direct naar inhoud van 4.4 Gemeentelijk beleid en uitgangspunten
Plan: Buitengebied Noordwest
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00042-0003

4.4 Gemeentelijk beleid en uitgangspunten

4.4.1 Beleidskader

Structuurvisie Enschede

Op grond van artikel 2.1 van de Wet ruimtelijke ordening stelt de gemeenteraad voor het grondgebied van de gemeente een of meer structuurvisies vast. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling en de hoofdlijnen van het gemeentelijk beleid. De structuurvisie bevat ook een uitvoeringsparagraaf, waarin aangegeven is hoe de gemeente de ambities uit de structuurvisie wil realiseren.

De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de Structuurvisie Enschede vastgesteld. Hierin is het belangrijkste ruimtelijke beleid uit diverse beleidsnota's opgenomen en op elkaar afgestemd. Het gaat om de ruimtelijke ontwikkelingen op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling. De structuurvisie is dus geen op zichzelf staand document, maar bevat het beleid voor gebieden en verwijzingen naar beleidsstukken waarmee de bredere context van het ruimtelijke beleid duidelijk wordt.

De structuurvisie Enschede is een dynamisch document en continue in ontwikkeling. De stad ontwikkelt zich en het ruimtelijk beleid groeit hierin mee. Het is de ambitie om in de toekomst meer ruimtelijk beleid en stedelijke (gebieds)ontwikkelingen op te nemen in de structuurvisie. Om hier op in te kunnen spelen is gekozen voor een volledig digitale structuurvisie, waarin nieuw beleid en (gebieds)ontwikkelingen snel geïntegreerd kunnen worden.

Beleid Duurzaamheid

De gemeente Enschede zet in op een duurzame ontwikkeling van de stad. Onder een duurzame ontwikkeling wordt in dit verband een ontwikkeling verstaan, waarbij in de behoeften van de huidige generatie wordt voorzien, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien. Deze ambities zijn vastgelegd in het beleidsdocument Nieuwe Energie voor Enschede. De komende tijd worden de doelstellingen nader uitgewerkt, waarna ze als uitwerking in de structuurvisie worden opgenomen. Bij een duurzame ruimtelijke ontwikkeling onderscheiden we de volgende volgende facetten van duurzaamheid:

  • Energie- en klimaatbeleid;
  • Behoud van bioversiteit;
  • Kwaliteit van bodem, water en lucht;
  • Zuinig en zorgvuldig gebruik van grondstoffen, energie, land en water.

Uitgangspunt is dat dit bestemmingsplan een bijdrage levert aan de duurzaamheidsdoelstellingen van de gemeente Enschede. Omdat dit bestemmingsplan primair gericht is op het beheer bestaat het leveren van die bijdrage in dit geval uit het rekening houden met die duurzaamheidsdoelstellingen en het scheppen van zo goed mogelijke voorwaarden voor 'duurzame ruimtelijke ontwikkelingen'.

Energie- en klimaatbeleid

Uitgangspunt bij de opstelling van het plan is geweest dat het voorliggende plan in principe geen belemmering mag vormen voor het opwekking van hernieuwbare energie door particulieren en bedrijven. Concreet brengt dit met zich dat:

  • de toepassing van warmte/koude-opslag, met uitzondering van de gronden die zijn gelegen binnen de boringsvrije zone Kotkamp Schreurserve, in het bestemmingsplan wordt toegestaan;
  • de plaatsing van pv-cellen of waterboilers op daken van gebouwen in het bestemmingsplan wordt toegestaan.

Opgemerkt wordt dat het verbod om binnen de boringsvrije zone toepassing te geven aan warmte/koude-opslag rechtstreeks voortvloeit uit artikel 3.2.2.5 van de Omgevingsverordening van de provincie Overijssel.

Omdat de plaatsing van collectoren voor warmte- of electriciteitsopwekking op een dak van een bijbehorend bouwwerk of hoofdgebouw vergunningvrij is, als voldaan wordt aan de in artikel 2, onder 6, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht genoemde voorwaarden, is afgezien om hierover bepalingen op te nemen in de bestemmingsomschrijving binnen de verschillende bestemmingen.

Voor agrarische bedrijven geldt bovendien:

  • dat co-vergisting van mest onder voorwaarden is toegestaan (voor nadere info, zie paragraaf 4.4.2);
  • de plaatsing van een windturbine met een tiphoogte van maximaal 20 meter tot de mogelijkheden behoort, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
      • in de doeleindenbeschrijving is niet tot uitdrukking gebracht dat de grond ecologische of landschappelijke waarden heeft;
      • plaatsing moet plaatsvinden binnen het bouwperceel.

Biodiversiteit

Via dit bestemmingsplan wordt bescherming geboden aan wilde soorten dieren en planten, door binnen verschillende bestemmingen beperkingen te verbinden aan het gebruik en de bebouwingsmogelijkheden van grond.

Zuinig en zorgvuldig gebruik van grondstoffen, energie, land en water

Via het voorliggende plan wordt een zorgvuldig gebruik van land bevorderd. Het plan geeft een invulling aan het al langer bestaande beleid dat er op gericht is een verdere verstening van het buitengebied tegen te gaan. In bepaalde gevallen leidt toepassing van de bouwregels er zelfs toe dat er reductie van het bebouwd oppervlak plaatsvindt.

Ook is de wijzigingsbevoegdheid voor de opname van nieuwe agrarische bouwpercelen in het plan komen te vervallen.

Watervisie Enschede - de blauwe aders terug in de stad

De “Watervisie Enschede- de blauwe aders terug in de stad” is door de gemeenteraad van Enschede vastgesteld in oktober 2002. Deze visie vormt de basis voor de aanpak en benadering van de waterhuishouding van Enschede. De missie van de watervisie is het aanpakken van problemen en het grijpen van de kansen in het waterbeheer. Ter ondersteuning van de missie zijn in de watervisie drie doelstellingen opgenomen:

  • Water moet een leidende rol vervullen bij de ruimtelijke inrichting,
  • Samenwerking tussen de verschillende 'waterpartners' (bijvoorbeeld het waterschap), de gemeentelijke organisatie en samenwerking tussen de gemeente en de bewoners moet bevorderd worden;
  • Water moet weer in de belevingswereld van de bewoners komen.

Om de watervisie in 2030 werkelijkheid te laten zijn, moet de visie een samenhangend geheel vormen en moeten betrokken partijen intensief met elkaar samenwerken. Het raamwerk van de visie bestaat uit een viertal leidende principes, die zijn afgeleid uit de richtlijnen die de rijksoverheid heeft vastgesteld voor het waterbeheer in Nederland:

  • Vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren: regenwater dient zo min mogelijk uit het stedelijk gebied afgevoerd te worden. De achtergrond van dit principe is dat door versnelde afvoer van hemelwater stroomafwaarts problemen in de waterhuishouding ontstaan.
  • Herstellen van de nierwerking: het zoveel mogelijk scheiden van schone en vuile waterstromen, waarbij het schone water mogelijkheden biedt tot (her)gebruik en het vuile water afgevoerd moet worden naar de zuivering.
  • Een doelmatige waterketen: minimaliseren van de kosten van de keten, het minimaliseren van de negatieve effecten op het milieu en het vergroten van de dienstverlening naar de gebruiker van de waterketen.
  • Beleving van water: door water een expliciete rol te geven in de leefomgeving van mensen, kan de kwaliteit van de ruimtelijke inrichting worden vergroot.

De principes zijn vertaald naar een beeld voor het waterbeheer in 2030. De zogenaamde 'blauwe aders' (waterlopen) vormen de hoofdstructuur van het beeld. De rode lijn in afbeelding 4.4 stelt de waterscheiding voor. De ader ten oosten van de waterscheiding (pijl 1), zorgt voor afvoer van hemelwater in het Dinkelsysteem. De aders ten westen zorgen voor afvoer van hemelwater in het Reggesysteem en het Twentekanaal.

Omdat het waterbergend vermogen van het stedelijk gebied onvoldoende is, moet het buitengebied van Enschede extra bergingsruimte leveren in zogenaamde retentiegebieden aan de rand van de stad,. Dit kan bijvoorbeeld op het terrein van de Universiteit Twente en het middengebied tussen Hengelo en Enschede.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00042-0003_0016.png"

Afbeelding 4.4: Zoekgebieden afvoer hemelwater

Gemeentelijk archeologiebeleid

In 1992 hebben de Ministers van de Europese Gemeenschap op Malta het Verdrag van Valletta ondertekend. De Nederlandse regering heeft sinds 1 september 2007 het Verdrag van Valletta juridisch verankerd in de Wamz, de Wet op de archeologische monumentenzorg. Archeologie is sindsdien een onderdeel van het besluitvormingsproces in de Ruimtelijke Ordening. Hiervoor zijn ook de Woningwet, de Ontgrondingenwet en de Wet op de bodemkwaliteit aangepast.

De verankering van het Verdrag van Valletta in de wet betekent dat potentiële verstoorders van de bodem verantwoordelijk zijn voor het veilig stellen van eventuele archeologische resten. De Wamz verplicht gemeenten om in haar bestemmingsplannen op te nemen hoe er bij bodemverstoring met de resten van het verleden in de bodem moet worden omgegaan. De wet kent de volgende uitgangspunten:

  • De inbedding van de archeologie in ruimtelijke plannen;
  • Het behouden en beschermen van waardevolle archeologie in de bodem;
  • Verplicht archeologisch onderzoek bij bodemverstoring;
  • De bodemverstoorder betaalt de kosten van archeologisch onderzoek.

De uitgangspunten van de Wamz heeft de gemeente Enschede vertaald in gemeente acheologiebeleid. Dit beleid is door de gemeenteraad vastgesteld op 28 januari 2008. In het beleid is aangegeven op welke wijze de gemeente Enschede invulling geeft aan de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed. Op basis van het beleid wordt archeologie in Enschede in een vroeg stadium betrokken bij planontwikkelingen, zodat de risico's van bodemverstoringen voor de werkzaamheden in kaart kunnen worden gebracht. Om inzicht te krijgen in de archeologische verwachtingswaarde van gebieden is een archeologische verwachtingskaart voor het grondgebied van de gemeente Enschede opgesteld. Deze kaart geeft een overzicht van de aanwezige archeologie in Enschede.

Voor de verwachtingenkaart is uitvoerig bronnenonderzoek uitgevoerd. Op basis van een studie naar de relatie tussen archeologie, landschap en bodem, wordt in deze kaart een gemeentelijke verwachting gegeven. De archeologische verwachtingswaarde van de gronden is uitgedrukt in laag, middelhoog en hoog. Op de verwachtingenkaart zijn naast de verwachtingswaarde ook de archeologische monumenten en de door ingrepen verstoorde gebieden opgenomen.

Het gemeentelijk archeologiebeleid is als volgt doorvertaald in het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest:

  • De archeologische monumenten en gebieden of terreinen met een hoge archeologische waarde hebben in het bestemmingsplan de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" gekregen. Via een vergunningenstelsel in de dubbelbestemming is gewaarborgd dat de archeologische waarden in het plangebied in voldoende mate worden beschermd.
  • De archeologische onderzoeksgebieden of archeologisch waardevolle gebieden worden beschermd via aanduidingen op de plankaart/verbeelding.
  • Voor de delen van het plangebied die geen archeologische bestemming kennen, gelden in het bestemmingsplan geen archeologische beperkingen.

Recreatie - Enschede als belevenis

Enschede bouwt aan zes zogenaamde Vrijetijdsclusters. Het zijn duidelijk aan te wijzen plekken op de kaart van de stad waar de Vrijetijdssector is geconcentreerd. Ieder van deze zes ‘clusters’ krijgt een helder profiel mee met een ontwikkelingsrichting. In de nota 'Enschede als belevenis' is één en ander als volgt uitgewerkt:

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00042-0003_0017.jpg"

Voor het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest is de tekst onder het kopje 'Groene stadsrand en de parken' van belang.

De opgave voor de komende jaren bestaat uit de realisatie van verbindende en aantrekkelijke (wandel-)routes, de realisatie van een park met recreatiebungalows, het voorzien in toeristische arrangementen, kleinschalige evenementen en een nieuw aanbod van buitensporten.

Beleidsregels Rood voor rood

De gemeente Enschede heeft de provinciale regeling uitgewerkt in de nota "Buitenkans, gids voor het buitengebied". De provincie heeft verklaard dat alle bestemmingsplannen die voldoen aan de nota niet voor vooroverleg hoeven worden toegezonden. Rood voor Rood is gebaseerd op het volgende principe. Als in het buitengebied landschapsontsierende bedrijfsgebouwen worden afgebroken, kan de eigenaar het recht op een bouwkavel krijgen. Uit de waarde van de bouwkavel worden de sloopkosten, kosten van verwijdering van asbest en bepaalde advies-, onderzoeks- en plankosten betaald. 30% van de gecorrigeerde vervangingswaarde van de gesloopte gebouwen mag de eigenaar behouden. Het restant van de opbrengst van de bouwkavel moet worden besteed aan maatregelen ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

De Rood voor Roodregeling is niet bij recht en ook niet via een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in dit bestemmingsplan. Voor toepassing van Rood voor Rood is maatwerk vereist, waardoor de gemeente Enschede hieraan uitsluitend meewerkt via een herziening van het bestemmingsplan.

Beleidsregels Vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing (VAB)

Als gevolg van de steeds verder voortschrijdende schaalvergroting en bedrijfsbeëindiging in de landbouw komen steeds meer agrarische bedrijfsgebouwen vrij. Gelet op de kleinschaligheid van het landschap en de ontwikkelingen in de landbouw, is de verwachting dat dit veranderingsproces de komende jaren nog zal aanhouden. Ook het ontbreken van een bedrijfsopvolger is vaak aanleiding om de bedrijfsactiviteiten te staken. Een dergelijke ontwikkeling kan leiden tot verschraling van het platteland, wanneer beleidsmatig niet adequaat wordt gereageerd.

Tegenover het steeds vaker vrijkomen van agrarische bedrijven, staat tegelijkertijd een groeiende belangstelling om het buitengebied voor verschillende andere functies te gebruiken. Het buitengebied vormt voor veel mensen bijvoorbeeld een aantrekkelijke woonomgeving. Er is sprake van rust en ruimte in een landschappelijk fraaie omgeving. Ook voor (startende) niet-agrarische bedrijfjes is het buitengebied een aantrekkelijke vestigingslocatie. De vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen fungeren als bedrijfspand en op die manier kunnen bedrijfjes zich op een relatief goedkope manier vestigen en ontwikkelen in het buitengebied. De gemeente heeft in de nota "Buitenkans, gids voor het buitengebied" beleid geformuleerd voor de toepassing van vrijkomende agrarische bebouwing.

Het VAB-beleid heeft een sociaal-economisch hoofddoel; het beleid moet bijdragen aan het realiseren van nieuwe economische dragers voor het landelijk gebied ofwel het benutten van de resterende economische waarde van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen voor andere functies. Het buitengebied moet een streekgebonden werkgebied vormen in plaats van woongebied voor niet streekgebonden forensen.

In de nota "Buitenkans, gids voor het buitengebied" worden onder beleid de 'harde' voorwaarden geformuleerd voor medewerking aan een VAB-verzoek. Wordt niet aan één of meerdere van deze voorwaarden voldaan, dan wordt het verzoek afgewezen. Wordt wel aan de voorwaarden voldaan, dan volgt uiteraard nog de toetsing aan de kwalitatieve criteria. In dit bestemmingsplan Buitengebied Noordwest maar ook het bestemmingsplan Buitengebied Zuidoost zijn VAB-verzoeken deels verwerkt in de planregels, zodat geen herziening van het bestemmingsplan moet worden gemaakt.

Beleidsregels Wonen - inhoud woningen

Het uitgangspunt van geen verdere 'verstening' van het buitengebied, zoals dat de afgelopen decennia is gehanteerd, blijft ook voor de toekomst het uitgangspunt. In Buitenkans, Gids voor ruimtelijke kwaliteit worden op dit uitgangspunt drie belangrijke uitzonderingen geformuleerd:

  • 1. Bestaande rechten, zoals de vergroting van een bestaande woning (tot het toegestane maximum).
  • 2. De vestiging van een nieuw landgoed (in de stadsrand of daarbuiten) met daarbij de bouw van één of meerdere gebouwen.
  • 3. Nieuwe bebouwing op buitenplaatsen.

In dit verband wordt opgemerkt dat de stichting van nieuwe landgoederen met de daarbij behorende bebouwing over het algemeen een dermate grote impact op het landschap hebben, dat hiervoor geen regeling in het bestemmingsplan is opgenomen. In voorkomende gevallen zal het bestemmingsplan hiervoor worden herzien. In Buitenkans, Gids voor ruimtelijke kwaliteit wordt ook de mogelijkheid geboden om op zeven, in deze nota bij naam genoemde landgoederen, nieuwe bebouwing te realiseren ten behoeve van wonen, werken, recreatie en toerisme. Wat kan worden toegestaan, kan van geval tot geval verschillen; daarom is hiervoor in het dit bestemmingsplan geen generieke bebouwingsregeling opgenomen.

In 2006 is met herziening 38 van het bestemmingsplan Buitengebied de maximum inhoud van dienstwoningen bij agrarische bedrijven verhoogd van 600 m³ naar 750 m³. De maximum inhoud van dienstwoningen bij andere bedrijven is 600 m³ gebleven. De maximum inhoud van de overige woningen in het buitengebied is verhoogd van 450 m³ naar 600 m³.

In Buitenkans, Gids voor ruimtelijke kwaliteit is vastgelegd dat de maximum inhoud van agrarische dienstwoningen 750 m³ blijft. Als het bestaande hoofdgebouw waarin de agrarische dienstwoning zich bevindt een grotere inhoud heeft, mag het gehele hoofdgebouw als dienstwoning worden gebruikt tot een maximum van 900 m3 (bijvoorbeeld met kantoor). De maximum inhoud van de overige woningen en dienstwoningen in het buitengebied wordt ook verhoogd naar 750 m³. De volgende overwegingen hebben hierbij een rol gespeeld:

  • het komt tegemoet aan de wens en behoefte van vele bewoners;
  • het sluit meer aan bij omliggende gemeenten;
  • vanuit een oogpunt van ruimtelijke kwaliteit kan een wat grotere volume in het buitengebied de voorkeur verdienen;
  • vanuit een oogpunt van ruimtelijke kwaliteit verdienen schuine daken in het buitengebied over het algemeen de voorkeur; en dat veroorzaakt vaak nogal wat loze ruimten;
  • het kan de behoefte aan allerlei ontsierende (vaak vergunningvrije) uitbouwen intomen;
  • door een grotere inhoud toe te staan kan worden tegemoet gekomen aan de behoefte aan ruimte voor mantelzorg.

Uitzondering geldt voor woningen die worden gebouwd op zogenaamde buitenplaatsen. Het gedeelte van de woning onder het maaiveld telt niet mee bij de berekening van de inhoud. Ophoging van het maaiveld is daarbij niet toegestaan.

Beleidsregels Werken

Het buitengebied van Enschede levert ook werkgelegenheid op buiten de agrarische sector om. Functies die in het buitengebied -op beperkte schaal- voorkomen betreffen onder meer dienstverlenende en productiebedrijven, detailhandel en horeca. Voor bedrijvigheid die -niet in strijd met het geldende bestemmingsplan- reeds in het plangebied voorkomt geldt in zijn algemeenheid dat deze onder de noemer van het nieuwe bestemmingsplan moet kunnen worden gecontinueerd. De mogelijkheden van nieuwvestiging in het buitengebied worden primair bepaald door het in hoofdstuk 4 aangehaalde beleidskaders.

Op grond van het gemeentelijk detailhandelsbeleid, is uitbreiding van detailhandel in het buitengebied niet toegestaan. In de nota Buitenkans, gids voor het buitengebied wordt een uitzondering gemaakt voor winkels bij boerderijen waar uitsluitend “eigen” zelf geproduceerde producten worden aangeboden. Boerderijwinkels mogen maximaal 100 m2 bruto vloeroppervlak groot zijn.

Voor de overige functies is de toelaatbaarheid van nieuwe vestigingen afhankelijk van het VAB-beleid, zoals dat in de nota Buitenkans, gids voor het buitengebied is neergelegd. Daarbij zijn de kwalificering van het gebouw (waardevol of niet waardevol) en de situering van het gebouw (wel of niet op erf gelegen) van belang

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00042-0003_0018.jpg"

Schema uitgangspuntenVAB-beleid

Of in een concreet geval uiteindelijk medewerking wordt verleend door de gemeente Enschede, is van meer factoren afhankelijk. Mede bepalend zijn:

  • De effecten die het initiatief heeft op cultuurhistorie, natuur, stedelijk gebruik (b.v. de recreatieve gebruiksmogelijkheden), landschap, economie en landbouw en de maatregelen die de initiatiefnemer treft ten behoeve van genoemde aspecten.
  • Het nut van een initiatief en de doelgroep. Wie heeft belang bij een initiatief? Wie heeft er baat bij? Gaat het alleen om een individueel belang? Of heeft een groter gebied of een grotere groep er belang bij. Of wellicht de gehele gemeente? Wordt bijvoorbeeld door het initiatief gemeentelijk beleid uitgevoerd?

Beleidsnota Permanente bewoning van zomerwoningen

De minister van VROM heeft gemeenten verzocht aan te geven op welke manier zij denken om te gaan met gevallen van onrechtmatige bewoning van zomerwoningen. Dit is voor de gemeente Enschede aanleiding geweest de nota Permanente bewoning van zomerwoningen vast te stellen. Deze nota geldt alleen voor vrijstaande zomerwoningen en niet voor zomerwoningen en/of stacaravans die zijn gelegen op campingbedrijven.

De gemeente Enschede kent 107 vrijstaande zomerwoningen. Op basis van inschrijvingen in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) is het de verwachting dat een deel hiervan, in strijd met het (nog) geldende bestemmingsplan Buitengebied 1996, permanent bewoond wordt. Op een deel van de zomerwoningen rust een objectgebonden overgangsrecht waarbij de eigenaren het recht hebben opgebouwd de zomerwoning permanent te bewonen. Bewoners die zich drie maanden voor de datum van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan in de GBA hebben ingeschreven op het adres van de zomerwoning, kunnen daar permanent blijven wonen. Deze peildatum is 24 juli 2001.

Wat betreft de zomerwoningen kan het totaal ingedeeld worden in drie categoriën:

  • Categorie A:

43 waarop een objectgebonden overgangsrecht rust; permanente bewoning toegestaan;

  • Categorie B: 

21 met inschrijving in GBA ná 24 juli 2001; handhaafbaar optreden is mogelijk;

  • Categorie C:

43 woningen waarop geen inschrijving bekend is en de mate en aard van bewoning evenmin. Situatie dient in kaart gebracht te worden.

De gemeente wil in haar uiteindelijke handelswijze aan drie belangen tegemoet komen:

  • in stand houden van de kwaliteit van het buitengebied;
  • respecteren van opgebouwde rechten;
  • creëren van een realistische handhavingslast.

Een belangrijk deel van de zomerwoningen in Enschede liggen in de provinciaal ecologische hoofdstructuur: 63 van de 107. De gemeente van mening dat de omvang/inhoud van grotere invloed op de kwaliteit van het buitengebied, dan het feit dat deze zomerwoningen permanent bewoond worden. De gemeente kan daarom permanente bewoning van zomerwoningen toestaan, mits de inhoud van de woningen beperkt wordt tot de huidige 200 m3 die bij een zomerwoning hoort.

In (ambtelijk) overleg met de Provincie Overijssel en de VROM-inspectie directie Oost is de volgende beleidslijn overeengekomen en opgenomen in de nota Permanente bewoning van zomerwoningen:

  • Zomerwoningen in categorie A houden in het nieuwe bestemmingsplan hun recreatieve bestemming en zullen onder de werking van het overgangsrecht blijven vallen;
  • Bewoners die permanent wonen in zomerwoningen in de categorieën B en C krijgen de mogelijkheid een persoonsgebonden vrijstelling aan te vragen, mits zij voldoen aan de eisen die daarvoor gelden;
  • Tegen permanente bewoning van de resterende woningen wordt handhavend opgetreden.

Inhoudsmaat zomerwoningen

Volgens het (nog) geldende bestemmingsplan Buitengebied 1996 mag de gezamenlijke inhoud van de zomerwoning en de al dan niet aangebouwde bijgebouwen ten hoogste 200 m3 bedragen of zoveel meer als de inhoud bedroeg ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan Buitengebied 1996.

Met enige regelmaat wordt de gemeente geconfronteerd met de vraag of de inhoudsmaat van recreatiewoningen niet kan worden verruimd. Veelal wordt die vraag gesteld door gebruikers die de recreatiewoning in strijd met de bestemming permanent bewonen. Aanvragen van deze strekking zijn tot op heden door de gemeente afgewezen. De reden dat gemeente Enschede vasthoudt aan een inhoud van maximaal 200 m3 is onder anderen dat 60% van de zomerwoningen binnen de provinciale ecologische hoofdstructuur liggen. Een toename van verstening in zo'n kwetsbaar ecologisch en landschappelijk waardevol gebied is vanuit dit oogpunt ongewenst. Daarbij zal iedere uitbreiding van de inhoud het permanente wonen aantrekkelijker maken, waardoor het beleidsdoel (beëindiging permanente bewoning) wordt bemoeilijkt. En wanneer toch gekozen wordt om de inhoud van zomerwoningen op te waarderen zal dit de discussie met zomerhuisbezitters niet beëindigen. Iedere grens is arbitrair en zal opnieuw ter discussie worden gesteld.

Daarnaast zorgt permanente bewoning van zomerhuisjes voor minder aanbod aan echte recreatieve woningen. Dat roept een nieuwe vraag naar recreatieve woningen in het leven die een extra verstening van het buitengebied kunnen betekenen. In verband met het voorgaande heeft de gemeente Enschede er voor gekozen om in het bestemmingsplan Buitengebied Zuidoost uit te gaan van een maximale inhoudsmaat voor recreatiewoningen van 250 m³ , inclusief bijgebouw en/of kelder. In het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest wordt ook deze inhoudsmaat gehanteerd.

Beleid voor evenementenvergunningen

Evenementen zijn belangrijk voor de stad. Ze trekken toeristen en bezoekers aan, versterken het imago van de stad, geven impulsen aan de economie en versterken de saamhorigheid in buurten en wijken. Bovendien geven zij een positieve uitstraling en aantrekkingskracht aan een stad. Enschede hecht daar veel waarde aan. Tevens kunnen evenementen een brug slaan tussen diverse culturen. Juist de combinatie van verschillende evenementen, naar soort en schaalgrootte, zorgt voor een grote aantrekkingskracht.

Evenementen hebben echter ook een keerzijde. Voor bewoners en ondernemers kunnen evenementen juist overlast veroorzaken. Overlast die betrekking kan hebben op geluidhinder, de bereikbaarheid van de woning of het bedrijf, het tijdelijk verdwijnen van parkeerplaatsen, wegafzettingen, verkeersopstoppingen of vervuiling van de openbare ruimte.

Voor alle partijen is het daarom belangrijk dat er eenduidig beleid wordt gehanteerd en er heldere regels worden gesteld. Iedere organisator van een evenement dient dan ook een evenementenvergunning aan te vragen. Aan deze vergunning worden voorwaarden verbonden om overlast zoveel mogelijk te beperken. Voorbeelden van deze voorwaarden zijn, het toegestane geluidsniveau tijdens het evenement, de begin- en eindtijden, het vrijhouden van een doorgang voor nood- en hulpdiensten en het schoonmaken van het terrein waarop het evenement heeft plaatsgevonden.

Evenementenlocaties
Er is in Enschede gekozen voor een beperkt aantal evenementenlocaties. Per locatie is een maximum aantal evenementen vastgelegd, waarbij bovendien een koppeling is gelegd met de evenementencategorie.
In het buitengebied is het Militaryterrein Boekelo aangewezen als locatie. Voor dit terrein geldt dat de Military zelf 4 dagen duurt en daarnaast zijn 5 dagen beschikbaar voor aansluitende evenementen op de Military. In totaal zijn er 9 dagen beschikbaar voor dit evenement. Aangezien bekend is dat de Military haar evenemententerrein en parcour wil aanpassen is in het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest geen aanduiding hiervoor opgenomen. Dit betekent dat tezijner er een aparte bestemmingsplanprocedure gevolgd gaat worden.

Buiten de Military mogen er in het buitengebied in totaal maximaal 7 grotere evenementen plaatsvinden. Het gaat daarbij om bestaande jaarlijks wederkerende evenementen. Voor sommige van deze evenementen is het aantal dagen op een maximum vastgesteld:
a. Volksfeest Penninkskotten max. 3 dagen;
b. Popfeesten Usselo max. 3 dagen;
c. Concours hippique (Twentse Ros) max. 4 dagen;
d. Vloddercross max. 1 dag;
e. Oktoberfeesten ('t Sybrook) max. 2 dagen.

Het Rutbeekterrein bevindt zich weliswaar in het buitengebied Zuidoost maar wordt niet gerekend tot een evenementenlocatie in de zin van het evenementenvergunningenbeleid, maar als een inrichting volgens de Wet milieubeheer. Voor deze locatie wordt voor een vergunning verleend op grond van de Wet milieubeheer en niet op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).

Aanvragen vergunning

Voor de voorwaarden aan het melden of aanvragen van een evenement en de regeling omtrent toezicht en handhaving wordt verwezen naar de beleidsnota “Beleid voor evenementenvergunningen”, die op 25 mei 2010 door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld.

In het bestemmingsplan is ervoor gekozen om bij de bestemming "Cultuur en ontspanning - Molen" evenementen toe te staan die gerelateerd aan de molen. Gekozen is om hier de aanduiding "Evenemententerrein" op de verbeelding op te nemen.

Aangezien het niet bekend is waar de organisatie van de Military haar Strodorp wil vestigen is er geen evenemententerrein aangegeven. Verwacht wordt dat nadien een bestemmingsplanherziening in procedure wordt gebracht.

4.4.2 Uitgangspunten landbouw

Agrarische bouwvlakken

In het (nog) geldend bestemmingsplan Buitengebied 1996, is gewerkt met een systeem van verbale bouwblokken voor agrarische bedrijven. Kort gezegd betekent dit dat bij een volwaardig agrarisch bedrijf 10.000 m2 aan gebouwen aanwezig mag zijn, binnen een vierkant met een afmeting van 150 bij 150 meter. Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. De hierin voorgeschreven standaarden (SVBP2008) verzetten zich tegen het gebruik van verbale bouwblokken. Met het oog daarop is besloten in het plan te gaan werken met de aanduiding van bouwvlakken. De overstap betekent dat het plan minder flexibel wordt; daar staat een toename van de rechtszekerheid tegenover. Dit biedt meer duidelijkheid voor zowel omwonenden als agrarische ondernemer.

Nieuwvestiging / verplaatsing bouwvlak

Aangezien een deel van de huidige agrarische bouwvlakken vrijkomen voor verkoop, is het niet wenselijk om nieuwe agrarische bouwvlakken toe te kennen. Is er sprake van verplaatsing in het kader van de landinrichting dan wordt er bij wijze van uitzondering een nieuw bouwvlak toegekend. Hiervoor is geen afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid in de planregels opgenomen. Mocht de gemeente medewerking verlenen aan een verplaatsing dan zal een herziening van het bestemmingsplan moeten worden gemaakt.

Relatie omvang bedrijf - grootte bouwvlak

De Nederlandse grootte-eenheid (nge) is een maatstaf warmee de economische omvang van agrarische activiteiten wordt weergegeven. Algemeen gehanteerde begrenzingen bij het gebruik van deze maatstaf zijn:

  • tot 10 nge: geen sprake van reële agrarische bedrijvigheid, maar van hobby;
  • 10 – 40 nge: agrarische nevenactiviteit;
  • 40 -70 nge: bedrijf met redelijke mogelijkheden om door te groeien tot een volwaardig bedrijf;
  • 70 of meer nge: 'volwaardige' agrarische bedrijven.

De hiervoor genoemde maatstaf voor agrarische activiteiten is in dit plan als volgt doorvertaald in de regels en op de verbeelding:

  • Tot 10 nge:

Geen agrarisch bouwvlak. Woning met daarbij behorende opstallen krijgen een woonbestemming.

  • 10-40 nge:

Geen agrarisch bouwvlak. Woning met daarbij behorende opstallen krijgen een woonbestemming, met de functie-aanduiding: agrarische woning. Bestaande agrarische bedrijfsopstallen mogen worden gehandhaafd en vernieuwd. Per bouwvlak kan eenmalig een uitbreiding van een agrarische bedrijfsopstal worden toegestaan met maximaal 100 m².

  • 40-70 nge:

Bouwblok op maat: minimaal 0,5 hectare en in beginsel niet groter dan 1 hectare.

  • 70 > nge:

Bouwblok op maat: minimaal 1 hectare en in beginsel niet groter dan 2,25 hectare.

Soorten bouwvlakken

Binnen de in het plan opgenomen agrarische bestemmingen komen de volgende soorten agrarische bouwvlakken voor:

  • grondgebonden agrarisch bedrijven (zoals melkrundveebedrijf, akkerbouwbedrijf, productiegerichte paardenhouderij, biologische bedrijven en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven);
  • intensieve veehouderijen (met in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering);
  • bomenteeltbedrijven;
  • kwekerijen;

Bij de toekenning van agrarische bouwvlakken is rekening gehouden met milieuhygiënische en landschappelijke aspecten. Ondernemers hebben bovendien gelegenheid gehad om te reageren op de situering van het voor hun bedrijf opgenomen bouwvlak.

Intensieve veehouderij

In het plangebied komt een aantal intensieve veehouderijen voor. In het voorliggende plan is de exploitatie van een intensieve veehouderijbedrijf binnen een bouwvlak alleen toegestaan, indien deze voorzien is van de functie-aanduiding 'intensieve veehouderij'.

Paardenhouderijen

De betekenis van de paardensector als nieuwe economische drager voor het platteland neemt toe, ook binnen onze gemeente. Agrariërs schakelen hun bedrijf (deels) om naar een paardenhouderij, maar ook de particuliere paardenhouderij komt steeds meer op. Paardenhouderij levert een positieve bijdrage aan de leefbaarheid van het platteland en kan worden gezien gezien als een positieve impuls. Paardenhouderij kan ruimtelijk gezien veel invloed hebben op het landschap en de omgeving. De kunst is dan ook om de paardenhouderij te faciliteren, terwijl tegelijkertijd de ruimtelijke kwaliteit wordt verbeterd. Er zijn verschillende vormen van paardenhouderij. Er wordt een onderscheid gemaakt in bedrijfsmatige en hobbymatige paardenhouderij. De bedrijfmatige paardenhouderij worden verder opgesplitst in de productiegerichte en gebruiksgerichte paardenhouderij.

Productiegerichte paardenhouderij

Een productiegerichte paardenhouderij is een paardenhouderij gericht op het produceren van paarden of paardenproducten (dus gericht op dierlijke productie). Een productiegerichte paardenhouderij betreft een agrarische activiteit. Een productiegerichte paardenhouderij is dit bestemmingsplan daarom aangemerkt als een grondgebonden agrarisch bedrijf.

Gebruiksgerichte paardenhouderij

Bij gebruiksgerichte paardenhouderij staat het gebruik van de paarden door de amazone/ruiter voor recreatie of sport voorop. Onder deze vorm van paardenhouderij vallen de maneges en verenigingsaccommodaties voor rijverenigingen, pensionstalling, africhtingsstallen, trainings- en sportstallen, de handelsstallen, freelance-instructiebedrijven en stalhouderijen. Voor de ruimtelijke ordening is een aantal aspecten van gebruiksgerichte paardenhouderijen van belang. Dit zijn bedrijfsbebouwing, landschap, verkeersaantrekkende werking en volwaardigheid. Omdat gebruiksgerichte paardenhouderijen niet overal wenselijk zijn, worden dergelijke paardenhouderijen niet bij recht toegestaan in dit bestemmingsplan. Wel is de mogelijkheid opgenomen om gebruiksgerichte paardenhouderijen via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk te maken binnen bestaande agrarische bouwvlakken.

Tweede agrarische bedrijfswoning

Uitgangspunt in dit bestemmingsplan is dat er per agrarisch bedrijf maximaal 1 bedrijfswoning aanwezig mag zijn. Op deze regel zijn twee uitzonderingen geformuleerd. In de planregels is een afwijkingsbevoegdheden opgenomen voor:

  • a. de bouw van een tweede bedrijfswoning, indien de aard van de bedrijfsvoering (bedrijven gericht op houden van vee), de arbeidsbehoefte (minimaal 2 volwaardige arbeidskrachten) en de bedrijfsvoering de bouw van een tweede bedrijfswoning noodzakelijk maken en kan worden aangetoond dat het bedrijf (in deze opzet) toekomstperspectief heeft;
  • b. de splitsing van een bestaande bedrijfswoning in twee bedrijfswoningen, indien dit hoofdgebouw een inhoudsmaat heeft van meer dan 1000 m³.

Mestvergisting

Co-vergisting van mest wordt gezien als één van de meest kansrijke opties om enerzijds duurzame energie uit biomassa te produceren en anderzijds mest te verwerken tot een stabieler eindproduct. Vergisten heeft tot doel organische stof met behulp van micro-organismen om te zetten in biogas. In het algemeen zijn alle soorten mest en organische reststoffen geschikt voor vergisting. Voor vergistingsprocessen wordt echter meestal dunne mest afkomstig van varkens of runderen gebruikt. In het geval van co-vergisting worden daar organische stoffen aan toegevoegd die het rendement van het vergistingsproces sterk doen toenemen Het proces vindt plaats in afwezigheid van zuurstof.

Vergunningplicht

Een mestverwerkingsinstallatie is een vergunningplichtig bouwwerk ingevolge de Woningwet (Ww). Deze vergunning maakt deel uit van de omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning wordt in zijn geheel geweigerd wanneer de installatie niet past in het bestemmingsplan.

De specifieke aanwijzing van co-vergisting tot de mer-beoordeling is per 1 april 2011 vervallen. Vanaf deze datum geldt uitsluitend nog een mer-beoordelingsplicht voor handelingen gericht op verwijdering van afvalstoffen, niet voor nuttige toepassing van afvalstoffen. Stel dat een initiatiefnemer vergunning aanvraagt voor een vergistingsinstallatie waarvan het digestaat niet nuttig toegepast kan worden (het digestaat wordt bijvoorbeeld gestort) dan is de mer-beoordeling wel van toepassing.

Ruimtelijke inpasbaarheid co-vergisting

Bij het opstellen of actualiseren van het bestemmingsplan moet een keuze gemaakt worden waar en op welke schaal meegewerkt wordt aan toestaan van co-vergistingsinstallaties. Hierbij dienen volgens de Handreiking (co-)vergisting van mest van Infomil (2010) twee vragen beantwoord te worden:

Vraag 1. Wordt door de mestverwerking een meststof geproduceerd?

Het digestaat (de co-vergiste mest) dient voor minstens 50% te bestaan uit dierlijke mest. De overige samenstelling mag uitsluitend bestaan uit co-substraten van de positieve lijst co-vergisting. In dat geval is het digestaat een dierlijke meststof volgens de Meststoffenwet. Als door de mestverwerking geen dierlijke meststof wordt geproduceerd is er sprake van een industriële installatie. Als wel een meststof wordt geproduceerd is vraag 2 relevant.

Vraag 2. Is het een bedrijfseigen agrarische activiteit?

Om dit onderscheid te bepalen worden categorieën A, B, C en D onderscheiden:

  • A. Het bedrijf verwerkt eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe. Het digestaat (de co-vergiste mest) wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt.
  • B. Het bedrijf verwerkt eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe. Het digestaat wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt, of naar derden afgevoerd.
  • C. Het bedrijf verwerkt aangevoerde mest geproduceerd door derden en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe. Het digestaat wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt.
  • D. Het bedrijf verwerkt aangevoerde mest van derden en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe. Het digestaat wordt als meststof afgeleverd aan derden.

Uit het voorgaande volgt dat het bij de categoriën A, B en C in hoofdzaak gaat om een bedrijfseigen agrarische activiteit. Bij categorie D heeft de verwerking van mest een industrieel karakter.

Bij categorie A wordt uitsluitend van derden afkomstige co-substraten toegevoegd. Voor het overige is de mest afkomstig van het eigen bedrijf en wordt het digestaat verwerkt op het eigen bedrijf. De toename van het aantal verkeersbewegingen is daarom bij categorie A relatief beperkt. In de situaties B en C kan sprake zijn van de aanvoer van mest en de afvoer van het digestaat, waardoor veel transportbewegingen kunnen plaatsvinden (dit hangt uiteraard nauw samen met de grootte van de verwerkingsinstallatie).

Co-vergisting in dit bestemmingsplan

Aangezien het bij categorie A in hoofdzaak gaat om een bedrijfseigen agrarische activiteit, wordt de plaatsing van dit type installaties in dit plan bij recht mogelijk gemaakt.

Bij de bepaling van het toestaan van type B- en type C-installaties is het van belang na te gaan of de toename van het aantal transportbewegingen vanuit verkeers- en verkeersveiligheidsaspecten acceptabel is. Aangezien dit op voorhand niet te bepalen is, wordt de plaatsing van dit type installaties in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt via een wijzigingsbevoegdheid.

Type D-installaties bieden de mogelijkheid om één mestverwerkinginstallatie te realiseren waarvan meerdere bedrijven gezamenlijk gebruik maken. Voor deze mestverwerkingsinstallatie is echter een zorgvuldige afweging per aanvraag nodig. Wordt besloten tot het verlenen van medewerking, dan is hiervoor een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.

4.4.3 Aanvulling beleid Buitenkans ,gids voor het buitengebied

Buitenkans, gids voor het buitengebied is op 22 juni 2008 door de gemeenteraad vastgesteld en onder andere gewijzigd op 18 oktober 2010.

De Gids biedt ruimte voor het ontwikkelen van initiatieven in het buitengebied. Uitgangspunt van de Gids is de economische draagkracht van het buitengebied te versterken en tegelijkertijd de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren. We zoeken maatwerk oplossingen, binnen een helder gemeentelijk kader. Daarvoor is aandacht voor het proces met initiatiefnemers van cruciaal belang, evenals een goed proces binnen de organisatie. Het loket buitengebied dat met dit doel in het leven is geroepen, vervult hierin een wezenlijke rol. In de afgelopen jaren zijn daar vele initiatieven en ideeën langs gekomen.


Die belangstelling, de daaruit volgende gesprekken en de uitvoering van initiatieven heeft ons ervaring doen opdoen met het werken met de Gids. Van die ervaring kunnen en willen we leren. Een eerste evaluatie heeft in 2010 tot een aantal kleine, vooral technische, aanpassingen van de Gids geleid (de 2e versie van de Gids Buitenkans). In het betreffende raadsvoorstel heeft het College aangegeven over 2 jaar opnieuw te willen evalueren met specifieke aandacht voor de vraag of het beleid uit de gids ook daadwerkelijk resultaat heeft opgeleverd. In 2011 is een ambtelijke voorzet gemaakt voor deze komende evaluatieronde. Daarin staan een twintigtal aandachtspunten .


Naast deze beleidsevaluatie vraagt de actualiteit om actie op een viertal onderwerpen waarover regelmatig discussie ontstaat tussen de gemeente enerzijds en de gebruikers van het buitengebied anderzijds.


1. hoe brengen we de inhoud van recreatiewoningen meer in lijn met dat van de regiogemeenten?

2. hoe gaan we om met Bed & Breakfast en boerenappartementen?

3. welke status verlenen we aan de veldschuren?

4. schuilgelegenheden.


Ad 1. Recreatiewoningen

Feiten:

  • een recreatiewoning is een gebouw dat periodiek dient voor recreatieve bewoning door personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
  • Enschede kent circa 100 recreatiewoningen, waarvan er 62 permanent worden bewoond. Rond de 60 van de 100 zomerwoningen vallen onder het objectgebonden overgangsrecht;
  • het grootste deel van de permanent bewoonde recreatiewoningen zal in de toekomst geen toeristische functie (meer) vervullen;
  • de maximum inhoud is nu 200m3, inclusief bijgebouwen;
  • eigenaren verzoeken om verruiming van de inhoud van deze recreatiewoningen;
  • de meeste recreatiewoningen liggen binnen de EHS;
  • de toeristische trend is een verschuiving van zomerwoning naar Bed & Breakfast en boerenappartement.

De buren:

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00042-0003_0019.png"

Argumenten voor:

  • voorspelbaarheid neemt toe, omdat het beleid in lijn is met dat van de buurgemeenten (allemaal 250 m3);
  • comfort voor gebruikers neemt toe;
  • de uitbreiding is dusdanig klein dat de schade voor het groen gering is.

Argumenten tegen:

  • (geringe) toevoeging van rood in waardevolle groene omgeving, vaak in de EHS;
  • het (onrechtmatig) permanent bewonen van een recreatiewoning wordt aantrekkelijker wanneer de leeftuimte wordt vergroot.

De onderstaande regeling is in het bestemmingsplan Buitengebied Zuidoost opgenomen. Naar aanleiding van de zienswijzen en onderzoek naar de regels bij de buurgemeenten is het verstandig om de regelgeving minder stringent te maken. Wij sluiten aan op het model van de gemeente Haaksbergen. Dit betekent dat onderkeldering mogelijk is, mits de totale inhoud inclusief bijgebouwen niet groter wordt dan 250 m3. De inhoud van recreatiewoning wordt dan vergroot naar 250 m3 inclusief bijgebouwen en kelder. Deze inhoudsmaat zal ook worden opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest.

Ad 2. Bed & Breakfast, boerenappartementen en short stay

Feiten:

  • Bed & Breakfast is een kleinschalige overnachtingsaccommodatie, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt;
  • een Bed & Breakfast is gevestigd in een woonhuis of bijgebouw en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis;
  • een Bed & Breakfast is dusdanig kleinschalig dat de kans op overlast voor de omgeving en de kans op onevenredige toename van parkeerdruk gering is;
  • de Bed & Breakfast sector in Nederland is de laatste jaren sterk gegroeid, ook in Enschede. De bezettingsgraad is in 2011 /2012 in Enschede teruggelopen i.v.m. de recessie (vooral afname zakelijk toerisme). Enschede beschikt momenteel over circa 10 Bed & Breakfasts / boerenappartementen in het buitengebied.

Wij hebben het beleid en de planregels van de gemeente Losser, Haaksbergen en Hengelo bekeken.


Losser

De gemeente Losser staat in haar bestemmingsplan Bed & Breakfast toe in het hoofdverblijf en in vrijliggende bestaande bebouwing op het erf. Er wordt geen maximum grootte aan het Bed & Breakfast verbonden, maar de functie moet altijd ondergeschikt zijn aan het wonen. Onder een Bed & Breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur. Een Bed & Breakfast mag een naastgelegen bedrijf niet hinderen in zijn uitbreidingsmogelijkheden. Losser kent naast Bed & Breakfast ook 'boerderijkamers' en 'appartementen' in voormalige boerderijen. In totaal mag er max 6 x 50m2 aan boerderijkamers op een erf worden toegestaan.

 

Haaksbergen

Haaksbergen maakt in haar ontwerp bestemmingsplan Buitengebied onderscheid tussen Bed & Breakfast, boerderijappartementen en boerderijkamers.

  • Een Bed & Breakfast mag maximaal 4 bedden verhuren en wordt gezien als een bedrijf aan huis (maximaal 30% van het bruto vloeroppervlak tot 50m2). Een Bed & Breakfast zit in de woning of in een aan de woning aangebouwd bijgebouw.
  • Een boerderijappartement is zelfstandige eenheid (incl keuken en sanitair) waarvan de oppervlakte maximaal 75m2 mag bedragen en meerder appartement samen maximaal 300m2.
  • Een Boerderijkamer is geen zelfstandige eenheid, omdat er sprake is van een gemeenschappelijke ruimte voor keuken en sanitair. Een boerderijkamer mag maximaal 50m2 bedragen en meerder boerderijkamers samen maximaal 300m2.
  • Een boerderijappartement of –kamer worden gerealiseerd binnen bestaande bebouwing, tenzij dit niet mogelijk is, in dat geval wordt herbouw overwogen.

Hengelo

Hengelo staat binnen de bestemming 'wonen' B&B toe in het bestaande hoofdgebouw tot maximaal twee kamers. In de bestemming 'agrarisch' zijn een B&B of appartementen toegestaan als nevenactiviteit. De gebruiksoppervlakte mag maximaal 250 m2 bedragen en er mogen maximaal 5 appartementen ontstaan van 50m2 per stuk. Er mag geen beperking ontstaan in de ontwikkelmogelijkheden van aangrenzende bedrijven.

De onderstaande regeling is in het bestemmingsplan Buitengebied Zuidoost opgenomen. In het ontwerp-bestemmingsplan hebben we met betrekking tot de regels voor Bed & Breakfast en boerenappartementen (functieaanduiding verblijfsrecreatie) geen zienswijzen ontvangen. Bij de informatiezittingen hebben wij geluiden opgevangen dat de bewoners van het buitengebied blij zijn met de verruiming van de mogelijkheden. In tegenstelling tot de gemeentes Losser en Haaksbergen maken wij geen onderscheid tussen het al dan niet hebben van een keuken of sanitair.

We handhaven de lijn dat er in principe niet nieuw gebouwd mag worden ten behoeve van Bed & Breakfast en boerenappartementen. Mocht een bestaand voormalig bedrijfsgebouw daarvoor niet geschikt zijn, dan kan via een wijzigingsprocedure nieuwbouw worden toegestaan.

In de regels is opgenomen dat bij recht een Bed & Breakfast van maximaal 150 m2 is toegestaan. Dit komt voor bij de meeste bestemmingen waarin het wonen is opgenomen.

De planregels voorzien daarnaast in een wijzigingsbevoegdheid die ervoor zorgt dat de functiewijziging wel met vervangende nieuwbouw gepaard kan gaan, indien het bestaande bedrijfsgebouw om bouwtechnische redenen niet geschikt (te maken) is voor het beoogde doel, onder de voorwaarde dat maximaal 50 procent van het aantal gesloopte vierkante meters kan worden teruggebouwd met een maximum van 150 m²;
voor plannen die voorzien in de realisatie van recreatieverblijven (boerenappartementen) geldt dat er maximaal 3 recreatieverblijven mogen worden gerealiseerd en elk recreatieverblijf een gebruiksvloeroppervlakte heeft van niet meer dan 65 m².

Deze regeling wordt ook opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest.

Short stay

Feiten:

  • De markt van short stay die zich richt op expats (werknemers uit het buitenland) is beperkt. De UT overweegt voor deze markt een speciale voorziening te creëren op haar terrein.
  • De vraag van andere doelgroepen voor short stay lijkt op het eerste gezicht beperkt. Makelaars ontvangen hiervoor weinig aanvragen. Toch wonen in Enschede regelmatig mensen tijdelijk in een vakantieverblijf in het buitengebied. De contacten zijn vaak via-via gelegd en lopen dus niet via de makelaar.
  • Een ruimte die voor langere tijd wordt verhuurd wordt vaak tegen een gereduceerd tarief verhuurd.
  • Iedereen die een overnachting aanbiedt wordt door het Wetboek van Strafrecht verplicht een nachtregister bij te houden waarin de naam, de datum van aankomst en het type identiteitsbewijs van de gast worden geregistreerd. Er hoeft voor short stay dus geen aparte administratie te worden bijgehouden.

Onze omliggende gemeenten hebben geen beleid of regelgeving voor short stay geformuleerd. Alle bestemmingsplannen staan alleen kortblijvend toeristisch verblijf toe in de B&B's, boerenappartementen en boerderijkamers, waarbij er altijd sprake moet zijn van een hoofdverblijf elders.

Regeling in het bestemmingsplan Buitengebied Zuidoost:

In het bestemmingsplan Buitengebied Zuidoost zijn geen regels opgenomen met betrekking tot short stay. Dit wil niet zeggen dat wij in ons buitengebied geen short stay willen toestaan. Onder short stay zou je kunnen verstaan "het aanbieden van een ruimte voor tijdelijke bewoning aan één huishouden voor een aaneensluitende periode van maximaal zes maanden".

Short stay is per definitie kortdurend en tijdelijk van aard, bijvoorbeeld maximaal 6 maanden. Immers de toeristische functie moet de boventoon blijven voeren. Deze aanvulling op het toeristisch verblijf is onder andere bedoeld voor mensen die op grote afstand van Enschede wonen en hier tijdelijk werk hebben, voor mensen die vanwege een echtscheiding wachten op een nieuwe woning of voor mensen die hun huidige woning hebben verkocht en wachten op het gereedkomen van hun nieuwe woning.

Gekozen wordt om short stay niet te regelen in de planregels, omdat dit de handhaafbaarheid van de regels direct zal aantasten. Bij de actualisering van de Gids Buitenkans zal het thema short stay vermeld worden.

In het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest hebben we voor hotel Bad Boekelo wel de aanduiding "Specifieke vorm van horeca - Short Stay" opgenomen, omdat het hier gaat om een groter complex dat deel uitmaakt van de horecagelegenheid.

Ad 3. Veldschuren

Feiten:

een Veldschuur is een schuur die niet in een bouwblok valt van een woonbestemming en/of een agrarisch bouwblok;

in het geldende bestemmingsplan Buitengebied staan de meeste veldschuren niet op de bestemmingsplankaart opgenomen. Zij vallen onder het overgangsrecht;

in het overgangsrecht mag maximaal 50% van de schuur worden vervangen. De schuur mag niet in zijn geheel worden vervangen door nieuwbouw. In de praktijk levert dit overgangsrecht regelmatig discussie op tussen gemeente en eigenaren;

de meeste veldschuren hebben hun functie voor het agrarisch bedrijf verloren en worden niet gebruikt. Het deel dat wel gebruikt wordt dient vaak als schuilstal;

de Raad van State stelt verplicht dat alle objecten die een functie vervullen en waarvan de verwachting is dat ze er over 10 jaar nog staan worden opgenomen, wanneer een bestemmingsplan wordt vernieuwd. Dit geldt niet voor de objecten waarvan de eigenaren al zijn aangeschreven of waarvoor het voornemen bestaat ze aan te schrijven (wraking);

in het kader van de nieuwe bestemmingsplannen Buitengebied Zuidoost en Noordwest zijn alle veldschuren geïnventariseerd op functionaliteit (- of ze worden gebruikt -) en staat van onderhoud.

Wij hebben het beleid en de planregels van de gemeente Losser, Haaksbergen en Hengelo bekeken.

Losser

De gemeente Losser heeft een inventarisatie laten maken van haar veldschuren. Het zijn er circa 20 in totaal. Op basis van een waarderingssysteem is bepaald in hoeverre ze karakteristiek zijn. De karakteristieke waarden moeten bij nieuwbouw altijd terugkomen. Alle veldschuren zijn positief bestemd in het nieuwe bestemmingsplan en mogen naar bestaande omvang worden nieuwgebouwd.


Haaksbergen

De gemeente Haaksbergen heeft ook alle bestaande veldschuren (circa 50 stuks) positief bestemd. Alles wat op het moment van de inventarisatie bestond mag naar aard en omvang geheel vernieuwd worden.


Regeling in het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest:

Om inzichtelijk te maken wanneer een schuur positief bestemd wordt in het bestemmingsplan is er een bijlage opgenomen in de toelichting. Deze bijlage is een beslisboom veldschuren voor eigenaren en gemeentelijke toetsers. Dit schema geeft inzicht in welke vragen beantwoord moeten worden om tot een juiste beslissing te komen om te bestemmen.In het noordwestelijk deel van het buitengebied gaat het om 125 veldschuren die zijn aangeduid met de functieaanduiding Schuur.

Ad 4. Schuilgelegenheden

Dieren die buiten staan hebben bij felle zon, harde wind en regen beschutting nodig. De bouw van een willekeurig stalletje in het buitengebied stuit echter op allerlei bezwaren. Verrommeling van het landschap moet worden voorkomen worden en het geldende bestemmingsplan staat de bouw van een schuilstal daarom niet toe.

Ontwikkelingen in de landbouw maken dat steeds meer agrarische bedrijven hun bedrijfsvoering beëindigen. Gevolg is dat er steeds meer weilanden leeg staan. Deze weilanden geven ruimte aan de ontwikkeling dieren in een hobbymatige sfeer te houden in het buitengebied. Gekoppeld aan het hobbymatig houden van dieren bestaat ook de wens deze dieren bescherming te bieden tegen regen en kou in de vorm van een schuilstal. Aanvragers wonen niet altijd in de buurt van het weiland zodat er niet aangehaakt kan worden bij bestaande bebouwing en er een wens bestaat voor een solitaire schuilstal.

Ook in de gemeente Enschede zien we her en der bouwwerken in weilanden die qua verschijningsvorm niet altijd even wenselijk zijn. Dan beantwoorden we nog niet eens de vraag of deze bouwwerken er legaal staan.


Het huidige gemeentelijke beleid, neergelegd in het bestemmingsplan Buitengebied, is er op gericht losse bebouwing in het buitengebied zoveel mogelijk te voorkomen. Deze opzet van het huidige ruimtelijke beleid komt voort uit het principe om in het buitengebied niet meer bebouwing toe te staan dan noodzakelijk, bijvoorbeeld ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering of particuliere bewoning. Deze bebouwing is vaak geclusterd rondom een boerderij of huis. Op deze manier wordt het buitengebied zo veel mogelijk beschermd tegen verstening, versnippering en verrommeling en behoudt het buitengebied haar oorspronkelijke karakter.


De hobbydieren worden vaak gehouden op gronden met de bestemming agrarisch gebied, zonder bouwblok. Behalve erfafscheidingen en kleine bouwwerkjes zoals bankjes, palen en masten is het oprichten van gebouwen niet toegestaan op deze gronden. Het oprichten van een schuilstal is daarom bijna altijd in strijd met het bestemmingsplan.


Niet alleen het beleid van de gemeente Enschede is er op gericht bebouwing in het buitengebied zoveel mogelijk tegen te gaan, ook de wetgever tracht hierin te voorzien. Zo is een relatief lichte buitenplanse ontheffingsmogelijkheid ex artikel 3.23 Wro alleen mogelijk wanneer het betreft een bijgebouw bij een woongebouw of een bedrijfsgebouw van lichte constructie ten behoeve van een agrarische bestemming. Vaak kan niet aan deze voorwaarden worden voldaan omdat het solitaire weitjes betreft en het geen bedrijfsgebouw betreft ten behoeve van een agrarische bestemming, immers het hobbymatig houden van dieren is geen bedrijfsactiviteit en evenmin een agrarische activiteit. Dit houdt in dat alleen door middel van het vaststellen van een bestemmingsplan of met een projectbesluit medewerking verleend kan worden aan dergelijke bouwplannen.


In maart 2007 heeft de Nederlandse belangenvereniging van hobby-dierhouders (NBvH) een notitie uit-gebracht onder de naam " Notitie Schuilplaats voor dieren in de wei" waarin zij aandacht vraagt voor de nu voorliggende problematiek.
In deze notitie vraagt de NBvH aandacht voor dieren die vaak het gehele jaar buiten verblijven zoals schapen, paarden, runderen, geiten en ezels. De NBvH geeft aan dat bij goede weersomstandigheden het buiten verblijven geen probleem is. Echter bij slechte weersomstandigheden (regen, kou maar ook hitte) kan het dierenwelzijn in het geding komen. Tegelijk geeft de NBvH aan dat verrommeling van het buitengebied voorkomen dient te worden maar dat in de afweging tot het al dan niet faciliteren van schuilstallen ook het dierenwelzijn moet worden meegenomen.

De buurgemeenten Hengelo, Haaksbergen en Losser hebben al invulling gegeven aan schuilstallenbeleid.
Schuilstallenbeleid in het bestemminsplan Buitengebied Noordwest.



Uitgangspunten bij dit beleid zijn:

  • Het moet mogelijk zijn hobbydieren te houden in het buitengebied, enerzijds om de behoefte hiernaar te faciliteren, anderzijds omdat dieren in de wei bijdragen aan het karakter van het buitengebied en op een natuurlijke manier de weilanden onderhouden.
  • Het moet mogelijk zijn om in het kader van dierenwelzijn de hobbydieren adequate huisvesting te bieden.
  • Om specifieke gebiedskenmerken te beschermen, dient het plaatsen van schuilstallen niet op alle gronden te worden toegestaan. Daarbij dient de bestemming, de ligging en de specifieke waarde van het gebied in overweging te worden genomen.
  • Om de ruimtelijke kwaliteit te waarborgen dienen er eisen te worden gesteld aan omvang, materialen en uiterlijke verschijningsvorm van de schuilstal.



Bestemming agrarisch gebied

Uitgangspunt van het beleid is het zoveel mogelijk faciliteren van de vraag naar schuilstallen met name vanuit het oogpunt van dierenwelzijn. Echter niet alle gebieden lenen zich voor het houden van hobbydieren en hoeven daarom niet de mogelijkheid te bieden om schuilstallen op te richten. Denk hierbij aan natuur- en bosgebieden. In aanmerking komen daarom alleen de gebieden die in het huidige bestemmingsplan buitengebied de bestemming agrarisch en agrarisch met waarden hebben. Gronden met deze bestemmingen komen slechts dan in aanmerking voor plaatsing van een schuilstal als deze zodanig gesitueerd wordt dat geen afbreuk wordt gedaan aan het karakter van dit gebied. Het is niet wenselijk om schuilstallen te plaatsen op de essen (in het bestemmingsplan aangegeven als waarde "cultuur historie").

Het is mogelijk dat oorspronkelijke percelen kadastraal worden opgesplitst in kleine percelen en zodoende op beperkte oppervlakte relatief veel schuilstalletjes komen. Om dit te voorkomen is het gewenst om de wijziging slechts dan te overwegen indien er sprake is van een minimale perceelsoppervlakte van 1 hectare.


Goede landschappelijke inpassing

Met betrekking tot de positionering dient die plaats die landschappelijk het beste tot zijn recht komt, benut te worden voor de schuilstal. Hierbij dient het in ieder geval te gaan om de randen van het perceel, bij voorkeur in een hoek nabij bestaande houtwallen/singels, waterlopen of erf- afscheidingen.


Maten, afmetingen, vormgeving en materialen

Qua afmetingen is een beperkte oppervlakte van maximaal 15 m2 en een nokhoogte van maximaal 3,5 meter gewenst. Er geldt een maximale goothoogte van 2,5 meter.

Schuilstallen hebben in Enschede maximaal drie wanden. Door dit open karakter voor te schrijven maken we het onaantrekkelijk de schuilstal voor andere doeleinden dan schuilen te gebruiken.

Qua vormgeving dient het te gaan om een gebouwtje dat passend is in het landschap. Voor materialisering geldt daarbij gepotdekselde houten gevelbekleding in een bedekte kleur, schuine afdekking met een dakbedekking van bitumen singels, leitjes of donkere dakpannen. Niet toegestaan zijn stalen (damwand) profielen, gemetselde of anderszins stenen muren en golfplaten.

Enkel ten behoeve van het bieden van onderdak aan hobbydieren

Een schuilstal mag enkel gebruikt worden voor de huisvesting van hobbydieren. Het opslaan van landbouwgereedschap, (bouw)materiaal, auto's e.d. of gebruik als (huishoudelijke) berging of hobbyruimte is expliciet niet toegestaan. Dit sluit immers niet aan bij het beleidsdoel met betrekking tot het waarborgen van dierenwelzijn en is bovendien strijdig met de onderliggende bestemming agrarisch gebied.


Het hobbymatig houden van paarden

Speciale aandacht bij het schuilstallen beleid dient geschonken te worden aan het hobbymatig houden van paarden. Indien de paarden op soortgelijke wijze grazen in een weiland zoals schapen, geiten e.d. dat doen, hoeft het oprichten van een schuilstal voor paarden geen probleem te zijn. Echter het mag niet zo zijn dat de complete structuur van het perceel verandert en dat er een soort mini-manege ontstaat met een rijbak, stapmolen, stro en hooiopslag, parkeerplaats voor paardentrailer e.d.


De nieuwe Wro

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wro in werking getreden, waarbinnen de figuur van vrijstelling ex artikel 19 WRO is komen te vervallen. Zoals aangegeven in hoofdstuk 1 van deze beleidskaders is momenteel het vergunnen van schuilstallen alleen mogelijk via een nieuw bestemmingsplan of via een partiële herziening van het bestemmingsplan. Deze notitie geldt als input voor het parapluplan dat voor het hele Enschedese buitengebied gaat gelden. In de integrale herziening van het plan buitengebied, kan de gemeenteraad aan het college van b en W de bevoegdheid toekennen met gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid in overeenstemming met het beleidskader voor schuilstallen deze schuilstallen te vergunnen.


Handhaving

Wanneer niet aan de uitgangspunten van het beleid wordt voldaan, dan kan worden aangeschreven om de schuilgelegenheid in overeenstemming met het beleid te brengen. Soms betekent dit dat de schuilstal moet worden aangepast, in andere gevallen zal het bouwwerk verwijderd of verplaatst moeten worden. Dit geldt zowel voor reeds bestaande schuilstallen als voor schuilstallen die onder het nieuwe beleid worden geplaatst.


Samengevat:

Schuilstallen zijn na gebruikmaking van een wijzigingsbevoegdheid toegestaan indien:


  • Het gaat om huisvesting van hobbydieren van een particulier. Dat wil zeggen het dusdanig houden van dieren dat er geen sprake is van bedrijfsmatige activiteiten, in een niet bedrijfs-matige context.
  • Er dient sprake te zijn van aantoonbare noodzakelijkheid en doelmatigheid van een schuilstal in het kader van dierenwelzijn.
  • Schuilstallen mogen enkel worden opgericht op percelen met de bestemming agrarisch en agrarisch met waarden. Op de essen (waarde "cultuurhistorisch") mogen geen schuilstallen worden opgericht. Er moet sprake zijn van een goede landschappelijke inpassing. Schuilstallen dienen aan de randen van het perceel te worden gepositioneerd of in de hoek van een perceel bij voorkeur aansluitend bij bestaande opstallen.
  • Vestiging van schuilstallen op percelen met de agrarische bestemming agrarisch is toegestaan als hierdoor de karakteristieke openheid niet in het geding komt. Denk hierbij aan afstand tot bestaande agrarische bedrijven, landschappelijke inpassing, reeds vergunde schuilstallen in de nabijheid.
  • Het dient te gaan om solitair gelegen weilanden met een minimale oppervlakte van 1 hectare. Indien een weiland aansluit op het huis-perceel van de aanvrager, dient de schuilgelegenheid binnen het bouwperceel en binnen de vigerende bebouwingsvoorschriften te worden gerealiseerd.
  • Toegestaan is een maximale oppervlakte van 15 m2, een goothoogte van 2,5 meter en een nokhoogte van maximaal 3,5 meter.
  • Materiaal eisen: gepotdekselde houten gevelbekleding in een bedekte kleur, schuine afdekking met een dakbedekking van bitumen singels, leitjes of donkere dakpannen. Niet toegestaan zijn stalen (damwand) profielen, gemetselde of anderszins stenen muren, kunststof of golfplaten.




4.4.4 Cultuurhistorie

Voor het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest en Zuidoost moet de cultuurhistorische waardenkaart nog worden vastgesteld door de Raad.

Bij de vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied Zuidoost op 27 mei 2013 is er een motie unaniem vastgesteld met betrekking tot de cultuurhistorische paragraaf, waarin terecht wordt opgemerkt dat de cultuurhistorische waarden niet worden geborgd in het bestemmingsplan Buitengebied Zuidoost.

Het buitengebied kent een groot aantal cultuurhistorisch waardevolle objecten. De oude boerenerven in het Twentse landschap worden in toenemende mate bedreigd door "boerderijensterfte" (Tubantia, 3 mei 2013) als gevolg van bedrijfsbeëindiging door agrariërs.

Bij deze motie is aan het college opgedragen dat ook voor het buitengebied een omvattende cultuurhistorische voor het eind van 2013 wordt vastgesteld door Raad. Ook wordt verzocht een zodanige voorbereidingen te treffen dat na vaststelling van die waardenkaart onverwijld een raadsvoorstel voor de cultuurhistorische paragraaf in het bestemmingsplan kan worden ingediend.

Vooruitlopend op de vaststelling van de cultuurhistorische waardenkaart en de vertaling van deze kaart in het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest is er voor gekozen om een voorzet te leveren in de planregels voor de bescherming van de cultuurhistorie.

Bijvoorbeeld in de basisbestemming Agrarisch wordt in de doeleindenomschrijving specifiek vermeld dat de gronden tevens bestemd zijn voor het behoud van landschapselementen. In artikel 3.1.1.b hebben wij opgenomen "het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden, zoals opgenomen in de koesteransichten die zijn opgesteld voor verschillende landschapstypen en als bijlage 3 onderdeel van deze planregels". Deze regels zijn in verschillende artikelen opgenomen en beogen een aantasting te voorkomen.

Op basis van het beleid Gids Buitenkans is het mogelijk om een karakteristieke schuur te verbouwen tot woning. Door de aanduiding "Karakteristiek" toe te kennen aan deze panden wordt voorkomen dat deze schuur wordt afgebroken en er een gewone woning terug wordt gebouwd.

In het plangebied komen bijzondere gebouwen voor, zoals theekoepels en een badhuisje op landgoederen. Deze gebouwtjes worden beschouwd als cultuurhistorisch waardevol. Wij hebben binnen dat kader gemeend aan deze gebouwen een specifieke aanduiding te geven om de bijzondere karakter te onderstrepen. Verwacht wordt dat na de vaststelling van de cultuurhistorische waardenkaart nog een aanvullende herziening van het bestemmingsplan wordt gemaakt om bepaalde cultuurhistorische waarden te beschermen.