied kent nu 1300 strekkende meter aan talud. De totale oppervlakte van de greppelkanten wordt verdubbeld tot een oppervlakte van 2.600 m2.

Hagen aanplanten

Hagen vormen een belangrijk onderdeel van de landschappelijke inpassing van het landgoed. Door het gebruik van hagen blijven zichtlijnen mogelijk in het jong heide- en broekontginningslandschap, maar worden wel essentiële verbindingen gelegd voor kleine amfibieën, zoals heikikker, poelkikker en boomkikker. Ook zorgt de haag aan de kant van de Meddelerweg voor een obstakel langs de weg, voor de amfibieën en kleine zoogdieren. Hiermee wordt voldaan aan de omzoomingseis van landbouwgronden uit de Natuurschoonwet. Deze haag is maximaal 1,20 meter hoog.

Daarnaast worden hagen ingezet om het formele karakter van de voortuin op het erf kracht bij te zetten. De hagen vormen kamers in de tuin. Waardoor geborgenheid, privacy en omslotenheid ontstaat. Ook deze hagen worden laag gehouden om doorzichten mogelijk te maken.

Fruitgaard

De formele kant van het erf is de voorkant. Een fruitgaard krijgt hier een plek. Deze hoogstamboomgaard filtert het zicht naar de Meddelerweg zonder het zicht te blokkeren. De luchtige fruitgaard bestaat uit 11 fruitbomen. Dit landschapselement verwijst naar een Twents erf, zonder afbreuk te doen aan het formele karakter van een nieuw landgoed van allure.

Oprijlaan

De ontsluiting van het landhuis vindt plaats aan de zuidkant, gekoppeld aan de oprijlaan. De bestrating op het erf hecht alle (bij)gebouwen op het erf aan elkaar en geeft voldoende ruimte voor parkeerplaatsen, rijdend materieel en looplijnen.

De oprijlaan wordt aan beide zijden geflankeerd door wintereiken (20 bomen aan beide zijden). Het gaat om een oprijlaan van 100 meter lang. Deze geeft het nieuwe landgoed een formele entree, passend bij een landgoed van allure. Verwilderende vroegbloeiende bolgewassen onder de bomen verlengen het nectarseizoen voor vroege bijen.

Weides

Aan de west- en noordkant van de woonplek ligt een weide. Deze weides worden onderdeel van de natuurinrichting van het nieuwe landgoed, omdat ze met een divers grasmengsel worden in gezaaid en extensief begraasd worden en daarmee een bijdrage leveren aan de biodiversiteit.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee kunnen we inspelen op de grote uitdagingen die voor ons liggen. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • Sterke en gezonde steden en regio's;
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is combinaties te maken en win-win situaties te creëren. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

  • Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van de ruimte;
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;
  • Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.

Conclusie

Dit bestemmingsplan voorziet in twee afzonderlijke ontwikkelingen. Hieronder wordt per locatie getoetst aan de Nationale Omgevingsvisie.

Broekheurnerweg ong. Haaksbergen

Aan de Broekheurnerweg ong. wordt in het kader van de Rood voor Rood-regeling één nieuwe woning met een inhoud van 1.600 m3 en twee bijgebouwen met een gezamenlijke oppervlakte van 300 m2 gerealiseerd. Ter compensatie van de bouw van de woning met bijgebouwen is een agrarisch bedrijf gesaneerd. Concreet betreft het de sloop van de bedrijfswoning en circa 1.279 m2 aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.

Voor deze ontwikkeling is de vierde pijler uit de NOVI van belang: "toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied".

In de NOVI wordt voor het landelijk gebied aangegeven dat een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied vraagt om een verantwoorde herinrichting van het landelijk gebied en een verbetering van de milieukwaliteit. Bij ontwikkelingen in het landelijk gebied moet cultureel erfgoed en unieke landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten behouden en versterkt worden. Waar mogelijk en gewenst dienen nieuwe kwaliteiten toegevoegd te worden. Voor een landelijk gebied dat zich toekomstbestendig kan ontwikkelen, is nodig dat de bereikbaarheid, de economische kracht en de beschikbaarheid van voorzieningen ook voldoende worden meegenomen in het Nationaal Programma Landelijk gebied. Vrijkomende agrarische bebouwing kan gebruikt worden voor het ontwikkelen van nieuwe functies en woonconcepten.

De nieuwe woning wordt mogelijk gemaakt in het kader van de Rood voor Rood-regeling van de gemeente Haaksbergen. In ruil voor die sloop kan een bouwkavel verkregen worden voor een woning met bijgebouwen. De voorgenomen ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt op basis van het gemeentelijke beleid voor het buitengebied. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat de voorgenomen ontwikkeling binnen de prioriteiten van de NOVI past.

Landgoed Glendersvoort

Aan de Meddelerweg ong. wordt een nieuw landgoed ontwikkelt. Ook voor dit plan geldt de vierde pijler uit de NOVI: "toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied". Om in Nederland structureel de natuurdoelen te halen en ruimte te krijgen voor economische en maatschappelijke ontwikkelingen, is het noodzakelijk om extra natuur te realiseren om op termijn te voldoen aan de internationale verplichtingen. Hierbij gaat het enerzijds over het beschermen van natuur tegen schadelijke invloeden van buitenaf, over het verbinden van de natuurgebieden en over het verhogen van biodiversiteit in agrarische en andere landelijke gebieden (insecten, bodemleven en weidevogels). Anderzijds om tegelijkertijd ruimte te creëren voor een leefklimaat waar het prettig wonen, werken en leven is. Waarin – letterlijk en figuurlijk – ruimte is en blijft voor hooginnovatieve en extensieve, natuurinclusieve landbouw. Rekening wordt gehouden met diversiteit van de landbouw en de benodigde structuur van landbouwgebieden. En daarmee blijft ruimte voor duurzame economische groei en welvaart in Nederland.

Het nieuwe landgoed is ruim 10 hectare groot en vormt een schakel tussen het dorp, natuurgebied het Buurserzand en natuurgebied het Witte Veen. De maatschappelijke tegenprestatie die de realisatie van het landgoed levert betreft met name het verbindende karakter tussen bijzondere natuurgebieden en de toegang tot het landschap die het biedt aan de recreant. Met recreatieve routes over het landgoed die vrij toegankelijk zijn, wordt een relatie gelegd tussen al deze gebieden. Rondom het landgoed wordt een wandelpad aangelegd dat aansluit op de routering van het Buurserzand en het populaire 'Rondje Buurse' verfijnt. Van het landgoed wordt dan ook 90% openbaar en/of beleefbaar gemaakt voor de recreant.

Aan de randen van het landgoed wordt een wandelpad gerealiseerd waardoor het gehele landgoed beleefbaar wordt voor de recreant. De route sluit aan op de routing van het Buurserzand en verfijnd het populaire Rondje Buurse. Daarnaast wordt er nieuwe natuur en nieuwe landschapselementen aangelegd waardoor het plan een bijdrage levert aan de realisatie van nieuwe natuur. Het plan past binnen de uitgangspunten van de NOVI.

De Nationale Omgevingsvisie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat van een nieuwe 'stedelijke ontwikkeling' die in een bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt moet worden aangetoond dat er sprake is van een behoefte. De toelichting bij het bestemmingsplan bevat daartoe een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, bevat een toelichting tevens een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Dit wordt de 'Ladder Duurzame Verstedelijking' genoemd.

De beschrijving van de behoefte aan de betreffende, 'stedelijke ontwikkeling', moet inzichtelijk maken of, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand.

De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent en de verantwoordelijkheid draagt voor de ruimtelijke afweging met betrekking tot die ontwikkeling.

Onderhavig plan

Voorliggend plan voorziet in twee afzonderlijke ontwikkelingen. Hieronder worden de ontwikkelingen per locatie getoetst aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.

Broekheurnerweg ong. Haaksbergen

Volgens de Nota van Toelichting behorende bij het Besluit ruimtelijke ordening worden ontwikkelingen die geen extra verstedelijking tot gevolg hebben maar bebouwing reduceren of verplaatsen, zoals bijvoorbeeld de Ruimte-voor-Ruimteregelingen, niet gezien als stedelijke ontwikkeling in de zin van de Ladder.

Middels dit bestemmingsplan wordt in het kader van de gemeentelijke Rood voor Rood-regeling een woning met een inhoud van 1.600 m3 en 300 m2 aan bijgebouwen gerealiseerd. Ter compensatie is circa 1.279 m2 aan landschapsontsierende bebouwing gesloopt. Het plan heeft derhalve betrekking op het reduceren van bebouwing, waarbij een nieuwe woning wordt gerealiseerd. In lijn met de Nota van Toelichting kan geconcludeerd worden dat het voorgenomen plan niet wordt gezien als nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van de Ladder.

Wel geldt dat ook wanneer de Ladder niet van toepassing is gemotiveerd moet worden dat de ontwikkeling voldoet aan een goede ruimtelijke ordening en dat de ontwikkeling uitvoerbaar is. Onderhavig bestemmingsplan voorziet hierin.

Landgoed Glendersvoort

De initiatiefnemer is voornemens om in het plangebied aan de Meddelerweg ong. een landgoed te realiseren genaamd Glendersvoort. Het plan betreft de realisatie van een landhuis met allure van minimaal 1.000 m3 en twee bijgebouwen met een gezamenlijk oppervlak van 450 m2. Op grond van de overzichtsuitspraak over de Ladder (ABRvS 28 juni 2017; ECLI:NL:RVS:2017:1724) geldt dat wanneer een bestemmingsplan voorziet in niet meer dan 11 woningen, deze ontwikkeling in beginsel niet kan worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling. De Ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet van toepassing op de realisatie van het landgoed.

Wel geldt dat ook wanneer de Ladder niet van toepassing is, gemotiveerd moet worden dat de ontwikkeling voldoet aan een goede ruimtelijke ordening en uitvoerbaar is. Onderhavig bestemmingsplan voorziet hierin.

De Ladder voor duurzame verstedelijking vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

3.2 Provinciaal beleid Overijssel

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel geeft de provinciale visie op de fysieke leefomgeving van Overijssel weer. Hierin worden onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur aangehaald in samenhang voor een duurzame ontwikkeling van de leefomgeving. De Omgevingsvisie is onder andere een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening.

Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of 'rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel.

3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.

Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel van de provincie Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.

3.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.

Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:

  • generieke beleidskeuzes;
  • ontwikkelingsperspectieven;
  • gebiedskenmerken.

Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.

Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase het zgn. principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik gehanteerd. Hierin komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaand bebouwd gebied wordt benut, voordat er uitbreiding in de groene omgeving kan plaatsvinden.

Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Natuurnetwerk Nederland en verbindingszones enzovoorts. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend en verankerd in de Omgevingsverordening Overijssel.

Ontwikkelingsperspectieven

Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.

De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven.

Gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1210-0001_0013.png"

Figuur 3.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: provincie Overijssel)

Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten Omgevingsvisie Overijssel

Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.

Generieke beleidskeuzes

Of een ontwikkeling mogelijk is, wordt bepaald op basis van generieke beleidskeuzes. Hieronder worden de plannen afzonderlijk getoetst aan de relevante artikelen uit de Omgevingsverordening Overijssel.

Broekheurnerweg ong. (kadastraal nummer 348) Haaksbergen

Artikel 2.1.3 Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

lid 1

Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de Groene Omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:

  • dat er voor deze opgave in redelijkheid geen ruimte beschikbaar is binnen het bestaande bebouwd gebied en de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied ook niet geschikt te maken is door herstructurering en/of transformatie;
  • dat mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik binnen het bestaand bebouwd gebied optimaal zijn benut.

lid 2

Bestemmingsplannen voor de Groene Omgeving voorzien uitsluitend in ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen anders dan de uitleg van steden en dorpen wanneer aannemelijk is gemaakt:

  • dat (her)benutting van bestaande erven en/of bebouwing in de Groene Omgeving in redelijkheid niet mogelijk is;
  • dat mogelijkheden voor combinatie van functies op bestaande erven optimaal zijn benut.

Doorwerking voor voorliggend plan:

Aan de Broekheurnerweg ong. is sprake van een voormalig agrarisch erf. Onder Groene Omgeving wordt verstaan: "de gronden die niet vallen onder bestaand bebouwd gebied". Onder bestaand bebouwd gebied wordt verstaan: "de gronden binnen steden en dorpen die benut kunnen worden voor stedelijke functies op grond van geldende bestemmingsplannen en op grond van voorontwerp-bestemmingsplannen voor zover de provinciale diensten daarover schriftelijk een positief advies hebben uitgebracht in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro".

Het plangebied betreft een voormalig agrarisch erf waarvoor de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' geldt. Op grond van de Omgevingsverordening wordt onder bestaande erven verstaan: "bestaande en/of als zodanig bestemde bouwvlakken ten behoeve van woningen, voorzieningen en bedrijven in de Groene Omgeving, daarbij inbegrepen de bouwvlakken voor dergelijke functies die voorzien zijn in voorontwerp-bestemmingsplannen voor zover de provinciale diensten daarover een positief advies hebben uitgebracht in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro". Aangezien ter plaatse van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' een agrarisch bedrijf is toegestaan kan geconcludeerd worden dat het plan voorziet in de herontwikkeling/herbutting van een bestaand erf. Het plan leidt derhalve niet tot extra beslag door bouwen en verharden op de Groene Omgeving.

Aartikel 2.1.5 Ruimtelijke kwaliteit

In de toelichting op bestemmingsplannen wordt onderbouwd dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken.

Doorwerking voor voorliggend plan:

Als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling is een landschapsplan opgesteld om te borgen dat de herontwikkeling van het perceel en de realisatie van één nieuwe woning met bijgebouwen in het kader van de Rood voor Rood-regeling leidt tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Daarbij zijn de kenmerken van het essenlandschap met bijbehorende zichtlijnen leidend. De bebouwing wordt - conform de historie - gerealiseerd aan de rand van de es. De ontwikkeling versterkt daarnaast de kleinschalige rand door herplant en aanplant van landschapselementen. In Bijlage 1 is het landschapsplan opgenomen. Op basis daarvan kan geconcludeerd worden dat het plan een bijdrage levert aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit.

Artikel 2.1.6 Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving

Bestemmingsplannen voor de Groene Omgeving kunnen – met in achtneming van het bepaalde in artikel 2.1.3 en artikel 2.1.4 en het bepaalde in artikel 2.1.5 – voorzien in nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van bestaande functies in de Groene Omgeving, uitsluitend indien hier sociaal-economische en/of maatschappelijke redenen voor zijn én er is aangetoond dat het verlies aan ecologische en/of landschappelijke waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.

Doorwerking voor voorliggend plan:

De gemeente Haaksbergen heeft het ruimtelijke beleid voor het buitengebied onder andere vervat in het Rood voor Rood beleid 2015. Het Rood voor Rood beleid 2015 gaat uit van het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit door de sloop van minimaal 1.000 m2 aan landschapsontsierende bebouwing. Het Rood voor Rood beleid 2015 van de gemeente Haaksbergen is van toepassing op het buitengebied en vormt een nadere gemeentelijke uitwerking van het provinciaal beleid, waaronder artikel 2.1.6 (Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving) van de Omgevingsverordening Overijssel.

Op grond van het Rood voor Rood beleid kan in ruil voor de sloop van minimaal 1.000 m2 aan landschapsontsierende bebouwing een woning met een inhoud van maximaal 750 m3 worden gerealiseerd met bijgebouw van 150 m2. In onderliggend geval is in totaal 1.279 m2 aan landschapsontsierende bebouwing gesloopt. Dit is exclusief de voormalige bedrijfswoning. Die kan in het kader van het geldende bestemmingsplan worden gesloopt en opnieuw worden gebouwd met een inhoud van 750 m3.

De initiatiefnemer wil de mogelijkheden van de huidige bedrijfswoning en de woning die kan worden gebouwd in het kader van Rood voor Rood combineren. Op deze manier vervalt één van de geldende woonrechten en wordt de nieuwe woning groter qua inhoud. Aangezien er 1.279 m2 wordt gesloopt, is de initiatiefnemer voornemens om de extra sloopmeters eveneens in te zetten bij de inhoud van de nieuwe woning. ln totaal krijgt de nieuwe woning een inhoud van maximaal 1.600 m3 waarbij er maximaal 300 m2 (van de twee mogelijk te realiseren woningen) aan bijgebouwen wordt gerealiseerd. Door het combineren van inhoud van twee woonrechten in één woning vervalt er één woonrecht op deze locatie. Het gehele erf met omliggende gronden wordt landschappelijk ingepast. Hierbij wordt rekening gehouden met de aanwezige gebiedeskenmerken. Derhalve wordt geconcludeerd dat het plan in overeenstemming is met artikel 2.1.6 van de Omgevingsverordening Overijssel.

Locatie Glendersvoort

Artikel 2.1.3 Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

lid 1

Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de Groene Omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:

  • dat er voor deze opgave in redelijkheid geen ruimte beschikbaar is binnen het bestaande bebouwd gebied en de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied ook niet geschikt te maken is door herstructurering en/of transformatie;
  • dat mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik binnen het bestaand bebouwd gebied optimaal zijn benut.

lid 2

Bestemmingsplannen voor de Groene Omgeving voorzien uitsluitend in ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen anders dan de uitleg van steden en dorpen wanneer aannemelijk is gemaakt:

  • dat (her)benutting van bestaande erven en/of bebouwing in de Groene Omgeving in redelijkheid niet mogelijk is;
  • dat mogelijkheden voor combinatie van functies op bestaande erven optimaal zijn benut.

Doorwerking voor voorliggend plan:

De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de realisatie van een nieuw landgoed met landhuis met allure van minimaal 1.000 m3 en twee bijgebouwen met een gezamenlijk oppervlak van 450 m2. De locatie is zodanig gekozen dat het landgoed enerzijds de ruimtelijke kwaliteit van de aanwezige natuur versterkt, maar anderzijds zo min mogelijk belemmeringen oplevert voor de landbouw. Het plan voorziet niet in de herbenutting van een bestaand erf waardoor het plan leidt tot extra beslag op de Groene Omgeving door het bouwen en verharden. Derhalve wordt er - in het kader van artikel 2.1.6 Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving - extra geïnvesteerd in de ruimtelijke kwaliteit van het plan (zie toets aan artikel 2.1.6 van de Omgevingsverordening Overijssel). Door de investering in de ruimtelijke kwaliteit en de architectuur vindt er een behoorlijke versterking plaats van de ruimtelijke kwaliteit. Derhalve kan geconcludeerd worden dat het plan in overeenstemming is met artikel 2.1.3 van de Omgevingsverordening Overijssel.

Artikel 2.1.5 Ruimtelijke kwaliteit

In de toelichting op bestemmingsplannen wordt onderbouwd dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken.

Doorwerking voor voorliggend plan:

In het gehele plangebied wordt geïnvesteerd in de ruimtelijke kwaliteit, op zowel landschappelijk als ecologisch vlak. De oppervlakte aan landschappelijke investering is vele malen groter dan alleen de 30% die vereist wordt voor een nieuw landgoed (Natuurschoonwet). Het landgoed pakt hiermee de rol van stapsteen tussen het Witte Veen en het Buurserzand. Inrichtingsmaatregelen voor het landgoed sluiten aan bij de habitattypen van deze gebieden. In Bijlage 2 van de toelichting is het inrichtingsplan voor het landgoed opgenomen. Op basis daarvan kan geconcludeerd worden dat het plan voldoet aan artikel 2.1.5 van de Omgevingsverordening Overijssel.

Artikel 2.1.6 Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving

Bestemmingsplannen voor de Groene Omgeving kunnen – met in achtneming van het bepaalde in artikel 2.1.3 en artikel 2.1.4 en het bepaalde in artikel 2.1.5 – voorzien in nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van bestaande functies in de Groene Omgeving, uitsluitend indien hier sociaal-economische en/of maatschappelijke redenen voor zijn én er is aangetoond dat het verlies aan ecologische en/of landschappelijke waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.

Doorwerking voor voorliggend plan:

Met de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving biedt de provincie Overijssel beleidsruimte aan gemeenten voor ontwikkelingen in de groene ruimte. Nieuwe ontwikkelingen moeten mogelijk zijn onder voorwaarde dat ze bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving. In het buitengebied is ruimte voor grootschalige uitbreidingen en nieuwe ontwikkelingen mits die gelijk opgaan met verbeteringen van de ruimtelijke kwaliteit.

In het Werkboek 'Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving' van de provincie Overijssel zijn diverse categorieën, waaronder nieuwe landgoederen, genoemd waarvoor specifieke eisen zijn opgenomen. Voor landgoederen zijn op hoofdlijnen de volgende eisen gesteld:

  • 1. Een nieuw landgoed heeft een minimale oppervlakte van 10 hectare landbouwgrond die nog niet onder de Natuurschoonwet is gerangschikt;
  • 2. Minimaal 30% van het landgoed bestaat uit nieuw bos of natuurterrein;
  • 3. 90% van het landgoed is publiek ontsloten en openbaar toegankelijk;
  • 4. Het nieuwe landgoed vormt een aaneengesloten geheel en wordt duurzaam in stand gehouden;
  • 5. Op het landgoed kan een landhuis/woongebouw ontwikkeld worden. Het landhuis/woongebouw dient van allure te zijn. De inhoud van het landhuis/woongebouw dient minimaal 1.000 m³ te bedragen, eventueel kan een gedeelte als kantoorruimte in gebruik worden genomen;
  • 6. Het Kwaliteitsteam dient advies uit te brengen over zowel het bouwplan als het inrichtingsplan van het landgoed;
  • 7. Het nieuwe landgoed is zodanig gesitueerd dat het geen belemmeringen oplevert voor de landbouw en niet leidt tot planologische beperkingen;
  • 8. Er dienen maatregelen te worden getroffen om te voorkomen dat het landgoed nadelige gevolgen zal hebben voor omliggende landbouwgronden;
  • 9. De aanvraag bestaat uit het volgende:
    • a. een bouwplan voor het landhuis/woongebouw;
    • b. een inrichtingsplan voor het terrein;
    • c. een document waarin de juridische vormgeving en exploitatieopzet voor onderhoud en beheer van het gehele landgoed is opgenomen.

De beleidsuitgangspunten voor een nieuw landgoed van de gemeente Haaksbergen sluiten aan bij het provinciale beleid ten aanzien van landgoederen. De beluidsuitgangspunten voor een nieuw landgoed heeft de gemeente Haaksbergen in het bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen' (2 juli 2013) geformuleerd. Hierin is aangegeven dat nieuwe landgoederen een kans vormen om het landschap een impuls te geven. Doorslaggevend is de positieve bijdrage die het landgoed levert aan de ruimtelijke kwaliteit dan wel de realisering van de natuur- en landschapsdoelstellingen. De voorwaarden voor een nieuw landgoed vanuit de gemeente Haaksbergen zijn:

  • nieuwe landgoederen zijn tenminste 10 hectare groot;
  • 30% van het landgoed bestaat uit nieuw bos of een ander natuurdoeltype;
  • 90% van het landgoed moet openbaar toegankelijk zijn;
  • nieuwe landgoederen mogen geen belemmeringen opleveren voor de landbouw;
  • nieuwe landgoederen bevatten een landhuis van allure met een woonbestemming en een inhoudsmaat van minimaal 1.000 m3.

Het landgoed zelf is ruim 10 hectare groot en vormt een schakel tussen het dorp, natuurgebied het Buurserzand en natuurgebied het Witte Veen. De maatschappelijke tegenprestatie die de realisatie van het landgoed levert betreft met name het verbindende karakter tussen bijzondere natuurgebieden en de toegang tot het landschap die het biedt aan de recreant. Met recreatieve routes over het landgoed die vrij toegankelijk zijn, wordt een relatie gelegd tussen al deze gebieden. Rondom het landgoed wordt een wandelpad aangelegd dat aansluit op de routering van het Buurserzand en het populaire 'Rondje Buurse' verfijnt. Van het landgoed wordt dan ook 90% openbaar en/of beleefbaar gemaakt voor de recreant.

In het gehele plangebied wordt geïnvesteerd in de ruimtelijke kwaliteit, op zowel landschappelijk als ecologisch vlak. De oppervlakte aan landschappelijke investering is vele malen groter dan alleen de 30% die vereist wordt voor een nieuw landgoed. Het landgoed pakt hiermee de rol van stapsteen tussen het Witte Veen en het Buurserzand. Inrichtingsmaatregelen voor het landgoed sluiten aan bij de habitattypen van deze gebieden.

In Bijlage 2 is het inrichtingsplan van het landgoed opgenomen. De landschappelijke investeringen hebben onder andere betrekking op:

  • Het aanleggen van zoomvegetatie;
  • het aanleggen van een poel;
  • instandhouden akkerland en toevoegen van omzooming om akkerland;
  • verflauwen sloot en greppelkanten;
  • aanplanten van hagen;
  • planten van een fruitgaard.

Gezien vorenstaande kan worden geconcludeerd dat het plan voldoet aan de eisen van de provincie Overijssel ten aanzien van nieuwe landgoederen. Het initiatief is in overeenstemming met artikel 2.1.6 van de Omgevingsverordening Overijssel.

Ontwikkelingsperspectieven

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. In dit geval zijn uitsluitend de ontwikkelingsperspectieven voor de landelijke omgeving van belang. Hieronder worden de plannen afzonderlijk getoetst aan de geldende ontwikkelingsperspectieven.

Broekheurnerweg ong. (kadastraal nummer 348) Haaksbergen

Het plangebied Broekheurnerweg ong. bevindt zich tevens in het ontwikkelingsperpsectief Wonen en werken in het kleinschalig mixlandschap. In figuur 3.2 is een fragment van de kaart van de ontwikkelingsperspectieven weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1210-0001_0014.png"

Figuur 3.2: Fragment ontwikkelingsperspectievenkaart Broekheurnerweg ong., Omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)

Het ontwikkelingsperspectief Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Aan de ene kant melkveehouderij, akkerbouw en opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid.

Binnen dit ontwikkelingsperspectief kunnen nieuwe functies een plek krijgen op bestaande vrijkomende erven waar dit tevens maatschappelijke opgaven als behoud en ontwikkeling van cultuurhistorie, natuur en landschap ondersteunt. Zo worden vitaliteit en omgevingskwaliteit in samenhang versterkt.

Dit plan maakt de realisatie van één nieuwe woning mogelijk op een (voormalig) agrarisch erf. De agrarische bedrijfsbebouwing en bedrijfswoning zijn reeds gesaneerd. In het kader van de Rood voor Rood-regeling van de gemeente wordt een nieuwe woning met twee bijgebouwen mogelijk gemaakt. De herontwikkeling van het perceel leidt tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. De bebouwing wordt - conform de historie - gerealiseerd aan de rand van de es. De ontwikkeling versterkt de kleinschalige rand van de es door herplant en aanplant van landschapselementen. Daarnaast worden de in de omgeving van het plangebied aanwezige functies niet onevenredig aangetast. Het plan is in overeenstemming met het geldende ontwikkelingsperspectief.

Locatie Glendersvoort

Het plangebied locatie Glendersvoort maakt onderdeel uit van het ontwikkelingsperspectief Zone ondernemen met Natuur en Water buiten het Natuurnetwerk Nederland. In figuur 3.3 is een fragment van de ontwikkelingsperspectievenkaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1210-0001_0015.png"

Figuur 3.3: Fragment ontwikkelingsperspectievenkaart locatie Glendersvoort, Omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)

Er zijn gebieden binnen de Zone ONW die buiten het natuurnetwerk liggen. In deze gebieden is ruimte voor groen ondernemerschap, voor initiatieven en functies die de economische en maatschappelijke dragers zijn van de kwaliteit van natuur, water en landschap én ruimte voor continuïteit van de aanwezige landbouwfunctie. Initiatieven van bewoners en ondernemers zijn hier leidend: zij zijn eigenaar en vormgever van de omgevingskwaliteit. De na te streven kwaliteitsdoelen voor natuur en water zijn daarbij het uitgangspunt.

Het plan voorziet in de realisatie van een landgoed met landhuis van allure van minimaal 1.000 m3 en twee bijgebouwen met een gezamenlijke oppervlakte van 450 m2. De locatie is zodanig gekozen dat het landgoed enerzijds de ruimtelijke kwaliteit van de aanwezige natuur versterkt, maar anderzijds zo min mogelijk belemmeringen oplevert voor de landbouw.

Het landgoed is ruim 10 hectare groot en vormt een schakel tussen het dorp, natuurgebied het Buurserzand en natuurgebied het Witte Veen. De maatschappelijke tegenprestatie die de realisatie van het landgoed levert betreft met name het verbindende karakter tussen bijzondere natuurgebieden en de toegang tot het landschap die het biedt aan de recreant. Met recreatieve routes over het landgoed die vrij toegankelijk zijn, wordt een relatie gelegd tussen al deze gebieden. Rondom het landgoed wordt een wandelpad aangelegd dat aansluit op de routering van het Buurserzand en het populaire 'Rondje Buurse' verfijnt. Van het landgoed wordt dan ook 90% openbaar en/of beleefbaar gemaakt voor de recreant.

In het gehele plangebied wordt geïnvesteerd in de ruimtelijke kwaliteit, op zowel landschappelijk als ecologisch vlak. De oppervlakte aan landschappelijke investering is vele malen groter dan alleen de 30% die vereist wordt voor een nieuw landgoed. Het landgoed pakt hiermee de rol van stapsteen tussen het Witte Veen en het Buurserzand. Inrichtingsmaatregelen voor het landgoed sluiten aan bij de habitattypen van deze gebieden.

De landschappelijke investeringen hebben onder andere betrekking op:

  • Het aanleggen van zoomvegetatie;
  • het aanleggen van een poel;
  • instandhouden akkerland en toevoegen van omzooming om akkerland;
  • verflauwen sloot en greppelkanten;
  • aanplanten van hagen;
  • planten van een fruitgaard.

Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het plan in overeenstemming is met het geldende ontwikkelingsperspectief.

Gebiedskenmerken

Natuurlijke laag

Broekheurnerweg ong. (kadastraal nummer 348) Haaksbergen

De natuurlijke laag geeft aan het plangebied Broekheurnerweg ong. tevens de kenmerken 'Dekzandvlakte en ruggen' en 'beekdalen en natte laagtes'. In figuur 3.4 is een fragment van de kaart van de natuurlijke laag weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1210-0001_0016.png"

Figuur 3.4: Fragment kaart natuurlijke laag locatie Broekheurnerweg ong., Omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)

De ambitie is de beekdalen als functionele en ruimtelijke dragende structuren van het landschap betekenis te geven. Ruimte voor water, continuïteit van het systeem zijn leidend. Tevens is de ambitie afwenteling van wateroverlast op stroomafwaarts gelegen gebieden te voorkomen door het beeksysteem als eenheid te beschouwen en het vasthouden van water te bevorderen. Tot slot zijn beekdalen belangrijke verbindingen voor mens, plant en dier.

Als ontwikkelingen plaats vinden in of in de directe nabijheid van beekdalen en natte laagtes, dan dragen deze bij aan extra ruimte voor de dynamiek van het stromende water en het vasthouden van water, aan versterking van de samenhang in het beeksysteem en aan vergroting van de zichtbaarheid, bereikbaarheid en beleefbaarheid van het water. Dit zijn uitgangspunten bij (her)inrichting.

De dekzandgronden beslaan een groot gedeelte van de oppervlakte van de provincie. Na de ijstijden bleef er in grote delen een reliëfrijk – door de wind gevormd – zandlandschap achter, dat gekenmerkt wordt door relatief grote verschillen tussen hoog/droog en laag/ nat gebied. Soms vlak bij elkaar, soms verder van elkaar verwijderd. Bij ontwikkelingen is de (strekkings)- richting van het landschap, gevormd door de afwisseling van beekdalen en ruggen, het uitgangspunt.

Het plan maakt de realisatie van één nieuwe woning met bijgebouwen mogelijk op grond van de Rood voor Rood-regeling van de gemeente Haaksbergen. De nieuwe ontwikkeling sluit aan bij de (oorspronkelijke) strekkingsrichting van het landschap. Als gevolg van het plan is een agrarisch bedrijf inclusief bijbehorende verharding gesaneerd. Het plan wordt landschappelijk ingepast waardoor geconcludeerd kan worden dat het plan past binnen de kenmerken van de natuurlijke laag.

Locatie Glendersvoort

Voor het plangebied Glendersvoort gelden tevens de kenmerken van de 'beekdalen en natte laagtes' en 'dekzandvlakte en ruggen'. In figuur 3.5 is een fragment van de kaart van de natuurlijke laag weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1210-0001_0017.png"

Figuur 3.5: Fragment kaart natuurlijke laag locatie Glendersvoort, Omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)

De ambitie is de beekdalen als functionele en ruimtelijke dragende structuren van het landschap betekenis te geven. Ruimte voor water, continuïteit van het systeem zijn leidend. Tevens is de ambitie afwenteling van wateroverlast op stroomafwaarts gelegen gebieden te voorkomen door het beeksysteem als eenheid te beschouwen en het vasthouden van water te bevorderen. Tot slot zijn beekdalen belangrijke verbindingen voor mens, plant en dier.

Als ontwikkelingen plaats vinden in of in de directe nabijheid van beekdalen en natte laagtes, dan dragen deze bij aan extra ruimte voor de dynamiek van het stromende water en het vasthouden van water, aan versterking van de samenhang in het beeksysteem en aan vergroting van de zichtbaarheid, bereikbaarheid en beleefbaarheid van het water. Dit zijn uitgangspunten bij (her)inrichting.

De dekzandgronden beslaan een groot gedeelte van de oppervlakte van de provincie. Na de ijstijden bleef er in grote delen een reliëfrijk – door de wind gevormd – zandlandschap achter, dat gekenmerkt wordt door relatief grote verschillen tussen hoog/droog en laag/ nat gebied. Soms vlak bij elkaar, soms verder van elkaar verwijderd. Bij ontwikkelingen is de (strekkings)- richting van het landschap, gevormd door de afwisseling van beekdalen en ruggen, het uitgangspunt.

Het plan maakt de realisatie van een nieuw landgoed met allure mogelijk. Het landgoed zelf is ruim 10 hectare groot en vormt een schakel tussen het dorp, natuurgebied het Buurserzand en natuurgebied het Witte Veen. De maatschappelijke tegenprestatie die de realisatie van het landgoed levert betreft met name het verbindende karakter tussen bijzondere natuurgebieden en de toegang tot het landschap die het biedt aan de recreant. Met recreatieve routes over het landgoed die vrij toegankelijk zijn, wordt een relatie gelegd tussen al deze gebieden. Rondom het landgoed wordt een wandelpad aangelegd dat aansluit op de routering van het Buurserzand en het populaire 'Rondje Buurse' verfijnt. Van het landgoed wordt dan ook 90% openbaar en/of beleefbaar gemaakt voor de recreant. Om het landgoed mogelijk te maken worden landschappelijke investeringen gedaan. De landschappelijke investeringen hebben onder andere betrekking op:

  • Het aanleggen van zoomvegetatie;
  • het aanleggen van een poel;
  • instandhouden akkerland en toevoegen van omzooming om akkerland;
  • verflauwen sloot en greppelkanten;
  • aanplanten van hagen;
  • planten van een fruitgaard.

De landschapsmaatregelen passen binnen de uitgangspunten van de 'beekdalen en natte laagtes' en 'dekzandvlakte en ruggen'.

Laag van het agrarisch cultuurlandschap

Broekheurnerweg ong. (kadastraal nummer 348) Haaksbergen

De laag van het agrarisch cultuurlandschap kent het kenmerk 'Essenlandschap' aan het gebied toe. In figuur 3.6 is een fragment van de betreffende kaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1210-0001_0018.png"

Figuur 3.6: Fragment kaartlaag agrarisch cultuurlandschap locatie Broekheurnerweg ong., Omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)

Het essenlandschap bestaat uit een samenhangend systeem van essen, flanken, lager gelegen maten en fliergronden - voormalige - heidevelden en kenmerkende bebouwing rond de es (esdorpen en verspreide erven). Het landschap is geordend vanuit de erven en de essen, de eeuwenoude akkercomplexen die op de hogere dekzandkoppen en flanken van stuwwallen werden aangelegd. Eeuwenlange bemesting - met heideplaggen en stalmest - heeft geleidt tot een karakteristiek reliëf met soms hoge stijlranden. Onder en in de es heeft zich op deze wijze een waardevol archeologisch archief opgebouwd.

De ambitie is het behouden van de es als ruimtelijke eenheid en het versterken van de contrasten tussen de verschillende landschapsonderdelen: grote open maat van de essen, het mozaïek van de flank van de es, de open beekdalen en vroegere heidevelden. De samenhang hiertussen krijgt opnieuw vorm en inhoud door accentuering van de verschillende onderdelen en overgangen. De flank van de es biedt eventueel ruimte voor ontwikkelingen, mits de karakteristieke structuur van erven, beplantingen, routes en open ruimtes wordt versterkt.

Als ontwikkelingen plaats vinden in het essenlandschap, dan krijgen deze in de flanken een plaats, met respect voor en bijdragend aan de aanwezige bebouwingsstructuren (lint, erf) en versterking van het landschappelijk raamwerk.

Het erf aan de Broekheurnerweg ong. past qua uitstraling van bebouwing niet in het gebied. De materialen zijn niet gebiedseigen en zorgen voor o.a. een afwijking in het bebouwingspatroon langs de Broekheurnerweg. Het erf wordt niet meer onderhouden en verkeerd in slechte staat. Door het slopen van de bestaande bebouwing en het oprichten van een nieuw erf kan beter worden aangesloten bij het landschap en de omliggende bebouwing ter plaatse. Het gehele erf met omliggende gronden wordt landschappelijk ingepast naar de oorspronkelijke opzet zoals deze rond 1900 aanwezig was.

De voorgenomen ontwikkeling draagt dan ook bij aan het versterken van het Essenlandschap dat aanwezig is binnen het plangebied.

Locatie Glendersvoort

De laag van het agrarisch cultuurlandschap kent het kenmerk 'Jonge heide- en broekontginningslandschap' aan het gebied toe. In figuur 3.7 is een fragment van de betreffende kaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1210-0001_0019.png"

Figuur 3.7: Fragment kaartlaag agrarisch cultuurlandschap locatie Glendesvoort, Omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)

De grote oppervlakte aan – voormalige– natte en droge heidegronden was oorspronkelijk functioneel verbonden met het essen- en oude hoevenlandschap; hier werd geweid en werden de plaggen gestoken voor in de stal; in de stal bemeste plaggen dienden als structuurverbeteraar en bemesting voor de akkergronden op de essen. Na de uitvinding van kunstmest ging deze functie verloren en werden deze gronden grotendeels in cultuur gebracht. Aanvankelijk kleinschalig, later planmatig en grootschalig. Een vergelijkbare ontwikkeling vond plaats bij de grote natte broekgebieden. Dit heeft geresulteerd in grote en kleinere landbouwontginningslandschappen en in landschappen van grote boscomplexen en (nooit ontgonnen) heidevelden, zoals op de Sallandse Heuvelrug. Ten opzichte van omliggend essenen hoevenlandschap zijn de landbouwontginningen relatief grote open ruimtes, deels omzoomd door boscomplex. Erven liggen als blokken aan de weg geschakeld. Wegen zijn lanen met lange rechtstanden. Vaak zijn het ‘inbreidings’ landschappen met en rommelige driehoekstructuren als resultaat.

Als ontwikkelingen plaats vinden in de agrarische ontginningslandschappen, dan dragen deze bij aan behoud en versterking van de dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en de kenmerkende ruimtematen.

Op het voorliggende perceel wordt een nieuw landgoed opgericht. Deze ontwikkeling biedt naast het oprichten van een landhuis en bijgebouwen veel mogelijkheden voor een ruimtelijke kwaliteitsimpuls in het gebied. De woonplek zelf wordt in een nis van het landgoed tussen twee bospercelen gesitueerd. Hierdoor blijft de strakke vormgeving van het jonge ontginningslandschap met haar zichtlijnen onaangetast. Het erf moet de uitstraling van een Twentse herenboerderij krijgen, met een traditionele opbouw en een duidelijke voor- en achterkant.

ln het gehele projectgebied wordt geinvesteerd in de ruimtelijke kwaliteit met betrekking tot het landschap en de ecologie. Er wordt o.a. zoomvegetatie aangelegd, deze bestaat voornamelijk uit heesters en kruiden en vormt een luwte voor verschillende diersoorten. Vanuit de zoomvegetatie is het landgoed toegankelijk en beleefbaar. ln het gehele projectgebied wordt geinvesteerd in de ruimtelijke kwaliteit met betrekking tot het landschap en de ecologie. Het landgoed pakt hiermee de rol als stapsteen tussen het Witte Veen en het Buurserzand. Op de akkerlanden die in stand worden gehouden, worden vooral lage gewassen verbouwd zoals koolzaad. Hierdoor blijven doorzichten mogelijk. De akkers worden verder voor 75% omzoomd. Hagen (1.20 m hoog) zijn onderdeel van deze omzooming. Hiermee blijven de zichtlijnen over het jonge ontginningslandschap vrij.

De oprichting van een nieuw landgoed past, gezien het bovenstaande, goed in het Jong heide- en broekontginningslandschap en draagt bij aan het versterken van de aanwezige kenmerken.

De 'Stedelijke laag' en de 'Laag van de beleving' hebben binnen het plangebied geen specifieke kenmerken en blijven daarom verder buiten beschouwing.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten planologische wijziging volledig in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie 2030 Haaksbergen: groenste dorp van Twente

De gemeenteraad van de gemeente Haaksbergen heeft op 05 maart 2014 'Structuurvisie 2030 Haaksbergen: groenste dorp van Twente' vastgesteld. De inzet van deze structuurvisie is om de bijzondere leefkwaliteit van Haaksbergen op zijn hoge niveau te houden en waar mogelijk te verbeteren. Het accent ligt daarbij op het versterken van de cultuurhistorische kwaliteiten en het groene karakter. Daarmee zijn op de eerste plaats de huidige inwoners en bedrijven gediend, maar het maakt Haaksbergen ook aantrekkelijk voor anderen. De komende jaren zet de gemeente zich in om beide kanten sterker te maken. Dat betekent dus dat het voorzieningenniveau op zijn minst op peil gehouden dient te worden en waar mogelijk naar een hoger plan wordt getild. Daarnaast wil de gemeente zich inzetten om de dorpse groene sfeer en de gezelligheid te versterken, terwijl de bereikbaarheid op peil wordt houden. Tot slot wil de gemeente de kwaliteit van het buitengebied met zijn hoge cultuurhistorische waarden en de bijzondere natuurgebieden op peil houden en ervoor zorgen dat dorp en landschap optimaal met elkaar worden verbonden. Om deze missie te laten slagen, heeft de gemeente Haaksbergen concrete ambities geformuleerd:

  • 1. Verbeteren van de relatie en verzachten van de overgangen tussen dorp en buitengebied.
  • 2. Een sfeervol groen centrum met de Markt als stralend middelpunt.
  • 3. Stimuleren van een gezonde plattelandseconomie en op peil houden van de ecologische en cultuurhistorische kwaliteiten van het buitengebied.
  • 4. Versterken van de cultuurhistorische kwaliteit van de dorpsstructuur.
  • 5. Benutten van de toeristische potentie van de samenhang tussen dorp en landschap.
  • 6. Versterken van de veelzijdigheid van de Haaksbergse economie.
  • 7. Verbreden van het aanbod aan woonmilieus.
  • 8. Op peil houden en concentreren van het voorzieningenniveau.
  • 9. Verduurzamen en beleefbaar maken van het watersysteem.

Elk plan wordt naast de 9 ambities gelegd om te kijken of het plan bijdraagt aan het realiseren van (meerdere) ambities en of het de missie ondersteunt. Indien dit het geval is dan kan de gemeente meedenken en faciliteren bij de uitvoering. Zo nee, dan gaat de gemeente in gesprek met de initiatiefnemer om te komen tot een plan dat wel bijdraagt aan het realiseren van deze ambities. De 9 ambities staan niet op zichzelf, maar moeten integraal worden opgepakt.

Toets

Met voorliggend plan vinden er ontwikkelingen plaats op meerdere locaties.

Aan de Broekheurnerweg ong. wordt een erf met oude/vervallen bebouwing gesloopt om zo nieuwe bebouwing met bijbehorende woning op te richten. De locatie bevindt zich op korte afstand ten Noorden van de kern Buurse. Het geheel wordt landschappelijk ingepast om aan te sluiten bij de landschappelijke waarden die ter plaatse aanwezig zijn. Ook wordt aangesloten bij omliggende bebouwing in de omgeving.

Op locatie Glendersvoort zal een landgoed worden aangelegd met bijbehorend landhuis en bijgebouwen. Het geheel wordt dusdanig ingepast dat het landgoed aansluit bij de gebiedskenmerken en landschappelijke waarden ter plaatse. Tevens wordt door het aanbrengen van landschapselementen de verbinding gelegd tussen het Witte Veen en Buurserzand. Het landgoed zal voor 90% opengesteld worden en er worden verscheidene wandelpaden aangelegd.

De voorgenomen ontwikkelingen leveren een positieve bijdrage aan de versterking en instandhouding van de ruimtelijke en ecologische kwaliteit, en de kwaliteit van het buitengebied als geheel. Tevens wordt in het geval van de Broekheurnerweg ong. de relatie tussen dorp en buitengebied meer geaccentueerd. Gesteld kan worden dat de voorgenomen ontwikkelingen voldoen aan de uitgangspunten van de structuurvisie 2030.

3.3.2 Visie Haaksbergen 2030 Samen koersen op de toekomst

Op 14 december 2016 is voor de gemeente Haaksbergen een toekomstvisie opgesteld. In de Toekomstvisie Haaksbergen 2030 zet de gemeente voor Haaksbergen de koers uit richting het jaar 2030. De Toekomstvisie is geen plan van aanpak voor het lokaal bestuur, maar een kompas dat richting geeft aan de koers. Het stelt daarbij de volgende centrale vragen: Waar wil Haaksbergen in 2030 staan? In welke richting wil Haaksbergen zich vanaf nu ontwikkelen? Er zijn drie kwaliteitspijlers die het fundament vormen van de Toekomstvisie 2030, omdat deze pijlers de kern vormen van wat Haaksbergen bijzonder maakt. De drie kwaliteitspijlers zijn:

  • De hechte gemeenschappen
  • Het fraaie buitengebied
  • Het hoge voorzieningenniveau

De kernambitie van de visie is: Haaksbergen, een bruisende, naar buiten gerichte duurzame dorpstad te midden van een groene oase.

De gemeente wil dit toekomstbeeld verwezenlijken door in te zetten op de volgende ambities:

  • 1. Bruisende dorpstad met een hoog niveau aan voorzieningen;
  • 2. Bestendigen van de sociale verbondenheid met aandacht voor alle leeftijden;
  • 3. Inzetten op ruimtelijke samenhang en verbinding met de kerkdorpen;
  • 4. Koesteren van het natuurschoon;
  • 5. Bereiken van maximale duurzaamheid en circulaire economie;
  • 6. Intensieve samenwerking met de regio vanuit een krachtige samenleving;

Voor het voorliggende bestemmingsplan wordt verder ingegaan op het koesteren van het natuurschoon.

Ambitie 4: koesteren van het natuurschoon

Haaksbergen is een groene gemeente. De natuur rond Haaksbergen draagt sterk bij aan de kwaliteit van het wonen in de gemeente Haaksbergen. Er zijn diverse wandel- en fietsroutes, en ook aan sportieve recreanten is gedacht. De groene oase rond Haaksbergen kan echter sterker worden gekoesterd. Door in te zetten op natuurbehoud en natuurontwikkeling wordt de woonallure van Haaksbergen versterkt. In de toekomst zal door de opkomst van de vrijetijdseconomie de betekenis van de groene oase alleen maar toenemen. Daarvoor wordt de prachtige omgeving rond Haaksbergen steeds meer ontsloten, waarbij als uitgangspunt geldt dat de ecosystemen niet aangetast mogen worden door toerisme. Zo is de natuur rond Haaksbergen niet alleen een kwaliteit in het leven, maar ook een bron van welvaart.

Toets

Op beide planlocaties vindt landschappelijke inpassing plaats en wordt er aandacht besteed aan gebiedseigen beplanting en aansluiting bij het landschap. Tevens wordt met voorliggend plan landschaps-ontsierende bebouwing gesloopt en nieuwe bebouwing opgericht die passend is in het landschap ter plaatse. Op deze wijze wordt getracht de groene oase te koesteren en de woonallure binnen de gemeente Haaksbergen te versterken.

3.3.3 Rood voor Rood beleid 2015

Op 23 september 2015 is het Rood voor Rood beleid van de gemeente Haaksbergen vastgesteld. Het beleid is een actualisatie van het eerdere Rood voor Rood beleid uit 2008 en heeft als doel het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit in het landelijk gebied. Dit wordt gedaan door het slopen van landschapsontsierende bebouwing op bestaande erven in het buitengebied. Door te slopen kan onder voorwaarden een compensatiekavel worden verkregen, waarop een nieuwe woning mag worden gebouwd. Hieronder zijn de kaders en voorwaarden nader omschreven.

Kaders

  • Bij de sloop van minimaal 1.000 m² aan landschapsontsierende bebouwing kan een Rood
  • voor Rood woning van 750 m³ met een bijgebouw van 150 m² worden gerealiseerd. Voor kassen geldt de sloop van minimaal 5.000 m².
  • Bij de sloop van minimaal 1.500 m² aan landschapsontsierende bebouwing kan een woning van 1.000 m³ met een bijgebouw van 200 m² worden gerealiseerd.
  • Bij de sloop van minimaal 2.500 m² landschapsontsierende bebouwing kan maximaal één extra woning van 750 m³ met een bijgebouw van 150 m² worden verkregen.
  • Bij de sloop van minimaal 3.000 m² kunnen maximaal twee woningen van 1.000 m³ met een bijgebouw van 200 m² worden gerealiseerd.

Voorwaarden voor slooplocaties

  • De te slopen vierkante meters zijn afkomstig uit de gemeente Haaksbergen.
  • Alle bebouwing op het erf met uitzondering van de (bedrijfs)woning of karakteristieke, beeldbepalende en cultuurhistorische bebouwing maar inclusief alle verhardingen, sleufsilo’s en dergelijke dienen gesloopt te worden.
  • De te slopen bebouwing dient met vergunning te zijn opgericht.
  • Er kunnen meerdere locaties worden gecombineerd. De minimaal te slopen oppervlakte op één locatie is 300 m².
  • Op de slooplocatie blijft maximaal 150 m² aan bijgebouwen gehandhaafd. Uitzondering hierop is wanneer er karakteristieke, beeldbepalende of cultuurhistorische bebouwing aanwezig is.
  • De locatie wordt landschappelijk ingepast. Hiervoor dient een erfinrichtingsplan aangeleverd te worden dat door de gemeente wordt beoordeeld. Bij realisatie van het inrichtingsplan wordt een landschapsdeskundige ingeschakeld. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de gebiedskenmerken die zijn genoemd in de Omgevingsvisie Overijssel.
  • Eerdere verplichtingen tot sloop of erfinrichting kunnen niet in de regeling worden toegepast.

Voorwaarden voor bouwlocaties

  • De toegekende kavel van maximaal 1.000 m² wordt op de slooplocatie of direct aangrenzende gronden gerealiseerd.
  • Wanneer het vanuit ruimtelijk- of milieuoogpunt niet mogelijk is om op slooplocatie terug te bouwen kan er worden gezocht naar een locatie in twee daartoe aangewezen gebieden, te weten de Wissinkbrink en de Veldmaat, tussen de huidige kern en de Noordsingel (zie bijlage voor begrenzing).
  • Er wordt voldaan aan het beeldkwaliteitsplan Buitengebied Haaksbergen. Hiervoor wordt een schetsplan van de woning, ter beoordeling, aangeleverd voordat de procedure wordt opgestart.
  • Omliggende bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd.
  • De bouwlocatie wordt landschappelijk ingepast. Hiervoor wordt een erfinrichtingsplan aangeleverd dat door de gemeente wordt beoordeeld. Bij realisatie van het inrichtingsplan wordt een landschapsdeskundige ingeschakeld. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de gebiedskenmerken die zijn genoemd in de Omgevingsvisie Overijssel.
  • In plaats van een woning kan er onder dezelfde voorwaarden een bedrijfsmatige activiteit worden gerealiseerd. Dit kan alleen wanneer het passend is binnen het vigerende beleid.
  • In het LOG blijft een ‘’nee tenzij’’ principe gelden waarbij de nieuwe woning nu en in de toekomst geen belemmering mag zijn voor bestaande of nieuwe bedrijven.

In voorliggend plan aan de Broekheurnerweg ong. (kadastraal nummer 348) gaat het om het slopen van een bestaande bedrijfswoning en 1.279 m² aan landschapsontsierende bebouwing op een voormalig agrarisch erf. Door de sloop van landschapsontsierende bebouwing kan maximaal één woning van 750 m³ worden gebouwd met een bijgebouw van max. 150 m². Met de huidige bedrijfswoning is tevens sprake van een bestaand woonrecht. De initiatiefnemer is voornemens om dit bestaande woonrecht met de te verkrijgen compensatiewoning te combineren om zo één grotere woning te bouwen. In voorliggend plan is aanvullend de maatwerkclausule uit het Rood voor Rood beleid van toepassing.

Maatwerk

In sommige gevallen kan maatwerk worden geleverd. Het kan voorkomen dat de beschreven beleidsregels niet voldoende ruimte bieden om een gewenste ontwikkeling, waarbij een milieutechnisch of ruimtelijk probleem wordt opgelost, mogelijk te maken. Betreffende gevallen waarbij de ontwikkeling wel gewenst is, worden vooraf middels een startnotitie (buiten vastgesteld beleidskader), ter besluitvorming voorgelegd aan de gemeenteraad.

De eigenaar van het perceel aan de Broekheurnerweg ong. (kadastraal nummer 348) is voornemens om één woning te bouwen met een inhoud van maximaal 1.600 m³ met maximaal 300 m² aan bijgebouwen. Op deze manier vervalt één van de wooneenheden om zo een grotere woning te kunnen realiseren. Er is hiervoor een startvoorstel opgesteld en hierop is positief besloten door de gemeente Haaksbergen. Verder wordt er teruggebouwd op de slooplocatie waarbij het geheel landschappelijk zal worden ingepast, hiervoor is een erfinrichtingsplan opgesteld welke is opgenomen in Bijlage 1 bij de toelichting. Voornoemde is passend binnen de maatwerk paragraaf en voldoet tevens aan de overige uitgangspunten van het Rood voor Rood beleid van de gemeente Haaksbergen.

3.3.5 Landgoederen

De beleidsuitgangspunten voor een nieuw landgoed van de gemeente Haaksbergen sluiten aan bij het provinciale beleid ten aanzien van landgoederen. De beluidsuitgangspunten voor een nieuw landgoed heeft de gemeente Haaksbergen in het bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen' (2 juli 2013) geformuleerd. Hierin is aangegeven dat nieuwe landgoederen een kans vormen om het landschap een impuls te geven. Doorslaggevend is de positieve bijdrage die het landgoed levert aan de ruimtelijke kwaliteit dan wel de realisering van de natuur- en landschapsdoelstellingen. De voorwaarden voor een nieuw landgoed vanuit de gemeente Haaksbergen zijn:

  • nieuwe landgoederen zijn tenminste 10 hectare groot;
  • 30% van het landgoed bestaat uit nieuw bos of een ander natuurdoeltype;
  • 90% van het landgoed moet openbaar toegankelijk zijn;
  • nieuwe landgoederen mogen geen belemmeringen opleveren voor de landbouw;
  • nieuwe landgoederen bevatten een landhuis van allure met een woonbestemming en een inhoudsmaat van minimaal 1.000 m3.

Toets

Het landgoed Glendersvoort zelf is ca. 12 hectare groot en vormt een schakel tussen het dorp, natuurgebied het Buurserzand en natuurgebied het Witte Veen. De maatschappelijke tegenprestatie die de realisatie van het landgoed levert betreft met name het verbindende karakter tussen bijzondere natuurgebieden en de toegang tot het landschap die het biedt aan de recreant. Met recreatieve routes over het landgoed die vrij toegankelijk zijn, wordt een relatie gelegd tussen al deze gebieden. 90% van het landgoed wordt dan ook openbaar toegankelijk gemaakt.

De oppervlakte aan landschappelijke investering (natuurdoeltype) is groter dan de 30% die vereist wordt voor een nieuw landgoed. Inrichtingsmaatregelen voor het landgoed sluiten aan bij de habitattypen van deze gebieden.

In Bijlage 2 is het inrichtingsplan van het landgoed opgenomen. De landschappelijke investeringen hebben onder andere betrekking op:

  • Het aanleggen van zoomvegetatie;
  • het aanleggen van een poel;
  • intandhouden akkerland en toevoegen van omzooming om akkerland;
  • verflauwen sloot en greppelkanten;
  • aanplanten van hagen;
  • planten van een fruitgaard.

De aanleg van het landgoed vormt geen belemmering voor de landbouw, integendeel, het bijbehorende akkerland wordt instandgehouden. De initiatiefnemers zijn voornemens om een landhuis te bouwen dat aanhaakt op de Twentse bouwstijl en minimaal 1000 m³ zal bedragen.

Gezien het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat het plan voldoet aan zowel het gemeentelijk als het provinciaal beleid omtrent landgoederen.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving staan van het verrichte onderzoek naar de voor het plan relevante feiten en de af te wegen belangen (Algemene wet bestuursrecht, artikel 3.2).

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de geldende wet- en regelgeving die op voorliggend plan en plangebied van toepassing zijn. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk worden daarom de resultaten van het onderzoek naar o.a. de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreffen voor zover relevant de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, geur, ecologie, archeologie & cultuurhistorie, verkeer, water en vormvrije m.e.r-beoordeling.

4.1 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Op 1 april 2011 is het huidige Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Op 7 juli 2017 zijn er enkele wijzigingen doorgevoerd binnen dit besluit om de m.e.r.-procedure eenduidiger en overzichtelijker te maken, alsmede het aspect milieueffectrapportage explicieter te behandelen in aanvragen. Dit besluit heeft tot doel het vaststellen van mogelijke, ernstig nadelige milieugevolgen ten gevolge van een activiteit binnen de aanvraag.

Binnen het Besluit milieueffectrapportage zijn een tweetal mogelijkheden opgenomen hoe om te gaan met dit besluit bij een aanvraag. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd, maar onder de gestelde drempelwaarden blijft, volstaat een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd en bovendien de gestelde drempelwaarden overstijgt, is de betreffende aanvraag m.e.r.-plichtig. Op dat moment zal een m.e.r.-rapportage op moeten worden gesteld.

Toets

Middels het voorliggende bestemmingsplan worden feitelijk 2 ontwikkelingen mogelijk gemaakt, namelijk:

  • De realisatie van een woning in het kader van de Rood voor Rood-regeling aan de Broekheurnerweg ong. (kadastraal nummer 348) te Haaksbergen;
  • De ontwikkeling van landgoed Glendersvoort aan de Broekheurnerweg ong./Meddelerweg ong. (tegenover Broekheurnerweg 94 te Haaksbergen).

Er is geen sprake van een activiteit die op grond van onderdeel C van het Besluit milieueffectrapportage m.e.r.-plichtig is. De realisatie van één woning of de ontwikkeling van een landgoed worden niet expliciet benoemd in het Besluit milieueffectrapportage.

Broekheurnerweg ong. (kadastraal nummer 348) Haaksbergen

De meest logische aansluiting kan in het geval van de locatie aan de Broekheurnerweg ong. worden gemaakt bij: 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'. Er geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht bij:

  • een oppervlakte van 100 hectare of meer,
  • een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
  • een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer.

De in dit kader relevante vraag die eerst beantwoord dient te worden is, of met het onderhavig plan sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject' zoals bedoeld in onderdeel D 11.2 van het Besluit milieueffectrapportage. Het begrip 'stedelijk ontwikkelingsproject' is niet gedefinieerd. In de toelichting op het Besluit m.e.r. zijn wel een aantal voorbeelden van bouwprojecten opgenomen die als stedelijk ontwikkelingsproject kunnen worden aangemerkt. In dat kader wordt verwezen naar woningen, parkeerterreinen, theaters, sportcentra, kantoorgebouwen en dergelijke of een combinatie daarvan. Of sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject' hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Onder andere de aard en de omvang van de voorziene wijziging van de stedelijke ontwikkeling spelen daarbij een rol. Of de ontwikkeling per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kan hebben, is daarbij niet relevant. Gelet op de uitspraak van de Raad van State van 31 januari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:348) lijken de volgende aspecten relevant voor de vraag of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject:

  • de aard en omvang van de ontwikkeling;
  • de vormgeving en opzet;
  • de schaalgrootte;
  • de ligging;
  • de voorgenomen functie(wijziging), en;
  • de vraag of sprake is van een bestaand of van een te realiseren bouwwerk.

Aan de Broekheurnerweg wordt middels Rood voor Rood één nieuwe woning gerealiseerd. Voor de realisatie van deze woning kan aansluiting worden gezocht bij de uitspraak van de Raad van State van 12 juni 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1879). In deze uitspraak heeft de Raad van State geoordeeld dat de realisatie van twee woningen op voorheen (hobbymatige) agrarische gronden niet wordt aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject. Gelet op de uitspraak van 12 juni 2019, worden geconcludeerd dat het plan niet voorziet in een nieuw stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in kolom 1 van categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Daarbij is van belang dat het ruimtebeslag van de voorziene bebouwing beperkt is en dat de voorziene ontwikkeling gepaard gaat met een afname van de bebouwing op het perceel. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat er geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit m.e.r.

Meddelerweg ong. (Landgoed Glendersvoort)

In het geval van de oprichting van Landgoed Glendersvoort kan de meest logische aansluiting worden gevonden bij onderdeel D 9: 'Een landinrichtingsproject dan wel een wijziging of uitbreiding daarvan'. Er geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht bij:

  • een functiewijziging met een oppervlakte van 125 hectare of meer van water, natuur, recreatie of landbouw of
  • vestiging van een glastuinbouwgebied of bloembollenteeltgebied van 50 hectare of meer.

Met voorliggend plan wordt een nieuw landgoed gesticht van ca. 11,3 hectare, namelijk landgoed Glendersvoort. Dit is ruim onder de hierboven aangegeven drempelwaarde van 125 hectare. Daarmee is het plan niet m.e.r.- beoordelingsplichtig. Ook onder de drempelwaarde kunnen echter nadelige milieugevolgen optreden. Hiervoor is een vormvrije m.e.r.- beoordeling uitgevoerd welke tevens is opgenomen in Bijlage 5 van deze toelichting.

In de bijgevoegde aanmeldnotitie is getoetst aan verschillende omgevingsaspecten zoals archeologie, bodem, cultuurhistorie, natuur en emissie, water, geluid, lucht en cumulatie. De algehele conclusie uit de aanmeldnotitie is dat er geen nadelige milieueffecten optreden als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling.

Conclusie

Gezien het vorenstaande kan geconcludeerd worden dat het plan geen negatieve effecten heeft op het milieu en dat er geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit m.e.r.

4.2 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan/wijzigingsplan mogelijk is.

Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/buitengebied' dan wel 'gemengd gebied'. In figuur 4.1 zijn de richtafstanden weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1210-0001_0020.png"

Figuur 4.1: Richtafstanden VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering

Toets

Voor landgoed Glendersvoort is sprake van het omgevingstype 'rustige woonwijk/buitengebied'. Gezien de verschillende aanwezige functies in de omgeving van de locatie aan de Broekheurnerweg ong. (kadastraal nummer 348), kan hier uit worden gegaan van gemengd gebied. In de directe omgeving van deze locatie liggen o.a. horeca, bedrijvigheid, wonen en agrarische functies (zie figuur 4.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1210-0001_0021.png"

Figuur 4.2: Weergave omliggende functies perceel Broekheurnerweg ong. (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

Er zal hieronder per locatie nader ingegaan worden op mogelijke aandachtspunten m.b.t. de milieuzonering.

Broekheurnerweg ong. (kadastraal nummer 348)

Rondom de locatie aan de Broekheurnerweg liggen een aantal woonbestemmingen, recreatiewoningen, een horeca- en een bedrijfsbestemming. Tevens bevindt zich een agrarische bestemming ten oosten van het plangebied. De nieuwe woning wordt op meer dan 100 m van het horecabedrijf aan de Meijersgaardenweg gerealiseerd en het naastgelegen agrarische bedrijf is niet meer als zodanig in gebruik (en ligt op meer dan 150 m afstand). Dit betekent dat omliggende bedrijven niet worden belemmerd door de voorgenomen ontwikkeling. Aan de andere kant zal het toekennen van een woonbestemming op de beoogde locatie omliggende bedrijvigheid niet in haar mogelijkheden beperken.

Landgoed Glendersvoort

In de directe omgeving van het aan te leggen landgoed bevinden zich een aantal woonbestemmingen en een trainingsterrein voor honden. Een Hondendressuurterrein is opgenomen in de VNG-lijst voor bedrijven en milieuzoneringen, dit is de meest vergelijkbare functie. Hiervoor staat een afstand voor 50 m voor het aspect geluid. De afstand tussen de toekomstige woonbestemming en het trainingsterrein bedraagt sowieso meer dan 50 m, het landhuis zelf zal op nog grotere afstand (100 m+) komen te liggen. Daarmee voldoet het plan ruimschoots aan de benodigde richtafstand van 50 m.

Conclusie

Gezien het bovenstaande vormen de voorgenomen ontwikkelingen geen belemmering voor nabijgelegen functies. Andersom beperken de reeds aanwezige functies nabij de planlocaties de voorgenomen ontwikkelingen niet. Er zijn geen consequenties m.b.t. milieuzonering met de uitvoering van dit plan.

4.3 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor vergunningverlening als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wgv stelt één landsdekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.

Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:

  • ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen;
  • ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.

Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv een geuremissie per dier is vastgesteld geldt dat, binnen een concentratiegebied, de geurbelasting op geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom niet meer dan 3 odour units per kubieke meter lucht mag bedragen. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom mag deze niet meer bedragen dan 14 odour units per kubieke meter lucht.

Toets

In voorliggend plan betreft het twee locaties, bij de locatie aan de Broekheurnerweg ong. (kadastraal nummer 348) ligt een agrarische bestemming nabij. Echter, zoals eerder aangegeven, betreft dit geen actief agrarisch bedrijf en ligt het bedrijf op meer dan 150 m afstand. Er zal dan ook geen sprake zijn van geuroverlast ter plaatse van de beoogde ontwikkeling.

In de omgeving van het op te richten landgoed Glendersvoort bevindt het dichtstbijzijnde actieve agrarische bedrijf zich op een afstand van ca. 470 m (globaal gemeten). Gezien de grote afstand zal ter plaatse van het op te richten landgoed geen geuroverlast ontstaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1210-0001_0022.png"

Figuur 4.3: Afstand landgoed Glendersvoort tot agrarisch bedrijf (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

Gezien het vorenstaande is nadere toetsing op het aspect geur dan ook niet noodzakelijk.

4.4 Bodem

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient in de daarvoor aangewezen gevallen een bodemonderzoek te worden verricht.

Artikel 3.1.6 van het Bro bepaalt dat in het bestemmingsplan rekening gehouden moet worden met de bodemkwaliteit ter plaatse. De reden hiervoor is dat een eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of de (financiële) uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De bodemtoets moet worden uitgevoerd bij het opstellen of wijzigen van het bestemmingsplan of een planologische afwijking. Als er verontreiniging aanwezig is moet bepaald (nader onderzoek) worden of het een geval is in de zin de Wbb of een diffuse verontreiniging. In de exploitatieopzet moeten de saneringskosten en de verwerkingskosten voor diffuus verontreinigde grond worden opgenomen.

Toets

Ten behoeve van onderhavig bestemmingsplan is gebruik gemaakt van een verkennend bodemonderzoek voor elk van de locaties. Hieronder zullen de onderzoeken per locatie behandeld worden.

Broekheurnerweg ong. (kadastraal nummer 348)

Aan de Broekheurnerweg ong. is een verkennend (asbest)bodemonderzoek uitgevoerd om ter plaatse de milieu-hygiënische kwaliteit van de bodem vast te stellen. Het onderzoek is uitgevoerd conform de NEN5740 en NEN 5707 en heeft het kenmerk 23054616.

Bij het verkennende bodemonderzoek is de onderzoekslocatie beschouwd als onverdacht voor chemische parameters uit het NEN5740-standaardpakket en asbest. In totaal zijn er in het plangebied 20 inspectiegaten gegraven, 6 boringen en 2 diepe boringen uitgevoerd. Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt dat vanuit milieukundig oogpunt geen bezwaar is tegen de bestemmingsplanwijziging en nieuwbouwplannen, aangezien de vastgestelde verontreinigingen geen risico’s voor de volksgezondheid opleveren. De bodem wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik (wonen met tuin). Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar Bijlage 6.

Landgoed Glendersvoort

Op de locatie aan de Meddelerweg ong. (Landgoed Glendersvoort) is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd om ter plaatse de milieu-hygiënische kwaliteit van de bodem vast te stellen. Het onderzoek is uitgevoerd conform de NEN5740 en heeft het kenmerk 23054510.

Bij het verkennende bodemonderzoek is de onderzoekslocatie beschouwd als onverdacht voor chemische parameters uit het NEN5740-standaardpakket en asbest. In totaal zijn er in het plangebied 32 boringen verricht. Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt dat vanuit milieukundig oogpunt geen bezwaar is tegen de bestemmingsplanwijziging en nieuwbouwplannen, aangezien de vastgestelde verontreinigingen geen risico’s voor de volksgezondheid opleveren. De bodem wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik (wonen met tuin). Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar Bijlage 7.

Conclusie

Voor het aspect 'bodem' is sprake van een goede ruimtelijke ordening, het onderdeel bodem vormt geen belemmering voor uitvoering van dit plan.

4.5 Geluid

In het kader van de Wet geluidhinder moet er bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, c.q. een ontheffing op grond van de Wro, een onderzoek worden gedaan naar de geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige objecten, voor zover deze geluidsgevoelige objecten zijn gelegen binnen een zonering van een industrieterrein, wegen en/of spoorwegen.

De Wet geluidhinder kent de volgende geluidsgevoelige functies:

  • Woningen.
  • Onderwijsgebouwen (behoudens voorzieningen zoals een gymnastieklokaal).
  • Ziekenhuizen en verpleeghuizen en daarmee gelijk te stellen voorzieningen zoals verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken, medische kleuterdagverblijven, etc.

Enerzijds betekent dit dat (geluids-)eisen worden gesteld aan de nieuwe milieubelastende functies, anderzijds betekent dit eveneens dat beperkingen worden opgelegd aan de nieuwe milieugevoelige functies.

Toets

Wegverkeerslawaai

Op grond van het artikel 74 van de Wet geluidhinder bevindt zich langs een weg een geluidszone, die aan weerszijde een breedte heeft van:

  • a. in stedelijk gebied:
      • voor een weg, bestaande uit drie of meer rijstroken: 350 meter;
      • voor een weg, bestaande uit een of twee rijstroken: 200 meter;
  • b. in buitenstedelijk gebied:
      • voor een weg, bestaande uit vijf of meer rijstroken: 600 meter;
      • voor een weg, bestaande uit drie of vier rijstroken: 400 meter;
      • voor een weg, bestaande uit een of twee rijstroken: 250 meter.

Deze zonering geldt niet:

  • c. voor wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied;
  • d. voor wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur geldt;
  • e. wegen waarvan op grond van een door de gemeenteraad vastgestelde geluidsniveau vaststaat dat de geluidsbelasting op 10 meter uit de as van de meest nabij gelegen rijstrook 48 dB (A) of minder bedraagt (art. 74, lid 3 Wgh).

Met voorliggend plan wordt op twee locaties gekeken of sprake kan zijn van mogelijke geluidsoverlast door wegverkeer, railverkeer en/of industrielawaai. Voor beide locaties geldt dat er in de nabijheid geen spoorwegen liggen, Railverkeerslawaai is daarmee uitgesloten van nader onderzoek. Tevens bevinden alle locaties zich in het buitengebied waarbij geen industriele activiteiten in de nabije omgeving plaatsvinden (zie ook 4.2), hierom is geen nader onderzoek noodzakelijk m.b.t. dit aspect van geluid.

Aan de Broekheurnerweg ong. (kadastraal nummer 348) wordt een nieuwe woning opgericht. In de oude erfopzet viel de woning al buiten de aanwezige geluidscontour van de Broekheurnerweg, de nieuwe woning zal nog verder van de weg komen te liggen (zie figuur 4.4). Er wordt echter een nieuw geluidgevoelig object opgericht waardoor een nieuwe situatie ontstaat die getoetst moet worden. Hierom is een akoestisch onderzoek uitgevoerd door Munsterhuis geluidsadvies. De conclusie van het onderzoek is als volgt:

  • Uit de resultaten blijkt dat de voorkeursgrenswaarde ten gevolge van de relevante wegen niet wordt overschreden ter plaatse van de gevels. De hoogste geluidbelasting bedraagt 42 dB;
  • Het blijkt dat de geluidbelasting, exclusief aftrek, de 53 dB niet overschrijdt ter plaatse van de gevels. Daarmee wordt voldaan aan de eisen uit het Bouwbesluit. Extra geluidwerende voorzieningen zijn niet noodzakelijk.

Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar Bijlage 8.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1210-0001_0023.png"

Figuur 4.4: Weergave wegverkeerslawaai locatie Broekheurnerweg ong. (Bron: www.atlasleefomgeving.nl)

Voor landgoed Glendersvoort geldt dat de dichtsbijzijnde geluidsbron voor wegverkeerslawaai de Meddelerweg is, dit is een landweg waar de toegestane snelheid 60km/h is en sprake is van een lage verkeersconcentratie. Het op te richten landhuis komt op zodanige afstand te liggen dat overlast hier niet te verwachten is, zie onderstaande uitsnede met de globale locatie van het landhuis rood omcirkeld voor een beter beeld. Er wordt echter, net als aan de Broekheurnerweg ong., een nieuw geluidgevoelig object opgericht waardoor toetsing aan de nieuwe situatie noodzakelijk is. Hierom is een akoestisch onderzoek uitgevoerd door Munsterhuis geluidsadvies, de conclusie uit dit onderzoek is als volgt:

  • Uit de resultaten blijkt dat de voorkeursgrenswaarde ten gevolge van de relevante wegen niet wordt overschreden ter plaatse van de gevels. De hoogste geluidbelasting bedraagt 35 dB;
  • Het blijkt dat de geluidbelasting, exclusief aftrek, de 53 dB niet overschrijdt ter plaatse van de gevels. Daarmee wordt voldaan aan de eisen uit het Bouwbesluit. Extra geluidwerende voorzieningen zijn niet noodzakelijk.

Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar Bijlage 9.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1210-0001_0024.png"

Figuur 4.5: Weergave wegverkeerslawaai landgoed Glendersvoort (Bron: www.atlasleefomgeving.nl)

Conclusie

Gezien het vorenstaande kan geconcludeerd worden dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor uitvoering van voorliggend plan.

4.6 Luchtkwaliteit

Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.

In de Wet luchtkwaliteit staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:

  • Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
  • Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).

Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen

Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:

  • woningen: 1500 met een enkele ontsluitingsweg;
  • woningen: 3000 met twee ontsluitingswegen;
  • kantoren: 100.000 m² bruto vloeroppervlak met een enkele ontsluitingsweg.

Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.

Besluit gevoelige bestemmingen 

Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.

De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.

Toets

Aan de Broekheurnerweg ong. (kadastraal nummer 348) wordt een agrarisch erf met bedrijfswoning opgeruimd om zo één nieuwe woning te realiseren met bijgebouwen. De situatie zal met het oog op luchtkwaliteit alleen maar verbeteren door deze ontwikkeling. Er zullen geen agrarische activiteiten meer mogelijk zijn op het perceel en het aantal verkeersbewegingen zal afnemen. Tevens wordt de realisatie van een woning niet aangemerkt als de realisatie van een gevoelige bestemming in het kader van het besluit gevoelige bestemmingen.

Het op te richten landgoed Glendersvoort met bijbehorend landhuis en bijgebouwen zal een zeer lichte toename van het aantal verkeersbewegingen met zich meebrengen. Deze zullen bestaan uit het af en aanrijden van de bewoners zelf en eventuele bezoekers.

Gelet op de aard en omvang van deze projecten, in verhouding tot categorieën van gevallen zoals hierboven zijn beschreven, kan worden gesteld dat voorliggend plan 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er kan gezien de aard en omvang van de ontwikkelingen voor beide locaties aangenomen worden dat deze in niet betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit ter plaatse. Nader onderzoek wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.

4.7 Externe veiligheid

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het daarbij om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:

  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • de Regeling externe veiligheid (Revi);
  • het Registratiebesluit externe veiligheid;
  • het Besluit risico's zware ongevallen 2015 (Brzo 2015);
  • het Vuurwerkbesluit;

Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes en de Regeling Basisnet. Op transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) van toepassing.

Naast de bovengenoemde wetgeving zijn tevens de volgende AMvB's, Ministeriële Regelingen en/of circulaires van toepassing op de externe veiligheid:

  • Activiteitenbesluit milieubeheer. In dit besluit zijn veiligheidsafstanden en risiconormen ten opzichte van (beperkt) kwetsbare objecten opgenomen. Veiligheidsafstanden zijn vastgesteld voor onder andere opslagtanks met propaan/propeen, aardgastankstations, en gasdrukmeet- en regelstations. Voor windturbines geldt het plaatsgebonden risico als risiconorm.
  • Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstations. De circulaire is van toepassing bij een besluit ten aanzien van een LPG-tankstation onder werking van het Bevi, dat het mogelijk maakt dat er (meer) personen in de omgeving van een LPG-tankstation aanwezig kunnen zijn. De effecten van bepaalde ongevalsscenario's staan centraal.
  • Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik. In deze circulaire zijn veiligheidszones (A-, B- of C-zone) vastgesteld voor de opslag van ontplofbare stoffen voor civiel gebruik. Binnen deze veiligheidszones worden de aanwezigheid van activiteiten en/ of objecten uitgesloten.
  • Beleidsregels EV-beoordeling tracébesluiten. Deze beleidsregels geven een overzicht van de over de weg vervoerde gevaarlijke stoffen.

Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.

  • Plaatsgebonden risico (PR): Risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als een kans per jaar dat een persoon onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen een inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
  • Groepsrisico (GR): Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen de inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

In het BEVI zijn de risiconormen wettelijk vastgelegd. Deze normen zijn niet effectgericht maar gebaseerd op een kansberekening. Tevens geven de risiconormen alleen de kans weer om als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen te overlijden. Gezondheidsschade en de kans op verwonding of materiële schade zijn daarin niet meegenomen. Er is in het BEVI geen harde norm voor het groepsrisico vastgesteld. Voor het groepsrisico geldt geen norm maar slechts een oriënterende waarde. Er is sprake van een verantwoordingsplicht in geval van een toename van het groepsrisico.

Risicokaart

Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond de plangebieden. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven.

Voor de locaties aan de Broekheurnerweg ong. (kadastraal nummer 348) en landgoed Glendersvoort geldt dezelfde dichtstbijgelegen risicobron, namelijk een opslagtank voor propaan zonder vergunning bij een nabijgelegen recreatiewoning. De opslagtank ligt op respectievelijk 270 m en 260 m afstand van de locaties. Hiermee liggen beide locaties op ruim buiten de gevarenzone en invloedssfeer van de risicobron.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1210-0001_0025.png"

Figuur 4.6: Uitsnede risicokaart gemeten vanaf broekheurnerweg ong. (bron: risicokaart.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1210-0001_0026.png"

Figuur 4.7: Uitsnede Risicokaart gemeten vanaf landgoed Glendersvoort (bron: risicokaart.nl)

Toets

Voor beide locaties geldt dat er geen toename is van het plaatsgebonden of groepsrisico. De betreffende locaties liggen op ruim voldoende afstand van de aanwezige risicobronnen in de omgeving. Voorliggend plan is dan ook in overeenstemming met de wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid.

4.8 Water

Een belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

Omdat de locaties zich in het stroomgebied van verschillende waterschappen (Vechtstromen en Rijn & IJssel) bevindt wordt per locatie getoetst voor het betreffende waterschap, te beginnen met landgoed Glendersvoort en waterschap Vechtstromen.

4.8.1 Waterschap Vechtstromen

Waterbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied zijn kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moesten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de NOVI en het Nationaal Water Programma 2022-2027 (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).

Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.

Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van Rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerprogramma 2022-2027. Het staat de komende jaren voor grote uitdagingen en blijft werken aan voldoende water (niet te veel, niet te weinig), omgaan met klimaatverandering, voldoen aan de eisen voor waterkwaliteit, de biodiversiteit versterken en daarnaast wordt gewerkt aan duurzame energie en circulair grondstoffengebruik.

In de Watervisie 2050 heeft het waterschap de opgaven beschreven. Daarin wordt geschetst hoe het watersysteem er in 2050 moet uitzien om goed toegerust te zijn voor alle uitdagingen.

Het Waterbeheerprogramma 2022-2027 vloeit rechtstreeks voort uit de Watervisie. Het waterbeheerprogramma beschrijft hoe het waterschap de komende zes jaar werkt aan het realiseren van het gewenste waterbeheersysteem.

Hieronder wordt de Watervisie 2050 en het Waterbeheerprogramma 2022-2027 beschreven.

Watervisie 2050

Het Waterschap Vechtstromen heeft op 14 april 2021 de Watervisie 2050 vastgesteld. In deze Watervisie staan de drie belangrijkste opgaven waaraan Vechtstromen volgens zeven hoofdlijnen wil werken met partners en inwoners.

De drie belangrijkste opgaves zijn:

  • de toenemende droogte en wateroverlast als gevolg van klimaatverandering;
  • de waterkwaliteit die onder druk staat:
  • de transitie naar een duurzame ontwikkeling.

De Watervisie zal worden doorvertaald naar een Waterbeheerprogramma waarin wordt bepaald hoe het Waterschap in de periode 2022-2027 gaat werken aan haar opgaves. In het beheerprogramma zal het beleid en de maatregelen worden opgenomen.

Waterbeheerprogramma 2022-2027

Het waterbeheerprogramma 2022-2027 is op 15 december 2021 vastgesteld door het algemeen bestuur van Vechtstromen. Het waterbeheerprogramma gaat in op alle aspecten van het watersysteembeheer (met uitzondering van het rioleringsbeheer en de drinkwaterzorg). Voor partners en ingezetenen verschaft het programma inzicht in de wijze waarop het waterschap omgaat met het water in het beheergebied.

Het waterbeheerprogramma volgt inhoudelijk op de Watervisie 2050, die op 14 april 2021 door het algemeen bestuur is vastgesteld. Het waterbeheerprogramma beschrijft welke maatregelen Vechtstromen wil nemen in de planperiode 2022-2027 om te werken aan de ambities uit de Watervisie. Het waterbeheerprogramma sluit aan bij plannen van andere partijen zoals het Nationale waterplan (Nationaal Water Programma 2022-2027), het Stroomgebiedsbeheerplan Rijndelta en de Omgevingsvisie van de provincies Overijssel en Drenthe.

Belangrijk uitgangspunt van het Waterbeheerprogramma is de verandering van het klimaat. De weersomstandigheden zijn steeds minder vaak gemiddeld. Dat merken we de laatste twee decennia steeds duidelijker. De winters worden natter en in de zomer zijn er langere hete en droge perioden en vallen de buien steeds meer lokaal. Deze zomerbuien hebben vaker een zeer hoge intensiteit, wat leidt tot hoge afvoerpieken en overstromingen. Het watersysteem is nog niet goed toegerust op die verandering. Het is nu nog vooral ingericht op basis van gemiddelden - de normale beheersituatie enerzijds en het voorkomen van wateroverlast anderzijds - en niet op langdurige droge periodes en incidentele hoosbuien. Dit betekent dat het watersysteem aangepast moet worden. Daarbij heeft het waterschap de ambitie om te komen tot een klimaatrobuust watersysteem in 2050: een systeem dat zowel in kwantitatief als kwalitatief opzicht tegen een stootje kan en goed is toegerust op veranderingen en grotere weersextremen. Overeenkomstig de Watervisie 2050 heeft het waterschap de volgende hoofdlijnen aangegeven waar de komende jaren aan gewerkt wordt:

  • Als gevolg van de klimaatverandering wil het waterschap zorgen voor meer balans tussen 'droge voeten' en het beperken van wateroverlast. Dat betekent dat water het leidende principe is voor het inrichten van de leefomgeving in plaats van andersom: water volgend aan de inrichting.
  • Er wordt meer aandacht gegeven aan het vasthouden van water in de bodem.
  • Regenwater wordt niet als afvalwater beschouwd, maar als bouwsteen in de ontwikkeling van een robuust watersysteem.

Watertoetsproces

Op 12 juli 2023 is via www.dewatertoets.nl de digitale watertoets verricht voor de betreffende locatie (zie Bijlage 3). Hieruit is naar voren gekomen dat de normale procedure van toepassing is voor landgoed Glendersvoort. Hierop is advies opgevraagd bij het waterschap, op 23-08-2023 heeft overleg plaatsgevonden met het waterschap m.b.t. de voorgenomen ontwikkeling.

In dit overleg is overeengekomen dat a.d.h.v. het oppervlak aan verharding dat wordt gerealiseerd een berekening voor de aan te leggen waterberging moet worden opgesteld. Daarnaast moet omschreven worden hoe dit gerealiseerd zal worden.

Toets (landgoed Glendersvoort)

In voorliggend geval wordt een landgoed gerealiseerd met bijgebouwen. De toename in verhard oppervlak bedraagt ca. 2.500 m² (globaal gemeten) voor het oprichten van het landhuis, bijgebouwen en de verharding. Om tot de norm voor waterberging te komen (in m³) zal het oppervlak aan verharding moeten worden vermenigvuldigd met 0,055. Zekerheidshalve wordt uitgegaan van 3.000 m² aan verhard oppervlak, hiermee is voldoende waterberging goed geborgd. Hierdoor zou ca. (3.000 x 0,055 =) 165 m³ aan waterberging moeten worden gerealiseerd.

Met de aanleg van het landgoed wordt ook een poel aangelegd om de ecologische waarde te vergroten, daarnaast dient de poel tevens als waterberging. De geïsoleerde poel krijgt een plek op het laagste punt van het landgoed. De poel kent een doorsnede van 30 meter, inclusief flauw talud en zandstrand. De gehele oppervlakte van de poel beslaat 700 m². Daarnaast worden de bestaande sloten en greppels geher-profileerd. De breedte van de huidige taluds is op dit moment 1m. Deze zullen worden vergroot naar 2 m. Hierdoor is niet alleen meer ruimte voor flora en fauna, maar ook voor waterberging. Het gebied kent zo'n 1.300 strekkende meter aan talud. De totale oppervlakte van de greppelkanten wordt verdubbeld tot een oppervlakte van 2.600 m².

Wanneer uit wordt gegaan van een diepte van 1 meter voor de poel zou al 700 m³ aan waterberging worden gerealiseerd. Daarbij komt nog het verbreden van de taluds van de aanwezige greppels in het plangebied welke voor nog meer waterberging zorgen. De benodigde waterberging van 165 m³ wordt hiermee ruimschoots gehaald. Het aspect water vormt dan ook geen belemmering voor de realisatie van een landgoed op deze locatie.

4.8.2 Waterschap Rijn & IJssel

Waterbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nationale Omgevingsvisie en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de relevante nota's.

Europa

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal

  • Nationaal Water Programma 2022-2027 (NW);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Deltaprogramma;
  • Waterwet.

Provinciaal

  • Omgevingsvisie Gelderland;
  • Omgevingsverordening Gelderland.

Regionaal / lokaal

  • Waterbeheerprogramma 2022-2027 Rijn en IJssel

Het waterschap Rijn en IJssel zorgt voor het water in de omgeving. Vanuit het leidend principe ‘Water en mens in hun element’ draagt het waterschap bij aan ruimtelijke kwaliteit en een duurzame leefomgeving. De zorg voor waterveiligheid, schoon water en voldoende water vraagt structureel aandacht en is continu in beweging. Dat doet het waterschap door het (grond)waterpeil te beheren, rioolwater te zuiveren en te zorgen voor schoon water in beken, sloten en rivieren en stevige dijken. Dit wordt gedaan met diepgewortelde vak- en gebiedskennis en door het verbinden van beleid én uitvoering. Het waterschap werkt met een ondernemende houding, gericht op maatschappelijk toegevoegde waarde, in samenwerking met haar partners en inwoners in de Achterhoek, de Liemers en Overijssel, wendbaar en gebied-nabij.

Ondanks dat er veel verandert in en rond het water, blijven de kerntaken van het waterschap in ieder geval:

  • het peilbeheer van grond- en oppervlaktewater
  • het onderhouden en beheren van de waterkeringen en watergangen
  • het transporteren en zuiveren van afvalwater
  • het verbeteren van de waterkwaliteit
  • de vergunningverlening, toezicht en handhaving.

Daarbovenop ziet het waterschap voor de periode 2022-2027 als belangrijkste speerpunt de opgave om haar gebied veerkrachtiger te maken tegen klimaatverandering. Hiervoor wordt naar een andere belans van vasthouden-bergen-afvoeren (vooraadbeheer) toegewerkt, rekening houdend met de meest recente inzichten over de snelheid van klimaatverandering. Wij investeren gebiedsbreed in een toename van de veerkracht, anticiperend op de nieuwe inzichten over de snelheid van klimaatverandering richting 2050.

Het waterschap Rijn en IJssel is dus primair verantwoordelijk voor de waterhuishouding in het plangebied. Onder de verantwoordelijkheden vallen onder andere beveiliging tegen hoog water, peilbeheer en aan- en afvoer van water. Daarnaast wordt geadviseerd hoe om te gaan met hemelwater. De gemeente heeft een zorgplicht voor de inzameling, transport en verwerking van stedelijk afvalwater en regenwater en voor de aanpak van grondwaterproblemen.

Water in het plangebied/waterparagraaf

Ruimtelijke ordening en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en worden sterk beïnvloed door de klimaatverandering. Er is meer ruimte nodig voor water, omdat klimaatverandering zorgt voor hoge piekafvoeren in de zomer en een gemiddeld hogere waterafvoer in de winter. Het gaat ook om langduriger periodes van droogte en om extreem warm weer, waar vooral stedelijk gebied last van kan hebben. Ook veranderingen in ruimtegebruik hebben gevolgen voor het waterbeheer. Het waterschap wil vroegtijdig meedenken over plannen en ontwikkelingen om samen met de gemeente en andere partners te zoeken naar de bijdrage die water kan leveren aan de verbetering van de leefomgeving.

Waterschap Rijn en IJssel werkt hierbij vanuit het Waterbeheerprogramma 2022-2027 waarin het taakgebied, de doelen en de maatregelen die het waterschap tot en met 2027 voor ogen heeft, staan beschreven. Een kompas voor de langere termijn biedt de Watervisie 2030. Beide documenten bieden een samenwerkingsagenda voor ieder die op het gebied van water een belang of betrokkenheid heeft.

Het waterschap laat in het waterbeheerprogramma zien welke ontwikkelingen voor het waterbeheer van belang zijn en welke accenten in de samenwerking met de partners belangrijk zijn. Het waterschap heeft de werkzaamheden voor het waterbeheerprogramma weergegeven in vier thema's:

  • klimaatrobust gebied;
  • Veilig gebied;
  • Circulaire Economie en Energietransitie;
  • Gezone leefomgeving.

Het waterschap werkt met de gemeente samen aan een goede ruimtelijke ordening via het proces van de Watertoets. Hieronder volgt een toelichting per relevant waterhuishoudkundig thema.

Wateroverlast
Met de voorgenomen ontwikkeling aan de Broekheurnerweg ong. (kadastraal nummer 348) neemt het totaal aan verhard en bebouwd oppervlak af. Voorheen was hier een agrarisch erf gevestigd waar al geen sprake was van wateroverlast. Door de afname in bebouwing en verhard oppervlak zal de situatie alleen maar verbeteren.

Waterkwaliteit
Het plan maakt geen functies mogelijk die tot verslechtering van de waterkwaliteit leiden. De waterkwaliteit zal met het opruimen van het agrarisch bedrijf en de verwijdering van de agrarische bebouwing en verhardingen alleen maar verbeteren. Met het toestaan van een woonbestemming zijn geen materialen en/of producten aanwezig die kunnen leiden tot vervuiling van het hemelwater.

Riolering en Afvalwaterketen
Een toename van het afvalwater heeft effect op het functioneren van de afvalwaterketen. Het (gemeentelijk) rioolstelsel, de gemalen (overnamepunten) en de rioolwaterzuiveringsinstallatie kunnen het afvalwater verwerken zonder daarmee het milieu zwaarder te belasten. Het hemelwater zal op eigen terrein worden geïnfiltreerd en de nieuwe bebouwing kan op de bestaande drukriolering worden aangesloten waar voorheen ook al gebruik van werd gemaakt. Tot slot worden in de milieuzone van de RWZI of rioolgemaal geen hindergevoelige functies opgenomen, die het functioneren van de installatie nu of in de toekomst kunnen belemmeren. Het plan zal dan ook geen gevolgen met zich meebrengen voor de afvalwaterketen.

Grondwaterbeheer
De bestaande grondwaterstand zal door het afnemen van het verhard oppervlak, toevoegen van groen en het infiltreren en afwateren van hemelwater op eigen terrein, verbeteren t.o.v. de huidige situatie. Actief grondwaterbeheer is binnen het plangebied niet noodzakelijk.

Watertoetsproces

Op 18 oktober 2023 is via www.dewatertoets.nl de digitale watertoets verricht voor de betreffende locatie (zie Bijlage 4). Hieruit is naar voren gekomen dat de korte procedure van toepassing is voor de Broekheurnerweg ong. Er dient een waterparagraaf te worden geschreven en voorgelegd te worden aan het waterschap. Dit wordt gedaan middels voorliggend bestemmingsplan. Hiermee is voldaan aan het verplichte vooroverleg.

Toets (Broekheurnerweg ong.)

Het plan maakt de functie 'Wonen' mogelijk, dit zal niet leiden tot een verslechtering van de waterkwaliteit. Tevens zal de ontwikkeling geen effect hebben op het functioneren van de afvalwaterketen of wijzigingen in de grondwaterstand. Het aspect water vormt dan ook geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.9 Ecologie

Bij een ruimtelijk plan moeten de gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling met betrekking tot aanwezige natuurwaarden in beeld worden gebracht. Daarbij wordt ingegaan op de relatie van het plan met beschermde gebieden, beschermde soorten, en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De wettelijke kaders hiervoor worden gevormd door Europese richtlijnen (Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn), nationale regelgeving (Wet natuurbescherming) en provinciale regelgeving (NNN in provinciale verordening).

Omdat het in voorliggend plan twee verschillende plangebieden betreft zal het onderdeel ecologie, hieronder, per plangebied worden behandeld.

Broekheurnerweg ong. (kadastraal nummer 348)

Natuurnetwerk Nederland

Het plangebied ligt niet in het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Gronden die tot het NNN behoren liggen op ca. 100 m afstand van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1210-0001_0027.png"

Figuur 4.8: Weergave afstand perceel Broekheurnerweg ong. t.o.v. NNN, globaal gemeten (Bron: www.atlasleefomgeving.nl)

Natura 2000-gebied

Het plangebied behoort niet tot Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op ca. 750 m afstand (Buurserzand & Haaksbergerveen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1210-0001_0028.png"

Figuur 4.9: Weergave afstand perceel Broekheurnerweg ong. t.o.v. N2000 (bron: www.atlasleefomgeving.nl)

Vanwege de lokale invloedsfeer hebben de voorgenomen activiteiten voor het aanleggen van een landgoed naar verwachting geen negatieve effecten op deze Natura 2000- of Natuurnetwerk Nederland gebieden. Het slopen van een agrarisch erf met bedrijfswoning en het terugbouwen van één woning van ca. 1600 m³ zal uiteindelijk zorgen voor een vermindering van de stikstofdepositie op het N2000 gebied Buurserzand & Haaksbergerveen.

Echter, om negatieve milieueffecten geheel uit te sluiten is nader onderzoek in de vorm van een AERIUS-berekening noodzakelijk. Deze berekening zal in de vaststellingsfase van het plan worden toegevoegd aan onderliggende onderbouwing.

Soortenbescherming

Bij dit bestemmingsplan wordt voor de locatie Broekheurnerweg ong. gebruik gemaakt van een quickscan flora en fauna, uitgevoerd door Eelerwoude met het kenmerk 6599. Voor het volledige rapport wordt verwezen naar Bijlage 10. De resultaten zijn in de volgende alinea's opgenomen.

  • Vrijstelling soorten

De ontwikkeling zal naar verwachting leiden tot een beperkt tijdelijk verlies van leefgebied van een aantal beschermde soorten waarvoor een provinciale vrijstelling geldt. Na de ontwikkeling zal er meer leefgebied worden gecreëerd waar soorten baat bij hebben. Het betreft soorten als ree, haas, konijn en diverse algemene muizensoorten. De ingreep heeft geen invloed op de gunstige staat van instandhouding van deze soorten omdat er sprake is van een tijdelijke en plaatselijke verstoring, voldoende leefgebied aanwezig blijft en het relatief algemene soorten betreft.

  • Soorten zonder vrijstelling

inheemse (ook algemeen voorkomende) vogelsoorten geldt een verbod op handelingen die opzettelijk nesten, rustplaatsen en eieren vernielen of beschadigen, alsook op het wegnemen van nesten van vogels. Daarnaast is het verboden vogels opzettelijk te storen, tenzij de verstoring niet van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van de desbetreffende vogelsoort. Door verstorende werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren kan in veel situaties worden voorkomen dat gehandeld wordt in strijd met deze verbodsbepaling. De periode van 1 maart tot 15 juli wordt over het algemeen beschouwd als broedseizoen. Werkzaamheden binnen het broedseizoen zijn mogelijk indien is vastgesteld dat er met deze werkzaamheden geen nesten van broedvogels worden verstoord. Voor de Wet natuurbescherming zijn echter alle bewoonde vogelnesten beschermd, ongeacht het tijdstip van het jaar en ongeacht de zeldzaamheid van de soort.

Landgoed Glendersvoort

Natuurnetwerk Nederland

Het plangebied wordt omringd door het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Gronden die tot het NNN behoren liggen op ca. 50 m afstand van het plangebied (Globaal gemeten).

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1210-0001_0029.png"

Figuur 4.10: Weergave ligging landgoed Glendersvoort t.o.v. NNN (Bron: www.atlasleefomgeving.nl)

Natura 2000-gebied

Het plangebied behoort niet tot Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op ca. 900 m afstand (Buurserzand & Haaksbergerveen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1210-0001_0030.png"

Figuur 4.11: Weergave afstand landgoed Glendersvoort t.o.v. N2000 (bron: www.atlasleefomgeving.nl)

Vanwege de lokale invloedsfeer hebben de voorgenomen activiteiten voor het aanleggen van een landgoed naar verwachting geen negatieve effecten op deze Natura 2000- of Natuurnetwerk Nederland gebieden. De advieslijn van het ODT stelt dat voor de aanleg van 1 vrijstaande woning van 750 m³ met een schuur van 200 m³ op een perceel van 1500 m² geen AERIUS-berekening noodzakelijk is mits deze op 800 m afstand ligt.

In voorliggend geval wordt weliswaar een grotere woning gebouwd dan de advieslijn van het ODT aangeeft. Echter, met het aanleggen van het landgoed wordt juist bijgedragen aan de versterking van de nabijgelegen natuurgebieden. Het landgoed zelf is ruim 10 hectare groot en vormt een schakel tussen het dorp, natuurgebied het Buurserzand en natuurgebied het Witte Veen. Er zit een grote meerwaarde in het verbindende karakter van de voorgenomen ontwikkeling tussen de natuurgebieden. In het gehele plangebied wordt geïnvesteerd in de ruimtelijke kwaliteit, op zowel landschappelijk als ecologisch vlak. Inrichtingsmaatregelen voor het landgoed sluiten aan bij de habitattypen van deze gebieden en zorgen voor meer ruimte voor dier en natuur. Eventuele negatieve gevolgen van de bouw van het landhuis met bijgebouwen kunnen op voorhand echter niet geheel worden uitgesloten.

Een stikstofonderzoek in de vorm van een AERIUS-berekening zal hier uitsluitsel over moeten geven. Deze berekening zal, samen met het onderzoek voor de Broekheurnerweg ong., in de vaststellingsfase van het plan worden toegevoegd aan onderliggende onderbouwing.

Soortenbescherming

Bij dit bestemmingsplan wordt voor de locatie Meddelerweg ong. (landgoed Glendersvoort) gebruik gemaakt van een quickscan flora en fauna, uitgevoerd door Eelerwoude met het kenmerk 6599. Voor het volledige rapport wordt verwezen naar Bijlage 11. De resultaten zijn in de volgende alinea's opgenomen.

  • Vrijstelling soorten

De ontwikkeling zal naar verwachting leiden tot een beperkt verlies van leefgebied van een aantal beschermde soorten waarvoor een provinciale vrijstelling geldt. Het betreft soorten als ree, haas, konijn en diverse algemene muizensoorten. De ingreep heeft geen invloed op de gunstige staat van instandhouding van deze soorten omdat er sprake is van een tijdelijke en plaatselijke verstoring, voldoende leefgebied aanwezig blijft en het relatief algemene soorten betreft.

  • Soorten zonder vrijstelling

Alle vogelsoorten in Nederland zijn beschermd onder de Wet natuurbescherming. Voor alle beschermde inheemse (ook algemeen voorkomende) vogelsoorten geldt een verbod op handelingen die opzettelijk nesten, rustplaatsen en eieren vernielen of beschadigen, alsook op het wegnemen van nesten van vogels. Daarnaast is het verboden vogels opzettelijk te storen, tenzij de verstoring niet van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van de desbetreffende vogelsoort. Door verstorende werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren kan in veel situaties worden voorkomen dat gehandeld wordt in strijd met deze verbodsbepaling. De periode van 1 maart tot 15 juli wordt over het algemeen beschouwd als broedseizoen. Werkzaamheden binnen het broedseizoen zijn mogelijk indien is vastgesteld dat er met deze werkzaamheden geen nesten van broedvogels worden verstoord. Voor de Wet natuurbescherming zijn echter alle bewoonde vogelnesten beschermd, ongeacht het tijdstip van het jaar en ongeacht de zeldzaamheid van de soort.

Als er wordt besloten toch bomen te kappen tijdens de werkzaamheden wordt voor de aanwezige en te verwachten broedvogels geadviseerd om bomen en struiken buiten het broedseizoen te kappen. Dit betekent dat de bomen in ieder geval niet kunnen worden verwijderd tussen 1 maart tot 15 juli aangezien dit algemeen beschouwd wordt als broedseizoen.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling heeft geen negatieve effecten voor beschermde flora en faunasoorten. Daarnaast treden geen significant negatieve effecten op m.b.t. de nabijgelegen Natura 2000 gebieden. Het onderdeel ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

4.10 Archeologie en Cultuurhistorie

Nederland heeft in 1992 het verdrag van Malta ondertekend. Het verdrag van Malta heeft als doel het archeologisch erfgoed in de bodem beter te beschermen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar een reële verwachting bestaat dat er archeologische waarden aanwezig zijn dient er een archeologisch onderzoek uit te worden gevoerd, voordat er bodemingrepen plaatsvinden.

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden ter vervanging van de Monumentenwet 1988. Een deel van de monumentenwet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Tot die tijd blijven deze onderdelen van de Monumentenwet 1988 gelden als overgangsrecht binnen de Erfgoedwet.

Gemeenten hebben een archeologische zorgplicht en initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord zijn verplicht rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

Archeologie

Voorliggend plan betreft twee verschillende plangebieden, elke locatie zal hieronder apart behandeld en getoetst worden voor wat betreft het aspect archeologie.

Broekheurnerweg ong. (kadastraal nummer 348)

Het perceel aan de Broekheurnerweg ong. (kadastraal nummer 348) heeft deels een lage en deels een hoge archeologische verwachting. Voor gebieden met een hoge archeologische verwachting is het verboden om zonder vergunning de volgende werkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,4 m:

  • het graven (inclusief het leggen van funderingen), ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en ophogen;
  • het graven of dempen van waterpartijen en watergangen;
  • het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • het verlagen van het waterpeil in gebieden;
  • het aanbrengen of rooien van bomen en/of houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd.

Voor gebieden met een lage archeologische verwachting wordt het oppervlak voor de eerder genoemde werkzaamheden die zonder vergunning mogen worden uitgevoerd, vergroot van 2.500 m² en 0,4 m diep naar 100.000 m² en 0,4 m diep. Binnen het plangebied aan de Broekheurnerweg ong. worden geen werkzaamheden uitgevoerd over een oppervlakte groter dan 2.500 m², nader archeologisch onderzoek kan hiermee achterwege blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1210-0001_0031.png"

Figuur 4.12: uitsnede archeologische verwachtingenkaart (bron: gemeente Haaksbergen)

Landgoed Glendersvoort

Op het grootste gedeelte van de gronden bij landgoed Glendersvoort rust een lage archeologische verwachting. Voor gebieden met een lage archeologische verwachting is het verboden om zonder vergunning de volgende werkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte groter dan 100.000 m² en dieper dan 0,4 m:

  • het graven (inclusief het leggen van funderingen), ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en ophogen;
  • het graven of dempen van waterpartijen en watergangen;
  • het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • het verlagen van het waterpeil in gebieden;
  • het aanbrengen of rooien van bomen en/of houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd.

Met voorliggend plan vinden geen werkzaamheden plaats, zoals hierboven genoemd, over een oppervlak groter dan 100.000 m² en dieper dan 0,4 m. Het grootste gedeelte van het landgoed zal in gebruik blijven als akker zoals nu ook al het geval is. Daarnaast worden landschapsmaatregelen aangebracht in de vorm van o.a. een fruitgaard, zoomvegetatie en een poel met schrale randen en ruigte.

Op sommige delen van het landgoed rust deels een middelmatige archeologische verwachting. Op gronden met deze verwachting is het verboden de hierboven genoemde werkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte groter dan 5.000 m2 en dieper dan 0,4 m zonder vergunning. Op deze delen van het landgoed zal geen bebouwing worden opgericht en zal enkel aanplant van o.a. zoomvegetatie plaatsvinden. Er zijn geen graafwerkzaamheden of andere werkzaamheden nodig die dieper dan 0,4 m de grond in gaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1210-0001_0032.png"
Figuur 4.13: uitsnede archeologische verwachtingenkaart (bron: gemeente Haaksbergen)

Het aspect Archeologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van de voorgenomen plannen

Cultuurhistorie

Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten. De bescherming van cultuurhistorische elementen is vastgelegd in de Monumentenwet 1988 (die nog geldt als overgangsrecht binnen de Erfgoedwet). Deze wet is vooral gericht op het behouden van historische elementen voor latere generaties.

Toets

Uit de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart van de gemeente Haaksbergen kan worden afgeleid dat ter hoogte van beide locaties betreffende dit plan geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig zijn. Derhalve word geconcludeerd dat voorliggend plan geen negatieve gevolgen heeft voor het aspect 'cultuurhistorie'.

4.11 Verkeer / parkeren

Broekheurnerweg ong. (kadastraal nummer 348)

Het perceel aan de Broekheurnerweg ong. zal worden ontsloten via de Broekheurnerweg. Het betreft een ruime 1-baansweg in een 60km/h zone. Gezien het eerdere gebruik als agrarisch erf neemt de toekomstige verkeersgeneratie en parkeerbehoefte af. Er zal met de voorgenomen ontwikkeling voldoende ruimte zijn om te parkeren op het eigen erf. Het verkeer dat hiermee gepaard gaat kan eenvoudig via de huidige ontsluitingsweg worden afgewikkeld.

Landgoed Glendersvoort

Het perceel waar landgoed Glendersvoort op wordt gerealiseerd zal worden ontsloten via de Meddelerweg. Dit is een 1-baansweg met een maximumsnelheid van 60km/h. Het toevoegen van een landhuis met bijbehorende bebouwing en materieel zal niet tot zodanige verkeersgeneratie leiden waardoor aanpassing van de ontsluitingsweg vereist is.

Op het aan te leggen landgoed is voldoende ruimte beschikbaar om te parkeren op eigen erf.

Conclusie

Gezien het bovenstaande leveren de voorgenomen ontwikkelingen geen belemmeringen op voor het aspect verkeer & parkeren met dit plan. Nader onderzoek of aanpassingen zijn dan ook niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Planopzet en systematiek

De in Hoofdstuk 2 beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een bestemmingsregeling, die bindend is voor overheid, bedrijven en burgers. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding (plankaart) vormen het juridisch bindende deel. Op de verbeelding worden de toegekende bestemmingen en aanduidingen visueel weergegeven. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De toelichting heeft zelf geen juridische bindende werking, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen.

5.2 Toelichting op de regels

5.2.1 Opbouw

In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012, zoals verplicht is sinds 1 juli 2013. Dit houdt onder meer in dat het plan IMRO-gecodeerd wordt opgeleverd. Navolgend wordt de opbouw, indeling en systematiek van de regels kort toegelicht.

Inleidende regels

  • Begrippen

In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.

  • Wijze van meten

Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding (plankaart) geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.

Bestemmingsregels

De opbouw van de bestemmingen ziet er als volgt uit:

  • bestemmingsomschrijving:

De omschrijving van de doeleinden. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies;

  • bouwregels:

In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding (plankaart);

  • afwijken van de bouwregels:

Bij een omgevingsvergunning kan onder voorwaarden worden afgeweken van de bouwregels ten aanzien van het oppervlak en de vorm van bijbehorende bouwwerken;

  • specifieke gebruiksregels:

In dit onderdeel is aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval zijn toegestaan dan wel strijdig zijn met de bestemming. Daarbij zijn niet alle mogelijke toegestane en strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die functies, waarvan het niet op voorhand duidelijk is. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling/verduidelijking op de in de bestemmingsomschrijving genoemde functies;

  • afwijken van de gebruiksregels:

Bij een omgevingsvergunning kan onder voorwaarden worden afgeweken van het in de bestemmingsomschrijving beschreven gebruik van hoofdgebouwen;

  • wijzigingsregels

In dit onderdeel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden gekoppeld aan de desbetreffende bestemming. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.

Algemene regels

  • Anti-dubbeltelregel:

Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld;

  • Algemene bouwregels:

In dit artikel worden de algemene bouwregels voor het bouwen beschreven, onverminderd het bepaalde in de overige artikelen;

  • Algemene gebruiksregels:

Deze bepaling bevat een opsomming van strijdig gebruik van gronden en bouwwerken in algemene zin;

  • Algemene aanduidingsregels:

In dit artikel worden de algemene aanduidingsregels beschreven;

  • Algemene afwijkingsregels:

In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;

  • Algemene wijzigingsregels:

In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden met een algemene strekking. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;

  • Overige regels:

Hier staan regels geformuleerd ten aanzien van bijvoorbeeld welstand en wegverkeerslawaai en er wordt de mogelijkheid geboden om nadere eisen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

Overgangs- en slotregels

  • Overgangsrecht:

Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een bouwvergunning kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het overgangsrecht is opgenomen zoals opgenomen in artikel 3.2.1 Bro. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet;

  • Slotregel: 

Deze bepaling geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

5.2.2 Bestemmingen

Naast de inleidende regels (begrippen en wijze van meten), algemene regels (zoals bouwregels, gebruiksregels en proceduregels) en de overgangs- en slotregels, zijn de volgende bestemmingen in dit plan opgenomen:

Bestemmingen

Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap

Gronden met deze bestemming zijn in hoofdzaak bedoeld voor de uitoefening van het agrarisch gebruik alsmede het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van landschappelijke waarde van gronden en de instandhouding van landschapselementen.

Wonen

Binnen deze bestemming zijn woningen toegestaan, binnen deze bestemming zijn o.a. ook erven, tuinen, paden en parkeervoorzieningen toegestaan. Deze bestemming is opgenomen ter hoogte van de Broekheurnerweg ong. (kadastraal nummer 348).

Wonen - Landhuis

Gronden met deze bestemming zijn bedoeld voor het wonen, specifiek in landhuizen met daarbijbehorend o.a. gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, tuinen en erven. Daarnaast zijn ze bedoeld voor het behoud, beheer of herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden. Deze bestemming is opgenomen ter hoogte van de Broekheurnerweg ong/Meddelerweg ong.

Waarde - Hoge archeologische verwachting

Gronden met deze dubbelbestemming zijn mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden die zich mogelijk in of op deze gronden bevinden. Indien werkzaamheden plaatsvinden op of in gronden met deze bestemming gelden aanvullende voorwaarden.

Waarde - Lage archeologische verwachting

Gronden met deze dubbelbestemming zijn mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden die zich mogelijk in of op deze gronden bevinden. Indien werkzaamheden plaatsvinden op of in gronden met deze bestemming gelden aanvullende voorwaarden.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een ontwerpbestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) onderzoek plaats te vinden
naar de uitvoerbaarheid van het plan. Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.

De gemeentelijke kosten, waaronder leges en planschadekosten, komen voor rekening van de aanvrager. Hiermee is het kostenverhaal anderzins verzekerd en kan de raad op grond van artikel 6.12, lid 2 onder a besluiten geen exploitatieplan vast te stellen.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Vooroverleg

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg pleegt met instanties, zoals gemeenten, waterschappen, provinciale diensten en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.

Provincie Overijssel

De gemeente Haaksbergen stelt De provincie Overijssel in kennis van het plan tijdens de ontwerpfase. De provincie heeft in haar reactie aangegeven [reactie provincie Overijssel].

Waterschap Vechtstromen
Op 12 juli 2023 is via www.dewatertoets.nl de digitale watertoets verricht voor landgoed Glendersvoort (zie Bijlage 3). Hieruit is naar voren gekomen dat de normale procedure van toepassing is voor landgoed Glendersvoort. Hierop is advies opgevraagd bij het waterschap, op 23 augustus 2023 heeft overleg plaatsgevonden met het waterschap m.b.t. de voorgenomen ontwikkeling. De opmerkingen van het waterschap zijn verwerkt in het plan. Hiermee is voldaan aan het verplichte vooroverleg.

Waterschap Rijn en IJssel

Op 18 oktober 2023 is via www.dewatertoets.nl de digitale watertoets verricht voor de betreffende locatie (zie Bijlage 4). Hieruit is naar voren gekomen dat de korte procedure van toepassing is voor de Broekheurnerweg ong. Er dient een waterparagraaf te worden geschreven en voorgelegd te worden aan het waterschap. Dit wordt gedaan middels voorliggend bestemmingsplan. Hiermee is voldaan aan het verplichte vooroverleg.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van ......... voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze periode kon een ieder zijn of haar zienswijze ten aanzien van dit bestemmingsplan kenbaar maken. Tijdens de termijn van de terinzagelegging zijn ......... zienswijzen binnengekomen.