Plan: | Eschmarke Zuid West 2010 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0153.20102122-0003 |
Inleiding
Het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Het Verdrag van Valetta) is in 1992 ondertekend. Het verdrag is geïmplementeerd via een wijziging van de Monumentenwet (Wet op de archeologische monumentenzorg), die op 1 september 2007 in werking is getreden.
Doelstelling is om zo veel mogelijk bodemschatten in de bodem te behouden, om zo aantasting van het bodemarchief te voorkomen. Verder wordt bevorderd dat in een zo vroeg mogelijk stadium van de ruimtelijke ordening rekening wordt gehouden met archeologische waarden. Uitgangspunt is tevens dat bodemverstoorders archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen betalen.
De Wet op de archeologische monumentenzorg legt de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed bij gemeenten en bepaalt dat archeologie voortaan binnen het instrumentarium van de ruimtelijke ordening dient te worden meegewogen. De kern van de nieuwe wetgeving is als volgt:
De gemeente heeft ten aanzien van het omgaan met archeologie een substantiële inhoudelijke beleidsruimte om belangenafwegingen te maken. De uitvoering van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg draagt bij aan de kennis van het ontstaan van de stad en samen met de monumenten, landschapshistorie en bouwhistorie, aan de kwaliteit van de ruimte en de identiteit en het imago van de gemeente Enschede
Archeologiebeleid gemeente Enschede
Op 28 januari 2008 heeft de gemeenteraad van Enschede het gemeentelijk archeologiebeleid vastgesteld. Hierin is opgenomen op welke wijze binnen de gemeente Enschede invulling wordt gegeven aan de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed. Op basis van het beleid dient archeologie op een dusdanig vroeg tijdstip te worden betrokken bij planontwikkelingen en/of aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het bouwen of slopen of voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden en dat de risico's van bodemverstoringen voor de archeologie voorafgaand aan de werkzaamheden in kaart kunnen worden gebracht. Hierbij is het van belang dat inzicht bestaat in de archeologische verwachtingswaarde en de trefkans dat waardevolle archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn. Daarbij geldt dat de geologie, de geomorfologie en de aard van de bodem zeer bepalend zijn voor de archeologische verwachtingswaarde. Gesteld kan worden dat tot de Middeleeuwen nederzettingen meestal gelegen waren op hooggelegen gronden (stroomruggen en oeverwallen). In de Middeleeuwen en daarna heeft zich op een deel van deze gronden een esdek gevormd. In deze hoger gelegen gebieden zijn resten van nederzettingen uit diverse periodes te verwachten. Op basis van kennis over het hiervoor genoemde kan een indicatie worden gegeven over hoe groot de kans is dat ergens waardevolle archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn. Deze indicaties ten aanzien van gebiedsspecifieke verwachtingen zijn op een archeologische verwachtingenkaart van de gemeente Enschede aangegeven. Voor gebieden met een hoge en middelhoge archeologische verwachtingswaarde en waardevolle terreinen geldt een archeologische onderzoeksplicht.
In de beleidsnota is een handleiding voor het archeologisch werkproces opgenomen, met daarin te onderscheiden processtappen van inventarisatie, waardering, selectie en specifieke beheersmaatregelen.
fragment Archeologische Verwachtingskaart
Archeologie en het plangebied "Eschmarke Zuid West 2010"
Uit de Archeologische Verwachtingskaart van de gemeente Enschede heeft het overgrote gedeelte van het plangebied "Eschmarke Zuid West 2010" een middelhoge verwachtingswaarde, deels een hoge verwachtingswaarde en deels een lage verwachtingswaarde. Gebieden met een lage verwachtingswaarde zijn vrijgesteld van verplicht archeologisch onderzoek. Archeologisch onderzoek is verplicht in gebieden met een hoge en een middelhoge verwachtingswaarde bij activiteiten met een bodemverstoring van > 500 m2 en een diepte van > 50 cm.
Doordat het bestemmingsplan "Eschmarke Zuid West 2010" overwegend consoliderend van aard is, het gebied voor het merendeel is bebouwd en er op is gericht de bestaande situatie ter plaatse vast te leggen is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.
In het plangebied bevinden zich geen archeologische monumenten en waardevolle archeologische terreinen waarvoor bescherming via het bestemmingsplan noodzakelijk is.
Voor het gebied Leuriks Oost heeft afzonderlijk archeologisch onderzoek plaatsgevonden (Raap-notitie Plangebied Leuriks Oost deelgebieden 1 t/m 4 Archeologisch vooronderzoek: waarderend veldonderzoek). Het veldonderzoek in het plangebied heeft uitgewezen dat de ondiepe geologische ondergrond uit (verweerd) keileem bestaat. Ongeveer centraal in het plangebied heeft zich in het keileem een erosiedal ingesneden. Dit erosiedal is thans grotendeels opgevuld met dekzand. De bodemopbouw in de deelgebieden is grotendeels verstoord. Lokaal zijn nog resten van een laarpodzol aangetroffen. In geen van de deelgebieden zijn archeologische indicatoren waargenomen.
Op grond van het ontbreken van (concrete) aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische resten wordt geen vervolgonderzoek aanbevolen. Op grond van onderhavig onderzoek kunnen vanuit archeologisch oogpunt de geplande ingrepen zonder bezwaren worden uitgevoerd. Het rapport is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.
Mochten in het plangebied bij activiteiten met bodemverstoring toch archeologische resten worden aangetroffen, dan geldt op grond van de monumentenwet een meldingsplicht bij de gemeente Enschede.
Conclusie
Vanuit het oogpunt van archeologie zijn er geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "Eschmarke Zuid West 2010".